Het meisje van voorbij de rand
Ze heette Halrloprillalar Hotrufan. Ze was een bemanningslid
van het stuwschepschip ... Pionier, noemde Nessus het na even
aarzelen ... al tweehonderd jaar lang.
De Pionier had een cyclus van vierentwintig jaar, en deed
daarin vier zonnen en hun planeten aan: vijf planeten met een
zuurstofatmosfeer en de Ringwereld. Het `jaar' dat ze gebruikten
was een traditionele spanne tijds, die niets te maken had met de
Ringwereld. Misschien kwam het jaar wel overeen met dat van een van
de verlaten planeten.
Twee van de vijf werelden van de Pionier hadden gekrioeld van
dè mensen voor de Ringwereld was gebouwd. Nu waren ze verlaten, net
als de andere, bedekt met wilde vegetatie en het puin van
instortende steden.
Halrloprillalar had de cyclus acht keer gedaan. Ze wist dat op
deze werelden planten of dieren bestonden die zich niet hadden
aangepast aan de Ringwereld, omdat daar geen winter-zomer cyclus
bestond. Een paar planten waren eetbaar, een paar dieren ook. En
verder — Halrloprillalar wist het niet, en het kon haar niets
schelen ook.
Haar werk had niets te maken met de lading van het
stuwschepschip.
`Ze hield zich ook niet bezig met voortstuwing of met de zorg
voor het bestaan aan boord,' zei Nessus. `Ik kon er niet achter
komen waaruit haar taak nu precies bestond. De Pionier had een
bemanning van zesendertig personen. Er kan geen twijfel aan bestaan
dat een aantal van hen niet essentieel was voor het goed
functioneren van het schip. En het is even zeker dat zij niet in
staat kan zijn geweest om iets te doen dat complex is of van het
grootste belang voor het welzijn van schip en bemanning. Ze is niet
erg intelligent, Louis.'
`Heb je er ook aan gedacht te vragen hoe de verhouding lag
tussen mannen en vrouwen aan boord? Hoeveel van die zesendertig
waren vrouwen?'
Dat heeft ze me verteld. Drie.'
`Dan hoef je niet meer te piekeren over wat haar beroep was.'
Tweehonderd jaar lang reizen, veiligheid, avonturen. Toen, aan het
eind van Harlrloprillalars achtste cyclus, had de Ringwereld niet
gereageerd op de oproep van de Pionier.
Het elektromagnetische kanon werkte niet.
Voor zover de telescopen dat konden nagaan, was er geen teken
van activiteit bij de verschillende ruimtehavens.
De vijf werelden van de cyclus van de Pionier waren niet
voorzien van elektromagnetische kanonnen om het schip af te remmen.
Daarom had de Pionier brandstof om te remmen bij zich:
interstellaire waterstof, en route gecondenseerd. Het schip kon
landen ... maar waar?
Niet op de Ringwereld. De meteoorlasers zouden ze zonder meer
in stukken schieten.
Ze hadden geen toestemming gekregen om op de richel te landen
waar de ruimtehaven gevestigd was. En er was daar iets niet in
orde.
Terug naar een van de verlaten thuiswerelden? Dat zou erop
neerkomen dat ze een nieuwe koloniewereld zouden moeten beginnen,
met drieëndertig mannen en drie vrouwen.
`Het waren gevangenen van een starre routine,' zei Nessus,
`psychologisch slecht toegerust om zo'n beslissing te nemen. Ze
muitten. De piloot van de Pionier wist zich lang genoeg in de
stuurcabine op te sluiten om de Pionier aan de grond te kunnen
zetten op de richel waar de ruimtehaven zich bevond. Daarom
vermoordden ze hem, omdat hij het schip en hun levens in de
waagschaal had gesteld, zegt Halrloprillalar. Ik vraag me af of ze
hem eigenlijk niet hebben vermoord omdat hij in strijd handelde met
de traditie door per raket en zonder formele toestemming te
landen.'
Louis voelde dat iemand naar hem keek. Hij tuurde omhoog. Het
meisje zat hem nog steeds aan te kijken. En Nessus keek naar haar
terug met een van zijn hoofden, het linker.
Dus daarin zat de tasp. En daarom keek Nessus de hele tijd zo
naar boven. Ze wilde Nessus niet uit het oog verliezen, en hij
durfde haar niet te bevrijden van de aangename band van de tasp.
