Goden van de Ringwereld
Voor de Ringwerelders die de toren Hemel vereerden, hingen er
nu twee torens boven de grond.
Net als de vorige keer wemelde het op het plein voor het
altaar van gezichten als gouden bloemen. `We zijn weer op een
heilige dag gekomen,' zei Louis. Hij probeerde de geschoren
koorleider te ontdekken, maar hij zag hem niet.
Nessus keek verlangend naar de Hemeltoren. De brug van de
Onwaarschijnlijk bevond zich op hetzelfde niveau als de
kaartenkamer van het kasteel. `De eerste keer had ik niet de
gelegenheid om dit oord te verkennen,' zei de poppenbaas treurig.
`En nu kan ik er niet bij komen.'
`We kunnen een opening maken met de desintegrator,'
suggereerde Spreker. `En je dan laten zakken, met een touw of een
ladder.' `Ook deze mogelijkheid moet aan mij voorbijgaan.'
`Het is niet zo gevaarlijk als heel veel andere dingen die je
hier hebt gedaan.'
`Maar toen ik hier risico's liep, was ik op zoek naar kennis.
Nu heb ik genoeg gegevens over de Ringwereld, mijn thuiswereld
heeft niet meer nodig. Als ik nu nog mijn leven riskeer, dan zal ik
dat alleen doen om ervoor te zorgen dat ik naar huis kan
terugkeren, mét die gegevens. Louis, daar is je schaduwvlakdraad.'
Louis knikte stil.
Over de draaiwaartse kant van de stad lag een wolk zwarte
rook. Aan de manier waarop het zich dicht tegen de gebouwen aan
klemde, was te zien dat het een dikke laag moest zijn, en ook
zwaar. Een obelisk met ramen, vlakbij het centrum, stak door de
massa heen. De rest was er onder bedolven.
Het moest schaduwvlakdraad zijn. Maar er was zoveel! `Hoe
kunnen we dat nou vervoeren?'
Louis kon alleen maar zeggen: `Ik heb er geen idee van.
Laten we eerst maar es naar beneden gaan om het wat beter te
bekijken.'
Ze zetten hun gehavende politiegebouw naast het plein met
het altaar neer, aan de draaiwaartse kant.
Nessus zette de motoren die het gebouw in de lucht hielden
niet af. Hij liet het gebouw de grond maar net raken. Wat een
observatiepodium boven gevangeniscellen was geweest, werd nu de
loopplank. Als hij het gebouw verder had laten zakken, zou het
podium volkomen in elkaar zijn gedrukt.
`We moeten een manier zien te vinden om met dat spul om te
springen,' zei Louis. `Een handschoen van hetzelfde draad zou
geschikt kunnen zijn. Of we kunnen het opwinden op een spoel van
Ringvloer-materiaal.'
`We hebben noch handschoenen noch spoel. We moeten met de
mensen hier praten,' zei Spreker. `Misschien hebben ze wel oude
legenden, oude stukken gereedschap, oude heilige relieken. En wat
meer is: ze hebben drie dagen gehad om met het draad om te leren
gaan.'
`Dan moet ik met jullie meegaan.' De poppenspeler wilde niet
erg graag, daar wees zijn plotselinge huiveren wel op. `Spreker,
jij beheerst de taal niet voldoende. We moeten Halrloprillalar hier
laten om het gebouw te laten opstijgen als dat nodig mocht blijken.
Tenzij — Louis, zou Teela's inheemse minnaar ertoe kunnen worden
overgehaald om voor ons te onderhandelen?'
Het stak Louis om zo over Zoeker te horen praten. Hij zei:
`Zelfs Teela wil hem geen genie noemen. Ik zou het onderhandelen
niet aan hem durven toevertrouwen.'
`Ik evenmin. Louis, hebben we werkelijk het schaduwvlakdraad
nodig?'
`Ik wéét het niet. Als ik geen dolle dromen koester, dan
hebben we het nodig. Anders ...'
`Laat maar, Louis. Ik ga wel mee.'
`Je hoeft niet op mijn oordeel te vertrouwen ...'
`Ik ga.' Weer rilde de poppenspeler. Het vreemdste aan Nessus'
stem was dat hij zo helder kon klinken, zo precies, zonder ooit
blijk te geven van een spoor van emotie. `Ik weet dat we het draad
nodig hebben. Door welke samenloop van omstandigheden is het draad
zo keurig in onze omgeving terechtgekomen? Alle toevallige
samenlopen van omstandigheden zijn terug te voeren op Teela Brown.
Als we het draad niet nodig hadden, zou het niet hier zijn.'
Louis ontspande zich. Niet omdat wat Nessus zei verstandig
klonk, want dat was niet het geval. Maar het vormde een
ruggesteuntje voor Louis' eigen tentatieve conclusies. En daarom
klampte Louis zich aan de woorden van de poppenspeler vast, en
weerhield zich ervan om Nessus te vertellen wat voor onzin hij
debiteerde.
