Gevaarlijk avontuur van Teela Brown
De nacht was zwart toen ze de iris van de oogstorm uitkwamen.
Er waren geen sterren, maar af en toe was er een gat in het
wolkendek, waar het zwakke blauwe licht van de Boog door scheen.
`Ik heb er nog eens over nagedacht,' zei Spreker. 'Nessus, je mag
je weer bij ons voegen als je wilt.'
`Dat zal ik doen,' zei de poppenspeler.
`We hebben je niet-Kzinti, niet-menselijke ideeën nodig. Je
hebt blijk gegeven van groot vernuft. Maar je moet beseffen dat ik
de misdaad die jouw ras tegen het mijne heeft begaan, niet zal
vergeten.'
`Ik koester geen enkel verlangen om met je geheugen te
knoeien, Spreker.'
Louis Wu merkte maar nauwelijks iets van deze triomf van
praktisch inzicht over eerbesef, van intelligentie over xenofobie.
Waar de wolkenvelden en de oneindigheidshorizon elkaar ontmoetten,
zocht hij alles af naar een spoor van de pijl van waterdamp, die
Teela's cyclette achter zich had gelaten. Maar die was volkomen
verdwenen.
Teela was nog steeds buiten bewustzijn. Haar intercombeeld
bewoog zich rusteloos, en Louis schreeuwde: 'Teela!' Maar ze
reageerde niet.
`We hadden ongelijk waar het Teela betrof,' zei Nessus. `Maar
ik kan niet begrijpen waarom. Waarom zijn we neergestort, als haar
geluk zo sterk is?'
`Dat is precies wat ik Louis al een hele tijd probeer te laten
beseffen!'
`Maar,' zei de poppenspeler, `als haar geluk geen kracht
heeft, hoe kan ze dan de noodaandrijving hebben aangezet? Ik geloof
dat ik steeds gelijk heb gehad. Teela Brown heeft psychisch geluk.'
Waarom werd zij dan juist gekozen? Waarom is dan de Leugenaar
neergestort? Geef daar maar eens antwoord op!'
`Hou op,' zei Louis.
Ze negeerden hem. `Haar geluk is niet steeds betrouwbaar,
dat is wel duidelijk.'
`Als haar geluk haar één keer in de steek had gelaten, dan zou
ze nu dood zijn.'
`Als ze dood of gekwetst was geraakt, dan had ik haar niet
uitgekozen. We moeten rekening houden met toevallige samenlopen van
omstandigheden. Je moet beseffen, Spreker, dat bij kansberekeningen
het toeval wel degelijk meetelt.'
`Maar tovenarij niet. Ik kan niet geloven dat mensen met een
extra-geluksfactor kweken mogelijk is.'
`Je zult wel moeten,' zei Louis.
Dit keer hoorden ze hem wel. `Ik had het al veel eerder moeten
beseffen,' ging hij verder. `Niet omdat ze steeds weer ontsnapte
aan een ramp. Het waren de kleine dingen, dingen in haar
persoonlijkheid. Ze heeft geluk, Spreker. Geloof het nou
maar.'
`Louis, hoe kun jij geloof hechten aan deze nonsens?' `Ze
heeft nooit pijn meegemaakt. Bij haarzelf. Nooit.'
`Hoe kun je dat nou weten?'
`Ik weet 't. Ze heeft steeds weer blijk gegeven alles te weten
van genoegen, en niets van pijn. Net na de noodlanding
bijvoorbeeld. Ze probeerde op blote voeten een lavahelling op te
lopen die net niet meer vloeibaar was van de hitte.'
`Ze is niet erg intelligent, Louis.'
`Ze is wél intelligent, driggit!' snauwde Louis. `Ze heeft
gewoon nog nooit pijn meegemaakt, pijn ondervonden. Toen ze haar
voeten begon te schroeien, draafde ze regelrecht de helling af en
een oppervlak op dat tien keer zo glad is als ijs — zonder te
vallen!' Aarzelend zei Spreker: `Zelfs als wat je zegt waar is,
Louis, dan vind ik het toch bijna onmogelijk om te geloven in
psychisch geluk.'
`Ik geloof er wel in. Ik moet wel.'
