In de val

Spreker was praktischer: hij haalde de schakelaar voor de sirene over.
De multi-frequentie-gil ging maar door en door. Louis begon zich af te vragen of de poppenspeler er wel op zou reageren. Misschien net iets te vaak loos alarm geslagen ...? Maar Nessus riep al: `Ja? Ja?', met het volume te hard. Hij had natuurlijk eerst naar beneden moeten lopen.
`We worden aangevallen,' zei Spreker. `Iets of iemand bestuurt op afstand cyclettes. Heb je suggesties?'
Je kon niet zeggen wat de poppenspeler dacht. Zijn lippen, twee keer zoveel als anderen hadden, los en breed, en van knobbels voorzien zodat ze als vingers dienst konden doen, bewogen voortdurend, maar zonder dat het iets betekende. Zou de poppenspeler kunnen helpen? Of zou hij volkomen in paniek raken?
`Draai jullie intercoms om zodat ik kan zien waar jullie heengaan. Is een van jullie gewond?'
`Nee, maar we zitten wel klem hier,' zei Louis Wu. `We kunnen er niet uit springen, want we vliegen te hoog en we gaan te snel. We gaan recht op het Regeringscentrum af.'
`Op het wat?'
`Het Regeringscentrum. Die kluit verlichte gebouwen, weet je nog?'
`Ja.' De poppenspeler scheen na te denken. `Een stoorsignaal moet jullie stuursignalen overstemmen. Spreker, ik wil weten wat je instrumenten aangeven.'
Spreker las de gevraagde gegevens op, terwijl ze steeds dichter bij de lichten van het centrum van de conglomeratie kwamen. Louis kwam ertussen. `We vliegen nu over dat stuk stad met straatverlichting heen.'
`Is het inderdaad straatverlichting?'
`Ja, en nee. Alle ovale deuren van de huizen gloeien helder oranje.
Vreemd. Ik denk dat het doodgewone straatverlichting is, maar
dat de energiebron met het verstrijken van de tijd zwakker geworden is, zodat de lichtsterkte is verminderd.'
`Daar ben ik het mee eens,' zei Spreker-tot-Dieren.
`Louis, we gaan proberen iets te doen aan dat stoorsignaal. Koppel je cyclette aan de mijne.'
Louis deed wat hem werd gevraagd.
Zijn cyclette knalde tegen hem op, alsof hij door een reus tegen zijn achterste werd geschopt. Een ogenblik later viel de energie helemaal weg.
Noodballons barstten open, voor en achter hem. Het waren voorgevormde ballons, en ze sloten zich om hem heen als twee ineengevouwen handen. Louis kon zijn handen en zijn hoofd niet meer bewegen, laat staan een ander lichaamsdeel.
Hij viel.
`Ik val,' zei hij. Zijn hand, tegen het dashboard gedrukt door de ballons, rustte nog steeds op de koppelschakelaar. Louis wachtte nog even, nog steeds hopend dat het koppelcircuit zou gaan werken. Maar de bijenkorfhuizen kwamen te dichtbij. Hij schakelde terug op individuele besturing.
Er gebeurde niets. Hij viel nog steeds. Met een kalmte die puur valse moed vaas, zei Louis: `Spreker, probeer maar niet iets te doen met je koppelcircuit. Dat gaat niet.' En omdat ze zijn gezicht konden zien, wachtte hij, met zijn gezicht onbeweeglijk en zijn ogen open, wachtte tot de Ringwereld hem dood zou meppen.
Opeens minderde de cyclette vaart, zodat de voorkant omhoog werd gedrukt. De hele cyclette draaide om, en Louis Wu kwam met vijf gee op zijn kop te hangen.
Hij verloor het bewustzijn.
Toen hij bijkwam, hing hij nog steeds met zijn hoofd omlaag, vastgehouden door de ballons. Zijn hoofd klopte en bonkte. Hij kreeg een vaag, idioot visioen van een Poppenkastman die vloekend probeerde de touwtjes te ontwarren, terwijl Louis Wu de marionet ondersteboven heen en weer zwierde boven het toneel.
Het zwevende gebouw was kort en breed en zag er nogal ingewikkeld uit. De onderste helft was een omgekeerde kegel. Toen de cyclettes er vlakbij waren, gleed een horizontale spleet open en ze schoten naar binnen.