Ze liepen achter elkaar de toren uit en het land op, onder de
schaduw van de Onwaarschijnlijk uit. Louis had een flitslichtlaser
bij zich, Spreker-tot-Dieren de desintegrator. Zijn spieren golfden
soepel onder het lopen, en ze waren heel duidelijk te zien door
zijn centimeter lange oranje vacht heen. Nessus was blijkbaar
ongewapend. Hij gaf de voorkeur aan de tasp, en aan zijn positie in
de achterhoede.
Zoeker liep naast hen, zijn zwarte ijzeren zwaard paraat. Zijn
grote, zwaar vereelte voeten waren naakt, net als zijn hele
lichaam, afgezien van de gele huid die hij droeg als lendedoek.
Zijn spieren golfden net als die van de Kzin.
Teela was ongewapend.
De laatste twee zouden nu aan boord van de Onwaarschijnlijk op
de afloop van de onderhandelingen hebben zitten wachten, als Louis
en Zoeker niet over Teela hadden gepraat, die ochtend. Het was
Nessus' schuld. Louis had de poppenbaas als tolk laten fungeren
toen hij Teela Brown te koop aanbood aan Zoeker.
Zoeker had ernstig geknikt, en één capsule Ringwereld-elixer
geboden, ter waarde van ongeveer vijftig jaar leven.
`Akkoord,' had Louis gezegd. Het was een genereus bod, al was
Louis niet van plan om het spul in zijn mond te stoppen. Het was
wel zeker dat het elixer nog nooit was uitgeprobeerd op iemand als
Louis Wu, die al zo'n honderdzeventig jaar methusalixer
gebruikte.
Zoals Nessus het daarna uitlegde in Interwerelds: `Ik wilde
hem niet beledigen, Louis, of impliceren dat je Teela niet hoog
aansloeg. Ik wilde meer. Hij is nu de eigenaar van Teela, en jij
hebt de capsule, die je kunt laten analyseren wanneer we weer terug
zijn op de Aarde. Als we ooit nog terugkeren naar de Aarde. Verder
zal Zoeker ons beschermen tegen alle mogelijke vijanden, tot we het
draad te pakken hebben.'
`Hij gaat ons allemaal beschermen met dat anderhalve meter
lange broodmes van 'm?'
`Het was alleen maar om zijn gevoel voor eigenwaarde te
strelen, Louis.'
Teela had er natuurlijk op gestaan om mee te gaan. Zoeker was
haar partner, en hij begaf zich in een gevaarlijke situatie. Nu
vroeg Louis zich af of de poppenbaas daarop had gerekend. Teela was
Nessus' hoogsteigen zorgvuldig gefokte mascotte ..
De hemel was natuurlijk altijd bewolkt, zo dicht bij de
Oogstorm. In het grijswitte licht liepen ze naar een verticale
zwarte wolk, tientallen verdiepingen hoog.
`Niet aanraken,' waarschuwde Louis, want hij wist nog goed wat
de priester hem had verteld bij zijn eerste bezoek. Een meisje was
een paar vingers kwijtgeraakt toen ze had geprobeerd het draad op
te rapen.
Toen ze er dichtbij waren, zag het er nog steeds uit als
zwarte rook. Je kon er doorheen kijken naar de ruïnes van de stad,
en de bijenkorf-bungalows-uit-de-voorsteden, en de vlakke glazen
gebouwen als supermarkten zien, dat zouden ze tenminste zijn
geweest als dit een wereld uit de menselijke ruimte was geweest. Ze
lagen binnenin de zwarte wolk, alsof daarbinnen ergens een brand
woedde.
Je kon de zwarte draad nog zien als je er twee, tweeëneenhalve
centimeter vandaan was, maar als je dichterbij kwam, gingen je ogen
tranen en de draad verdween, zo bijna onzichtbaar dun was hij.
Schaduwvlakdraad leek veel te veel op Sinclair monofilament, en
Siniclair monofilament was gevaarlijk.
`Probeer de desintegrator eens,' zei Louis. `Kijk of je erdoor
komt, Spreker.'
Een snoer vonkende lichtjes verscheen in de zwarte wolk.
Het was waarschijnlijk heiligschennis. Vecht u met licht? had
de man in Zigna-muklikklik gezegd. Maar de bevolking moest al veel
eerder plannen hebben beraamd om de vreemdelingen te doden. Toen de
kerstlichtjes in de wolk van zwart draad zichtbaar werden, kwamen
maniakale wilde kreten overal vandaan. In veel-kleurige dekens
gehulde mannen stroomden de gebouwen uit, gillend en zwaaiend met
... zwaarden en knuppels?
De arme idioten, dacht Louis. Hij zette zijn flitslichtlaser
op intens en geconcentreerd.