`Als haar geluk betrouwbaar is,' zei Nessus, `dan zou ze nooit
hebben geprobeerd om op pas gesmolten rots te lopen. Maar het geluk
van Teela Brown beschermt ons sporadisch. Geruststellend, vinden
jullie niet? Jullie drieën zouden dood zijn geweest als jullie niet
door wolken waren beschermd toen je over dat veld zonnebloemen
gleed.'
`Jah,' zei Louis, maar hij herinnerde zich dat de wolken
lang genoeg open waren gegaan om Spreker-tot-Dieren van top
tot teen te verschroeien. Hij herinnerde zich de trappen in de
Hemel, die Teela Brown negen verdiepingen hoger hadden
getransporteerd, terwijl Louis Wu had moeten lopen. Hij voelde het
verband om zijn hand, en herinnerde zich Sprekers hand, tot op het
bot weggebrand, terwijl Teela's schijf een gat had gemaakt in de
huls waarmee hij aan het zadel van haar cyclette zat. `Haar geluk
schijnt haar wat beter te beschermen dan ons.'
`En waarom ook niet, Louis. Maar je lijkt een beetje uit je
gewone doen.'
`Misschien ben ik dat ook wel . . .' Haar vrienden zouden al
lang zijn opgehouden haar te vertellen over hun problemen. Teela
Brown begreep niets van problemen. Proberen Teela Brown duidelijk
te maken wat pijn was, zou gelijk staan aan het beschrijven van het
kleurengamma aan een blinde.
Maar sporadisch of niet ... Teela's vreemde eigenschap maakte
haar ... iets anders dan menselijk, misschien. Wel een vrouw, dat
zeker, maar met verschillende sterke punten, andere talenten,
andere blinde vlekken ook ... En dit was de vrouw van wie Louis Wu
had gehouden. Heel eigenaardig allemaal.
`Zij hield ook van mij,' zei hij in gedachten. `Vreemd. Ik ben
haar type niet. En als ze niet van mij had gehouden, dan ...'
`Wat? Louis, heb je het tegen mij?'
`Nee, Nessus, tegen mezelf . . .' Was dat haar ware reden om
zich bij Louis Wu en zijn Zootje Ongeregeld aan te sluiten? Dat
maakte het mysterie nog eens zo ingewikkeld. Geluk zorgde ervoor
dat Teela verliefd werd op een man die niet geschikt voor haar was,
bracht haar ertoe zich aan te sluiten bij een expeditie die van
meet af aan niet al te best was verlopen en op rampzalige wijze was
geëindigd, zodat ze een paar keer dicht bij een gewelddadige dood
was geweest. En dat klopte niet.
Teela's intercombeeld keek op. Lege ogen in een leeg gezicht
.. . verward ... plotseling een blik van naakte angst. Haar ogen,
wit en wijd opengesperd, keken naar beneden. Teela's mooie ovale
gezicht was een afschuwelijk masker van waanzin.
`Rustig maar,' zei Louis. `Ontspan je maar. Kalmpjes aan.
Alles is in orde met je.'
`Maar ...' Teela's stem klonk schril.
`We zijn eruit. Dat ding is al ver achter ons. Kijk achterom.
Driggit, kijk achterom, zeg ik je!'
Ze draaide zich om, en één ogenblik zag Louis alleen zacht
donker haar. Toen ze hem weer aankeek, had ze zich beter in
bedwang.
`Nessus,' zei Louis. `Vertel haar wat ze moet doen.'
`Je vliegt al meer dan een half uur met een snelheid van Mach
vier. Je moet je cyclette terugbrengen naar de gewone
kruissnelheid. Daartoe moet je je wijsvinger in de opening steken
die is gemerkt met een groene rand ...'
Al was Teela nog steeds bang, ze kon wel Nessus' instructies
opvolgen.
`Nu moet je je weer bij ons voegen. Mijn richtingzoeker geeft
aan dat je een niet geheel rechte koers hebt gevlogen. Je bevindt
je op het ogenblik aan bakboordzijde en draaiwaarts van ons. Omdat
jij geen richtingzoeker hebt, zal ik je een beetje op goed geluk
naar ons moeten gidsen. Zet eerst maar eens koers in
tegendraaiwaartse richting.'
`Hoe doe ik dat?'
`Draai naar links tot de neus van je cyclette is gericht op
een onderstuk van de Boog.'