Ze zweefden net het duister in toen Sprekers cyclette, die steeds dichter bij die van Louis was gekomen, zonder gerucht opeens omdraaide. Ballonnen knalden om Spreker heen open voor hij kon vallen. Louis fronste zijn voorhoofd, geërgerd maar toch ook op een zure manier tevreden. Hij was er al zo lang ellendig aan toe dat hij blij was met Sprekers gezelschap.
Nessus zei: `De omgekeerde houding waarin jullie je bevinden impliceert dat jullie worden vastgehouden door elektromagnetische velden. Die houden wel metaal vast, maar geen protoplasma, met als resultaat ...'
Louis spande zijn spieren, maar probeerde niet echt om uit de omknelling los te komen: als hij zich bevrijdde van de ballonnen zou hij vallen. Achter hem gleed de opening weer dicht, voordat Louis' ogen zich aan konden passen aan het duister. Hij zag niets van zijn omgeving, en kon er alleen maar naar raden hoever de vloer was.
Hij hoorde Nessus zeggen: `Kun je er met je hand bij?'
En Spreker: `Ja, als ik tussen de ... Jauwrr! Je had gelijk. De kap is heet.'
`Dan is je motor door iets van buitenaf doorgebrand. Jullie cyclettes zijn inert, dood.'
`Maar goed dat mijn zadel hitte-isolerend is.'
`Het is niet erg verbazingwekkend dat de Ringwerelders zo vaardig gebruik wisten te maken van elektromagnetische krachten. Zoveel andere dingen hadden ze niet: hyperaandrijving, stuwstralen, kunstmatige zwaartekracht ...'
Louis had zijn ogen ingespannen om iets te zien, wat dan ook. Hij kon zijn hoofd draaien, heel langzaam, en zijn wang schuurde langs de ballon maar nergens was licht.
Hij wist met enige inspanning de ballon iets weg te duwen en tastte over het dashboard tot hij de schakelaar vond voor de koplampen. Hij wist zelf niet eens waarom hij verwachtte dat die het zouden doen.
De bundels licht, wit geconcentreerd licht, kaatsten in de verte tegen een gebogen wand.
Een stuk of tien, twaalf voertuigen hingen om hem heen, allemaal op dezelfde hoogte. Een paar waren niet groter dan een vliegwagen. Er was zelfs een soort vliegende vrachttruck met een transparante romp.
Ergens middenin dit zwevende geheel hing ook Sprekers cyclette.
De Kzin hing ook op zijn kop; zijn kale hoofd en harige oranje masker staken onder de ballons uit, en een kromme klauw was met geweld tussen de ballons gewrongen en rustte nu op de zijkant van de cyclette.
`Goed,' zei Nessus. `Licht. Ik stond op het punt om jullie dat te vragen. Begrijp je wat dit impliceert? Alle elektrische en elektro-magnetische circuits die werkten toen jullie werden aangevallen, zijn kapot. Sprekers cyclette, en waarschijnlijk de jouwe ook, Louis, werd voor een tweede keer aangevallen toen jullie hier binnenkwamen.'
`En "hier" is een gevangenis, dat is vrij duidelijk,' wist Louis uit te brengen. Zijn hoofd voelde aan als een waterballon die tot barstens toe is gevuld, en hij kon maar met moeite spreken. Maar hij kon de anderen niet al het werk laten doen, al bestond zijn aandeel daarin alleen maar uit speculeren over de technologie van de Ringwerelders terwijl hij met zijn hoofd omlaag hing. `En als het een gevangenis is,' ging hij verder, `waarom is er dan hier geen derde destructwapen?' Voor het geval we wapens hebben die werken. En die hebben we.'
`Er is er ongetwijfeld een,' zei Nessus. `Dat je koplampen het doen bewijst dat dat derde destructwapen niet werkt. De wapens zijn duidelijk automatisch, anders zou iemand jullie bewaken. Spreker zou zonder gevaar het graafwerktuig van de Slavendrijvers moeten kunnen gebruiken.'
`Dat is goed nieuws,' zei Louis. `Alleen heb ik zo 'ns om me heen gekeken ...'
