Zoeker
Halrloprillalar was doodsbang voor Spreker, en Nessus liet
haar liever niet buiten de reikwijdte van zijn tasp. Nessus zei dat
hij elke keer dat ze Spreker zag de werking van de tasp verhevigde,
zodat ze de Kzin uiteindelijk met vreugde zou begroeten.
Ondertussen meden beiden zijn gezelschap.
En daarom wachtten Prill en Nessus ergens anders, terwijl
Louis en Spreker plat op hun buik op de vloer van het
observatiepodium lagen en omlaag keken, het halfduister van het
cellenblok in. `Ga je gang,' zei Louis.
De Kzin zette de twee stralen tegelijk aan.
Donder knalde en galmde in het cellenblok. Een fel oplichtend
punt verscheen hoog aan de wand, net onder het plafond. De punt
gleed langzaam met de klok mee, en liet een gloeiend rood spoor
achter.
'Snij brokken los,' zei Louis. `Als die massa in één stuk
loslaat, worden we losgeschud als vlooien op een kaalgeschoren
hond.' Gehoorzaam begon Spreker onder een andere hoek te snijden.
Toch zwaaide het gebouw nog vervaarlijk heen en weer toen het
eerste brok kabel en constructieplastic naar beneden stortte. Louis
drukte zich dicht tegen de vloer. Door het gat zag hij zonlicht, en
stad, en mensen.
Hij kon pas recht naar beneden kijken toen een stuk of zes
brokken naar beneden waren gevallen.
Hij zag een altaar van hout, en een maquette van een
zilverachtig metaal in de vorm van een vlakke rechthoek met een
parabool er overheen. Eén ogenblik zag hij het, het volgende
daverde een brok cellen ernaast en deed de stukken alle kanten op
spatten. Toen was het alleen nog maar zaagsel en platgeslagen
flarden zilver. Maar de mensen waren allang gevlucht.
`Mensen!' zei hij tegen Nessus. `In het hart van een lege
stad, kilometers van hun akkers! Drigg, het moet ze de hele dag
kosten om er te komen. Wat waren ze in vredesnaam aan het
doen?'
`Ze vereren de godin Halrloprillalar. Ze zorgen voor Prills
voedsel.'
`Aha. Offeranden.'
`Natuurlijk. Wat geeft 't, Louis?'
`Ze hadden geraakt kunnen worden door die stukken puin.'
`Misschien zijn er ook wel een paar geraakt.'
`En ik dacht dat ik Teela zag, daar. Heel even maar.'
`Nonsens, Louis. Zullen we gaan kijken hoe goed het gebouw nu
kan worden verplaatst?'
De cyclette van de poppenspeler was begraven onder een
geleiachtige massa van doorzichtig plastic. Nessus ging naast het
niet door plastic bedekte instrumentenpaneel staan. Door het grote
raam hadden ze een imposant uitzicht over de stad: de havens, de
vlakke, rechte torens van het Regeringscentrum, de steeds meer
oppervlak in beslag nemende jungle die eens een park moest zijn
geweest. Het geheel een kilometer of zo onder hen.
Opeens verschoof het iets, en Louis wankelde even. Nessus had
de motor van zijn cyclette aangezet.
De stad gleed langs het raam, steeds sneller. De druk van de
versnelling werd wat minder. De topsnelheid scheen ongeveer
honderdzestig kilometer per uur te zijn, maar het kasteel bleef
volkomen stabiel.
`We hebben de cyclette op de goede plaats verankerd,' zei
Nessus. `De vloer blijft vlak, zoals je ziet, en het geheel
vertoont geen neiging om te gaan draaien.'
`Idioot, dat is het.'
`Niets dat werkt, is idioot. En waar gaan we nu heen?'
Louis zei niets.
`Waar gaan we heen, Louis? Spreker en ik hebben geen plannen.
Waarheen, Louis?'
`Stuurboord.'
`Goed. Pal stuurboord?'
