De kaartenkamer
De kaartenkamer bevond zich helemaal bovenin het kasteel, in
overeenstemming met het belang van het vertrek. Louis hijgde
behoorlijk van de klim. Hij had de grootste moeite gehad om Spreker
bij te houden. De Kzin rende niet, maar hij liep wel harder dan een
mens kon lopen.
Louis was net boven aan de laatste trap toen Spreker door een
dubbele deur voor hen stapte.
Door het gat zag Louis een horizontale strook gitzwart,
twintig centimeter breed, en een meter van de grond. Hij keek er
voorbij, zocht naar een soortgelijke strook ertegenover, maar dan
lichtblauw met donkerblauw geblokt, en die was er.
Bingo.
Louis bleef in de deuropening staan en nam de details in zich
op. De miniatuur-Ringwereld was bijna even groot als het vertrek
zelf, en dat was rond en had een diameter van zo om en nabij de
veertig meter. Middenin de hoepel stond een rechthoekig scherm op
een zware stellage, het scherm zelf van de deur afgewend, maar het
was wel duidelijk dat het kon draaien.
Hoog aan de muren hingen tien draaiende bollen. Ze waren niet
allemaal even groot, en ook de snelheid waarmee ze draaiden was
verschillend, maar ze waren allemaal wel van de karakteristieke
kleur van een wereld als de Aarde: diepblauw met warrelende witte
glazuur. Onder elke bol stond een kegelvormige deelkaart. `Ik heb
hier de nacht doorgebracht met werken,' zei Spreker. Hij stond
achter het scherm. `Ik moet je een heleboel dingen laten zien. Kom
hier.'
Louis dook bijna onder de Ring door. Een gedachte hield hem
tegen. De man met het haviksgezicht die heerste over de banketzaal
zou nooit zijn gebukt, zelfs niet bij het betreden van dit hoogste
heiligdom. Louis liep op de Ring af en erdoorheen, en kwam er zo
achter dat het een holo-projectie was.
Hij bleef achter de Kzin staan.
Het scherm was omringd door panelen met
bedieningsorganen.
Alle knoppen waren groot en massief, en van zilver, en ze
waren ook allemaal gemaakt in de vorm van een dierekop. De panelen
zelf waren voorzien van kronkels en allerhande ronde bogen. Mooi
gemaakt, dacht Louis. Decadent?
Het scherm stond aan, maar het beeld was niet vergroot. Erin
kijken had veel weg van op de Ringwereld neerzien vanuit de baan
van de schaduwvlakken. Louis voelde iets van déjà vu. `Zoëven had
ik een meer gedetailleerd beeld,' zei de Kzin. `Als ik me goed
herinner ...' Hij beroerde een knop, en het beeld dijde zo snel uit
dat Louis' hand naar een remhendel tastte. `Ik wil je de randmuur
laten zien. Rrrr, een beetje verder ...' Hij raakte een andere
grillig gevormde knop aan, en het beeld gleed weg. Ze keken over de
rand van de Ringwereld.
Ergens waren er telescopen om ze dit uitzicht te bieden. Waar?
Op de schaduwvlakken gemonteerd?
Ze keken neer op anderhalfduizend kilometer hoge bergen. En
het beeld werd steeds groter toen Spreker knoppen vond die nog
verder gingen. Louis stond paf toen hij zag hoe abrupt de bergen,
die afgezien van hun grootte een heel natuurlijke indruk maakten,
werden afgekapt door de messcherpe schaduw van de ruimte.
Toen zag hij wat er over de toppen van de bergen liep.
Het was maar een serie zilveren stippen, maar hij wist wat het
zou zijn. `Een lineaire versneller.'
`Ja,' zei Spreker. `Zonder transfercabines is dat de enige
manier om Ringwereld-afstanden af te leggen. Dit moet het
belangrijkste transportsysteem zijn geweest.'
`Maar het is vijftienhonderd kilometer hoog. Liften?'
`Ik heb overal langs de randmuur liftkokers gevonden. Daar,
bijvoorbeeld.' Nu was de zilveren draad een serie minuscule ronde
lussen, ver uit elkaar, en allemaal verborgen voor mensen op de
Ringwereld zelf door een bergtop. Een buis die zo dun was dat Louis
hem bijna niet kon zien leidde van een van de lussen de helling van
een berg af, een laag wolken in, onderaan de atmosfeer van de
Ringwereld.
