In de val
Spreker was praktischer: hij haalde de schakelaar voor de
sirene over.
De multi-frequentie-gil ging maar door en door. Louis begon
zich af te vragen of de poppenspeler er wel op zou reageren.
Misschien net iets te vaak loos alarm geslagen ...? Maar Nessus
riep al: `Ja? Ja?', met het volume te hard. Hij had natuurlijk
eerst naar beneden moeten lopen.
`We worden aangevallen,' zei Spreker. `Iets of iemand bestuurt
op afstand cyclettes. Heb je suggesties?'
Je kon niet zeggen wat de poppenspeler dacht. Zijn lippen,
twee keer zoveel als anderen hadden, los en breed, en van knobbels
voorzien zodat ze als vingers dienst konden doen, bewogen
voortdurend, maar zonder dat het iets betekende. Zou de
poppenspeler kunnen helpen? Of zou hij volkomen in paniek
raken?
`Draai jullie intercoms om zodat ik kan zien waar jullie
heengaan. Is een van jullie gewond?'
`Nee, maar we zitten wel klem hier,' zei Louis Wu. `We kunnen
er niet uit springen, want we vliegen te hoog en we gaan te snel.
We gaan recht op het Regeringscentrum af.'
`Op het wat?'
`Het Regeringscentrum. Die kluit verlichte gebouwen, weet je
nog?'
`Ja.' De poppenspeler scheen na te denken. `Een stoorsignaal
moet jullie stuursignalen overstemmen. Spreker, ik wil weten wat je
instrumenten aangeven.'
Spreker las de gevraagde gegevens op, terwijl ze steeds
dichter bij de lichten van het centrum van de conglomeratie kwamen.
Louis kwam ertussen. `We vliegen nu over dat stuk stad met
straatverlichting heen.'
`Is het inderdaad straatverlichting?'
`Ja, en nee. Alle ovale deuren van de huizen gloeien helder
oranje.
Vreemd. Ik denk dat het doodgewone straatverlichting is,
maar
dat de energiebron met het verstrijken van de tijd zwakker
geworden is, zodat de lichtsterkte is verminderd.'
`Daar ben ik het mee eens,' zei Spreker-tot-Dieren.
`Louis, we gaan proberen iets te doen aan dat stoorsignaal.
Koppel je cyclette aan de mijne.'
Louis deed wat hem werd gevraagd.
Zijn cyclette knalde tegen hem op, alsof hij door een reus
tegen zijn achterste werd geschopt. Een ogenblik later viel de
energie helemaal weg.
Noodballons barstten open, voor en achter hem. Het waren
voorgevormde ballons, en ze sloten zich om hem heen als twee
ineengevouwen handen. Louis kon zijn handen en zijn hoofd niet meer
bewegen, laat staan een ander lichaamsdeel.
Hij viel.
`Ik val,' zei hij. Zijn hand, tegen het dashboard gedrukt door
de ballons, rustte nog steeds op de koppelschakelaar. Louis wachtte
nog even, nog steeds hopend dat het koppelcircuit zou gaan werken.
Maar de bijenkorfhuizen kwamen te dichtbij. Hij schakelde terug op
individuele besturing.
Er gebeurde niets. Hij viel nog steeds. Met een kalmte die
puur valse moed vaas, zei Louis: `Spreker, probeer maar niet iets
te doen met je koppelcircuit. Dat gaat niet.' En omdat ze zijn
gezicht konden zien, wachtte hij, met zijn gezicht onbeweeglijk en
zijn ogen open, wachtte tot de Ringwereld hem dood zou
meppen.
Opeens minderde de cyclette vaart, zodat de voorkant omhoog
werd gedrukt. De hele cyclette draaide om, en Louis Wu kwam met
vijf gee op zijn kop te hangen.
Hij verloor het bewustzijn.
Toen hij bijkwam, hing hij nog steeds met zijn hoofd omlaag,
vastgehouden door de ballons. Zijn hoofd klopte en bonkte. Hij
kreeg een vaag, idioot visioen van een Poppenkastman die vloekend
probeerde de touwtjes te ontwarren, terwijl Louis Wu de marionet
ondersteboven heen en weer zwierde boven het toneel.
Het zwevende gebouw was kort en breed en zag er nogal
ingewikkeld uit. De onderste helft was een omgekeerde kegel. Toen
de cyclettes er vlakbij waren, gleed een horizontale spleet open en
ze schoten naar binnen.