Lichtzwaarden, laserwapens waren al tijden lang op alle
werelden in gebruik. Louis' training was een eeuw oud, en de oorlog
waarvoor hij was opgeleid, had helemaal niet plaatsgevonden. Maar
de regels waren zo eenvoudig dat je ze vrijwel nooit vergat.
Hoe langzamer de zwaaiende beweging, hoe dieper de wond. Maar
Louis liet zijn laser in brede snelle zwaaien heen en weer gaan.
Mannen struikelden achteruit, hun armen om hun middel geslagen, hun
goudbehaarde gezichten zonder uitdrukking. Als je veel vijanden
tegenover je hebt: snel je wapen heen en weer zwaaien. Maak een
wond van niet meer dan een centimeter diep, maar zorg dat je er
veel te pakken krijgt. Druk hun tempo! Louis had medelijden met ze.
Die fanatici hadden alleen maar zwaarden en knuppels. Ze hadden
geen schijn van kans .. . Maar één wist met zijn zwaard Sprekers
arm te raken, zo hard dat Spreker de desintegrator moest laten
vallen. Een ander griste hem weg en gooide hem verder. Hetzelfde
ogenblik was hij dood, want Spreker haalde naar hem uit met zijn
goede hand, en klauwde de ruggegraat uit zijn lichaam. Een derde
man ving het wapen, draaide zich om en rende weg. Hij probeerde
niet er gebruik van te maken. Hij rende er alleen maar mee weg.
Louis kon hem niet neerschieten met de laser: ze deden al te veel
moeite om hem te vermoorden.
Zorg dat je straal altijd de romp raakt.
Louis had nog niemand gedood. Nu aarzelde de vijand, of scheen
te aarzelen, en Louis nam even de tijd om de twee mannen te doden
die het dichtste bij hem waren. Laat de vijand nooit dichtbij
komen.
Hoe ging het met de anderen?
Spreker-tot-Dieren doodde met zijn handen. Zijn goede hand was
een klauw waarmee hij scheurde, zijn verbonden hand was een zware
knots. Soms dook hij weg voor een zwaardpunt en greep de man
erachter. Hij was omsingeld, maar de mensen drongen niet woest naar
hem op. Hij was een buitenwerelds wezen, een oranje monster, dat
dood en verderf zaaide, tweeëneenhalve meter hoog, met puntige
tanden.
Zoeker hield stand, zijn zwarte ijzeren zwaard in zijn vuist.
Drie mannen lagen op de grond voor hem, en anderen durfden niet in
zijn buurt te komen. Het zwaard droop: Zoeker was een gevaarlijk,
bedreven zwaardvechter, en de Ringwerelders wisten wat een zwaard
was. Teela stond achter hem, voor het ogenblik veilig in de kring
van strijdenden. Ze keek bezorgd, zoals een goede heldin behoorde
te kijken.
Nessus rende naar de Onwaarschijnlijk toe, een hoofd laag
en naar voren gericht, en een hoog in de lucht. Laag om om
hoeken te kunnen kijken, hoog voor het overzicht.
Louis was ongedeerd, legde vijanden neer als ze zich al te
zeer blootgaven, en hielp de anderen wanneer hij kon. De
flitslicht-laser bewoog vlot en zeker in zijn hand, een staaf
dodend groen licht.
Nooit op een spiegel richten. Reflecterende lichaamspantsers
konden een onaangename verrassing opleveren voor de man met de
laser. Hier waren ze blijkbaar die truc vergeten.
Een man in een groene deken stormde op Louis af, gillend,
zwaaiend met een zware hamer, zijn best doend om er gevaarlijk uit
te zien. Een gouden bloem met ogen ... Louis liet het groene
laserlicht over hem heen glijden, en de man bleef doorlopen.
Doodsbenauwd bleef Louis stokstijf staan en hield de straal op
één punt vast. De man stond op het punt naar Louis' hoofd uit te
halen toen een plekje op zijn deken zwart verkoolde en toen groen
opvlamde. Hij sloeg tegen de grond, in het hart getroffen.
Kleding in de kleur van je lichtzwaard kan even erg zijn als
een reflecterend pantser. Finagle geve dat er niet meer van dat
soort waren! Louis liet groen licht langs iemands nek glijden ..
.
Een Ringwerelder probeerde de vluchtende Nessus tegen te
houden. Hij moest moed hebben gehad dat hij zo'n griezelig ogend
monster aanviel. Louis kon niet goed schieten, maar de man stierf
toch, want Nessus draaide zich bliksemsnel om en trapte, en maakte
de draai af en rende verder. Toen .. .
Louis zag het gebeuren. De poppenspeler draafde een leeg stuk
op, één hoofd hoog, het andere laag. Het hooggeheven hoofd was
opeens gescheiden van het lichaam, rolde stuiterend weg. Nessus
kwam tot staan, draaide zich om, en verroerde zich niet meer.