`Jawel. We moeten voorbij het Oog zien te komen. Daarna gaan
we een graad of vijfenveertig tegendraaiwaarts.'
`Zoek je die stad van de toren die Hemel heette?'
`Ja. Kun je die vinden?'
`Dat zou niet al te moeilijk moeten zijn, Louis. We zijn
vandaar in drie uur hierheen gevlogen; binnen dertig uur zouden we
weer 1 bij de toren moeten zijn. En dan?'
Dat hangt er van af.'
`De bladeter schijnt er vrede mee te hebben te doen wat jij
wilt,' zei Spreker.
De cyclette zoemde zachtjes tegen zichzelf, een paar meter van
hen vandaan. Het landschap gleed langs het grote raam. De Oog-storm
was naast hen zichtbaar, de grijze blik groot en
angstaanjagend.
`De bladeter is volkomen geschift,' zei Louis. `Ik hoop dat
jij er anders over denkt.'
`Zeker niet. Als jij een doel hebt, dan ben ik bereid je te
volgen. Maar als er misschien gevochten gaat worden, dan moet ik er
wel iets vanaf weten.'
`Um.'
`Ik moet er hoe dan ook iets van af weten, zodat ik tot een
besluit kan komen of er gevochten gaat worden.'
`Mooi geformuleerd.'
Spreker wachtte.
`We gaan achter dat schaduw-vlakdraad aan,' zei Louis. `Er
moeten op zijn minst duizenden kilometers van dat draad zijn, meer
dan we ooit nodig hebben voor wat ik van plan ben.'
`Wat ben je van plan, Louis?'
`Ik ben van plan dat draad te pakken te krijgen.
Waarschijnlijk krijgen we het gewoon van de mensen daar, als Prill
het beleefd vraagt, en Nessus z'n tasp gebruikt.'
`En daarna?'
`Daarna gaan we uitvinden hoe gek ik eigenlijk wel ben.'
De toren zweefde naar stuurboord als een stoomschip in de
lucht. Sterreschepen waren niet zo ruim. En in de hele bekende
ruimte was er geen luchtschip dat hiermee te vergelijken viel. Ze
hadden zes dekken tot hun beschikking! Luxe!
Een aantal luxe dingen hadden ze weer niet. De voedselvoorraad
aan boord van de toren bestond uit diepgevroren vlees, bederfelijk
fruit, en de keuken van Nessus' cyclette. Volgens Nessus was
poppenspelers voedsel arm aan voedingswaarde voor mensen. Louis'
ontbijt en lunch bestonden uit vlees, geroosterd met een
flitslichtlaser, en bultige rode vruchten.
En er was geen water.
En geen koffie.
Prill werd ertoe overgehaald om een paar flessen alcohol
bevattende drank te halen. Ze hielden een wat verlate doopceremonie
op de kamer die hun tot brug diende, met Spreker beleefd weggestopt
in een verre hoek, en Prill schichtig in de buurt van de deur
zittend. Niemand wilde aan Louis' idee: de Onwaarschijnlijk, en
daarom kreeg de toren vier verschillende namen, elk in een andere
taal.
De drank was ... ja, zuur. Spreker lustte het niet, en Nessus
probeerde het niet eens. Maar Prill dronk een hele fles leeg, sloot
de andere af en borg ze zorgvuldig op.
De doopplechtigheid werd een taalles. Louis leerde een paar
woorden van de taal van de Ringwereld-architecten. Hij ontdekte dat
Spreker de taal veel sneller leerde dan hij. Dat klopte ook wel.
Spreker en Nessus waren erop getraind om om te gaan met de
verschillende talen die de mens sprak, de verschillende manieren
waarop hij dacht, zijn beperkingen in spreken en horen. Dit was
gewoon net zo iets als ze tevoren al eerder hadden
meegemaakt.
Ze gingen uit elkaar om te eten. Nessus at opnieuw alleen in
zijn cyclette, terwijl Louis en Prill geroosterd vlees aten en
Spreker ergens anders rauw vlees at.