Ze zweefden net het duister in toen Sprekers cyclette, die
steeds dichter bij die van Louis was gekomen, zonder gerucht
opeens omdraaide. Ballonnen knalden om Spreker heen open voor hij
kon vallen. Louis fronste zijn voorhoofd, geërgerd maar toch ook op
een zure manier tevreden. Hij was er al zo lang ellendig aan toe
dat hij blij was met Sprekers gezelschap.
Nessus zei: `De omgekeerde houding waarin jullie je bevinden
impliceert dat jullie worden vastgehouden door elektromagnetische
velden. Die houden wel metaal vast, maar geen protoplasma, met als
resultaat ...'
Louis spande zijn spieren, maar probeerde niet echt om uit de
omknelling los te komen: als hij zich bevrijdde van de ballonnen
zou hij vallen. Achter hem gleed de opening weer dicht, voordat
Louis' ogen zich aan konden passen aan het duister. Hij zag niets
van zijn omgeving, en kon er alleen maar naar raden hoever de vloer
was.
Hij hoorde Nessus zeggen: `Kun je er met je hand bij?'
En Spreker: `Ja, als ik tussen de ... Jauwrr! Je had gelijk.
De kap is heet.'
`Dan is je motor door iets van buitenaf doorgebrand. Jullie
cyclettes zijn inert, dood.'
`Maar goed dat mijn zadel hitte-isolerend is.'
`Het is niet erg verbazingwekkend dat de Ringwerelders zo
vaardig gebruik wisten te maken van elektromagnetische krachten.
Zoveel andere dingen hadden ze niet: hyperaandrijving, stuwstralen,
kunstmatige zwaartekracht ...'
Louis had zijn ogen ingespannen om iets te zien, wat dan ook.
Hij kon zijn hoofd draaien, heel langzaam, en zijn wang schuurde
langs de ballon maar nergens was licht.
Hij wist met enige inspanning de ballon iets weg te duwen en
tastte over het dashboard tot hij de schakelaar vond voor de
koplampen. Hij wist zelf niet eens waarom hij verwachtte dat die
het zouden doen.
De bundels licht, wit geconcentreerd licht, kaatsten in de
verte tegen een gebogen wand.
Een stuk of tien, twaalf voertuigen hingen om hem heen,
allemaal op dezelfde hoogte. Een paar waren niet groter dan een
vliegwagen. Er was zelfs een soort vliegende vrachttruck met een
transparante romp.
Ergens middenin dit zwevende geheel hing ook Sprekers
cyclette.
De Kzin hing ook op zijn kop; zijn kale hoofd en harige oranje
masker staken onder de ballons uit, en een kromme klauw was met
geweld tussen de ballons gewrongen en rustte nu op de zijkant van
de cyclette.
`Goed,' zei Nessus. `Licht. Ik stond op het punt om jullie dat
te vragen. Begrijp je wat dit impliceert? Alle elektrische en
elektro-magnetische circuits die werkten toen jullie werden
aangevallen, zijn kapot. Sprekers cyclette, en waarschijnlijk de
jouwe ook, Louis, werd voor een tweede keer aangevallen toen jullie
hier binnenkwamen.'
`En "hier" is een gevangenis, dat is vrij duidelijk,' wist
Louis uit te brengen. Zijn hoofd voelde aan als een waterballon die
tot barstens toe is gevuld, en hij kon maar met moeite spreken.
Maar hij kon de anderen niet al het werk laten doen, al bestond
zijn aandeel daarin alleen maar uit speculeren over de technologie
van de Ringwerelders terwijl hij met zijn hoofd omlaag hing. `En
als het een gevangenis is,' ging hij verder, `waarom is er dan hier
geen derde destructwapen?' Voor het geval we wapens hebben die
werken. En die hebben we.'
`Er is er ongetwijfeld een,' zei Nessus. `Dat je koplampen het
doen bewijst dat dat derde destructwapen niet werkt. De wapens zijn
duidelijk automatisch, anders zou iemand jullie bewaken. Spreker
zou zonder gevaar het graafwerktuig van de Slavendrijvers moeten
kunnen gebruiken.'
`Dat is goed nieuws,' zei Louis. `Alleen heb ik zo 'ns om me
heen gekeken ...'