Spreker zei: `De elektromagnetische lussen zijn dikgezaaid om
de liftkokers heen. Elders staan ze veel verder uit elkaar, een
miljoen kilometer wel, af en toe. Ik vermoed dat ze alleen maar
dienen om te starten en te stoppen en te leiden. Een wagen zou
kunnen worden geaccelereerd tot vrije val, langs de rand glijden
met een relatieve snelheid van 1220 kilometer per seconde, om weer
tot staan gebracht te worden bij een liftschacht, door een tweede
serie lussen.'
`Het kost je wel maximaal tien dagen om te komen waar je zijn
wilt. En dan tel ik de acceleratietijd niet eens mee.'
`Dat betekent niets. Het kost jullie zestig dagen om bij
Zilverogen te komen, de verst van de Aarde verwijderde menselijke
wereld. Je zou vier keer zoveel tijd nodig hebben om de bekende
ruimte van rand tot rand over te steken.'
Dat was waar. En de leefruimte op de Ringwereld was groter dan
die van de hele bekende ruimte samen. Ze wilden ruimte hebben toen
ze dit ding bouwden. `Heb je ook tekenen van activiteit gezien?
Wordt de lineaire versneller nog steeds gebruikt?'
`Je vraag is zinloos. Ik zal het je laten zien.' Het beeld
convergeerde, gleed opzij, werd langzaam groter. Het was nacht.
Donkere wolken gleden over donker land, en toen .. .
`Stadslichten.' Louis knikte. Nou zeg. Het was allemaal wat te
snel gegaan. `Dus niet alles is dood. We kunnen hulp krijgen.' `Dat
denk ik niet. Misschien is dit wel moeilijk te vinden .. .
aha!'
'Finagle's zwarte geest!'
Het kasteel, duidelijk hun eigen kasteel, zweefde statig boven
een veld van licht. Ramen, neon, stromen zwevende lichtvlekken (dat
moesten wagens zijn) ... vreemd gevormde zwevende gebouwen ...
prachtig was het.
`Banden. Driggit! We kijken naar oude opnamen. Ik dacht dat
het live-uitzendingen zouden zijn.' an verrukkelijk ogenblik had
het erop geleken dat hun zoektocht voorbij was. Verlichte steden
vol bedrijvigheid, de precieze lokatie op een kart aangegeven ..
maar deze beelden moesten eeuwen, beschavingen oud zijn.
`Dat dacht ik ook gisteravond, vele uren lang. Ik vermoedde
pas hoe de zaak in elkaar zat toen ik de duizenden kilometers
meteoorkrater niet kon vinden die zijn geslagen bij de landing van
de Leugenaar.'
Sprakeloos mepte Louis de Kzin op diens blote
roze-met-lavendel schouder. Hoger kon hij niet komen.
De Kzin negeerde de vrijpostige opwelling. `Toen ik het
kasteel had gelokaliseerd, ging het heel snel. Let op.' Hij
liet het beeld snel naar bakboord glijden. Het donkere land
werd vager, alle details verdwenen. Toen waren ze boven een zwarte
oceaan.
De camera scheen weg te glijden, omhoog .. .
`Zie je? Een baai van een van de grote zoute oceanen ligt op
ons pad naar de randmuur. De oceaan zelf is een paar keer zo groot
als de grootste op Kzin of de Aarde. De baai is ter grootte van de
grootste oceaan op Kzin.'
Nog meer vertraging! Kunnen we er over komen?'
`Misschien wel. Maar er staat ons nog meer uitstel te wachten.
Ik heb gisteravond de dichtstbijzijnde ruimtehaven bestudeerd.' Ze
stonden middenin de miniatuur-Ringwereld en keken door een
rechthoekig scherm in het verleden.
Het verleden dat ze zagen werd gekenmerkt door geweldige
prestaties. Spreker had het scherm gericht op de ruimtehaven, een
brede uitstekende lijst op de naar de ruimte toegekeerde kant van
de randmuur. Ze zagen hoe een enorme stompneuzige cilinder, de
duizend raampjes helder verlicht, landde met gebruikmaking van
elektromagnetische steunvelden. De velden hadden verschillende
gloeiende pasteltinten, waarschijnlijk om de mensen achter de
bedieningsorganen in staat te stellen ze visueel te bedienen. `De
tape is eindeloos,' zei Spreker. `Als je het laatste hebt gehad,
begint hij gewoon weer opnieuw. Ik heb er gisteravond een tijdje
naar zitten kijken. De passagiers schijnen recht de randmuur in te
lopen, alsof er een soort osmoseproces plaatsvindt.'