`Nadat de piloot was vermoord, lieten ze het schip voor wat het
was. Toen pas kwamen ze erachter hoeveel schade de piloot
hun had berokkend. De cziltang brone was inert, kapot, en ze
zaten vast op de verkeerde kant van een vijftienhonderd kilometer
hoge muur.'
`Wat de cziltang brone is, weet ik niet precies,' zei Nessus.
`Maar ik vermoed dat het materie doordringbaar maakte, een veld
projecteerde door middel waarvan de vloer van de Ringwereld zijn
starre karakter tijdelijk verloor.'
'Een osmosegenerator,' zei Louis.
'Misschien. In ieder geval moesten ze een nieuwe construeren,
een karwei dat ze jaren kostte. Er vond een ongeluk plaats. Een
osmosestraal, met een abnormale frequentie dank zij slecht
kalibreren, ging door de Pionier heen. Twee leden van de bemanning
stierven, tot hun middel weggezakt in een metalen vloer, en
zeventien anderen liepen permanente hersenbeschadigingen en ook
andere verwondingen op, toen een aantal vliezen al te doordringbaar
werd.
Maar ze kwamen erdoor, de andere zestien. Ze namen de idioten
mee. Ze namen ook de cziltang brone mee, voor het geval de nieuwe
Ringwereld vijandig zou blijken te zijn.
Ze troffen alleen maar chaos aan, een tot het barbarendom
teruggevallen beschaving.
Jaren later probeerden er een paar terug te gaan.
De cziltang brone begaf het en vier van hen bleven vastzitten
in de randmuur. En dat was dat. Toen wisten ze ook al dat ze
nergens op de Ringwereld nog nieuwe onderdelen zouden kunnen
krijgen.'
`Ik begrijp niet hoe het verval zo snel kan zijn gegaan,' zei
Louis. `Je zei toch dat de Pionier een cyclus had van vierentwintig
jaar?' `Vierentwintig jaar scheepstijd, Louis.'
`0. Dat scheelt.'
`Ja. De afstand tussen de sterren leek voor een schip dat een
snelheid heeft van één Ringwereld-gee tussen de drie en de zes
jaar. De werkelijke afstand was groter. Halrloprillalar' — 'Noem
haar maar Prill,' suggereerde Louis — `goed, Prill dus, had het
over een gebied dat tweehonderd lichtjaren dichter bij de kern van
de melkweg lag, en waar drie zonnen voorkwamen met zuurstofplaneten
binnen een onderlinge afstand van tien lichtjaren.' 'Tweehonderd
lichtjaren? Zou dat in de buurt van de menselijke ruimte
kunnen zijn?'
`Misschien zelfs binnen de menselijke ruimte. Planeten met een
zuurstofatmosfeer komen meestal niet zo dicht bij elkaar voor als
in de omgeving van Sol. Halrloprillalar zei dat
terraformeertechnieken zijn gebruikt om deze werelden bewoonbaar te
maken, vele eeuwen voor de Ringwereld werd gebouwd. Maar dat kostte
te veel tijd. De ongeduldige mensen lieten de terraformatie
halverwege voor wat het was.'
`Dat zou een hoop verklaren. Alleen ... nee, laat maar.'
`Primaten, Louis? Er zijn bewijzen genoeg dat jouw ras zich op de
aarde heeft ontwikkeld. Maar de Aarde zou heel goed kunnen zijn
gebruikt als basis voor een terraformeerproject dat zich richtte op
werelden in naburige zonnestelsels. De architecten kunnen
huisdieren en bedienden hebben meegenomen.'
`Apen bijvoorbeeld — primaten — en Neanderthalers ...?' Louis
maakte een kappend gebaar met zijn hand. 'Het is alleen maar
speculatie, het is niet iets dat we hoeven te weten.'
`Akkoord.' De poppenspeler kauwde onder het praten op een blok
groente uit zijn autokeuken. 'De ellipsvormige route van de Pionier
was meer dan driehonderd lichtjaren lang. Tijdens één zo'n reis was
er tijd genoeg voor ingrijpende veranderingen, hoewel die zeldzaam
waren. De maatschappij waarin Frill leefde was heel stabiel.'