Hij en Spreker hingen ondersteboven in een zwevende Sargasso
Zee. Hij zag drie archaïsche vlieggordels, een met de gebruiker er
nog in. Het skelet was klein, maar dat van een mensachtig wezen. Op
de witte botten was geen spoortje huid meer te zien. De kleding
moest van goede kwaliteit zijn geweest, want daar waren nog resten
van te zien: felgekleurde flarden, een haveloze gele cape, die
recht naar beneden hing van de punt van de haak van het
skelet.
De andere vlieggordels waren leeg. Maar de botten moesten toch
ergens zijn ... Louis wrong zijn hoofd achterover, nog verder .. .
De vloer van het politiegebouw was een wijde, vaag verlichte,
kegelvormige put. Om de wand heen bevonden zich concentrische rijen
cellen. De deuren waren luiken in het plafond van de cellen.
Van het hoogste punt van de omgekeerde kegel liepen
wenteltrappen naar beneden. In en om de punt van de kegel waren de
botten die Louis Wu zocht. Ver onder hen glansden ze wittig in het
zwakke licht.
`Ik zou niet weten hoe Spreker de desintegrator zou moeten
gebruiken,' zei hij.
`Daar denk ik ook al een tijdje heel ernstig over na.'
`Als hij een gat in de muur maakt, hebben we daar nog niks
aan. Het zelfde geldt voor het plafond, en daar komt ie niet eens
bij. Als hij de generator raakt die ons hier in de lucht houdt,
vallen we dertig meter naar beneden. Maar als hij dat niet doet,
dan blijven we hangen tot we verhongeren of tot we het opgeven en
ons tussen de ballonnen uitwerken. Waarna we dertig meter naar
beneden vallen.'
`Ja.'
`Is dat alles? Gewoon "ja"?'
`Ik heb meer gegevens nodig. Wil een van jullie zo vriendelijk
zijn om me een beschrijving te geven van wat je om je heen ziet? Ik
zie alleen maar een stuk van een gebogen wand.'
Om de beurt beschreven ze het kegelvormige cellengedeelte, wat
ze ervan konden zien in het zwakke, diffuse licht. Spreker zette
zijn eigen lampen aan, en dat hielp.
Maar toen Louis niets meer wist te zeggen, zat hij nog steeds
in de val, op zijn kop, zonder voedsel, zonder water, boven een
dodelijke diepte.
Louis voelde eeen gil in zich opborrelen, goed begraven en
goed onder controle, maar een gil die langzaam naar zijn lippen
begon te stijgen. Niet lang meer, dan zou het zover zijn .. .
En hij vroeg zich ook af of Nessus ze zou laten voor wat ze
waren. Dat was niet best. Het was een vraag met een voor de hand
liggend antwoord. Er was alle reden waarom de poppenspeler ze in de
steek zou laten, en geen reden waarom hij dat niet zou doen. Tenzij
hij nog steeds hoopte hier beschaafde wezens te vinden. `De
zwevende voertuigen en de ouderdom van de skeletten wijzen er
allebei op dat er niemand is die de machinerie van de gevangenis
bedient of controleert,' zei Spreker. Het was wel duidelijk dat hij
speculeerde. `De krachtvelden die ons hierheen hebben getrokken,
moeten een paar voertuigen te pakken hebben gekregen nadat de stad
was verlaten. Daarna waren er geen vliegende dingen meer op de
Ringwereld. Zo komt 't dat de machines nog steeds werken, omdat ze
al die tijd niets hebben hoeven doen.' `Dat is misschien wel zo,'
zei Nessus. `Maar iemand luistert wel naar ons gesprek.'
Louis voelde hoe zijn oren zich spitsten. Hij zag die van
Spreker uitwaaieren.
`Die iemand moet over heel geavanceerde technieken beschikken,
anders kun je een gesprek op een geblokkeerde straal niet
afluisteren. Je vraagt je onwillekeurig af of deze iemand ook over
een vertaler beschikt.'
`Wat kun je over hem zeggen?'
`Alleen waar hij zich ongeveer bevindt: ter hoogte van het
gebouw waarin jullie hangen. Misschien bevindt hij zich boven
jullie.'
In een reflex probeerde Louis omhoog te kijken. Geen schijn
van kans. Hij hing ondersteboven, met tussen hem en het plafond
twee noodballons en de cyclette zelf.
`We hebben de Ringwereld-beschaving gevonden.'