Zijn nek eindigde in een vlakke stomp, en uit die stomp golfde
bloed, bloed dat even rood was als dat van Louis Wu.
Nessus jammerde, een hoog, klaaglijk geluid.
De Ringwerelders hadden hem in een val van schaduwvlakdraad
gelokt.
Louis was tweehonderd jaar oud. Hij was al eerder vrienden
kwijtgeraakt. Hij vocht verder, en zijn lichtzwaard volgde bijna
als in een reflex zijn ogen. Arme Nessus. Maar ik zou best de
volgende kunnen zijn .. .
De aanvallers hadden zich wat teruggetrokken. In hun eigen
ogen moesten hun verliezen afzichtelijk zwaar zijn
geweest.
Teela staarde naar de stervende poppenspeler, haar ogen heel
groot, haar knokkels tegen haar tanden gedrukt. Spreker en Zoeker
trokken zich langzaam terug op de Onwaarschijnlijk .. . Wacht es
even! Hij heeft er een in reserve!
Louis rende naar de poppenspeler toe. Toen hij langs Spreker
rende, griste de Kzin de flitslichtlaser uit zijn hand. Louis dook
om de val te vermijden, bleef voorovergebogen doorlopen, en raakte
Nessus met zijn schouder, zodat de poppenbaas op de grond viel. Het
had er veel van weg gehad dat de poppenspeler op het punt stond in
paniek weg te rennen.
Louis zette zijn knie tegen het lichaam van de poppenspeler,
zodat deze er niet vandoor kon, en tastte naar een riem.
Nessus droeg geen riem.
Maar hij moest een riem dragen!
En Teela reikte hem haar sjaal aan!
Louis graaide hem uit haar handen, maakte er een lus in, en
liet die over de afgesneden nek van de poppenspeler glijden. Nessus
had vol ontzetting naar de stomp liggen kijken, naar het bloed dat
uit de ene slagader golfde. Nu gleed zijn oog omhoog naar Louis'
gezicht, Nessus deed zijn oog dicht en viel flauw.
Louis trok de knoop strak aan. Teela's sjaal wrong de ene
slagader dicht, en ook twee grote aders, het strottehoofd, de
slokdarm, alles.
Hebt u een tourniquet om zijn nek gelegd, dokter? Maar het
bloed stroomde niet meer.
Louis hukte zich en nam de poppenspeler in een brandweergreep
over zijn schouders. Hij draaide zich om en rende de schaduw van
het politiegebouw in. Zoeker rende voor hem uit om hem te dekken,
en de punt van zijn zwarte zwaard maakte kleine kringetjes terwijl
hij naar een vijand zocht. Gewapende Ringwerelders keken naar hen,
maar ze werden niet aangevallen.
Teela draafde achter Louis aan. Spreker-tot-Dieren kwam als
laatste, terwijl zijn flitslichtlaser groene lichtstralen boorde in
plekken waar zich misschien aanvallers schuilhielden. Toen ze bij
het schip waren, bleef de Kzin staan, wachtte tot Teela veilig
binnen was, en toen — Louis zag nog net dat hij weer wegliep.
Maar waarom?
Geen tijd om te proberen daar achter te komen. Louis liep
de trap op. De poppenspeler werd ongelooflijk zwaar voordat
Louis op de brug was. Hij liet Nessus naast de in plastic begraven
cyclette op de grond zakken, greep de eerstehulp-apparatuur en
wreef de diagnoseplaat over de nek van de poppenbaas, onder de
tourniquet. De medikit van Nessus zat via een voedingskabel vast
aan zijn cyclette, en Louis vermoedde, en terecht, dat een en ander
ingewikkelder in elkaar zat dan bij zijn eigen cyclette.
Even later veranderde de instelling van de keuken opeens,
zonder dat een van hen er iets aan had gedaan. Een paar tellen
later gleed een draad uit het dashboard, raakte de nek van de
poppenspeler, zocht even de huid af, vond toen een goede plek, en
gleed naar binnen.
Louis rilde. Maar — intraveneuze voeding. Nessus moest nog in
leven zijn.
De Onwaarschijnlijk was opgestegen, al had hij daarvan niets
gevoeld. Spreker zat op de laagste trede boven het
observatieplatform en keek omlaag naar de Hemeltoren. Hij hield
iets heel voorzichtig in zijn handen.
`Is de poppenspeler dood?'
`Nee. Hij heeft een hoop bloed verloren.' Louis liet zich
naast de Kzin op de trede zakken. Hij was doodmoe en
verschrikkelijk gedeprimeerd. `Kunnen poppenspelers een shock
krijgen?' `Hoe zou ik dat nu moeten weten? Shock is een heel
eigenaardig mechanisme. We hebben er eeuwen op moeten studeren voor
we er achter waren waarom jullie mensen zo gemakkelijk stierven als
we jullie martelden.' De Kzin concentreerde zich duidelijk op iets
anders. Maar hij vroeg: `Was het het geluk van Teela Brown?' `Ik
denk het wel.'