`Waarom is ze er zo zeker van dat de hele Ringwereld weggezakt
is in chaos? Hoe groot is het gebied dat ze hebben verkend?' 'Heel
klein, maar groot genoeg. Frill heeft gelijk. De cziltang brone zal
nooit meer worden gerepareerd. De hele Ringwereld moet nu barbaars
geworden zijn.'
'Hoe?'
'Prill probeerde me uit te leggen wat hier is gebeurd. Haar is
het weer verteld door een van de leden van de bemanning van de
Pionier. Hij had de zaak natuurlijk overgesimplificeerd. Misschien
was het allemaal al jaren voor het vertrek van de Pionier op haar
laatste omloop begonnen ...'
Er waren tien bewoonde werelden geweest. Toen de Ringwereld
klaar was, waren ze verlaten om verder te bestaan zonder de
aanwezigheid van de mens.
Stel je zo'n wereld eens voor:
Het land is overdekt met steden in alle stadia van
ontwikkeling.
Misschien hadden ze wel geen achterbuurten meer, maar ergens
zijn die er nog wel, al was het alleen maar uit historisch belang.
Overal kun je de bijprodukten van een beschaving vinden: gebruikte
verpakkingen, kapotte machines, beschadigde boeken of filmcassettes
of rollen, alles wat alleen met verlies opnieuw kan worden gebruikt
of verwerkt, en ook een heleboel dingen waarvoor het tegendeel
geldt. De zeeën zijn honderdduizenden jaren lang gebruikt als
vuilnisvat. Tegen het eind dumpten ze er onbruikbare radioactieve
eindprodukten van kernsplitsingsprocessen in.
Is het dan zo vreemd wanneer het leven in de zee zich aanpast
aan de nieuwe omstandigheden?
Is het dan zo vreemd wanneer nieuwe levensvormen tot
ontwikkeling komen die zich voeden met dat afval?
Dat is een keer op Aarde gebeurd,' zei Louis Wu. `Een soort
gist dat polyethyleen lustte. Het vrat de plastic verpakkingen van
de schappen in de supermarkt. Het is nu dood. We hebben
polyethyleen eraan moeten geven.'
Stel je eens tien van dat soort werelden voor.
Bacteriën kwamen tot ontwikkeling die zinklegeringen,
plastics, verf, isolatiemateriaal, recent afval en afval dat al
duizenden jaren geleden was geproduceerd, konden eten. Het zou
allemaal niets gegeven hebben als de stuwschepschepen er niet waren
geweest. De stuwschepschepen kwamen vrij vaak langs de oude
werelden. Daar zochten ze naar levensvormen die waren vergeten of
die zich niet hadden aangepast aan de Ringwereld. Ze brachten ook
andere dingen mee terug: souvenirs, kunstvoorwerpen die waren
vergeten of waarvan het vervoer alleen maar was uitgesteld. Vele
musea waren nog steeds niet compleet, omdat de ongelooflijk
kostbare stukken een voor een naar de Ringwereld moesten worden
gebracht.
Een van de stuwschepen bracht een schimmelsoort mee die de
structuur kon vernietigen van een hooggeleider, die veel werd
gebruikt bij ingewikkelde machines.
De schimmel werkte langzaam, was jong en primitief en stierf
in het begin snel weer af. Diverse variëteiten kunnen op de
Ringwereld zijn terechtgekomen voor er eindelijk een goed aansloeg.
Omdat de schimmel zo langzaam werkte, ging het schuwschepschip niet
kapot tot lang na de landing. De cziltang brone van
de ruimtehaven ging pas kapot toen bemanningsleden en
personeel van de ruimtehaven de schimmel met zich mee hadden
genomen, naar binnen, de Ringwereld in. De krachtstraalontvangers
begaven het pas toen de pendels die door de elektromagnetische
kanonnen op de randmuur schoten het over de hele Ringwereld hadden
verspreid.
`Krachtstraalontvangers?'
`Energie wordt therma-elektrisch opgewekt op de
schaduwvlakken, en vandaar naar de Ringwereld gekaatst. De
krachtstraal zelf is waarschijnlijk beveiligd tegen defecten. We
hebben er niets van gemerkt toen we de Ringwereld naderden. Hij
moet zichzelf hebben uitgeschakeld toen de ontvangers niet meer
functioneerden.' `Maar het is toch wel mogelijk om een andere
hooggeleider te maken?' zei Spreker. `Wij kennen minstens twee
moleculaire grondstructuren, en op allebei zijn allerlei varianten
mogelijk om ze geschikt te maken voor gebruik bij diverse
temperaturen.' `Er zijn er minstens vier,' zei Nessus. `Je hebt
volkomen gelijk, de Ringwereld had de Val van de Steden moeten
overleven. Een jongere, krachtiger maatschappijvorm had die ramp
ook overleefd. Maar denk nu eens na over de moeilijkheden waarvoor
ze zich gesteld zagen.