Daarna ging de taalles verder. Louis had er niets mee op. De
anderen waren hem zover vooruit dat hij zich een idioot voelde.
`Maar Louis, we moeten de taal leren. We reizen niet snel, en we
zullen moeten foerageren om aan voedsel te komen. We zullen heel
wat keren met de inheemse bevolking te maken krijgen.' `Dat weet
ik. Ik heb altijd een hekel gehad aan talen.'
De duisternis viel. Zelfs op deze afstand van de Oogstorm was
de hele hemel bedekt met wolken, en de nacht was als d' binnenkant
van een drakemuil. Louis hield op met de les. Hij was moe en
prikkelhaar en heel, heel onzeker van zichzelf. De anderen gingen
weg, zodat hij kon rusten.
Over tien uur zouden ze bij de Oogstorm zijn.
Hij dreef aan de rand van een rusteloze slaap toen Prill terug
kwam. Hij voelde haar handen hem strelen en stak de zijne uit naar
haar.
Ze deed een stap achteruit, zodat ze buiten zijn bereik was.
Ze sprak in haar eigen taal, maar vereenvoudigde het tot een
pidgin dat Louis kon begrijpen.
Jij bent leider?'
Half-slapend dacht Louis na. `Ja,' zei hij, omdat het te
ingewikkeld zou worden om de werkelijke situatie uit te
leggen.
`Zorg dat de tweehoofdige mij zijn machine geeft.'
'Wat?' Louis zocht naar woorden. `Zijn wat?'
`Zijn machine die me gelukkig maakt. ik wil hem hebben. Jij
van hem afpakken.'
Louis begon te lachen, want hij dacht dat hij haar begreep.
'Jij wil mij? Jij afpakken,' zei Prill boos.
De poppenspeler had iets dat ze wilde hebben. Ze kon hem op
geen enkele manier beïnvloeden, want hij was niet menselijk. Louis
Wu was de enige mens. En de enige man. Haar macht over hem zou
ervoor zorgen dat hij deed wat ze wilde. Dat had tot nu toe altijd
gewerkt; want was zij niet een godin?
Misschien was ze misleid door Louis' haar. Misschien had ze
wel gedacht dat hij behoorde tot de behaarde lagere klassen, aan
zijn gezicht te zien misschien een half-Architect, maar niet meer.
Dan moest hij zijn geboren na de Val van de Steden. Geen elixer.
Hij moest in de volle bloei van zijn jeugd zijn.
`Je had volkomen gelijk,' zei Louis in zijn eigen taal. Prill
balde woedend haar vuisten, want de spot die in zijn woorden
doorklonk was wel duidelijk. `Een man van dertig zou was zijn in
jouw handen. Maar ik ben ouder dan dertig.' En weer lachte
hij.
`De machine. Waar bewaart hij die?' In het duister boog ze
zich naar hem over, suggestieve schaduwen speelden over haar
lichaam, haar hoofd glansde zacht, haar zwarte haar viel over zijn
schouder. De adem stokte Louis in de keel.
vond de zelfbeheersing om te zeggen: `Lijm tegen zijn bot,
onder huid. Eén hoofd.'
Prill maakte een geluid dat leek op een grauw. Ze moest hem
hebben begrepen: het apparaat was chirurgisch ingeplant. Ze draaide
zich om en liep weg.
Louis vroeg zich even af of hij haar achterna zou gaan Hij
begeerde haar meer dan hij wilde toegeven. Maar ze zou hem om haar
vinger winden als hij dat toeliet, en haar motieven waren heel
anders dan die van Louis Wu.
Het gegil van de wind werd langzaam heviger. Louis' slaap werd
minder diep ... en ging over in een erotische droom.
Zijn ogen gingen open.
Prill zat op hem, tegenover hem. Haar vingers aaiden lichtjes
over de huid op zijn borst en buik. Haar heupen gleden ritmisch
heen en weer en Louis reageerde op haar bewegingen. Ze bespeelde
hem zoals ze een muziekinstrument zou bespelen.