`Waarom? Hoe kan de verwonding van de poppenspeler Teela
helpen?'
`Daarvoor moet je haar bekijken door mijn ogen, Spreker. Ze
was heel eenzijdig toen ik haar voor het eerst ontmoette. Ze kon
niet worden gekwetst, het hele idee van pijn was haar
vreemd.'
`Ik begrijp er niets van, Louis.'
`Teela was een leeg masker, zonder persoonlijkheid erachter,
toen ze hier kwam. Ze had nooit pijn gevoeld. Haar persoonlijkheid
was niet menselijk.'
`Waarom is dat kwalijk?'
`Omdat ze was ontworpen als iemand die wél een menselijke
persoonlijkheid had, voor Nessus iets anders van haar maakte. Drigg
hem! Begrijp je dan niet wat hij heeft gedaan? Hij heeft god naar
zijn eigen beeld geschapen, zijn eigen geïdealiseerde image, en hij
kreeg Teela Brown.
En zij is iets dat elke poppenbaas dolgraag zou willen zijn.
Ze kan niet worden gekwetst. Ze kan zich zelfs niet beroerd voelen,
tenzij het voor haar eigen bestwil is.
Daarom is ze hier terechtgekomen. De Ringwereld is een
„gelukkige" plaats voor haar, omdat ze hier de scala aan ervaringen
kan meemaken die haar honderd procent menselijk maakt. Ik denk dat
de Loterijen niet veel mensen zoals zij hebben opgeleverd. Dan
hadden die hetzelfde geluk gehad, waren aan boord geweest van de
Leugenaar. Teela had gewoon meer geluk.
Maar toch ... er moeten tientallen Teela Browns op de Aarde
zijn! De toekomst gaat er een beetje eigenaardig uitzien als die.
erachter komen wat voor macht ze hebben. De rest zal moeten leren
om uit hun buurt te blijven, en snel ook.'
`En het hoofd van de bladeter?' vroeg Spreker. `Ze kan geen
meegevoel opbrengen voor iemand anders pijn,' zei Louis. `Misschien
had ze het wel nodig om een goede vriend gewond te zien. Teela's
geluk kon het niets schelen wat dat Nessus .i kostte. Weet je waar
ik die tourniquet vandaan haalde? Teela zag wat ik nodig had en
pakte iets dat als tourniquet dienst kon doen. Het is
waarschijnlijk de eerste keer in haar leven dat ze goed heeft
gereageerd in een noodsituatie.'
`Maar waarom zou ze dat hoeven te doen? Haar geluk zou haar
moeten beschermen tegen noodsituaties.'
`Ze heeft nooit geweten dat ze kan functioneren in een
noodsituatie. Ze heeft nooit zoveel reden gehad voor
zelfvertrouwen. En tot nu toe steeds terecht.'
`Dat begrijp ik werkelijk niet.'
`Ontdekken wat je wel en wat je niet kunt maakt deel uit van
het proces van volwassen worden. Teela kon niet volwassen worden
zonder een keer tegenover een zeer reële noodsituatie te komen
staan.'
`Dat moet iets heel menselijks zijn,' zei Spreker.
Louis interpreteerde de woorden van de Kzin als een uiting
vaná totale verwarring. Hij gaf geen antwoord.
`Ik vraag me af of we de Onwaarschijnlijk niet lager hadden
moeten laten zweven dan de Hemeltoren. Misschien hebben ze er wel
iets godslasterlijke in gezien. Maar dat soort overwegingen is,
vermoed ik, futiel, zolang het geluk van Teela Brown aan de
touwtjes trekt.'
Louis had nog steeds niet gezien wat de Kzin zo beschermend
vasthield. `Ben je teruggegaan om het hoofd te halen? Dan heb je je
tijd verspild. We kunnen het onmogelijk koud genoeg, vlug genoeg
invriezen.'
`Nee, Louis.' Spreker liet iets ter grootte van een vuist
zien. Het had de vorm van een kindertol. `Kom er niet aan. Je zou
je vingers kunnen kwijtraken.'
`Vingers. 0!' Het ene uiteinde van het traanvormige ding liep
uit in een spitse punt, en die punt werd de zwarte draad die de
schaduwvlakken met elkaar verbond.
`Ik wist dat de mensen hier met de draad overweg konden,' zei
Spreker. `Dat moest wel, anders hadden ze nooit de val kunnen
opstellen die Nessus z'n hoofd kostte. Ik ging terug om te kijken
hoe ze dat hadden gedaan.