`Jah.' Louis zat in zak en as. De lijst van de ruimtehaven was
van hen uit gezien ver weg naar draaiwaarts — een afstand die
spotte met wat ze nu al hadden afgelegd.
`Ik heb een schip zien vertrekken. Ze maakten geen gebruik van
de lineaire versneller. Die gebruiken ze alleen maar bij landingen,
om de snelheid van het schip aan die van de ruimtehaven aan te
passen. Voor een start wippen ze het schip gewoon van de Ring af,
de ruimte in.
Wat de bladeter had vermoed is dus juist. Weet je nog, de
klapdeurconstructie? De Ringwereld draait met een snelheid die meer
dan groot genoeg is voor een stuwschep aandrijving. Louis, luister
je wel?'
Louis schrok op. `Sorry. Het enige waar ik aan kan denken is
dat dit onze reis zo'n miljoen kilometer langer maakt.'
`Misschien is het mogelijk om het hoofdvervoerssysteem te
gebruiken, de kleine lineaire versneller bovenop de randmuur.'
`Geen schijn van kans. Waarschijnlijk ligt het ding in puin. De
beschaving vertoont de neiging om zich te verspreiden, als dat via
een transportsysteem mogelijk is. En zelfs als we het aan de praat
krijgen, dan is het nog zo dat we niet de kant van een lift-schacht
opgaan.'
Dat is waar,' zei de Kzin. `Ik heb gekeken of ik er een
zag.'
Op het rechthoekige scherm was het schip nu geland. Zwevende
wagens sleepten een gelede buis naar de hoofdsluis van het schip.
Passagiers stapten de buis in.
`Zullen we van reisdoel veranderen?'
`Kunnen we niet. De ruimtehaven is nog steeds onze beste
kans.' `O ja?'
`Ja, driggit! Hoe groot de Ringwereld ook is, het is een
kolonie-wereld. En op een koloniewereld concentreert de beschaving
zich altijd om de ruimtehaven heen.'
`Omdat er ruimteschepen van de moederwereld komen, met nieuws
over technologische uitvindingen. We gaan van de veronderstelling
uit dat de Ringwerelders hun thuiswereld hebben verlaten.'
`Maar er kunnen toch nog steeds schepen binnenkomen?' zei
Louis koppig. `Van die verlaten werelden! Van eeuwen geleden!
Stuwrobots zijn onderworpen aan de relativiteit, aan de uitrekking
van de tijd.'
Waar jij op hoopt zijn oude ruimtevaarders die de oude
vaardigheden proberen door te geven aan wilden die ze zijn
vergeten,' zei Spreker. `En misschien heb je wel gelijk ook. Maar
ik krijg nu wel genoeg van dit oord, en de ruimtehaven is erg ver.
Wat kan ik je nog meer laten zien op het kaartscherm?'
`Hoe ver zijn we gekomen na ons vertrek van de plek waar de
Leugenaar uiteindelijk terecht is gekomen?' vroeg Louis opeens. `Ik
heb je al verteld dat ik het landingsspoor dat we hebben getrokken
niet heb kunnen vinden. Jouw gissing is even nauwkeurig als de
mijne. Maar ik weet wel hoever we nog te gaan hebben. Van het
kasteel naar de randmuur is het ongeveer driehonderdduizend
kilometer.'
`Een heel eind ... Maar je moet de berg toch hebben gezien?'
`Nee.'
`De grote. Vuist-van-God. We zijn zo ongeveer op de helling
er van terechtgekomen.'
`Nee.'
`Dat staat me niet aan. Spreker, kunnen we op de een of andere
manier uit de koers zijn geraakt? Je zou Vuist-van-God gewoon
moeten hebben kunnen vinden door op de kaart naar stuurboord terug
te gaan.'
`Maar dat heb ik niet gedaan,' zei Spreker met een
resoluutheid die verried dat hiermee de zaak wat hem betrof was
afgedaan. `Wil je nog iets zien? Er zijn bijvoorbeeld lege stukken.
Waarschijnlijk zijn die alleen maar het gevolg van slijtage in de
band, maar ik vroeg me af of het geen geheime oorden op de
Ringwereld zouden kunnen zijn die zo aan nieuwsgierige blikken
worden onttrokken.'
`Maar we zouden er zelf heen moeten gaan om te zien hoe de
zaak in elkaar zit.'
Spreker draaide zich opeens om naar de dubbele deur, zijn oren
als waaiers uitgespreid. Zonder iets te zeggen liet hij zich op
handen en voeten zakken, en sprong.