Hij en Spreker hingen ondersteboven in een zwevende Sargasso Zee. Hij zag drie archaïsche vlieggordels, een met de gebruiker er nog in. Het skelet was klein, maar dat van een mensachtig wezen. Op de witte botten was geen spoortje huid meer te zien. De kleding moest van goede kwaliteit zijn geweest, want daar waren nog resten van te zien: felgekleurde flarden, een haveloze gele cape, die recht naar beneden hing van de punt van de haak van het skelet.
De andere vlieggordels waren leeg. Maar de botten moesten toch ergens zijn ... Louis wrong zijn hoofd achterover, nog verder .. . De vloer van het politiegebouw was een wijde, vaag verlichte, kegelvormige put. Om de wand heen bevonden zich concentrische rijen cellen. De deuren waren luiken in het plafond van de cellen.
Van het hoogste punt van de omgekeerde kegel liepen wenteltrappen naar beneden. In en om de punt van de kegel waren de botten die Louis Wu zocht. Ver onder hen glansden ze wittig in het zwakke licht.
`Ik zou niet weten hoe Spreker de desintegrator zou moeten gebruiken,' zei hij.
`Daar denk ik ook al een tijdje heel ernstig over na.'
`Als hij een gat in de muur maakt, hebben we daar nog niks aan. Het zelfde geldt voor het plafond, en daar komt ie niet eens bij. Als hij de generator raakt die ons hier in de lucht houdt, vallen we dertig meter naar beneden. Maar als hij dat niet doet, dan blijven we hangen tot we verhongeren of tot we het opgeven en ons tussen de ballonnen uitwerken. Waarna we dertig meter naar beneden vallen.'
`Ja.'
`Is dat alles? Gewoon "ja"?'
`Ik heb meer gegevens nodig. Wil een van jullie zo vriendelijk zijn om me een beschrijving te geven van wat je om je heen ziet? Ik zie alleen maar een stuk van een gebogen wand.'
Om de beurt beschreven ze het kegelvormige cellengedeelte, wat ze ervan konden zien in het zwakke, diffuse licht. Spreker zette zijn eigen lampen aan, en dat hielp.
Maar toen Louis niets meer wist te zeggen, zat hij nog steeds in de val, op zijn kop, zonder voedsel, zonder water, boven een dodelijke diepte.
Louis voelde eeen gil in zich opborrelen, goed begraven en goed onder controle, maar een gil die langzaam naar zijn lippen begon te stijgen. Niet lang meer, dan zou het zover zijn .. .
En hij vroeg zich ook af of Nessus ze zou laten voor wat ze waren. Dat was niet best. Het was een vraag met een voor de hand liggend antwoord. Er was alle reden waarom de poppenspeler ze in de steek zou laten, en geen reden waarom hij dat niet zou doen. Tenzij hij nog steeds hoopte hier beschaafde wezens te vinden. `De zwevende voertuigen en de ouderdom van de skeletten wijzen er allebei op dat er niemand is die de machinerie van de gevangenis bedient of controleert,' zei Spreker. Het was wel duidelijk dat hij speculeerde. `De krachtvelden die ons hierheen hebben getrokken, moeten een paar voertuigen te pakken hebben gekregen nadat de stad was verlaten. Daarna waren er geen vliegende dingen meer op de Ringwereld. Zo komt 't dat de machines nog steeds werken, omdat ze al die tijd niets hebben hoeven doen.' `Dat is misschien wel zo,' zei Nessus. `Maar iemand luistert wel naar ons gesprek.'
Louis voelde hoe zijn oren zich spitsten. Hij zag die van Spreker uitwaaieren.
`Die iemand moet over heel geavanceerde technieken beschikken, anders kun je een gesprek op een geblokkeerde straal niet afluisteren. Je vraagt je onwillekeurig af of deze iemand ook over een vertaler beschikt.'
`Wat kun je over hem zeggen?'
`Alleen waar hij zich ongeveer bevindt: ter hoogte van het gebouw waarin jullie hangen. Misschien bevindt hij zich boven jullie.'
In een reflex probeerde Louis omhoog te kijken. Geen schijn van kans. Hij hing ondersteboven, met tussen hem en het plafond twee noodballons en de cyclette zelf.
`We hebben de Ringwereld-beschaving gevonden.'