Ze hadden een van de eindpunten gevonden. Ik vermoed dat het
andere eind gewoon draad is, dat de draad ergens halverwege is
gebroken toen we er met de Leugenaar tegenaan kwamen, maar dat dit
ding bij die botsing is losgescheurd uit een van de schaduwvlakken.
We hebben geluk gehad dat we dit ding hebben gevonden.'
`Dat is zeker waar. We kunnen het achter ons aan slepen. Als
de draad ergens achter blijft haken, zou het obstakel zonder veel
moeite doorgesneden moeten kunnen worden.'
`Waar gaan we nu heen, Louis?'
`Naar stuurboord. Terug naar de Leugenaar.'
`Natuurlijk, Louis. We moeten Nessus laten verzorgen door de
medische apparatuur van de Leugenaar. En dan?'
`Dan zien we nog wel.'
Hij liet Spreker even alleen met het druppelvormige
bevestigingspunt en liep naar boven om nog wat van het plastic te
halen waarmee ze Nessus' cyclette hadden ingebed. Ze gebruikten
twee handenvol van het spul om het ding vast te plakken aan de wand
— en toen was er geen energie voorhanden om het plastic te
laten coguleren. De desintegrator had daarvoor kunnen dienen,
maar die waren ze kwijt. Het was een frustrerende toestand, tot
Louis ontdekte dat de energiecel in zijn laser genoeg energie
leverde. Het eind van de druppel waar de draad aan vastzat, stak nu
buiten de Onwaarschijnlijk uit, en wees naar bakboord.
`Als ik me goed herinner ligt de brug aan de stuurboordzijde,'
zei Spreker. `Als dat niet het geval is, moeten we het overdoen.
Het draad moet achter ons aan slepen.'
`Misschien werkt het wel,' zei Louis. Maar zeker daarvan was
hij bepaald niet ... In ieder geval konden ze het draad niet gewoon
binnen de Onwaarschijnlijk halen. En het zou waarschijnlijk wel
door alles heen snijden en niet ergens achter blijven haken.
Ze vonden Teela en Zoeker in de machinekamer, met Prill, die
bezig was met de motoren die de toren in de lucht hielden. `Hier
scheiden zich onze wegen,' zei Teela kort. `Deze vrouw zegt dat ze
de Onwaarschijnlijk vrijwel tegen de Hemel aan kan laten rusten. We
zouden zonder veel moeite door een raam moeten kunnen klauteren, de
banketzaal in.'
`En wat dan? Je zit er vast, tenzij je wat weet te doen met de
motoren van de Hemel.'
`Zoeker zegt dat hij wat afweet van magie. Ik ben ervan
overtuigd dat het hem zal lukken.'
Louis wilde niet proberen om Teela Brown tot andere gedachten
te brengen. Hij was even bang om Teela de voet dwars te zetten als
om een aanvallende bandersnatch met zijn blote handen tegen te
houden. Hij zei: `Als je er niet achter kunt komen waar alle
knoppen en schakelaars voor dienen, moet je maar gewoon op goed
geluk dingen in gaan drukken en om gaan halen.'
`Daar zal ik aan denken,' glimlachte ze. En toen, ernstiger:
`Zorg goed voor Nessus.'
Toen Zoeker en Teela twintig minuten later van boord gingen,
hadden ze verder geen afscheidswoorden gewisseld. Louis had er nog
over gedacht om wat te zeggen, maar dat had hij toch maar niet
gedaan. Wat kon hij haar nu vertellen over haar eigen talent? Ze
zou er door vallen en opstaan achter moeten komen, terwijl het
geluk zelf haar in leven hield.
In de paar uur daarna was de lichaamstemperatuur van de
poppenspeler heel laag geworden. Hij leek wel dood, maar dat was
hij niet: de lampjes op zijn eerstehulp-apparatuur bleven actief,
ook al begrepen Spreker en Louis niet wat ze betekenden. De
poppenspeler verkeerde waarschijnlijk in een toestand waarin de
lichaamsfuncties tot bijna nul waren teruggebracht.
Terwijl de Onwaarschijnlijk voortgleed naar stuurboord,
sleepte het schaduwvlakdraad er achteraan, nu eens slap, dan weer
strak. Oude gebouwen stortten ter aarde, vele keren doorgesneden
door in de knoop geraakt draad. Maar het druppelvormige handvat
bleef vastzitten in zijn bed van plastic.
De stad van het zwevende kasteel kon niet wegzakken achter de
horizon. De volgende paar dagen werd de stad steeds kleiner, toen
een vage vlek, toen onzichtbaar.
Prill zat naast Nessus. Ze kon niets voor hem doen, maar
weggaan wilde ze ook niet. Ze was er ellendig aan toe, dat zag je
wel. `We moeten iets voor haar doen,' zei Louis. `Ze is verslaafd
aan de tasp, en nu is de tasp weg en moet ze het van het ene
ogenblik op het andere zonder doen. Als ze zich niet van kant
maakt, vermoordt ze vast Nessus of mij!'