Louis knipperde met zijn ogen. Wat kon dat nu weer
teweeggebracht hebben. En toen hoorde hij het...
Gezien haar leeftijd was de machinerie van het kasteel heel
stil geweest. Nu hoorde hij een zacht gezoem buiten de dubbele
deuren. Spreker was uit het gezicht verdwenen. Louis trok zijn
flitslicht-laser en liep behoedzaam achter hem aan.
Hij vond de Kzin bovenaan de trap. Hij stak zijn wapen weg en
samen keken ze toe hoe Teela naar boven kwam glijden.
`Ze gaan alleen maar naar boven,' zei ze. `Niet naar beneden.
En tussen de eerste verdieping en de zesde doen ze het helemaal
niet.'
Louis stelde de voor de hand liggende vraag. `Hoe zorg je
ervoor dat ze bewegen?'
`Je pakt gewoon de leuning beet en duwt 'm naar voren. Op die
manier doet-ie het niet als je je niet eerst stevig hebt verankerd.
Veiliger. Ik kwam er maar toevallig achter.'
`Ja, dat zal wel. Vanochtend heb ik tien trappen geklommen.
Hoeveel heb jij d'r gedaan voor je dit ontdekte?'
`Geeneen. Ik was net op weg naar boven om m'n ontbijt te gaan
halen toen ik over de eerste trede struikelde en naar de leuning
graaide.'
`Precies. Het klopt weer es.'
Teela keek gekwetst. `Het is mijn schuld niet als je ...'
`Sorry. Ben je toen je ontbijt nog gaan halen?'
`Nee. Ik heb gekeken naar de mensen die onder ons heen en weer
lopen. Wist je dat er een groot plein net onder het gebouw
is?'
Sprekers oren gingen wijd open. `Is het werkelijk? En het is
niet verlaten?'
`Nee. Ze komen van alle kanten aanlopen, de hele ochtend al.
Er moeten er nu wel honderden zijn.' Ze glimlachte als de dageraad.
`En ze zingen.'
Er waren brede nissen in alle gangen van het kasteel. Elk van
deze alkoven was voorzien van kleedjes en banken en tafeltjes,
blijkbaar om ervoor te zorgen dat een groep wandelaars de maaltijd
kon gebruiken wanneer en waar ze maar wilden. In één 'eethoek',
vlak bij de `kelderverdieping' van het kasteel, was een lang raam,
dat een hoek van negentig graden had, zodat het deel uitmaakte van
wand én vloer.
Louis hijgde een beetje van het tien trappen omlaag moeten
lopen. De eettafel fascineerde hem. De bovenkant leek wel
gebeeldhouwd, maar de aangebrachte contouren hadden een vorm en
waren over de tafel verspreid op een manier die soepborden,
slabakjes, of houders voor de onderkant van een mok suggereerde.
Tientallen, misschien wel honderden jaren gebruik hadden duidelijke
sporen achtergelaten op het harde witte materiaal.
`Je zou geen borden gebruiken,' zei Louis, hardop denkend. `Je
zou het voedsel opdienen in de uithollingen, en de tafel later
afspuiten.'
Het leek niet zo fris, maar . . .? `Ze zullen wel geen vliegen
of muggen of wolven hebben meegebracht. Waarom dan wel
bacteriën?'
`Onschadelijke bacteriën,' beantwoordde hij zijn eigen vraag.
`Voor in het darmkanaal. En als één soort muteerde, de gastheer
aanviel ...' Er zou dan natuurlijk allang geen immuniteit tegen een
ziekte meer bestaan. Was de Ringwereld-beschaving op die manier ten
onder gegaan? Elke beschaving heeft een bepaald minimum aan leden
nodig, anders zakt ze ineen.
Teela en Spreker besteedden geen aandacht aan hem. Ze
zaten in de knik van het raam geknield en keken omlaag. Louis
liep hen toe.
`Ze zijn nog steeds bezig,' zei Teela. En dat waren ze
inderdaad.: Louis schatte dat zo'n duizend mensen naar hen opkeken.
Ze zongen niet meer.
`Ze kunnen écht niet weten dat we hier zijn,' zei hij.
`Misschien vereren ze het gebouw wel,' suggereerde Spreker.
`Maar dan nog kunnen ze dat niet elke dag doen. We zijn te ver van
de rand van de stad vandaan. Ze zouden de velden niet kunnen
bereiken.'
`Misschien zijn we toevallig gearriveerd op een bijzondere
dag, de heilige dag.'
`Misschien is er gisteravond wel iets gebeurd,' zei Teela.