`Misschien. Ik denk dat een beschaafd wezen dat derde destructwapen wel had kunnen repareren. Maar waar het om gaat ... even nadenken.'
En de poppenbaas begon aan een stuk Beethoven of Beatles, of wat dan ook — het klonk in ieder geval klassiek. Misschien verzon hij het wel ter plekke, Louis kon het niet zeggen.
En toen hij zei Even nadenken, toen méénde hij dat. Het gefluit duurde maar voort. Louis begon dorst te krijgen. En honger. En zijn hoofd bonkte.
Hij had de moed al opgegeven, een paar wanhopige keren, toen de poppenspeler weer het woord nam. `Ik had liever de desintegrator gebruikt, maar dat zal niet gaan. Louis, jij zal het moeten doen, je stamt af van primaten, en je bent een betere klimmer dan Spreker. Je moet eerst de ...'
`Klimmen?'
`Als ik uitgesproken ben, mag je vragen stellen. Je moet eerst de flitslichtlaser te pakken zien te krijgen. Dan moet je daarmee de ballon vóór je kapot maken. Je zult snel het omhulsel beet moeten pakken voor je uit je stoel valt. Houd je aan het ballonomhulsel vast en klauter bovenop je cyclette. Dan ...'
`Je bent gek geworden.'
`Laat me uitspreken, Louis. Het doel van dit alles is het kapotmaken van de destructwapens. Er zijn er waarschijnlijk twee. Een boven de deur waardoor jullie hier zijn binnengekomen, of er onder. De tweede kan overal zijn. Je enige aanwijzing is misschien wel dat het er hetzelfde uitziet als het eerste.'
`Jawel, en misschien ook wel niet. Laat maar. Hoe verwacht je dat ik de stof van een uit mekaar barstende ballon snel genoeg vast kan grijpen om ... Nee. Ik kan het niet.'
`Louis. Hoe kan ik jullie nu bereiken als er een wapen wacht om mijn cyclette onbruikbaar te maken?'
`Dat weet ik niet.'
`Verwacht je soms dat Spreker het karwei voor z'n rekening neemt?'
`Kunnen katten soms niet klimmen?'
`Mijn voorouders waren katten, Louis, maar ze leefden op de savanne. Mijn verbrande hand geneest maar langzaam. Ik kan niet klimmen. In ieder geval is het voorstel van de bladeter krankzinnig. Je ziet toch zeker wel dat hij alleen maar een excuus zoekt om ons in de steek te laten.'
Louis zag het. Misschien gaf hij wel blijk van zijn angst.
`Ik laat jullie nog niet in de steek,' zei Nessus. `Ik blijf wachten. Misschien komt een van jullie op een beter plan. Misschien laat het wezen dat ons afluistert zich wel zien. Ik blijf wachten.'
Louis Wu, ondersteboven, klem tussen twee voorgevormde ballonnen, vond het begrijpelijkerwijs moeilijk om na te gaan hoe snel de tijd verstreek. Niets veranderde. Niets bewoog. Hij kon in de verte Nessus horen fluiten, maar verder scheen er niets te gebeuren.
Ten slotte begon hij maar zijn hartslag te tellen. Tweeënzeventig per minuut, dacht hij zo.
Precies tien minuten daarna: `Tweeënzeventig. Eén. Wat ben ik in vredesnaam aan het doen?'
`Had je 't tegen mij, Louis?'
`Driggit! Spreker, ik kan er niet meer tegen. Ik ga liever nu meteen dood dan dat ik gek word en dan dood ga.' Hij begon zijn armen naar beneden te wringen.
`Onder dit soort omstandigheden voer ik het bevel, Louis. Ik gelast je kalm te blijven en te wachten.'
`Sorry.' Louis wrong zijn armen omlaag, ontspannen, met een ruk omlaag, ontspannen. Daar was zijn gordel. Zijn hand was te ver naar voren. Hij drukte zijn elleboog naar achteren, ontspannen, naar achteren .. .
`Wat de poppenspeler heeft gesuggereerd is zelfmoord, Louis.' `Misschien.' Hij had 'm: de flitslichtlaser. Nog twee rukken en hij had hem los uit zijn riem, de vuuropening naar voren gericht; hij zou het dashboard beschadigen, maar zelf ongedeerd blijven. Hij vuurde.