`Louis, je wilt toch zeker geen goede raad van mij hebben?'
`Nee. Nee, ik geloof het niet.'
Je kunt een mens die het moeilijk heeft, helpen door de goede
luisteraar te spelen. Louis deed zijn best, maar hij beheerste er
de taal niet goed genoeg voor, en Prill wilde niet praten. Hij zat
knarsetandend naar de muur te kijken als hij alleen was, maar als
hij bij Prill was, bleef hij zijn best doen.
Ze was voortdurend voor zijn ogen. Zijn geweten zou niet meer
zo hebben geknaagd als hij uit haar buurt had kunnen blijven, maar
ze wilde de brug niet verlaten.
Heel langzaam begon hij de taal te leren, en heel langzaam
begon Prill te praten. Hij probeerde haar te vertellen van Teela,
en Nessus, en voor god spelen .. .
`Ik dacht echt dat ik een god was,' zei ze. `Werkelijk. Waarom
dacht ik dat? Ik heb de Ring niet gebouwd. De Ring is veel ouder
dan ik.'
Prill leerde ook. Ze sprak een vereenvoudigde versie van haar
eigen taal, een soort pidgin: twee tijden, een beperkte
woordenschat, vrijwel geen nuancerende bepalingen, een overdreven
uitspraak.
`Dat hebben ze tegen je gezegd,' zei Louis.
`Maar ik wist het.'
`Iedereen wil een god zijn.' Wil de macht, zonder de
verantwoordelijkheid, maar die woorden kende Louis niet.
`Toen kwam hij. Tweehoofd. Hij had machine?'
`Hij had tasp-machine.'
Tasp,' zei ze, het woord zorgvuldig uitsprekend. `Daar kon ik
alleen naar raden. Tasp maakte hem god. Hij tasp kwijt, nu geen god
meer. Is Tweehoofd dood?'
Dat was moeilijk te zeggen. `Hij zou het stom vinden om dood
te zijn,' zei Louis.
`Stom om hoofd af te laten snijden,' zei Prill. Een grapje. Ze
had een grapje proberen te maken.
Prill begon belangstelling te krijgen voor andere dingen: seks
en taallessen en het landschap van de Ringwereld. Ze kwamen een
stel zonnebloemen tegen. Prill had die nog nooit gezien. Ze
ontweken de furieuze pogingen van de planten om ze te verkolen,
groeven een dertig centimeter hoge stengel op en planten die op het
dak van de Onwaarschijnlijk. Daarna bogen ze scherp naar
draaiwaarts af om dichtere concentraties te vermijden.
Toen ze door hun voedsel heen begonnen te raken, raakte Prill
haar belangstelling voor Nessus kwijt. Louis verklaarde haar
genezen.
Spreker en Prill probeerden in het volgende dorp Louis' oude
plan uit, en speelden voor goden. Louis hing onzeker boven hen,
hoopte dat Spreker het zou redden, en eigenlijk wilde hij het
liefst zijn hoofd kaalscheren en mee gaan doen. Maar als acoliet
was hij niets waard. Na dagen oefenen was hij nog niet erg thuis in
de taal. Ze kwamen terug met offergaven. Voedsel.
Toen de dagen weken werden, deden ze het steeds weer opnieuw.
Ze waren er goed in. Sprekers vacht werd langer, zodat hij weer een
panter met oranje bont was, `een soort oorlogsgod'. Hij volgde
Louis' advies op om zijn oren plat tegen zijn hoofd gevouwen te
houden.
Het had een eigenaardige uitwerking op Spreker. Op een avond
had hij het erover met Louis.
`Voor god spelen, dat doet me niets,' zei hij. `Maar wel dat
ik zo slecht speel.'
Wat bedoel je?'
`Ze stellen ons vragen, Louis. De vrouwen stellen vragen aan
Prill, en ze geeft er antwoord op, en meestal heb ik geen benul van
probleem of oplossing. De mannen zouden hun vragen óók aan Prill
moeten stellen, want Prill is een mens, en ik niet. Maar ze stellen
ze aan mij. Aan mij! Waarom moeten ze een wezen dat niet van hun
wereld is om hulp vragen bij het afhandelen van hun
zaken?'
`Jij bent een mannelijk wezen. Een god is een soort symbool,'
zei Louis, `ook als hij echt is. Jij bent een mannelijk symbool.'
`Belachelijk. Ik heb niet eens uitwendige geslachtsorganen, en jij
wel, tenminste, dat neem ik wel aan.'
`Jij bent groot en indrukwekkend en je hebt een gevaarlijk
uiterlijk. Dat maakt je automatisch tot een mannelijkheidssymbool.
Ik geloof niet dat je je daarvan zou kunnen ontdoen zonder dan
meteen ook je goddelijkheid kwijt te raken."