`Ik kan de Boog niet zien. Ik moet stijgen tot ik boven de
wolken zit.' Ze leek nu bijna kalm.
Drigg, maar wat was ze bang geweest! Louis kon zich niet
herinneren ooit iemand zo bang te hebben gezien. En zeker niet
Teela. Had hij Teela eigenlijk ooit wel bang gezien?
Louis draaide zich om en keek over zijn schouder. Het land lag
er donker bij onder de wolken, maar de Oogstorm, ver achter hen,
gloeide blauw in het licht van de Boog. Het Oog keek ze na,
volmaakt geconcentreerd, en zonder een spoortje spijt.
Louis was diep in gedachten verzonken toen iemand zijn naam
zei. `Jah?'
Teela Brown. Hij schoot overeind.
`Kun jij niet zeggen waar ik nu ben?'
'Nessus heeft de enige richtingzoeker,' zei Louis. `Wij hebben
er geen. Wij wisten ook niet hoe we de noodaandrijving moesten
aanzetten. Zit waarschijnlijk hetzelfde achter.'
`Daar heb ik over nagedacht,' zei Teela, `maar ik begreep het
niet.' `Hij wilde er zeker van zijn dat hij kon ontsnappen aan een
woedende Kzin. Laat maar.'
`Ik vlieg over een stad heen,' zei Teela opeens. `Ik kan een
paar lichten zien. Niet veel. Ze moeten er een grote
krachtbron hebben gehad die het een hele tijd heeft uitgehouden.
Spreker kan waarschijnlijk wel op zijn kaart zien waar ik
ben.'
`Is het de moeite van het bekijken waard?'
`Ik zei je toch net dat ik lichten zag? Misschien . . .' Het
geluid viel uit, zonder klik, zonder waarschuwing.
Louis staarde naar de lege plek boven zijn dashboard. Toen
riep hij: 'Nessus!'
Geen reactie.
Louis zette de sirene aan.
Nessus schoot omhoog als een verzameling slangen waar een
fakkel onder gehouden wordt. Onder andere omstandigheden zou het
grappig zijn geweest, de twee nekken die zich koortsachtig
ontwarden en toen als twee vraagtekens boven het dashboard
wiebelden. `Louis! Wat is er?'
`Er is iets gebeurd met Teela!'
`Goed,' zei Nessus. En de hoofden verdwenen.
Grimmig zette Louis de sirene af, wachtte even, en zette haar
toen weer aan. Nessus reageerde op dezelfde manier als tevoren. Dit
keer zei Louis als eerste iets.
`Als we niet gaan proberen erachter te komen wat er met Teela
is gebeurd, vermoord ik je.'
`Ik heb de tasp,' zei Nessus. `We hebben hem zo gemaakt dat
hij even effectief is bij mensen als bij Kzinti. Je hebt de
uitwerking op Spreker gezien.'
Denk je dat dat me ervan zal weerhouden om jou te vermoorden?'
`Ja, Louis.'
`Wat,' zei Louis langzaam en duidelijk, `wil je daarom
verwedden?'
De poppenbaas dacht na. `Teela redden kan nauwelijks zo
gevaarlijk zijn als jou uitdagen dat waar te maken. Ik was vergeten
dat het jouw partner is.' Hij wierp een blik op zijn dashboard.
`Haar signaal komt niet meer door op mijn richtingzoeker. Ik kan
niet zeggen waar ze is.'
`Betekent dat dat haar cyclette is beschadigd?'
`Ja, zeer zwaar beschadigd zelfs. De zender bevond zich naast
een van de stuwstraalmotoren van haar cyclette. Misschien was het
weer zo'n machine die nog werkt, net als dat ding dat onze
cormmunicatieschijven uitbrandde.'
`Um. Maar je weet wel waar ze was toen het contact werd
verbroken.'
`Tien graden draaiwaarts van bakboord. Ik weet niet hoever ze
van ons vandaan was, maar dat is aan de hand van de minimale en
maximale snelheid van haar cyclette wel te schatten.'
Ze vlogen tien graden draaiwaarts van bakboord verder, een
schuine lijn op Sprekers handgetekende kaart. Twee uur lang waren
er geen lichten gesignaleerd, en Louis begon zich af te vragen of
ze niet verkeerd zaten.