Een groot deel van hun leiders was dood, verpletterd onder de
neerstortende gebouwen toen de energie uitviel.
Zonder energie konden ze niet veel experimenteren om andere
hooggeleiders te vinden. Opgeslagen energie werd meestal
geconfisceerd en verbruikt door lieden met politieke macht, of om
beschaafde enclaves in stand te houden, in de hoop dat iemand
anders iets aan de noodtoestand deed. De fusiemotoren van de
stuwschepschepen waren onbereikbaar: de cziltang brones werkten met
hooggeleiders. Mensen die iets hadden kunnen uitrichten, konden
niet bij elkaar komen: de computer die het elektromagnetische kanon
bediende werkte niet meer, en het kanon zelf had geen
energie.'
`Omdat een paard een hoefijzer verloor, viel een koninkrijk,'
zei Louis.
`Ik ken het verhaal. Helemaal identiek is deze situatie niet,'
zei Nessus. `Ze hadden er iets aan kunnen zijn doen. Er was
energie voor handen om vloeibaar helium te condenseren. Een
krachtaalontvanger repareren zou geen zin hebben gehad omdat
de krachtstralen zelf niet meer werkten, maar een cziltang
brone had aangepast kunnen worden aan een metalen hooggeleider,
gekoeld met vloeibaar helium. Een cziltang brone had de
ruimtehavens weer toegankelijk gemaakt, en daarna had men naar de
schaduwvlakken kunnen vliegen, en daar de krachtstralen weer in
werking kunnen stellen, zodat andere met vloeibaar helium gekoelde
hooggeleiders aangepast konden worden aan de
krachtstraalontvangers.'
'Maar,' ging Nessus verder, `dit alles had opgeslagen energie
vereist, en die werd gebruikt om de straatverlichting brandende te
houden, of de overgebleven zwevende gebouwen niet te laten
neerstorten of om eten te koken en in te vriezen. En zo viel de
Ringwereld dus definitief.'
'En wij erbij,' zei Louis Wu.
`Ja. We hadden geluk dat we Halrloprillalar tegen zijn
gekomen. Ze heeft ons een nodeloze reis bespaard. We hoeven niet
langer verder te gaan naar de randmuur.'
Louis' hoofd stak één keer, heel gemeen. Hij zou last van
hoofdpijn krijgen.
`Geluk,' zei Spreker-tot-Dieren. `Zo. Als dit nu geluk is,
waarom ben ik dan niet blij? We zijn ons doel kwijt, onze laatste
magere hoop om nog te ontsnappen. Onze cyclettes zijn schroot. Een
lid van het gezelschap is vermist in deze doolhof van een stad.'
`Dood,' zei Louis Wu. Toen ze hem niet-begrijpend aankeken, wees
hij naar het halfduister. Teela's cyclette sprong bijna meteen in
het oog: hij hing in de lichtstraal van de koplampen van een van de
andere drie.
`We zullen voortaan ons eigen geluk moeten maken,' zei
hij.
`Ja. Je zult nu wel beseffen, Louis, dat Teela's geluk
sporadisch is. Dat kan niet anders. Anders zou ze niet aan boord
van de Leugenaar zijn geweest. Anders zouden we niet op de
Ringwereld zijn neergestort.' De poppenbaas wachtte even, en voegde
er toen aan toe: `Het spijt me voor je, Louis.'
`Ze zal worden gemist,' gromde de Kzin.
Louis knikte. Zou hij niet meer moeten voelen? Maar het
incident in de Oogstorm had op de een of andere manier verandering
gebracht in zijn gevoelens voor Teela. Ze had toen nog minder
menselijk geleken dan Spreker of Nessus. Ze was een mythe. Spreker
en Nessus waren concreet.
`We moeten een nieuw doel hebben,' zei Spreker. `We hebben
iets nodig waarmee we de Leugenaar weer de ruimte in kunnen
krijgen. Ik moet bekennen dat het mij geheel aan ideeën
ontbreekt.'