`Als ik klaar ben, zul jij van mij zijn,' zei ze met een stem
vol genot. Het genoegen dat ze beleefde klonk in haar stem door,
maar het was niet het genoegen van een vrouw die samen is met een
man. Het was het opwindende gevoel macht te hebben en die ook te
kunnen gebruiken.
Haar aanraking was een genot dat door zijn hele lichaam trok.
Ze kende een heel, heel oud geheim: dat elke vrouw met haar
geboorte een tasp meekrijgt en dat de macht daarvan onbegrensd is
als ze hem weet te gebruiken. Ze zou de tasp gebruiken, en dan weer
even niet, gebruiken, en dan weer even niet, tot Louis zou smeken
om het recht haar te dienen ...
Er veranderde iets in haar. In haar gezicht kon ze het niet
laten blijken, maar hij hoorde haar kreunen van genot, en hij
voelde hoe ze opeens anders bewoog. Ze gleed naar hem toe en ze
kwamen samen, en het wham! dat toen over hen heen rolde, leek
volkomen subjectief.
Ze bleef de hele nacht naast hem liggen. Af en toe werden ze
wakker en bedreven de liefde, en sliepen dan weer verder. Als Prill
bij die gelegenheden teleurgesteld werd, dan liet ze er niets van
blijken, of Louis zag het niet. Hij wist alleen dat ze hem niet
langer bespeelde als een instrument. Ze speelden een duet.
Er was iets gebeurd met Prill. Hij had er een vermoeden van
wat het was. Nessus moest de tasp hebben gebruikt.
Louis zat met zijn benen bengelend op het observatieplatform
naar beneden te kijken. De wind loeide om hem heen, smeet van alle
kanten regen tegen hem aan. Hij staarde naar beneden, dacht na over
wat hij met het schaduw-vlakdraad van plan was.
Abrupt drong tot zijn geest door wat zijn ogen al een poosje
zagen.
De wagen hing zeven meter onder hen, een gladde, bruine,
naar de einden toe spits toelopende cilinder met smalle
spleten als raam. Het voertuig hing willoos in de loeiende
wind heen en weer te slingeren, gevangen door de elektromagnetische
val: niemand had eraan gedacht die af te zetten.
Louis keek één keer, heel ingespannen, tot hij er zeker van
was dat er een gezicht achter de voorruit te zien was. Toen rende
hij naar boven, schreeuwend om Prill.
Hij wist de goede woorden niet, maar pakte haar bij haar
elleboog en trok haar mee naar beneden en wees. Ze knikte en liep
terug naar boven om de politieval bij te stellen.
De bruine pijl gleed omhoog, tot hij tegen het
observatieplatform kwam te rusten. De eerste inzittende kroop
eruit, zich met twee handen vasthoudend, want de wind loeide als
een duivel.
Het was Teela Brown. Louis was niet al te verbaasd.
En de tweede inzittende was zo'n verschrikkelijk clichématig
uitziende figuur dat hij in een daverende lach schoot. Teela keek
verbaasd en gekwetst.
Ze gleden langs de Oogstorm. De wind loeide omhoog door het
gat dat naar het observatiepodium leidde. Hij floot door de gangen
van de eerste verdieping, en jankte door kapotte ramen van hoger
gelegen verdiepingen.
Teela en haar metgezel en de bemanning van de Onwaarschijnlijk
zaten in Louis' slaapkamer, de brug. Teela's gespierde metgezel
stond in een hoek ernstig met Prill te praten, al hield Prill met
één waakzaam oog Spreker-tot-Dieren in de gaten, en met het andere
het grote raam. Maar de anderen gingen om Teela zitten om te
luisteren naar wat ze te vertellen had.
De politie-destructor had het grootste gedeelte van de
apparatuur van Teela's cyclette vernield. De zender aan de hand
waarvan Nessus haar positie kon bepalen, de intercom, de sonische
capsule en de keuken gaven tegelijk de geest.