Vijfduizend kilometer van de rollende storm van het Oog
eindigde de lijn op Sprekers kaart bij een zeehaven. Voorbij de
zeehaven was een baai ter grootte van de Atlantische Oceaan. Teela
kon niet verder hebben gevlogen. De zeehaven zou hun laatste kans
zijn
Plotseling, voorbij de kam van een bedrieglijk geleidelijk
oplopende helling, waren er lichten.
`Stop,' fluisterde Louis heftig, zonder te weten waarom hij
fluisterde. Maar Spreker had er al voor gezorgd dat ze stil in de
lucht hingen.
Ze zweefden stil boven de grond, en bestudeerden de lichten,
en de stad waar ze deel van uitmaakten.
Stad. Overal stad. Onder hen, schimmig in het blauwe
Booglicht, zagen ze huizen die eruit zagen als bijenkorven, met
ronde ramen, tussen de huizen brede paden, te smal om de naam
straat waard te zijn. Verderop nog meer bijenkorven, en daar
voorbij hogere gebouwen, tot het in de verte alleen nog maar
wolkenkrabbers en zwevende gebouwen waren.
`Ze hadden een andere stijl van bouwen,' fluisterde Louis. `De
architectuur - helemaal niet zoals in Zigna-muklikklik.
Verschillende stijlen ...'
`Wolkenkrabbers,' zei Spreker. Waarom zouden ze hoog hebben
gebouwd, als ze zoveel ruimte hadden op de Ringwereld?'
`Om te bewijzen dat ze het konden. Nee, dat is stupide van me.
Het zou nogal zinloos zijn als ze iets als de Ringwereld zelf
konden bouwen.'
`Misschien kwamen de hoge gebouwen later wel, toen de
beschaving al op z'n retour was.'
De lichten: schitterend witte ramen rijen, een stuk of tien
torens die van boven tot onder verlicht waren. Ze stonden bij
elkaar in wat Louis al het Regeringscentrum had gedoopt, omdat
alle zes de zwevende gebouwen daar hingen.
Nog iets: een klein stuk land een eind uit het centrum,
draaiwaarts van de zwevende torens, gloeide met een zwak oranje-wit
licht.
Op de tweede verdieping van een van de bijenkorfhuizen zaten
ze gedrieën om Sprekers kaart.
Spreker had erop gestaan dat ze de cyclettes mee zouden nemen
naar binnen. `Veiliger.' Hun licht kwam van de koplampen van
Sprekers eigen cyclette, weerkaatst en zachter gemaakt door een
gebogen wand. Een tafel, eigenaardig gemodelleerd om te zorgen voor
uithollingen die dienden tot bord en schotel, was omgevallen en tot
stof gedesintegreerd toen Louis er even tegenaan was gelopen. Het
stof lag twee centimeter dik op de vloer. De verf op de gebogen
wand was poeder geworden en lag nu in een zachte streep hemelsblauw
langs de plint.
Louis voelde de ouderdom van de stad op zijn schouders
drukken.
`Toen de tapes in de kaartenkamer werden gemaakt, was dit een
van de grootste steden van de Ringwereld,' zei Spreker. Zijn kromme
klauw schoof over de kaart. `De stad was in eerste instantie zuiver
planmatig opgezet, een halve cirkel, met de vlakke kant naar de zee
toegekeerd. De Hemel moet veel later zijn gebouwd, toen de
uitlopers van de stad al heel ver langs de kust reikten.'
`Jammer dat je er geen kaart van hebt gemaakt,' zei Louis.
Want het enige dat op Sprekers kaart te zien was, was een
gearceerde halve cirkel.
Spreker vouwde zijn kaart weer op. `Een verlaten metropool als
deze moet vol geheimen zitten. We moeten op onze hoede zijn. Als
een beschaving zich in dit land, onder deze omstandigheden, weer
kan opwerken, dan moet dat in een oord zijn waar allerlei
vingerwijzingen bestaan naar een verdwenen technologie.'
`En verdwenen metalen dan?' wierp Nessus tegen. `Een
beschaving die eenmaal ten onder is gegaan, komt er niet meer
bovenop, niet op de Ringwereld. Er is geen metaal waarnaar gedolven
kan worden, er zijn geen fossiele brandstoffen. Gereedschap kan
alleen maar van hout en been zijn.'