`Mij niet,' zei Louis.
De Kzin leek verrast. `Nu al?'
`Ik wil er nog wat langer over nadenken. Ik weet niet zeker of
het wel een zinnig idee is, en of het uitvoerbaar is, daar durf ik
al helemaal niets over te zeggen. We zullen in ieder geval een
voertuig nodig hebben. Laten we daar eens over nadenken.'
`Een slede misschien. We kunnen de overgebleven cyclette
gebruiken om 'm te trekken. Een grote slede, misschien de muur van
een gebouw.'
`Ik heb een beter idee. Ongetwijfeld kan ik Halrloprillalar
zover krijgen dat ze me de machines laat bekijken die dit gebouw in
de lucht houden. Misschien kunnen we van het gebouw zelf wel een
transportmiddel maken.'
`Probeer dat maar, ja,' zei Louis.
`En jij?'
`Gun me wat tijd.'
De kern van het gebouw was één grote massa machines. Een deel
ervan zorgde ervoor dat het gebouw in de lucht bleef, andere
apparaten zorgden voor airconditioning en watercondenseerders en
waterkranen, en een geïsoleerd stuk maakte deel uit van de
generators voor de elektromagnetische val. Nessus werkte. Louis en
Prill stonden te kijken, stijfjes elkaar negerend.
Spreker was nog steeds in de gevangenis. Prill had geweigerd
hem naar boven te laten komen.
`Ze is bang voor je,' had Nessus gezegd. `We zouden haar
natuurlijk onder druk kunnen zetten. We zouden jou op een van de
cyclettes kunnen zetten. Als ik weigerde mee te gaan tot jij op het
podium stond, dan zou ze je cyclette moeten laten opstijgen.'
`Misschien laat ze me tot halverwege het plafond stijgen om me
dan te laten vallen. Nee.'
Maar ze had Louis Wu geaccepteerd.
Hij bestudeerde haar terwijl hij deed of hij haar negeerde.
Haar mond was smal, vrijwel liploos. Haar neus was klein en recht
en smal. Ze had geen wenkbrauwen.
Geen wonder dat ze een uitdrukkingsloos gezicht leek te
hebben. Haar gelaatstrekken leken niet veel meer dan de flauwe
lijnen op de dummy van een pruikenmaker.
Na twee uur werken kwamen Nessus' hoofden uit een
reparatiepaneel. `Ik kan niet zorgen voor vermogen om ons hier
vandaan te brengen. De krachtvelden die ons in de lucht houden,
kunnen niet méér dan dat. Maar ik heb een corrigeermechanisme
losgekoppeld dat ervoor moest zorgen dat we boven deze plek bleven
hangen. Het gebouw is nu aan de wind overgeleverd.'
Louis grinnikte. `Of aan een sleepboot. Maak een kabel aan je
cyclette vast en trek het gebouw achter je aan.'
`Dat hoeft niet. De cyclette is voorzien van een reactieloze
stuwstraalmotor. Hij kan gewoon binnen het gebouw blijven.'
kwam daar het eerst op, hè? Maar die motor heeft een
ontzettend groot vermogen. Als de cyclette hier losslaat ...'
`Ja ...' De poppenspeler wendde zich tot Prill en begon
langzaam tegen haar te spreken in de taal van de goden van de
Ringwereld. Hij sprak een hele tijd, en ten slotte zei hij tegen
Louis: `Er is een hoeveelheid elektro-montageplastic. We kunnen de
cyclette in plastic vatten, en alleen de bedieningsorganen
vrijlaten.' `Is dat niet wat drastisch?'
`Louis, als de cyclette losslaat, kan ik gewond raken.'
`Hm ... misschien. Kun je het gebouw laten landen als dat
moet?' `Ja, ik kan de vlieghoogte wijzigen.'
`Dan hebben we geen verkenningsvoertuig nodig. Oké, dan doen
we dat.'
Louis rustte, maar hij sliep niet. Hij lag op zijn rug op het
grote ovale bed. Zijn ogen waren open en hij staarde door het
plexiraam in het plafond.
Over de rand van het schaduwvlak was de gloed van de
zonne-corona te zien. De nieuwe dag was niet ver meer, maar de Boog
was nog blauw en felverlicht in de zwarte hemel.
`Ik moet krankzinnig zijn,' zei Louis Wu.