`Iets bijzonders. Wij bijvoorbeeld, als iemand ons toch heeft
gezien. Of dat spul daar.' Ze wees.
`Daar heb ik ook al over nagedacht,' zei Spreker. `Hoe lang
valt het al?'
`Van het ogenblik dat ik wakker ben geworden vanochtend, en :?
wie weet hoe lang daarvóór al. Draad van de schaduwvlakken,
kilometers draad. Waarom denk je dat het hier terecht is
gekomen?'
Louis dacht aan de negen miljoen kilometer tussen twee
schaduwvlakken ... aan een hele negen miljoen kilometer lange
draad,. losgerukt door de kracht van de botsing met de Leugenaar
... met de Leugenaar neervallend naar de Ringwereld zelf, op bijna
dezelfde koers. Het was nauwelijks verbazingwekkend dat ze nu over
een stuk van dat enorme stuk draad waren gestruikeld.
Maar hij was niet in de stemming voor lange verklaringen.
'Toeval,' zei hij.
`Als de architecten van de Ringwereld nu eens vandaag zouden
verschijnen,' zei de Kzin langzaam, `omlaag zwevend uit dit
zwevende kasteel, dan zou men eerder begrijpend knikken dan
verbaasd zijn. Louis, zullen we dat idee van jou over
god-met-zijn-acolieten eens in de praktijk brengen?'
Louis keek naar de Kzin, zag de bekende roze-met-lavendel
huid, het kussentje haar dat er speciaal scheen te groeien om op te
zitten, het domino masker in oranje bont over de ogen, deed zijn ;y
mond open om antwoord te geven, en rolde het volgende ogenblik
amechtig van het lachen over de vloer.
Toen hij bijgekomen was, een paar minuten later, zei hij, nog
nahikkend: `Ik bedoelde een soort oorlogsgod. Jij bent nou gewoon
niet indrukwekkend genoeg om voor god te spelen. Niet tot je weer
haar hebt.'
`Maar als ik een paar mensen met mijn blote handen aan stukken
scheurde, zouden ze me misschien wel respecteren.'
`Ze zouden je respecteren op een afstand, en vanuit een goede
schuilplaats. Daar hebben we niks aan. Nee, we zullen gewoon moeten
wachten op jouw haar. En zelfs dan zouden we Nessus' tasp moeten
hebben.'
`De poppenspeler is niet beschikbaar.'
`Maar ...'
`Ik zeg dat hij niet beschikbaar is. Hoe nemen we nu contact
op met de mensen hier?'
`Jij zult hier moeten blijven. Zie wat je te weten kunt komen
in de kaartenkamer. Teela en ik,' zei Louis, en dacht er toen
opeens aan. `Teela, je hebt de kaartenkamer nog niet gezien.'
`Hoe ziet die er dan wel uit?'
Jij blijft hier, laat Spreker je alles maar uitleggen. Ik ga
wel alleen omlaag. Jullie kunnen het gesprek volgen over de
communicatieschijf en me komen halen als er moeilijkheden dreigen.
Spreker, ik wil je flitslichtlaser.'
De Kzin bromde onwillig, maar hij stond het wapen wel af. Hij
had toch de desintegrator nog.
Driehonderd meter boven hun hoofden hoorde hij hun eerbiedige
stilte overgaan in een gemompel van verbazing, en hij wist dat ze
hem hadden gezien: een heldere stip die uit het raam van het
kasteel kwam vliegen. Hij zakte naar beneden.
Het gemompel verstierf niet. Iets of iemand legde de mensen
het zwijgen op. Hij kon het verschil horen.
Toen begon het zingen.
`Het sleept,' had Teela gezegd en: `Ze houden geen maat', en:
`Het klinkt allemaal nogal vlak.' Louis' verbeelding had het verder
aangevuld. Het zingen kwam als een verrassing; het was veel beter
dan hij had verwacht.
Hij giste dat ze een twaalftoonsschaal zongen. Het systeem
met octaven dat op de meeste menselijke werelden in zwang was,
was ook een twaalftoonsschaal, maar er waren wel verschillen.
Geen wonder dat Teela het vlak had gevonden.
Ja, het sleepte. Het was kerkelijke muziek, langzaam en
plechtig, en het trad steeds weer in herhalingen, zonder harmonie.
Maar het had wel grandeur.