`Misschien. Ik denk dat een beschaafd wezen dat derde
destructwapen wel had kunnen repareren. Maar waar het om gaat ...
even nadenken.'
En de poppenbaas begon aan een stuk Beethoven of Beatles, of
wat dan ook — het klonk in ieder geval klassiek. Misschien verzon
hij het wel ter plekke, Louis kon het niet zeggen.
En toen hij zei Even nadenken, toen méénde hij dat. Het
gefluit duurde maar voort. Louis begon dorst te krijgen. En honger.
En zijn hoofd bonkte.
Hij had de moed al opgegeven, een paar wanhopige keren, toen
de poppenspeler weer het woord nam. `Ik had liever de desintegrator
gebruikt, maar dat zal niet gaan. Louis, jij zal het moeten doen,
je stamt af van primaten, en je bent een betere klimmer dan
Spreker. Je moet eerst de ...'
`Klimmen?'
`Als ik uitgesproken ben, mag je vragen stellen. Je moet eerst
de flitslichtlaser te pakken zien te krijgen. Dan moet je daarmee
de ballon vóór je kapot maken. Je zult snel het omhulsel beet
moeten pakken voor je uit je stoel valt. Houd je aan het
ballonomhulsel vast en klauter bovenop je cyclette. Dan ...'
`Je bent gek geworden.'
`Laat me uitspreken, Louis. Het doel van dit alles is het
kapotmaken van de destructwapens. Er zijn er waarschijnlijk twee.
Een boven de deur waardoor jullie hier zijn binnengekomen, of er
onder. De tweede kan overal zijn. Je enige aanwijzing is misschien
wel dat het er hetzelfde uitziet als het eerste.'
`Jawel, en misschien ook wel niet. Laat maar. Hoe verwacht je
dat ik de stof van een uit mekaar barstende ballon snel genoeg vast
kan grijpen om ... Nee. Ik kan het niet.'
`Louis. Hoe kan ik jullie nu bereiken als er een wapen wacht
om mijn cyclette onbruikbaar te maken?'
`Dat weet ik niet.'
`Verwacht je soms dat Spreker het karwei voor z'n rekening
neemt?'
`Kunnen katten soms niet klimmen?'
`Mijn voorouders waren katten, Louis, maar ze leefden op de
savanne. Mijn verbrande hand geneest maar langzaam. Ik kan niet
klimmen. In ieder geval is het voorstel van de bladeter
krankzinnig. Je ziet toch zeker wel dat hij alleen maar een excuus
zoekt om ons in de steek te laten.'
Louis zag het. Misschien gaf hij wel blijk van zijn
angst.
`Ik laat jullie nog niet in de steek,' zei Nessus. `Ik blijf
wachten. Misschien komt een van jullie op een beter plan. Misschien
laat het wezen dat ons afluistert zich wel zien. Ik blijf
wachten.'
Louis Wu, ondersteboven, klem tussen twee voorgevormde
ballonnen, vond het begrijpelijkerwijs moeilijk om na te gaan hoe
snel de tijd verstreek. Niets veranderde. Niets bewoog. Hij kon in
de verte Nessus horen fluiten, maar verder scheen er niets te
gebeuren.
Ten slotte begon hij maar zijn hartslag te tellen.
Tweeënzeventig per minuut, dacht hij zo.
Precies tien minuten daarna: `Tweeënzeventig. Eén. Wat ben ik
in vredesnaam aan het doen?'
`Had je 't tegen mij, Louis?'
`Driggit! Spreker, ik kan er niet meer tegen. Ik ga liever nu
meteen dood dan dat ik gek word en dan dood ga.' Hij begon zijn
armen naar beneden te wringen.
`Onder dit soort omstandigheden voer ik het bevel, Louis. Ik
gelast je kalm te blijven en te wachten.'
`Sorry.' Louis wrong zijn armen omlaag, ontspannen, met een
ruk omlaag, ontspannen. Daar was zijn gordel. Zijn hand was te ver
naar voren. Hij drukte zijn elleboog naar achteren, ontspannen,
naar achteren .. .
`Wat de poppenspeler heeft gesuggereerd is zelfmoord, Louis.'
`Misschien.' Hij had 'm: de flitslichtlaser. Nog twee rukken en hij
had hem los uit zijn riem, de vuuropening naar voren gericht; hij
zou het dashboard beschadigen, maar zelf ongedeerd blijven. Hij
vuurde.