En: `Wat kunnen we dan doen?'
De slaapkamer had waarschijnlijk deel uitgemaakt van de suite
van de directeur van de gevangenis. Hij en Nessus hadden de
cyclette gemonteerd in een diepe kast, en er plastic over en langs
gegoten, en daarna, met Prills hulp, een stroomleiding door
het plastic geleid. De kast was er net groot genoeg voor
geweest. En de suite was nu een stuurcabine.
Het bed rook oud. Het kreukelde toen hij zich even verroerde.
`Vuist-van-God,' zei Louis Wu tegen het duister. `Ik zag 'm.
Zestienhonderd kilometer hoog. Maar dat klopt niet. Ze zouden nooit
een zo hoge berg bouwen, niet als ...' De rest van de zin liet hij
onuitgesproken.
En opeens zat hij rechtop in zijn bed en schreeuwde:
`Schaduw-vlakdraad!'
Een schaduw kwam de slaapkamer binnen.
Louis verstarde. Bij de deur brandde geen licht. Toch was aan
de vloeiende bewegingen en de schakering van subtiele tinten licht
en donker te zien dat een naakte vrouw op hem toe kwam lopen.
Hallucinatie? De geest van Teela Brown? Ze was bij hem voor hij het
wist. Volkomen zeker van zichzelf ging ze naast hem op het bed
zitten. Haar hand gleed naar hem toe en raakte zijn gezicht aan, en
haar vingertoppen streken langs zijn wang.
Ze was bijna kaal. Hoewel haar haar donker, lang en dik was
zodat het onder het lopen op en neer golfde, groeide het maar in
een tweeëneenhalve centimeter brede strook die van de onderkant van
haar schedel naar haar oren liep. In het duister waren haar
gelaatstrekken vrijwel onzichtbaar. Maar haar lichaam was heel
mooi. Hij zag nu voor het eerst hoe ze was gebouwd. Ze was slank,
lenig en gespierd als een beroepsdanser, maar toch rank. Haar
borsten waren zwaar en hoog ingeplant.
Als haar gezicht net zo was geweest als haar lichaam ..
.
`Ga weg,' zei Louis, er wel voor zorgend het niet
onvriendelijk te laten klinken. Hij pakte haar pols vast en maakte
zo een eind aan wat haar vingertoppen met zijn gezicht deden. Het
had aangevoeld als een gelaatsmassage, oneindig ontspannend. Hij
stond op, trok haar zacht overeind, pakte haar bij haar schouders.
Als hij haar nu gewoon omdraaide en een tikje op de bil gaf
...?
Ze liet haar vingertoppen langs zijn hals glijden. Nu
gebruikte ze beide handen. Ze raakte hem op zijn borst aan, en
hier, en daar, en opeens was Louis Wu blind van lust. Zijn handen
klemden zich als bankschroeven om haar schouders.
Ze liet haar handen zakken. Ze wachtte, deed gein poging om
te helpen toen hij zich uit zijn kleren werkte. Maar terwijl
hij zich uitkleedde, aaide ze hem hier, en daar, niet altijd
op zenuwknooppunten. En elke keer was het of het genots centrum van
zijn hersenen werd geraakt.
Hij stond in lichterlaaie. Als ze hem nu wegduwde, zou hij
geweld gebruiken. Hij moest en zou haar bezitten ...
... Maar ergens wist een koel stuk binnenin hem dat ze hem
even snel seksueel kon verkillen als ze hem kon opwinden. Hij
voelde zich een jonge sater, maar hij besefte ook vagelijk dat hij
als een marionet aan touwtjes danste.
Maar dat kon hem op dit ogenblik heel, heel weinig schelen. En
op Prills gezicht lag nog steeds geen uitdrukking.
Ze voerde hem mee tot op de rand van het orgasme, en toen
hield ze hem daar, hield hem daar ... zodat toen het kwam, het wel
leek of hij door de bliksem werd getroffen. Maar de bliksem vlamde
door, steeds maar door, een witgloeiende ontlading van de
extase.
Toen het voorbij was, besefte hij nog maar nauwelijks dat ze
wegliep. Ze moest weten dat ze hem tot op de bodem had opgebruikt.
Hij sliep voor ze bij de deur was.
En werd wakker met de gedachte: Waarom deed ze dat nou?