`We hebben lichten gezien.'
`Lichten zonder doelbewust patroon, ja — en dat zou kunnen
wijzen op een groot aantal onafhankelijke krachtbronnen die het de
een na de ander begeven,' zei Nessus. `Maar misschien heb je wel
gelijk. Als er hier opnieuw een zekere technische vaardigheid is
ontstaan, dan moeten we contact opnemen met de mensen die die
vaardigheid bezitten. Maar op onze eigen voorwaarden.'
`Misschien weten ze al waar we zijn, aan de hand van onze
intercomsignalen.'
`Nee, Spreker. Dat gaat via een geblokkeerde straal.'
Louis, die maar met een half oor luisterde, dacht: Ze kan wel
gewond zijn, ze kan ergens liggen, zonder dat ze zich kan bewegen,
wachtend op ons.
En hij kon zelf niet geloven, hoe hij ook z'n best deed.
Het leek er veel op dat Teela was gestuit op een oude machine,
misschien wel een technologisch zeer geavanceerd wapen, als de
Ringwerelders die hadden. Het was heel goed denkbaar dat het
apparaat alleen haar intercom en richter-zender buiten werking had
gesteld, en haar stuwstraalmotoren intact had gelaten. Maar erg
waarschijnlijk leek dat niet.
Waarom kon hij dan niet het gevoel krijgen dat er iets urgents
aan de hand was? Louis Wu, koel als een computer, terwijl zijn
partner oog in oog stond met onbekende gevaren.
Zijn partner ... ja, maar nog iets meer, en iets anders.
Nessus opperde: `We moeten er vanuit gaan dat Teela's geluk
haar een ogenblik in de steek heeft gelaten. We dienen er dan
vanuit te gaan dat Teela niet gewond is. Als haar cyclette het
heeft begeven, dan heeft ze waarschijnlijk de dood gevonden. Als ze
niet onmiddellijk de dood vond, moet ze zijn gered zodra haar geluk
weer begon te werken.'
Wat! Dat is idioot. Je kunt van een psychisch vermogen toch
niet verwachten dat het dat soort regels zal volgen?'
`De logica erachter is onaantastbaar, Louis. Wat ik je
duidelijk wil maken is dat Teela niet onmiddellijk hoeft te worden
gered. Als ze leeft dan kan ze wachten. We kunnen hier blijven tot
het licht wordt, dan gaan we op verkenning uit.'
`Wat dan? Hoe vinden we haar?'
`Als haar geluk haar niet in de steek heeft gelaten, is ze in
veilige handen. Naar die handen gaan we op zoek. Als ze er
niet zijn, weten we dat morgen, en dan moeten we hopen dat zij
ons op een of andere manier waarschuwt. Dat kan ze op diverse
manieren doen.'
`Maar hoe ze ons ook waarschuwt, er komt licht bij kijken,'
kwam Spreker er tussen.
`Hoe bedoel je dat?'
`Het moet wel met licht gaan. Het is mogelijk dat haar
koplampen het nog doen. Dan heeft ze ze waarschijnlijk aangezet.
Jij zei toch dat ze intelligent was, Louis?'
`Inderdaad.'
`En ze geeft niets om veiligheid. Het zal haar niets kunnen
schelen wat haar vindt, als wij haar maar vinden. Als haar
koplampen niet meer werken dan gaat ze misschien wel met haar
flitslichtlaser seinen geven naar alles wat ze ziet bewegen. Of ze
steekt er iets mee in brand om ons te laten weten waar ze
is.'
`Wat jij bedoelt is dat we haar niet kunnen vinden als het
licht is. En gelijk heb je.'
`Eerst moeten we de stad overdag verkennen,' hield Nessus vol.
Als we mensen vinden is dat meegenomen. Als we ze niet vinden.
kunnen we morgenavond op zoek gaan naar Teela Brown.'
`En haar ergens laten liggen, zomaar, dertig uur lang? Jij
harteloze ... Driggit, die gelige plek die we zagen, dat zou haar
kunnen zijn! Geen straatverlichting, maar brandende gebouwen!'
Spreker stond op. `Dat is waar. We moeten gaan kijken.'
`Ik ben Hij-die-het-verst-in-de-achterhoede is van deze vloot.