Het plein was immens groot. Duizend mensen waren een enorme '.
menigte na weken eenzaamheid, maar op het plein hadden er
wel gekund. Luidsprekers hadden ervoor kunnen zorgen dat ze
allemaal in de maat zongen, maar die waren er niet. Eén man stond
op een podium middenin het plein met zijn armen te zwaaien. Maar ze
weigerden naar hem te kijken. Ze keken allemaal naar Louis
Wu.
Ondanks dat was de muziek toch prachtig.
Teela kon die schoonheid niet horen. De muziek die zij kende
was afkomstig van opnamen en 3-D sets, altijd via een microfoon, en
altijd versterkt. Dat soort muziek kon worden opgepept, recht
worden getrokken, de stemmen konden worden verveelvoudigd of extra
benadrukt, de slechte opnames konden worden weggegooid.
Brown had nog nooit live muziek gehoord.
Louis Wu wel. Hij minderde snelheid om zijn zenuwen de tijd
te geven zich eraan aan te passen, aan dit vreemde ritme. Hij
herinnerde zich de grote openbare zangfestijnen op de rotsen boven
de Stad, met menigten die twee keer zo groot waren geweest als
deze hier, en die anders hadden geklonken, daarom, en nog een
reden: Louis Wu had zelf meegezongen. Nu, terwijl de muziek in
zich liet doorklinken, begonnen zijn oren zich aan te passen,
hoorden de even te hoge of even te lage tonen, de dooreen
dwarreling van de stemmen, het steeds weer herhalen van dezelfde
frasen, de trage majestueusheid van de hymne.
Hij hield zich net op tijd tegen toen hij op het punt stond
mee te gaan doen. Dat is geen goed idee, zei hij tegen zichzelf, en
liet zijn cyclette naar het plein zakken.
Het podium middenin het plein was ooit het voetstuk voor een
standbeeld geweest. Louis zag de menselijke voetafdrukken, een
meter tachtig lang, die aangaven waar vroeger het standbeeld had
gestaan. Nu stond er op het blok een soort driehoekig altaar, en
een man stond met zijn rug naar het altaar met zijn armen de maat
te slaan.
Een flits roze boven een grijze mantel ... Louis vermoedde
dat de man iets op zijn hoofd droeg, misschien wel wat van
roze zijde.
Hij besloot op het voetstuk zelf te landen. Hij raakte net de
steen toen de dirigent zich naar hem omdraaide. Het kostte Louis Wu
bijna zijn cyclette.
Het roze dat hij had gezien was een hoofd geweest. Het gezicht
van deze man was even naakt als dat van Louis Wu zelf, en dat was
iets unieks in deze menigte met hoofden als gouden bloemen,
gezichten van blond haar, waardoorheen de ogen keken.
De man maakte met uitgestrekte armen een gebaar dat het zingen
op de laatste noot aanhield ... brak het toen af. Een fragment van
een seconde later kwam die een paar seconden lang aangehouden noot
nog aandrijven van de randen van het plein. Toen was het abrupt
stil. De priester keek Louis Wu strak aan.
Hij was even lang als Louis Wu, en dat was lang voor een
Ring-werelder. De huid van zijn gezicht en zijn hoofd was zo bleek
dat hij bijna doorschijnend was, net als bij een albino van
Tisgelukt. Hij moest zich vele uren geleden hebben geschoren met
een scheermes dat niet scherp genoeg was geweest, en nu kwamen er
stoppels tevoorschijn, en omhulden alles, afgezien van twee ronde
plekken om zijn ogen, met een grijs waas.
Hij sprak iets dat als verwijt was bedoeld, zo klonk het in
ieder geval. De schijf zei meteen: `Dus u bent eindelijk gekomen.'
`We wisten niet dat we werden verwacht,' zei Louis, naar waarheid.
Hij had niet genoeg zelfvertrouwen om op zijn eentje god proberen
te spelen, met zichzelf in de hoofdrol. In zijn lange leven had hij
wel geleerd dat het vervloekt ingewikkeld kon worden om een
samenhangend leugenverhaal te vertellen.
`U hebt haar op uw hoofd,' zei de priester. `Men mag er wel
van uitgaan dat uw bloed niet geheel zuiver is, o Architect.'
Dus dat was het! Het ras der Architecten moest volkomen kaal
zijn geweest, zodat deze priester zijn volgelingen moest imiteren
door een bot scheermes op zijn tere huid te zetten. Of ... hadden
de Architecten depilcrème gebruikt, of iets dat even gemakkelijk
het haar verwijderde? Misschien wel alleen omdat het gewoon mode
was geweest. De priester had veel weg van het portret in spandraad,
in de banketzaal.