Je bent te drigg analytisch, zei hij tegen zichzelf. Ze is
eenzaam. Ze moet hier al een hele tijd zijn. Ze heeft een bepaalde
vaardigheid aangeleerd, en ze heeft de laatste tijd niet de
gelegenheid gehad om die vaardigheid ook toe te passen ...
Vaardigheid. Ze moest meer van anatomie afweten dan de meeste
professoren. Een doktoraal examen in Prostitutie gehaald? Achter
het oudste beroep zat meer dan je op het eerste gezicht zou
vermoeden. Louis Wu kon bedrevenheid op elk gebied onderkennen.
Deze vrouw had het op het hare.
Raak deze zenuwen in die volgorde aan, en de persoon die je
onder handen hebt, reageert zus-en-zo. De juiste soort kennis kan
van een man een marionet maken...
• .. marionet met Teela's geluk aan de touwtjes ..
Hij had het antwoord toen bijna. In ieder geval kwam hij er zo
dichtbij dat hij niet van verbazing achterover viel toen het hem
inviel.
Nessus en Halrloprillalar kwamen achterstevoren uit de
vrieskamer lopen, het schoongemaakte karkas van een vogel
zonder vleugels achter hen aanslepend. Nessus had een lap
gepakt om het beest, dat groter was dan een mens, niet aan te
hoeven raken... Toen hij Louis zag, liet zijn mond de enkel los, en
Louis nam het trekken over, samen met Prill. Hij ontdekte dat hij
beiden handen nodig had, net als zij. Hij beantwoordde de knik
waarmee ze hem begroette en vroeg: `Hoe oud is ze?'
Nessus liet niet blijken dat de vraag hem verraste. `Ik weet
het, niet.'
`Ze is vannacht bij me gekomen.' Maar dat maakte niets
duidelijk: een poppenspeler zou geen flauw idee hebben van wat hij
bedoelde. `Je weet toch dat dezelfde handeling die bij ons voor de
voortplanting zorgt, ons ook tot vermaak dient?'
`Dat wist ik, ja.'
`Nou, daarmee hebben we ons beziggehouden. Ze is er goed in.
Ze is er zo goed in dat ze er zo'n duizend jaar ervaring in moe
hebben.'
`Dat is niet onmogelijk. Prills beschaving kende een chemisch
middel dat het leven nog beter in stand wist te houden dan jouw
methusalixer. Vandaag de dag is dat middel waard wat degen die het
bezit ervoor wil hebben. Eén dosis staat gelijk aan vijftig jaar
jeugd.'
`Weet je toevallig hoeveel doses ze heeft gehad?'
`Nee, Louis. Maar ik weet wel dat ze hierheen gelopen
is.'
Ze waren nu bij de trap die omlaag voerde naar het
kegelvormig. cellenblok. De vogel sleepte achter hen aan, bonkte de
treden af. `Hierheen gelopen is? Waar vandaan?'
`Van de randmuur.'
Driehonderdduizend kilometer?'
`Bijna.'
`Vertel me het hele verhaal eens. Wat is er met ze gebeurd
nadat ze aan de goede kant van de randmuur terechtgekomen waren?'
`Dat zal ik Halrloprillalar moeten vragen. Ik weet niet alles.' En
de poppenbaas begon Prill te ondervragen. Bij stukjes en beetje
kwam het verhaal eruit:
Ze werden door de eerste de beste groep wilden die ze
tegenkwamen voor goden gehouden, en dat was daarna steeds opnieuw
gebeurd.
Het loste één probleem netjes op. De bemanningsleden met
hersenbeschadigingen ten gevolge van de terugslag van de half
gerepareerde cziltang brone werden aan de goede zorgen toevertrouwd
van de dorpen waar ze doorheen trokken. Als lokale godheid zouden
ze goed worden behandeld, en omdat het idioten waren, zouden ze als
goden relatief weinig schade kunnen aanrichten. De rest van de
bemanning van de Pionier ging uit elkaar. Negen, onder wie ook
Prill, trokken in tegendraaiwaartse richting. Prills woonplaats lag
die kant op. Beide groepen waren van plan langs de randmuur te
trekken en op zoek te gaan naar beschavingscentra, als die er nog
waren. Beide groepen beloofden plechtig elkaar hulp te sturen als
ze daartoe de mogelijkheid hadden.