De ballon zakte langzaam in elkaar, terwijl de intacte die zich achter hem bevond, hem voorover tegen het dashboard duwde. Onder de lichtere druk was het gemakkelijk om de flitslichtlaser tussen zijn riem te stoppen en met beide handen de ineenrimpelende, wegzakkende stof vast te pakken.
Hij gleed ook uit zijn stoel. Sneller, nog sneller ... hij greep de stof met wanhopige kracht vast en toen hij een kwartslag draaide en uit zijn stoel viel, gleden zijn handen niet uit. Hij hing aan de ballonstof onder zijn cyclette, dertig meter leegte onder hem en...
`Spreker!'
`Hier, Louis. Ik heb mijn eigen wapen gepakt. Zal ik de tweede ballon wegschieten?'
`Ja!' De tweede ballon zat vlak voor hem, en hij kon niets doen zolang dat zo bleef.
De ballon zakte niet in elkaar. Eén kant spuwde twee tellen lang stof de ruimte in en verdween toen in een grote zucht. Spreker had de ballon geraakt met een straal van de desintegrator. 'Finagle weet hoe je dat ding kunt richten,' hijgde Louis. Hij begon te klimmen.
Het ging gemakkelijk zolang hij houvast had aan de stof. Lees: ondanks de uren die hij ondersteboven had doorgebracht, met al het bloed dat naar zijn hoofd was gestroomd, wist Louis de stof van de ballon vast te blijven houden. Maar de stof hield op in de buurt van de voetschakelaar, en de cyclette was door zijn gewicht half gedraaid, zodat hij nog steeds onderaan hing.
Hij trok zich tot vlak onder de cyclette op, en klemde zijn knieën om de stof heen om meer houvast te krijgen. Toen begon hij heen en weer te zwaaien.
Spreker-tot-Dieren maakte vreemde geluiden.
De cyclette zwaaide heen en weer, heen en weer, steeds verder. Louis ging er vanuit, dat moest hij wel, dat het meeste metaal aan de onderkant moest zitten. Anders zou de cyclette gewoon omdraaien en Louis zou, waar hij zich ook bevond, weer aan de onderkant hangen. Als de onderkant van de cyclette niet het zwaarst was geweest, zou Nessus deze onderneming niet hebben gesuggereerd.
De cyclette zwaaide ver uit. Louis werd misselijk, maar vocht tegen braakneigingen. Als zijn ademhalingswegen nu verstopt gingen zitten, betekende dat het einde.
De cyclette draaide een hele slag rond en hing toen weer ondersteboven. Louis graaide naar de andere kant, greep de andere kant van de ballon vast en hield die stevig beet.
De cyclette bleef draaien. Louis lag plat op zijn buik op de onderkant. Hij wachtte, bleef zich stevig vasthouden.
De inerte machine wachtte, aarzelde, rolde toen weer terug. Zijn maag kwam omhoog, en Louis verloor ... wat? De late lunch van gisteren? Het kwam er krampachtig uit, in•grote, pijnlijke halen, dwars over het metaal en zijn mouw heen, maar hij verschoof niet meer dan een paar centimeter.
De cyclette bleef deinen als de zee. Maar Louis hield zich stevig vast. Tenslotte durfde hij op te kijken.
Een vrouw stond naar hem te kijken.
Ze scheen volkomen kaal te zijn. Haar gezicht deed Louis denken aan de spandraad-sculptuur in de banketzaal van de Hemel. Het gezicht, en de uitdrukking erop. Ze was zo kalm als een godin of een dode vrouw. En hij wilde blozen, of zich verstoppen, of verdwijnen.
In plaats daarvan zei hij: `Spreker, iemand staat naar ons te kijken. Doorgeven aan Nessus.'
`Een ogenblik, Louis. Ik ben even uit mijn gewone doen. Ik maakte de fout om naar jouw klimtocht te kijken.'
`Oké. Ze is ... ik dacht eerst dat ze kaal was, maar dat is ze niet. Een rand van haar hoofdhuid is behaard, over haar oren heen, twee randen dus, die aan de andere kant van de schedel bij elkaar komen.' Hij zei niet dat het haar dik en donker was en langs een schouder viel toen ze zich iets voorover boog om naar Louis Wu te kunnen kijken, en ook niet dat haar schedel fijngevormd was, en ook niet dat haar ogen hem vastpenden als een olijf in de martini. `Ik denk dat het een Architect is, ze behoort 6f tot hetzelfde ras 6f kent dezelfde gebruiken. Heb je dat?'