Teela leefde nog omdat de sonische capsule een ingebouwde
blokgolf-waarschuwer had. Ze had opeens wind gevoeld, en meteen de
motor op retro gezet, voor de Mach 2 wind haar hoofd van het
lichaam kon rukken. Binnen enkele seconden was haar snelheid gezakt
tot onder de maximaal toegestane binnen het bebouwde gebied. Het
destructieveld had op het punt gestaan om ook haar motor te
vernielen, maar dat gebeurde nu niet. De wind was draaglijk
toen hij door de stabilisering van de sonische capsule brak.
Maar Teela was allesbehalve stabiel. Ze was te dicht bij de
dood geweest in de Oogstorm. Deze tweede aanval was daar te vlug op
gevolgd. Ze stuurde de cyclette naar beneden, op zoek naar een plek
waar ze kon landen.
Ze zag een brede betegelde straat met winkels. Er waren
lichten: ovale deuren, die hel-oranje oplichtten. De cyclette
landde hard. maar ze was zo ver heen dat dat haar niets meer kon
schelen. Ze was geland, dat was het belangrijkste.
Ze was net uit haar contourstoel aan het klauteren toen de
cyclette weer opsteeg. De onverwachte beweging deed haar
halsoverkop over de grond rollen. Toen ze op handen en voeten
overeind kwam en omhoog keek, was de cyclette een snel kleiner
wordende halter.
Teela begon te huilen.
`Je moet een parkeerverbod hebben overtreden,' zei Louis. `Het
kon me niet schelen waarom het gebeurde. Ik voelde ...' Ze had er
geen woorden voor, maar toch probeerde ze het. `Ik
wilde iemand vertellen dat ik verdwaald was, maar er was
niemand, dus ik ging op een van de stenen banken daar zitten en
huilde.
Ik heb uren gehuild. Ik durfde niet weg te lopen, omdat ik
wist dat jullie me zouden komen zoeken. En toen kwam ... hij.'
Teela knikte naar haar metgezel. `Hij was verbaasd me daar aan te
treffen. Hij vroeg me iets — ik kon hem niet verstaan. Maar hij
probeerde me wel te troosten. Ik was blij dat hij er was, ook al
kon hij niets doen.'
Louis knikte. Teela zou iedereen vertrouwen, dat lag in haar
aard. Ze zou altijd bij de eerste de beste vreemde die ze tegen
kwam, hulp of troost proberen te vinden. En dat zou nog volkomen
risicoloos zijn ook, voor wat haar betrof.
Haar metgezel was niet de eerste de beste.
Het was een held. Dat kon je zo zien. Je hoefde hem niet tegen
draken te zien vechten. Je hoefde alleen maar de spieren te zien,
zijn rijzige gestalte, het zwarte metalen zwaard, de krachtige
gelaatstrekken, die bijna griezelig veel leken op het
spandraad-gezicht in het kasteel dat Hemel heette. En de beleefde
manier waarop hij met Prill praatte, blijkbaar zonder te beseffen
dat ze een vrouw was. Omdat ze de gezellin was van een ander?
Hij was gladgeschoren. Nee, dat was onwaarschijnlijk, hij was
vast een half-Architect. Zijn haar was lang en asblond en niet al
te schoon, en het golfde om een fraai hoog voorhoofd heen. Om zijn
middel hing een soort brede gordel, de huid van een dier. `Hij
heeft me te eten gegeven,' zei Teela. 'Hij heeft voor me gezorgd.
Vier mannen probeerden ons gisteren te overweldigen, en hij verjoeg
ze, alleen maar met zijn zwaard! En hij heeft een heleboel
Interwerelds geleerd, in een paar dagen.'
'0 ja?'
'Hij heeft een heleboel ervaring met talen.'
'Dat was de onvriendelijkste opmerking die je had kunnen
maken.' 'Wat?'
'Laat maar. Ga verder.'