`Met mijn bloed hebt u niets te maken,' zei Louis, en liet het
probleem verder voor wat het was. `Wij zijn op weg naar de rand van
de wereld. Wat kunt u ons vertellen over onze route?'
De priester was duidelijk verrast. `U vraagt inlichtingen aan
mij?
U, een Architect?'
`Ik ben geen Architect!' Louis' hand lag op de schakelaar voor
de sonische capsule.
Maar de priester maakte alleen maar een nog verwardere indruk'
`Waarom bent u dan half haarloos? Hoe vliegt u dan? Hebt geheimen
gestolen uit de Hemel? Wat wilt u hier? Bent u gek. men om mij mijn
volgelingen te ontroven?'
De laatste vraag scheen de belangrijkste te zijn. `We zijn op
we de rand. Het enige dat we nodig hebben zijn inlichtingen.'
`Maar alle antwoorden die u behoeft liggen toch in de Hemel! `Geen
misplaatste grappen,' zei Louis kalm. z'
`Maar u bent recht uit de Hemel gekomen! Ik zag u!'
`O, het kasteel! We hebben het kasteel doorzocht, maar veel
wij zer werden we er niet van. Waren de Architecten bijvoorbeeld
werkelijk haarloos?'
`Soms heb ik wel eens gedacht dat ze zich alleen maar
schoren'', Maar uw huid lijkt op natuurlijke wijze haarloos.'
`Ik depileer.' Louis keek om zich heen, naar de zee van
eerbiedige' gouden bloemgezichten. Wat geloven zij? Ze schijnen uw
twijfels niet te delen.'
`Ze zien ons praten als gelijken, in de taal van de
Architecten.:`' Ik wil dat graag zo houden, als dat u behaagt.' Nu
was het gedrag van de priester eerder samenzweerderig dan
vijandig.
`Zou dat aan uw status toedoen? Ja, dat zal ongetwijfeld wel.'
De priester was bang geweest dat hij zijn volgelingen kwijt zou
raken — dat zou iedere priester wel geweest zijn, als zijn god
opeens tot leven kwam en de zaak over probeerde te nemen. `Kunnen
ze ons niet verstaan?'
`Misschien één op de tien woorden.'
Op dat ogenblik betreurde Louis het dat zijn
communicatieschijf zo efficiënt werkte. Hij kon niet zeggen of
de priester de taal sprak van Zigna-muklikklik. Als hij dat
had geweten, als hij had geweten hoe ver de twee talen uit elkaar
waren gegroeid na het uit vallen van communicatiemethoden, dan
had hij misschien bij de val van de beschaving kunnen
dateren.
`Wat was dat voor een kasteel dat u Hemel noemt?'
`De legenden spreken over Zrillir,' zei de priester, `en over
hoe hij alle landen onder de Hemel regeerde. Op dit voetstuk
stond Zrillirs standbeeld, dat levensgroot was. De landen
voorzagen de Hemel van heerlijke spijzen en dranken die ik u
kan noemen als u wilt: we leren een gedicht uit het hoofd waarin ze
worden vermeld, maar in deze tijd komen ze niet meer voor. Zal ik
...?' `Nee, dank u. Wat is er gebeurd?'
Een zangerige dreun was in de stem van de man door beginnen te
klinken. Hij moest dit verhaal al heel wat keren hebben gehoord, en
heel wat keren hebben verteld .. .
`De Hemel werd gemaakt toen de Architecten de wereld maakten,
en de Boog. Hij die de Hemel regeert, regeert het land, van rand
tot rand. Zo regeerde Zrillir, vele levens lang, en wierp zonnevuur
uit de Hemel als iets hem mishaagde. Toen, begon men te vermoeden
dat Zrillir niet langer zonnevuur kon gooien.
Het volk gehoorzaamde hem niet meer. Ze stuurden geen voedsel
meer. Ze trokken het standbeeld om. Toen Zrillirs engelen van grote
hoogte rotsen gooiden, lachten de mensen, en ontweken ze. Toen kwam
er een dag dat het volk probeerde de Hemel in te nemen door middel
van de omhoog glijdende trap. Maar Zrillir maakte dat de trap viel.
Toen verlieten zijn engelen de Hemel in vliegende wagens.
Later betreurde men het dat men Zrillir had verloren. De hemel
was altijd bewolkt; de oogsten werden mager. We hebben gebeden om
Zrillirs terugkeer ...'
`Hoe juist, historisch juist, is dit allemaal, denkt u?'