`Wat we nodig hebben is een soort microfoon, zodat jij vreemde
vragen en vragen die mij in verlegenheid kunnen brengen voor me
kunt beantwoorden.'
Frill verraste hen. De Onwaarschijnlijk was een politiebureau
geweest. In een van de opslagkamers vond Prill een
multikanaals-intercom, met een batterij die kon worden opgeladen
door de krachtcentrale van het gebouw. Toen ze klaar waren, deden
twee van de zes intercoms het weer.
`Je bent slimmer dan ik dacht,' zei Louis die nacht tegen
Frill. Hij aarzelde, maar hij kende de taal nog niet goed genoeg om
tactvol te kunnen zijn. `Slimmer dan een scheepshoer zou moeten
zijn.'
Frill lachte. `Dwaas kind dat je bent. Je hebt me zelf verteld
dat jullie schepen heel snel gaan, vergeleken met de onze.'
`Inderdaad,' zei Louis. `Ze gaan sneller dan het licht.'
'Ik geloof dat je een al te mooi verhaal ophangt,' lachte ze.
`Onze theorie zegt dat dat niet mogelijk is.'
`Misschien hebben we wel verschillende theorieën.'
Ze scheen even van haar stuk gebracht. Louis had geleerd af te
gaan op haar onwillekeurige spierbeweging in plaats van op haar
vrijwel uitdrukkingsloze gezicht. Maar ze zei: `Verveling kan
gevaarlijk zijn als het een schip jaren kost om van de ene wereld
naar de andere te komen. Je moet mensen op heel veel, en op heel
veel verschillende manieren kunnen bezighouden. Om
scheeps
321
hoer te kunnen zijn moet je veel weten van medicijnen voor
hoofd en voor lichaam, en het vermogen hebben om van veel mannen te
houden, en een goed ontwikkeld conversatietalent. We moeten iets
afweten van het schip, zodat we geen ongelukken veroorzaken. We
moeten gezond zijn. Ons gilde eist dat we leren om een
muziekinstrument te bespelen.'
Louis' mond viel open. Prill lachte muzikaal, en raakte hem
hier aan, en daar .. .
Het intercomsysteem werkte prachtig, ondanks het feit dat de
oortelefoons waren berekend op een menselijk oor, en niet dat van
een Kzin. Louis leerde snel te denken, snel te reageren als de man
achter de oorlogsgod. En als hij fouten maakte dan kon hij altijd
nog tegen zichzelf zeggen dat de Onwaarschijnlijk sneller was dan
het nieuws op de Ringwereld. Elk contact met de inheemse bevolking
was een eerste contact.
De maanden gleden voorbij.
Het land helde langzaam omhoog, werd langzaam kaal.
Vuist-van-God was overdag zichtbaar, en werd met de dag groter.
Louis' denken was een routine geworden, en het duurde even voor hij
goed door had wat er aan de hand was.
Het was midden op de dag toen hij naar Prill ging. `Er is iets
dat je weten moet,' zei hij. `Weet je iets af van inductiestroom?'
En hij legde uit wat hij bedoelde.
`Heel lichte impulsen kunnen aan de hersenen worden
toegediend, en zo rechtstreeks genot of pijn veroorzaken.' Ook dat
legde hij uit.
En ten slotte: `Zo werkt een tasp nu.'
Dat had ongeveer twintig minuten geduurd. Prill zei: `Ik wist
dat hij een machine had. Waarom leg je me nu uit hoe hij werkt?'
`We gaan weg uit de beschaving. We komen niet veel dorpen, of zelfs
plaatsen waar we aan voedsel kunnen komen, meer tegen voor we bij
ons ruimteschip zijn. Ik wilde je eerst vertellen over de tasp voor
je een besluit nam.'
`Waarover een besluit nam?'
`Zullen we je bij het volgende dorp afzetten? Of wil je met
ons mee naar de Leugenaar, en daar de Onwaarschijnlijk terug
hebben? We kunnen je daar ook voedsel geven.'
`Er is plaats voor me aan boord van de Leugenaar,' zei ze
ferm.
`Tuurlijk, maar ...'
`Ik ben ziek van wilden. Ik wil naar de beschaving toe.'
`Misschien heb je er wel moeite mee om je aan ons en onze gewoonten
aan te passen. Iedereen heeft haar zoals ik, bijvoorbeeld.' Louis'
haar was lang en dik geworden. De vlecht had hij afgeknipt. `Je
zult een pruik moeten hebben.'
Prill maakte een grimas. `Ik kan me aanpassen.' Opeens lachte
ze. `Wou jij alleen naar huis gaan, zonder mij? Het grote oranje
wezen kan een vrouw niet vervangen.'
`Dat is het enige argument dat steeds weer werkt.'
`Ik kan jouw wereld helpen, Louis. Jullie weten maar weinig
van seks af.'
Louis was zo verstandig om daar niet op in te gaan.