'Hij is oud, Louis. Hij heeft een massieve dosis binnen
gekregen van iets dat veel weg heeft van methusalixer, een hele
tijd geleden. Hij zei dat hij het heeft afgepakt van een boze
tovenaar. Hij is zo oud dat zijn grootouders zich de Val van de
Steden nog herinnerden.
Weet je wat hij aan het doen is?' Haar glimlach werd
ondeugend. 'Hij is bezig aan een soort pelgrimstocht. Lang geleden
heeft hij een gelofte afgelegd dat hij naar het punt zou lopen waar
de Boog op de aarde steunde. Daar is hij nu mee bezig. Al honderden
jaren lang.'
'Het punt waar de Boog op de aarde steunt?'
Teela knikte. Haar glimlach was stralend, en ze genoot
duidelijk van de grap, maar in haar ogen lag nog iets.
Louis had in Teela's ogen liefde gezien, maar nog nooit
tederheid. 'Je bent er trots op dat-ie dat doet! Kleine idioot die
je bent, weet je dan niet dat er geen Boog is?'
'Dat weet ik best, Louis.'
'Waarom vertel je het hem dan niet?'
'Als je dat doet, kijk ik je nooit meer aan. Hij heeft er een
te groot gedeelte van zijn leven aan besteed. En hij doet goede
dingen. Hij is redelijk goed thuis in een aantal ambachten, en die
kennis draagt hij op zijn reis naar de tegendraaiwaarts uit.'
'Hoeveel kennis kan hij met zich meedragen? Hij kan niet al te
intelligent zijn.'
'Nee, dat is hij ook niet.' In haar woorden klonk door dat
dat haar ook niet zoveel kon schelen. 'Maar als ik samen met
hem over de Ringwereld trek, kan ik een heleboel mensen een
heleboel dingen leren.'
`Ik wist dat dat zou komen,' zei Louis. Maar toch deed het
pijn. Wist ze dat het pijn deed? Ze wilde hem niet aankijken. `We
waren een dag of wat tussen die winkels voor ik besefte dat jullie
mijn cyclette zouden volgen, niet mij. Hij had me verteld over Hal
— Hal — over de godin en de zwevende toren die wagens naar zich
toetrok, en dus gingen we daarheen.
We bleven in de buurt van het altaar, en wachtten tot we
jullie cyclettes zouden zien. Toen begon het gebouw in stukken en
brokken uit elkaar te vallen. Daarna begon Zoeker ...'
`Zoeker?'
`Zo noemt hij zich. Als iemand vraagt waarom, dan kan hij
uitleggen dat hij op weg is naar het steunpunt van de Boog en hem
vertellen over de avonturen die hij heeft beleefd ... begrijp je?'
`Jah.'
`Hij begon de motoren van alle oude wagens te proberen. Hij
zei. dat de bestuurders altijd hun motor afzetten als ze werden
opgebracht door het krachtveld van de verkeerspolitie, zodat hun
motor niet uitbrandde als ze hier binnenvlogen.'
Louis en Spreker en Nessus keken elkaar aan. De helft van de
zwevende wagens deed het misschien nog!
'We vonden een wagen waarmee we konden vliegen,' zei Teela.
'We zaten achter jullie aan, maar in het donker moeten we jullie
voorbij zijn gevlogen, maar gelukkig werden we door het krachtveld
gegrepen omdat we te snel hadden gevlogen.'
`Gelukkig, ja,' zei Louis. 'Ik geloof dat ik vannacht de
sonische` klap hoorde, maar ik ben er niet zeker van.'
Zoeker was opgehouden met praten. Hij leunde op zijn gemak
tegen de muur van de slaapkamer, en keek Spreker aan, op zijn
gezicht een flauwe glimlach. Spreker keek terug. Louis kreeg de
indruk dat ze allebei dachten over hoe het zou zijn om tegen de
ander te vechten.
Maar Prill keek uit het raam, en op haar gezicht lag een
angstige uitdrukking. Toen het gejammer van de wind toenam tot een
wild huiverde ze.