`Ja. Hoe kun je toch zo klimmen? Het leek wel of je spotte met de zwaartekracht. Wat ben jij, Louis?'
Louis klemde zich aan zijn dode cyclette vast en lachte. Het leek hem wel al zijn kracht te kosten. `Je bent een Kdaptist. Geef het maar toe.'
`Ik ben wel als een Kdaptist opgevoed, maar ik ben er geen gebleven.'
`Ja, dat zal wel. Heb je Nessus?'
`Ja, ik gebruikte de sirene.'
`Geef dan dit door. Ze staat ongeveer zeven meter van me vandaan. Ze staart me als een slang aan. Ik bedoel niet dat ze intens in me geïnteresseerd is, ik bedoel dat ze geen belangstelling heeft voor iets anders. Ze knippert met haar ogen, maar ze wendt haar blik niet af.
Ze zit in een soort cabine. Vroeger moet er aan drie kanten glas of zo iets in hebben gezeten, maar dat is weg, en wat er nog over is, is niet veel meer dan een paar treden en een platformpje. Ze zit met haar benen over de rand. Vroeger moeten ze zo naar de gevangenen hebben gekeken.
Ze is gekleed in ... nou, ik kan niet zeggen dat ik erg dol ben op de stijl. Een overall, tot de knie en tot de elleboog, nogal bol hier en daar ....' Maar daarvoor zouden Nessus en Spreker wel geen belangstelling hebben. Het materiaal waarvan haar kleding is gemaakt is duidelijk synthetisch, en het is of nieuw of zelfreinigend en heel duurzaam. Ze . . .' Louis onderbrak zichzelf omdat het meisje iets had gezegd — een korte zin.
Toen stond ze gracieus op en liep de trap op, uit het gezicht.
`Ze is weg,' zei Louis. Waarschijnlijk geen belangstelling meer.' `Misschien is ze teruggegaan naar de afluisterapparatuur.' `Daar heb je waarschijnlijk gelijk in.' Als er een afluisteraar in het gebouw was, dan was het niet meer dan logisch dat zij het was. 'Nessus vraagt of je, als de vrouw zich weer laat zien, je flitslicht-laser op zwak en breed wilt zetten, en haar duidelijk wilt laten zien dat je het gebruikt om iets mee te verlichten. Ik mag de des-integrator niet laten zien. De vrouw kan ons beiden waarschijnlijk doden door een schakelaar over te halen. Ze moet ons niet met wapens zien.'
'Hoe kunnen we dan met de destructwapens afrekenen?'
Het duurde even voor Spreker het antwoord doorgaf. 'Dat doen we niet. Nessus zegt dat hij iets anders gaat proberen. Hij is op weg hierheen.'
Louis liet zijn hoofd tegen het metaal zakken. De opluchting die hij voelde was zo groot dat hij niet eens nadacht over wat Spreker had gezegd tot de Kzin zei: 'Het enige dat hij daarmee bereikt is dat we alle drie in dezelfde val komen te zitten. Louis, hoe kan ik hem van dat plan afbrengen?'
'Zeg hem dat maar. Wat je net tegen mij zei. Nee, laat ook maar. Als hij niet wist dat het veilig zou zijn dan zou hij wegblijven.' 'Hoe kan het nu veilig zijn?'
'Ik weet het niet. Laat me nu maar rusten.' De poppenbaas zou echt wel weten wat hij deed. Hij kon Nessus' lafheid vertrouwen. Louis wreef zijn wang over het gladde, koele metaal.
Hij doezelde wat.
Hij was zich altijd wel fragmentarisch bewust van waar hij was. Als zijn cyclette even bewoog of trilde werd hij met wijd opengesperde ogen wakker, metaal tussen zijn knieën geklemd en stof tussen zijn handen. Zijn slaap was een voortdurende nachtmerrie. Toen er licht door zijn oogleden flitste, werd hij meteen wakker. Daglicht kwam door de horizontale spleet die hun tot deur had gediend. In dat felle licht was Nessus' cyclette een zwart silhouet. De cyclette hing op zijn kop, en Nessus ook, maar de poppenspeler werd niet op zijn plaats gehouden door ballonnen, maar door een veiligheidsweb.