De ballon zakte langzaam in elkaar, terwijl de intacte die
zich achter hem bevond, hem voorover tegen het dashboard duwde.
Onder de lichtere druk was het gemakkelijk om de flitslichtlaser
tussen zijn riem te stoppen en met beide handen de ineenrimpelende,
wegzakkende stof vast te pakken.
Hij gleed ook uit zijn stoel. Sneller, nog sneller ... hij
greep de stof met wanhopige kracht vast en toen hij een kwartslag
draaide en uit zijn stoel viel, gleden zijn handen niet uit. Hij
hing aan de ballonstof onder zijn cyclette, dertig meter leegte
onder hem en...
`Spreker!'
`Hier, Louis. Ik heb mijn eigen wapen gepakt. Zal ik de tweede
ballon wegschieten?'
`Ja!' De tweede ballon zat vlak voor hem, en hij kon niets
doen zolang dat zo bleef.
De ballon zakte niet in elkaar. Eén kant spuwde twee tellen
lang stof de ruimte in en verdween toen in een grote zucht. Spreker
had de ballon geraakt met een straal van de desintegrator. 'Finagle
weet hoe je dat ding kunt richten,' hijgde Louis. Hij begon te
klimmen.
Het ging gemakkelijk zolang hij houvast had aan de stof. Lees:
ondanks de uren die hij ondersteboven had doorgebracht, met al het
bloed dat naar zijn hoofd was gestroomd, wist Louis de stof van de
ballon vast te blijven houden. Maar de stof hield op in de buurt
van de voetschakelaar, en de cyclette was door zijn gewicht half
gedraaid, zodat hij nog steeds onderaan hing.
Hij trok zich tot vlak onder de cyclette op, en klemde zijn
knieën om de stof heen om meer houvast te krijgen. Toen begon hij
heen en weer te zwaaien.
Spreker-tot-Dieren maakte vreemde geluiden.
De cyclette zwaaide heen en weer, heen en weer, steeds verder.
Louis ging er vanuit, dat moest hij wel, dat het meeste metaal aan
de onderkant moest zitten. Anders zou de cyclette gewoon omdraaien
en Louis zou, waar hij zich ook bevond, weer aan de onderkant
hangen. Als de onderkant van de cyclette niet het zwaarst was
geweest, zou Nessus deze onderneming niet hebben
gesuggereerd.
De cyclette zwaaide ver uit. Louis werd misselijk, maar vocht
tegen braakneigingen. Als zijn ademhalingswegen nu verstopt gingen
zitten, betekende dat het einde.
De cyclette draaide een hele slag rond en hing toen weer
ondersteboven. Louis graaide naar de andere kant, greep de andere
kant van de ballon vast en hield die stevig beet.
De cyclette bleef draaien. Louis lag plat op zijn buik op de
onderkant. Hij wachtte, bleef zich stevig vasthouden.
De inerte machine wachtte, aarzelde, rolde toen weer terug.
Zijn maag kwam omhoog, en Louis verloor ... wat? De late lunch van
gisteren? Het kwam er krampachtig uit, in•grote, pijnlijke halen,
dwars over het metaal en zijn mouw heen, maar hij verschoof niet
meer dan een paar centimeter.
De cyclette bleef deinen als de zee. Maar Louis hield zich
stevig vast. Tenslotte durfde hij op te kijken.
Een vrouw stond naar hem te kijken.
Ze scheen volkomen kaal te zijn. Haar gezicht deed Louis
denken aan de spandraad-sculptuur in de banketzaal van de Hemel.
Het gezicht, en de uitdrukking erop. Ze was zo kalm als een godin
of een dode vrouw. En hij wilde blozen, of zich verstoppen, of
verdwijnen.
In plaats daarvan zei hij: `Spreker, iemand staat naar ons te
kijken. Doorgeven aan Nessus.'
`Een ogenblik, Louis. Ik ben even uit mijn gewone doen. Ik
maakte de fout om naar jouw klimtocht te kijken.'
`Oké. Ze is ... ik dacht eerst dat ze kaal was, maar dat is ze
niet. Een rand van haar hoofdhuid is behaard, over haar oren heen,
twee randen dus, die aan de andere kant van de schedel bij elkaar
komen.' Hij zei niet dat het haar dik en donker was en langs een
schouder viel toen ze zich iets voorover boog om naar Louis Wu te
kunnen kijken, en ook niet dat haar schedel fijngevormd was, en ook
niet dat haar ogen hem vastpenden als een olijf in de martini.