Misschien had ze wel eerder wolkenformaties van dit type
geziene Kleine asteroïdegaten, snel gerepareerd, altijd ergens
anders,' maar altijd gefotografeerd voor de nieuwstapes of wat ze
op de Ringwereld in plaats daarvan hadden. Altijd iets waar je
bang voor was, de Oogstorm. Lucht die brullend werd weggezogen, de
interstellaire ruimte in. Een wervelstorm op zijn kant, met
onderaan een gat dat je even definitief kon wegzuigen als een
zeepbel in de afvoerpijp van een badkuip.
Even laaide het geraas van de wind heftiger op. Teela fronste
bezorgd haar voorhoofd. `Ik hoop dat het gebouw massief genoeg is,'
zei ze.
Louis was verbaasd. Wat is ze veranderd! Maar de Oogstorm had
haar rechtstreeks bedreigd, die laatste keer.
`Ik heb jouw hulp nodig,' zei ze: `Ik wil Zoeker vasthouden,
weet je.'
`Jah.'
`Hij mij ook, maar hij heeft een eigenaardig eergevoel. Ik
probeerde hem over jou te vertellen, Louis, toen ik hem moest
proberen naar het zwevende gebouw te krijgen. Hij kreeg het heel
erg te kwaad, en hield op met me te slapen. Hij denkt dat ik van
jou ben, Louis.'
`Slavernij?'
`Slavernij voor vrouwen, denk ik. Jij vertelt 'm wel dat ik
niet van jou ben, hè, Louis?'
Louis voelde een pijnlijk brok in zijn keel. `Het zou een
heleboel uitleg kunnen besparen als ik je gewoon aan hem verkocht.
Als je dat tenminste wilt.'
`Je hebt gelijk. Dat wil ik, ja. Ik wil de Ringwereld
rondtrekken met hem. Ik hou van hem, Louis.'
`Nou en of. Jullie waren voor mekaar in de wieg gelegd,'
zei
Louis Wu. `Jullie ontmoeting was een voorbestemd iets. De
honderd miljard mannen en vrouwen die precies hetzelfde van
elkaar dachten ...'
Ze keek hem met een heel twijfelende uitdrukking op haar
gezicht aan. `Je bent toch niet .. , sarcastisch aan het doen,
Louis?'
`Een maand geleden wist je het verschil nog niet tussen
sarcasme en een glastransistor. Nee, het gekke is dat ik helemaal
niet sarcastisch doe. De honderd miljard mannen en vrouwen doen er
niet toe, omdat zij geen deel uitmaakten van een
er-is-verdomme-geen-gerechtigheid genetisch experiment van de
poppenbazen.'
Opeens keek iedereen hem gespannen en oplettend aan. Zelfs
Zoeker staarde naar hem om te proberen erachter te komen
waar iedereen naar keek.
Maar Louis keek alleen maar naar Teela Brown.
`We zijn neergestort op de Ringwereld,' zei hij zacht en
vriendelijk, `omdat de Ringwereld jouw ideale omgeving is. Jij
moest dingen leren die je niet op Aarde kon leren, die je blijkbaar
nergens binnen de bekende ruimte kon leren. Misschien waren er ook
andere redenen — een beter soort methusalixer bijvoorbeeld, en meer
ruimte om je heen — maar de belangrijkste reden dat je nu hier bent
is om te leren.'
`Om wat te leren?'
`Pijn, blijkbaar. Angst. Het besef dat je iets hebt verloren.
Je bent nu heel anders dan je was toen je hier landde. Daarvoor was
je een soort ... abstract iets. Heb je ooit je teen
gestoten?'
`Ik geloof het niet.'
`Heb je ooit je voetzolen verbrand?'
Woedend keek ze hem aan. Ze wist het nog.
`De Leugenaar is op de Ringwereld neergestort om jou hier te:
brengen. We hebben een paar honderdduizend kilometer afgeleg. om
jou bij Zoeker af te leveren. Je cyclette bracht je precies naar de
plek waar hij was, en kwam precies op die plek in het kracht veld
terecht, omdat Zoeker de man is die je bent voorbestem'' lief te
hebben.'