De opening gleed achter hem dicht.
'Welkom,' zei Spreker. Zijn stem klonk traag en slepend. `Kun je me omdraaien?'
Nog niet. Is het meisje al teruggekomen?'
'Nee.'
`Dat gebeurt nog wel. Mensen zijn nieuwsgierig, Spreker. Ze heeft ongetwijfeld nog nooit een Kzin of een poppenspeler gezien.' 'Wat zou dat? Ik wil rechtop zitten,' kreunde de Kzin.
De poppenspeler deed iets met zijn dashboard. Een wonder geschiedde: zijn cyclette draaide een halve slag en hing rechtop. Louis zei één woord: `Hoe?'
`Ik zette alles uit toen ik besefte dat het stoorsignaal mijn cyclette beet had. Als het draagveld me niet had gegrepen, kon ik altijd nog mijn motoren aanzetten voor ik op de grond terechtkwam,' zei de poppenspeler energiek. `En nu de volgende stap, die zou niet al te moeilijk moeten zijn. Als het meisje zich laat zien, moet je je vriendelijk gedragen. Louis, jij mag wel proberen seks met haar te hebben als je denkt dat dat mogelijk is. Spreker, Louis moet onze meester zijn, wij zijn dienaren. De vrouw is misschien wel xenofobisch; het zou voor haar een geruststellende gedachte zijn als ze kon geloven dat een menselijk wezen de leiding heeft.'
Louis lachte. Op de een of andere manier was hij door de nachtmerrie-achtige halfslaap toch een beetje uitgerust. `Ik betwijfel of ze erg welgezind zal zijn, laat staan dat ze in een verleidelijke bui is. Je hebt haar niet gezien. Ze is zo koud als de zwarte holen van Pluto, tenminste waar het mij betreft, en eigenlijk kan ik haar dat niet kwalijk nemen ook.' Ze had toegekeken hoe hij zijn lunch kwijtraakte — meestal niet zo'n heel romantisch schouwspel.
De poppenspeler zei: `Ze voelt zich gelukkig, elke keer dat ze naar ons kijkt. Ze houdt op zich gelukkig te voelen wanneer ze probeert weg te gaan. Als ze een van ons dichter naar zich toe brengt, wordt haar geluk groter ...'
Driggit, ja!' zei Louis Wu.
`Begrijp je het? Goed. Verder heb ik mij geoefend in de taal van de Ringwereld. Ik geloof dat mijn uitspraak goed is, en ook mijn grammatica. Als ik maar meer wist van de betekenis van de woorden ...'
Spreker was lang geleden al opgehouden met klagen. Op zijn kop boven een gapende diepte, brandwonden over zijn hele lichaam, en één hand tot op het bot verbrand, had hij Louis en Nessus woedende verwijten naar het hoofd geslingerd omdat ze niet bij machte waren te helpen. Maar hij was nu al uren stil.
In de schemerige stilte lag Louis half te slapen.
In zijn slaap hoorde hij belletjes, en hij werd wakker.
Ze rinkelde toen ze de trap af kwam. Ze had belletjes aan haar mocassins. Ze had ook iets anders aan: een van onderen wijd uitlopende jurk met een hooggesloten hals en een stuk of zes grote, uitbollende zakken. Haar lange, zwarte haar viel over een schouder naar voren.
De serene waardigheid in haar gezicht was niet veranderd.
Ze ging zitten met haar voeten over de rand van het podium en keek naar Louis Wu. Ze verroerde zich niet, en Louis Wu evenmin. Een paar minuten lang keken ze elkaar zo strak aan.
Toen stak ze een hand in een van haar zakken en haalde iets tevoorschijn dat vuistgroot was, en oranje. Ze gooide het naar Louis toe, maar mikte zo dat het langs hem heen zou gaan, een paar centimeter buiten zijn bereik.
Hij herkende het ding toen het langs hem vloog. Een knobbelige, sappige vrucht die hij twee dagen geleden aan een struik had zien zitten. Hij had er een paar in de laadopening van zijn autokeuken gegooid zonder ze te proeven.