`Ik denk dat het een Architect is, ze behoort 6f tot hetzelfde ras
6f kent dezelfde gebruiken. Heb je dat?'
`Ja. Hoe kun je toch zo klimmen? Het leek wel of je spotte met
de zwaartekracht. Wat ben jij, Louis?'
Louis klemde zich aan zijn dode cyclette vast en lachte. Het
leek hem wel al zijn kracht te kosten. `Je bent een Kdaptist. Geef
het maar toe.'
`Ik ben wel als een Kdaptist opgevoed, maar ik ben er geen
gebleven.'
`Ja, dat zal wel. Heb je Nessus?'
`Ja, ik gebruikte de sirene.'
`Geef dan dit door. Ze staat ongeveer zeven meter van me
vandaan. Ze staart me als een slang aan. Ik bedoel niet dat ze
intens in me geïnteresseerd is, ik bedoel dat ze geen
belangstelling heeft voor iets anders. Ze knippert met haar ogen,
maar ze wendt haar blik niet af.
Ze zit in een soort cabine. Vroeger moet er aan drie kanten
glas of zo iets in hebben gezeten, maar dat is weg, en wat er nog
over is, is niet veel meer dan een paar treden en een platformpje.
Ze zit met haar benen over de rand. Vroeger moeten ze zo naar de
gevangenen hebben gekeken.
Ze is gekleed in ... nou, ik kan niet zeggen dat ik erg dol
ben op de stijl. Een overall, tot de knie en tot de elleboog, nogal
bol hier en daar ....' Maar daarvoor zouden Nessus en Spreker wel
geen belangstelling hebben. Het materiaal waarvan haar kleding is
gemaakt is duidelijk synthetisch, en het is of nieuw of
zelfreinigend en heel duurzaam. Ze . . .' Louis onderbrak zichzelf
omdat het meisje iets had gezegd — een korte zin.
Toen stond ze gracieus op en liep de trap op, uit het
gezicht.
`Ze is weg,' zei Louis. Waarschijnlijk geen belangstelling
meer.' `Misschien is ze teruggegaan naar de afluisterapparatuur.'
`Daar heb je waarschijnlijk gelijk in.' Als er een afluisteraar in
het gebouw was, dan was het niet meer dan logisch dat zij het was.
'Nessus vraagt of je, als de vrouw zich weer laat zien, je
flitslicht-laser op zwak en breed wilt zetten, en haar duidelijk
wilt laten zien dat je het gebruikt om iets mee te verlichten. Ik
mag de des-integrator niet laten zien. De vrouw kan ons beiden
waarschijnlijk doden door een schakelaar over te halen. Ze moet ons
niet met wapens zien.'
'Hoe kunnen we dan met de destructwapens afrekenen?'
Het duurde even voor Spreker het antwoord doorgaf. 'Dat doen
we niet. Nessus zegt dat hij iets anders gaat proberen. Hij is op
weg hierheen.'
Louis liet zijn hoofd tegen het metaal zakken. De opluchting
die hij voelde was zo groot dat hij niet eens nadacht over wat
Spreker had gezegd tot de Kzin zei: 'Het enige dat hij daarmee
bereikt is dat we alle drie in dezelfde val komen te zitten. Louis,
hoe kan ik hem van dat plan afbrengen?'
'Zeg hem dat maar. Wat je net tegen mij zei. Nee, laat ook
maar. Als hij niet wist dat het veilig zou zijn dan zou hij
wegblijven.' 'Hoe kan het nu veilig zijn?'
'Ik weet het niet. Laat me nu maar rusten.' De poppenbaas zou
echt wel weten wat hij deed. Hij kon Nessus' lafheid vertrouwen.
Louis wreef zijn wang over het gladde, koele metaal.
Hij doezelde wat.
Hij was zich altijd wel fragmentarisch bewust van waar hij
was. Als zijn cyclette even bewoog of trilde werd hij met wijd
opengesperde ogen wakker, metaal tussen zijn knieën geklemd en stof
tussen zijn handen. Zijn slaap was een voortdurende nachtmerrie.
Toen er licht door zijn oogleden flitste, werd hij meteen wakker.