Ze werden voor goden gehouden door iedereen die ze
tegenkwamen, alleen door de andere goden niet. De Val van de Steden
had niet iedereen gedood. Een aantal overlevenden werd krankzinnig.
Zonder uitzondering maakten ze gebruik van het leven-verlengende
middel als ze dat konden krijgen. Allemaal waren ze op zoek naar
enclaves waar de beschaving had standgehouden of weer was
opgebouwd. Niemand had eraan gedacht om zelf zo'n enclave te
stichten.
Naarmate de bemanningsleden van de Pionier verder trokken,
voegden zich meer overlevenden bij hen. De groep werd een
eerbiedwaardig pantheon.
In elke stad troffen ze de verbrijzelde torens aan. Deze
torens waren na het bewoonbaar maken van de Ringwereld gebouwd,
maar duizenden jaren voor de vervolmaking van het elixer. Het
elixer had latere generaties voorzichtig gemaakt. Wie zich dat kon
permitteren bleef gewoon een eind uit de buurt van de zwevende
gebouwen, tenzij je een overheidsfunctionaris was. Dan installeerde
je beveiligingsapparatuur of energiegeneratoren.
Een paar van de zwevende gebouwen zweefden nog. Maar de meeste
waren neergestort in het hart van de steden, allemaal tegelijk,
toen de laatste krachtstraalontvanger het begaf.
Een keer trof het pantheon een voor een deel gereciviliseerde
stad aan. Alleen in de buitenwijken woonden mensen. Voor god spelen
zou hier niet werken. Ze ruilden een fortuin aan elixer in tegen
een bus met eigen energievoorziening die het nog deed. Pas veel
later vonden ze weer iets dat op beschaving leek. Toen waren ze al
te ver. Ze waren alle hoop kwijt, en de bus was kapot. In een
halfvernielde stad, te midden van andere overlevenden van de
Val van de Steden, kwam het grootste deel van het pantheon gewoon
tot staan.
Maar Prill had een kaart. De stad waar ze was geboren, lag
rechtstreeks aan stuurboord. Ze haalde een man over om met haar mee
te gaan, en ze gingen op weg.
Ze speelden voor god. Na verloop van tijd kregen ze genoeg van
elkaar, en Prill ging alleen verder. Als haar god-zijn niet genoeg
was, verhandelde ze kleine hoeveelheden elixer, als ze niet anders
kon. Als ze wel anders kon .. .
`Ze kon op nog een andere manier macht uitoefenen over
mensen,' zei Nessus. `Ze heeft het me proberen uit te leggen, maar
ik begreep haar niet.'
`Ik wel, geloof ik,' zei Louis. `Het zal d'r nog wel aardig
gelukt zijn ook. Ze heeft haar eigen equivalent van een
tasp.'
Ze moest volkomen krankzinnig zijn geweest toen ze haar stad
eindelijk bereikte. Ze nam haar intrek in het gelande
politiebureau. Honderden uren had ze nodig voor ze wist hoe de
machines ervan werkten. Een van de eerste dingen die ze wist te
bereiken was het gebouw in de lucht te krijgen, want de toren,
hoewel voorzien van een eigen energiebron, was na de Val van de
Steden geland.
`Er was apparatuur om bestuurders van wagens die de
verkeersregels overtraden naar het politiegebouw te trekken,' zei
Nessus. `Die zette ze aan. Ze hoopte iemand te pakken te krijgen
zoals zij, iemand die de Val van de Steden had overleefd. Ze ging
er vanuit dat als hij in een wagen vloog, hij ook beschaafd moest
zijn.' `Waarom wil ze hem dan hopeloos in de val zien, die wagen
van 'm in een zee van verroest metaal zien hangen?'
`Alleen maar voor het geval dat, Louis. Het is een aanwijzing
dat haar gezonde verstand terug begint te komen.'
Louis keek met gefronst voorhoofd neer op het cellenblok onder
hen. Ze hadden het karkas van de vogel op een in elkaar gedrukte
metalen wagen laten zakken, en Spreker had het meegenomen naar zijn
cel. `We kunnen dit gebouw lichter maken,' zei Louis. `We kunnen
het gewicht bijna halveren.'
`Hoe?'
`Door het onderste gedeelte er vanaf te halen. Maar we zullen
eerst Spreker daaruit moeten halen. Kun jij Prill zover krijgen?'
`Ik kan het proberen.'