De vrucht spatte tot rode pulp uiteen op het dak van een cel. Opeens liep het water Louis in de mond, en hij was zich bewust van een afschuwelijke dorst.
Ze gooide nog een vrucht naar hem toe. Dit keer kwam de oranje bol dichter in de buurt. Hij had hem kunnen aanraken als hij had geprobeerd, maar dat zou hebben betekend dat de cyclette zou zijn gekanteld. En dat wist ze.
Haar derde worp raakte zijn schouder. Hij klemde met beide vuisten de ballonstof beet en dacht zwarte gedachten.
Toen kwam Nessus' cyclette te voorschijn, heel langzaam. En ze glimlachte.
De poppenspeler had achter de grote transparante vrachttruck gehangen. Hij hing weer ondersteboven en gleed zo schuin naar het platform toe, alsof hij erheen werd geblazen door een grillige windvlaag. Toen hij langs Louis gleed, vroeg hij: `Kun je haar verleiden?'
Louis grauwde. Toen besefte hij dat de poppenbaas hem echt niet bespotte en zei: `Ik denk dat zij denkt dat ik een dier ben. Vergeet 't maar.'
`Dan moeten we een andere tactiek toepassen.'
Louis wreef met zijn voorhoofd tegen het koele metaal. Hij had zich zelden zo ellendig gevoeld. `Jij bent de baas,' zei hij. `Ze wil mij niet als haar gelijke zien, maar jou misschien wel. Ze ziet jou niet als een concurrent, daarvoor verschillen jullie uiterlijk te veel van elkaar.'
De poppenbaas was langs hem heen gegleden. Nu zei hij iets in wat Louis in de oren klonk als de taal van de geschoren koorpriester, bij de Hemel: de heilige taal van de Architecten.
Het meisje reageerde niet. Maar ... ze glimlachte niet écht, maar haar mondhoeken schenen iets omhoog te gaan, en er was wat meer leven in haar ogen.
Nessus moest de tasp op laag vermogen hebben ingesteld. Heel laag vermogen.
Weer zei hij iets, en deze keer antwoordde ze. Haar stem was koel en muzikaal, en ze klonk wel gebiedend in Louis Wu's oren, maar dat kon ook zijn omdat hij dat wel had verwacht.
De stem van de poppenspeler werd identiek aan die van het meisje.
Wat toen volgde, was een taalles.
Louis Wu, nog steeds oncomfortabel en slecht op zijn gemak boven een dodelijke afgrond, moest het wel saai vinden. Hij pikte hier en daar een woord op. Ergens halverwege gooide ze een van de vuistgrote vruchten naar Nessus, en stelden ze vast dat het een thrumb was. En Nessus hield hem bij zich.
Plotseling stond ze op en verdween.
`En?' zei Louis.
`Het gesprek had zeker haar belangstelling niet meer,' zei Nessus. `Ze waarschuwde me niet dat ze wegging.'
`Ik sterf van de dorst. Mag ik die thrumb hebben?'
Thrumb is de kleur van de schil, Louis.' Hij liet zijn cyclette naast die van Louis glijden en reikte hem de vrucht aan.
Louis was net wanhopig genoeg om met zijn linkerhand de ballonstof los te laten. Dat betekende dat hij door de dikke schil heen moest bijten en hem er daarna af moest scheuren met zijn tanden. Toen kwam hij bij het eigenlijke vruchtvlees en hapte er gulzig in. Het was het beste dat hij in tweehonderd jaar had geproefd.
Toen hij de vrucht helemaal op had zei hij: `Komt ze terug?' `Ik geloof dat we daarop wel kunnen vertrouwen. Ik heb weinig energie gebruikt bij de tasp, zodat ze niet bewust, maar onderbewust wordt beïnvloed. De aantrekkingskracht wordt elke keer dat ze me ziet sterker. Louis, moeten we niet proberen ervoor te zorgen dat ze verliefd wordt op jou?'
`Vergeet het maar. Ze denkt dat ik een inheemse ben, een wilde. En zo kom je bij de hamvraag: wat is zij?'
`Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ze deed geen moeite om het te verbergen, maar het werd ook niet duidelijk. Ik ken de taal niet goed genoeg. Nog niet.'