Daglicht kwam door de horizontale spleet die hun tot deur had
gediend. In dat felle licht was Nessus' cyclette een zwart
silhouet. De cyclette hing op zijn kop, en Nessus ook, maar de
poppenspeler werd niet op zijn plaats gehouden door ballonnen, maar
door een veiligheidsweb.
De opening gleed achter hem dicht.
'Welkom,' zei Spreker. Zijn stem klonk traag en slepend. `Kun
je me omdraaien?'
Nog niet. Is het meisje al teruggekomen?'
'Nee.'
`Dat gebeurt nog wel. Mensen zijn nieuwsgierig, Spreker. Ze
heeft ongetwijfeld nog nooit een Kzin of een poppenspeler gezien.'
'Wat zou dat? Ik wil rechtop zitten,' kreunde de Kzin.
De poppenspeler deed iets met zijn dashboard. Een wonder
geschiedde: zijn cyclette draaide een halve slag en hing rechtop.
Louis zei één woord: `Hoe?'
`Ik zette alles uit toen ik besefte dat het stoorsignaal mijn
cyclette beet had. Als het draagveld me niet had gegrepen, kon
ik altijd nog mijn motoren aanzetten voor ik op de grond
terechtkwam,' zei de poppenspeler energiek. `En nu de volgende
stap, die zou niet al te moeilijk moeten zijn. Als het meisje zich
laat zien, moet je je vriendelijk gedragen. Louis, jij mag wel
proberen seks met haar te hebben als je denkt dat dat mogelijk is.
Spreker, Louis moet onze meester zijn, wij zijn dienaren. De vrouw
is misschien wel xenofobisch; het zou voor haar een geruststellende
gedachte zijn als ze kon geloven dat een menselijk wezen de leiding
heeft.'
Louis lachte. Op de een of andere manier was hij door de
nachtmerrie-achtige halfslaap toch een beetje uitgerust. `Ik
betwijfel of ze erg welgezind zal zijn, laat staan dat ze in een
verleidelijke bui is. Je hebt haar niet gezien. Ze is zo koud als
de zwarte holen van Pluto, tenminste waar het mij betreft, en
eigenlijk kan ik haar dat niet kwalijk nemen ook.' Ze had
toegekeken hoe hij zijn lunch kwijtraakte — meestal niet zo'n heel
romantisch schouwspel.
De poppenspeler zei: `Ze voelt zich gelukkig, elke keer dat ze
naar ons kijkt. Ze houdt op zich gelukkig te voelen wanneer ze
probeert weg te gaan. Als ze een van ons dichter naar zich toe
brengt, wordt haar geluk groter ...'
Driggit, ja!' zei Louis Wu.
`Begrijp je het? Goed. Verder heb ik mij geoefend in de taal
van de Ringwereld. Ik geloof dat mijn uitspraak goed is, en
ook mijn grammatica. Als ik maar meer wist van de betekenis
van de woorden ...'
Spreker was lang geleden al opgehouden met klagen. Op zijn kop
boven een gapende diepte, brandwonden over zijn hele lichaam, en
één hand tot op het bot verbrand, had hij Louis en Nessus woedende
verwijten naar het hoofd geslingerd omdat ze niet bij machte waren
te helpen. Maar hij was nu al uren stil.
In de schemerige stilte lag Louis half te slapen.
In zijn slaap hoorde hij belletjes, en hij werd wakker.
Ze rinkelde toen ze de trap af kwam. Ze had belletjes aan haar
mocassins. Ze had ook iets anders aan: een van onderen wijd
uitlopende jurk met een hooggesloten hals en een stuk of zes grote,
uitbollende zakken. Haar lange, zwarte haar viel over een schouder
naar voren.
De serene waardigheid in haar gezicht was niet
veranderd.
Ze ging zitten met haar voeten over de rand van het podium en
keek naar Louis Wu. Ze verroerde zich niet, en Louis Wu evenmin.
Een paar minuten lang keken ze elkaar zo strak aan.
Toen stak ze een hand in een van haar zakken en haalde iets
tevoorschijn dat vuistgroot was, en oranje. Ze gooide het naar
Louis toe, maar mikte zo dat het langs hem heen zou gaan, een paar
centimeter buiten zijn bereik.
Hij herkende het ding toen het langs hem vloog. Een
knobbelige, sappige vrucht die hij twee dagen geleden aan een
struik had zien zitten. Hij had er een paar in de laadopening van
zijn autokeuken gegooid zonder ze te proeven.