Mijn oordeel luidt dat Teela Brown niet het risico waard is van een
nachtelijke vlucht boven onverkend en onbekend gebied.'
Spreker-tot-Dieren was al op zijn cyclette geklommen. `We bevinden
ons in mogelijk gevaarlijk gebied. Daarom voer ik het bevel. We
gaan Teela Brown zoeken, een lid van dit gezelschap.'
De Kzin liet zijn cyclette iets stijgen en gleed toen
voorzichtig door een groot ovaal raam. Aan de andere kant zag Louis
brokstukken van een soort portiek, en daarna de uitlopers van een
stad zonder naam.
De andere cyclettes stonden op de begane grond. Louis draafde
haastig de trap af, maar wel met de nodige voorzichtigheid, daar
een deel van de trap was ingestort en de machines die hem vroeger
hadden aangedreven al lang tot roest waren vergaan.
Nessus keek op hem neer van de tweede verdieping. `Ik blijf
hier, Louis. Ik beschouw dit als muiterij.'
Louis gaf geen antwoord. Zijn cyclette steeg iets op, vloog
door de ovale deur, en schuin omhoog, de nacht in ..
De nacht was koel. Het licht van de Boog gaf de stad een
menigte marineblauwe schaduwen. Louis zag het geflikker van
Sprekers cyclette en volgde hem naar het gloeiende stuk stad,
draaiwaarts van het felverlichte Regeringscentrum.
Het was niets dan stad, honderden vierkante kilometer stad. Er
waren niet eens parken. Waarom hadden ze zo compact gebouwd? Ze
hadden massa's ruimte gehad. Zelfs op de Aarde hadden de mensen
graag wat bewegingsvrijheid.
Maar op de Aarde hadden ze transfercabines. Dat moest 't zijn:
de Ringwerelders hadden reistijd meer waard gevonden dan
bewegingsvrijheid.
`We blijven laag,' zei Spreker over de intercom. `Als het
licht daar alleen maar straatverlichting is, gaan we terug. We
moeten rekening houden met de mogelijkheid dat Teela Brown is
neergeschoten. Dat risico moeten wij zoveel mogelijk
vermijden.'
`Best,' zei Louis. Maar hij dacht: hoor hem nou eens, maakt
zich zorgen over veiligheid, terwijl die vijand puur hypothetisch
is. Een Kzin, verstandig-roekeloos, leek wel de voorzichtigheid van
een poppenspeler te hebben, vergeleken met Teela Brown.
Waar was ze nu? Veilig, of gewond, of dood?
Ze waren al voor de landing van de Leugenaar op zoek geweest
naar beschaafde Ringwerelders. Hadden ze die nu eindelijk gevonden?
Die mogelijkheid zorgde er waarschijnlijk voor dat Nessus Teela
niet van het ene ogenblik op het andere liet voor wat ze was.
Louis' dreigement had niets om het lijf, en Nessus zou dat echt wel
doorhebben.
Als ze beschaafde Ringwerelders hadden gevonden, en het bleken
vijanden te zijn ... nou ja, dat kwam dan nauwelijks als een
verrassing.
Zijn cyclette gleed wat af naar links. Louis corrigeerde het.
`Louis.' Spreker scheen met iets te worstelen. `Iets schijnt mijn
cyclette te storen ...' Toen, dringend, met de geoefende
commandotoon in zijn stem: `Louis. Draai om. Nu.'
De commandotoon scheen Louis regelrecht in het stuurcentrum
van zijn hersens aan te spreken. Hij draaide onmiddellijk om. Maar
zijn cyclette vloog gewoon door.
Louis wierp zich met zijn volle gewicht op de stuurstaaf. Het
hielp niets. De cyclette bleef voortglijden naar de lichten van het
Regeringscentrum.
`Iets heeft ons te pakken!' schreeuwde Louis, en meteen sloeg
de angst hem om het hart. Ze waren poppen! De Poppenkastman, groot
en duister en alwetend boven hen, trok aan touwtjes en hun armen en
benen bewogen en ze gingen hierheen en daarheen volgens een
onbegrijpelijk verhaal waarin ze een rol speelden. En Louis Wu
kende de naam van de Poppenkastman.
Het geluk van Teela Brown.