Teela glimlachte toen ze dat hoorde, maar Louis lachte niet
terug
Hij zei: `Je geluk vereiste dat je de tijd moest krijgen
om he te leren kennen. Daarom hingen Spreker-tot-Dieren en ik o':
onze kop ..
`Louis!'
boven een afgrond van dertig meter. En dat zo'n twintig uur
lang. Maar dat is nog niet het ergste.'
`Dat hangt af van hoe je het bekijkt,' gromde de Kzin.
Louis negeerde hem. `Teela, je bent verliefd op me geworden
omdat dat je een motief gaf om mee te gaan met de expeditie naar de
Ringwereld. Je houdt nu niet meer van me omdat je niet mee'.; van
me hoeft te houden. Je bent er. Arrivé. En ik heb om dezelfde reden
van je gehouden, omdat het geluk van Teela Brown mij lie dansen als
een marionet .. .
Maar de echte marionet, dat ben jij. Je blijft dansen aan de
touwtjes van je geluk, je hele verdere leven lang. Finagle
weet je zo iets als vrije wil hebt. Je zult in ieder gevoel
moeite genoeg hebben om ervan gebruik te maken.'
Zoeker keek naar Louis en Teela, knielde neer, en liet zijn
duim langs het lemmet van het zwarte ijzeren zwaard glijden. Hij
moest wel beseffen dat wat hier gebeurde Teela ongelukkig maakte.
Hij moest ook nog steeds de indruk hebben dat ze aan Louis Wu
toebehoorde.
En Louis draaide zich om en keek naar Nessus. En was niet
verbaasd toen hij zag dat de poppenbaas zich in een bal had
opgerold, zijn hoofden in zijn maag had gestoken, en zich had
teruggetrokken uit het universum.
Louis pakte de poppenspeler bij de enkel van diens achterbeen
beet. Hij ontdekte dat hij zonder al te veel moeite Nessus op zijn
rug kon rollen. Nessus woog niet veel meer dan Louis Wu.
En hij vond het niet prettig. De enkel trilde in Louis'
hand.
`Jij hebt dit alles teweeggebracht,' zei Louis Wu, `met je
monsterlijke egoïsme. Van dat egoïsme heb ik bijna evenveel last
als van de monsterlijke fout die je hebt gemaakt. Hoe jullie
tegelijkertijd zo machtig, en zo vastberaden en zo stom hebben
kunnen zijn, het gaat mijn verstand te boven. Besef je al dat alles
wat er hier met ons is gebeurd een zij-effect was van Teela's
geluk?'
De bal die Nessus was, kromp nog verder in elkaar. Zoeker keek
gefascineerd toe.
`Dan kun je teruggaan naar je werelden en je soortgenoten
meedelen dat rommelen met de paargewoonten van mensen een riskante
bezigheid is. Deel ze maar mee dat als er genoeg Teela Browns zijn,
alle wetten over de kansberekening op de vuilnishoop kunnen worden
gegooid. Zelfs elementaire fysica is op atomair niveau niet meer
dan een welles-nietes spelletje. Deel ze maar mee dat het heelal
zo'n gecompliceerd stuk speelgoed is dat een redelijk voorzichtig
wezen er niet mee rondhannest.
Deel ze dat maar mee. Als je thuis bent. Maar ondertussen moet
je ophouden om voor bal te spelen. Nu meteen. Ik heb het
schaduwvlakdraad nodig. En jij moet het voor me te pakken krijgen.
We zijn bijna voorbij de Oogstorm. Hou op, Nessus .
poppenspeler rechtte zijn lichaam en stond op. `Je maakt
me te schande, Louis,' begon hij.
`Durf je dat hier te zeggen?'
De poppenbaas zweeg. Even later ging hij voor het grote raam
staan en keek naar de storm.