De vrucht spatte tot rode pulp uiteen op het dak van een cel.
Opeens liep het water Louis in de mond, en hij was zich bewust van
een afschuwelijke dorst.
Ze gooide nog een vrucht naar hem toe. Dit keer kwam de oranje
bol dichter in de buurt. Hij had hem kunnen aanraken als hij had
geprobeerd, maar dat zou hebben betekend dat de cyclette zou zijn
gekanteld. En dat wist ze.
Haar derde worp raakte zijn schouder. Hij klemde met beide
vuisten de ballonstof beet en dacht zwarte gedachten.
Toen kwam Nessus' cyclette te voorschijn, heel langzaam. En ze
glimlachte.
De poppenspeler had achter de grote transparante vrachttruck
gehangen. Hij hing weer ondersteboven en gleed zo schuin naar het
platform toe, alsof hij erheen werd geblazen door een grillige
windvlaag. Toen hij langs Louis gleed, vroeg hij: `Kun je haar
verleiden?'
Louis grauwde. Toen besefte hij dat de poppenbaas hem echt
niet bespotte en zei: `Ik denk dat zij denkt dat ik een dier ben.
Vergeet 't maar.'
`Dan moeten we een andere tactiek toepassen.'
Louis wreef met zijn voorhoofd tegen het koele metaal. Hij had
zich zelden zo ellendig gevoeld. `Jij bent de baas,' zei hij. `Ze
wil mij niet als haar gelijke zien, maar jou misschien wel. Ze ziet
jou niet als een concurrent, daarvoor verschillen jullie uiterlijk
te veel van elkaar.'
De poppenbaas was langs hem heen gegleden. Nu zei hij iets in
wat Louis in de oren klonk als de taal van de geschoren
koorpriester, bij de Hemel: de heilige taal van de
Architecten.
Het meisje reageerde niet. Maar ... ze glimlachte niet écht,
maar haar mondhoeken schenen iets omhoog te gaan, en er was wat
meer leven in haar ogen.
Nessus moest de tasp op laag vermogen hebben ingesteld. Heel
laag vermogen.
Weer zei hij iets, en deze keer antwoordde ze. Haar stem was
koel en muzikaal, en ze klonk wel gebiedend in Louis Wu's oren,
maar dat kon ook zijn omdat hij dat wel had verwacht.
De stem van de poppenspeler werd identiek aan die van het
meisje.
Wat toen volgde, was een taalles.
Louis Wu, nog steeds oncomfortabel en slecht op zijn gemak
boven een dodelijke afgrond, moest het wel saai vinden. Hij pikte
hier en daar een woord op. Ergens halverwege gooide ze een van de
vuistgrote vruchten naar Nessus, en stelden ze vast dat het een
thrumb was. En Nessus hield hem bij zich.
Plotseling stond ze op en verdween.
`En?' zei Louis.
`Het gesprek had zeker haar belangstelling niet meer,' zei
Nessus. `Ze waarschuwde me niet dat ze wegging.'
`Ik sterf van de dorst. Mag ik die thrumb hebben?'
Thrumb is de kleur van de schil, Louis.' Hij liet zijn
cyclette naast die van Louis glijden en reikte hem de vrucht
aan.
Louis was net wanhopig genoeg om met zijn linkerhand de
ballonstof los te laten. Dat betekende dat hij door de dikke schil
heen moest bijten en hem er daarna af moest scheuren met zijn
tanden. Toen kwam hij bij het eigenlijke vruchtvlees en hapte er
gulzig in. Het was het beste dat hij in tweehonderd jaar had
geproefd.
Toen hij de vrucht helemaal op had zei hij: `Komt ze terug?'
`Ik geloof dat we daarop wel kunnen vertrouwen. Ik heb weinig
energie gebruikt bij de tasp, zodat ze niet bewust, maar
onderbewust wordt beïnvloed. De aantrekkingskracht wordt elke keer
dat ze me ziet sterker. Louis, moeten we niet proberen ervoor te
zorgen dat ze verliefd wordt op jou?'
`Vergeet het maar. Ze denkt dat ik een inheemse ben, een
wilde. En zo kom je bij de hamvraag: wat is zij?'
`Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ze deed geen moeite om het te
verbergen, maar het werd ook niet duidelijk. Ik ken de taal niet
goed genoeg. Nog niet.'