`Ik zou het allemaal hebben ontkend, tot vanmorgen, toen u uit
de Hemel omlaag kwam vliegen. U maakt dat ik mij verschrikkelijk
slecht op mijn gemak voel, o Architect. Misschien is Zrillir
inderdaad van plan terug te keren, en stuurt hij zijn bastaard
vooruit om valse priesters uit de weg te schuiven.'
`Ik zou mijn hoofd kaal kunnen scheren. Zou dat helpen?' `Nee.
Laat maar; stel uw vragen.'
`Wat kunt u me vertellen over de val van de
Ringwereld-beschaving?'
De priester keek nog ongeruster. `Staat de beschaving dan op
vallen?'
Louis zuchtte en draaide zich om om het altaar eens wat nader
te bekijken.
Het nam het middelste stuk in beslag van het voetstuk waarop
ze stonden. Het was van donker hout. Het vlakke rechthoekige
oppervlak ervan was voorzien van een houtsnede die een
reliëfkaart voorstelde, met heuvels en rivieren en een meer,
en twee opstaande randen. De andere twee randen, aan de korte kant,
vormden' de steunpunten voor een gouden paraboolboog.
Het goud van die boog was beschadigd. Maar precies halverwege
de boog hing er een kleine gouden bal aan, aan een draad, en dat
goud was glanzend opgewreven.
`Is de beschaving in gevaar? Er is zoveel gebeurd. Het
zonnedraad, uw komst zelf — is het zonnedraad? Is de zon op ons
neer aan het vallen?'
`Dat betwijfel ik ten zeerste. U bedoelt toch het draad dat de
hele morgen al valt?'
`Ja. Bij onze godsdienstige opleiding leerden we dat de zon
aan; de Boog hangt, door middel van een heel sterke draad. Dit
draad: is sterk. Dat weten we. Een meisje probeerde het op te rapen
om een knoop te ontwarren en het sneed door haar vingers.'
Louis knikte. `Er valt niets,' zei hij. En in zijn hart dacht
hij: Zelfs de schaduwvlakken niet. Zelfs als je alle draden door
sneed, zouden de schaduwvlakken de Ringwereld nog niet raken. De
bouwers van de wereld zouden ze wel een baan hebben gegeven;;
waarbij het verste punt van de zon vandaan nog ruim binnen de Ring
zou vallen.
Zonder veel hoop op succes vroeg hij: Wat weet u over het
transportsysteem bij de rand?' En datzelfde ogenblik wist hij dat
er iets mis was. Hij had iets beet, wist dat er iets rampzaligs was
gebeurd, maar wat?
De priester zei: `Zoudt u dat nog een keer willen zeggen?'
Louis gehoorzaamde.
De priester zei: `Uw ding dat praat, zei de eerste keer iets
anders. Iets over een gereserveerde ... iets.'
'Wat vreemd,' zei Louis. En dit keer hoorde hij het. De
vertaler zei iets, op heel andere toon dan tot dan gebruikelijk, en
het was: een behoorlijk lange mededeling ook.
` "U gebruikt een gereserveerde golflengte; dit is een
overtreding . . ." de rest weet ik niet meer,' zei de priester. `We
moesten dit gesprek maar beëindigen. U hebt iets ouds, iets
kwaadaardigs wakker gemaakt ...' De priester zweeg om te luisteren,
want de vertaler zei weer iets in de taal van de priester. ' ". ..
is een overtreding van maatregel twaalf, en hindert
onderhoudswerkzaamheden." Kan uw macht ervoor zorgen dat dit niet
...'
Wat de priester verder nog zei, werd niet vertaald.
Want de schijf werd opeens roodheet in Louis' hand. Het
volgende ogenblik had hij het ding zo ver mogelijk van zich af
gesmeten. Het was witheet en gloeide fel toen het op de grond viel
— zonder iemand te bezeren, voor zover hij kon zien. Toen voelde
hij opeens de pijn, en zijn ogen kwamen vol tranen te staan, zodat
hij half werd verblind.
Hij kon nog net zien dat de priester naar hem knikte, zeer
formeel, zeer koninklijk.
Hij knikte terug, zijn gezicht al even uitdrukkingsloos. Hij
was niet van zijn cyclette gestapt voor zijn gesprek, en nu raakte
hij de desbetreffende knop aan en steeg op naar de Hemel.
Toen zijn gezicht niet meer kon worden gezien liet hij het
vertrekken van pijn, en hij gebruikte een woord dat hij ooit een
keer op Wunderland had gehoord, van een man die een stuk
Steubenkristal van duizend jaar oud had laten vallen.