... en zijn zootje ongeregeld

Louis Wu kende mensen die hun ogen dichtdeden als ze gebruik maakten van een transfercabine. De plotselinge verandering van het uitzicht maakte hen duizelig. Louis vond dat onzin, maar och, hij had nog véél gekkere vrienden.
Hij had zijn ogen wijd open toen hij het nummer draaide. De kijkende buitenaardsen verdwenen en iemand riep: `Hallo, zeg hij is terug!'
Er vormde zich een kluitje rond de deur. Louis kreeg hem met moeite open. 'Finagle hale jullie! Is er dan nog niemand naar huis gegaan?' Hij breidde zijn armen uit om hen te omvatten en duwde hen toen als een bulldozer achteruit. `Maak die deur vrij, stomme harken! Er komen nog meer gasten aan!'
`Goed zo!' schreeuwde een stem in zijn oor. Onbekende handen grepen de zijne en sloten zijn vingers rond een drinkbol. Louis drukte de zeven, acht gasten die hij met zijn armen omvatten kon tegen zich aan en lachte om zijn ontvangst.
Louis Wu. Uit de verte leek hij een oosterling, met zijn bleke gelige huid en zijn golvende witte staart. Zijn kostbare blauwe gewaad hing losjes om hem heen, zodat het leek alsof hij er last van zou hebben als hij liep, maar dat was niet zo.
Van dichtbij was het allemaal namaak. Zijn huid was niet bleek maar chroomgeel, de huidkleur van Fu Manchu uit een stripverhaal. Zij vlecht was te dik en hij was niet wit van ouderdom, maar schoon, zuiver wit, met een nauw merkbaar vleugje blauw, de kleur van het licht van een dwergster. Zoals bij alle vlaklanders waren de kleuren van Louis Wu de verfstoffen van de Kosmetica.
Een vlaklander, ja. Je zag het direct. Zijn gelaatstrekken waren niet blank, en evenmin mongoloïde of negroïde, hoewel ze sporen van alle drie de rassen vertoonden. Het was een gelijkmatig mengsel, waarmee eeuwen gemoeid waren geweest. Bij een zwaartekracht van 9,98 meter per seconde was zijn houding ongedwongen. Hij greep een drinkbol en glimlachte zijn gasten toe.
En toevallig glimlachte hij in een paar zilverspiegelende ogen, twee centimeter van de zijne. Ene Teela Brown was toevallig neus aan neus en borst aan borst met hem komen te staan. Haar huid was blauw met een netwerk van zilverdraden, haar kapsel vormde uitwaaierende vreugdevlammen en haar ogen waren convexe spiegeltjes. Ze was twintig. Louis had eerder op de avond al met haar gepraat. Ze had weinig diepgang, ze zat vol clichés en liep met alles weg, maar ze was erg knap.
`Ik móést het je gewoonweg vragen,' zei ze ademloos. `Hoe heb je die Trinoc hier weten te krijgen?'
`Vertel me nou niet dat die er nog is.'
`0 nee. Zijn lucht begon op te raken en hij moest naar huis.' Dat was een smoesje,' vertelde Louis haar. `Zo'n luchtmaker van de Trinocs gaat weken mee. Maar als je het echt weten wilt, deze Trinoc is eens een paar weken mijn gast en gevangene tegelijk geweest. Zijn schip en zijn bemanning waren verongelukt aan de rand van de verkende ruimte, alleen hij leefde nog en ik moest hem naar Margrave overbrengen, waar ze een leefmilieubox voor hem konden maken.'
Haar ogen verrieden verrukte verbazing. Louis vond het vreemd maar ook leuk dat haar ogen zich op dezelfde hoogte bevonden als de zijne. Teela Browns fragiele schoonheid deed haar kleiner lijken dan ze was. Haar ogen keken naar iets, over Louis' schouder, en sperden zich toen nog wijder open. Louis grinnikte terwijl zij zich omdraaide.
Nessus de poppenspeler kwam de transfercabine uit.
Louis had hieraan gedacht toen ze bij Krushenko weggingen. Hij had geprobeerd Nessus zover te krijgen dat hij hem iets over hun bestemming zou onthullen. Maar de poppenspeler was bang voor afluisterstralen.
`Kom dan naar mijn huis,' had Louis voorgesteld.
`Maar je gasten ...'
`Niet in mijn kantoor. En dat is absoluut veilig tegen afluisteren. En bedenk eens wat een succes je zult zijn op het feest! Als ze niet allemaal al naar huis zijn gegaan, natuurlijk.'
Het was een succes dat Louis' stoutste dromen overtrof. Het rappetap van de hoeven van de poppenspeler was plotseling het enige geluid in het vertrek. Achter hem flitste Spreker-tot-Dieren te voorschijn. De Kzin bekeek de zee van mensengezichten die de cabine omstuwde. En ontblootte langzaam zijn tanden.
Iemand goot de helft van zijn drankje in een bloempot. Het klassieke gebaar. Op een van de takken van de palm begon een orchideewezentje van Gummidgy boos te kwetteren. De mensen schoven bij de transfercabine vandaan. Hij hoorde opmerkingen als: `Nee, je bent niet gek. Ik zie hen ook.' `Nuchterpillen? Laat eens kijken, in mijn kilttasje.' `Wat een feesten geeft die kerel.' `Goeie ouwe Louis!' en `Hóé zei je dat dat heette?'
Ze wisten niet wat ze van Nessus moesten denken. De meesten deden of de poppenspeler niet bestond, ze durfden niets over hem te zeggen uit angst een figuur te slaan. Op Spreker-tot-Dieren reageerden ze nog vreemder. De Kzin, eens de gevaarlijkste vijand der mensheid, werd nu met eerbiedig ontzag bekeken, als een soort held.
`Volg mij,' zei Louis tegen de poppenspeler. Als hij geluk had zou de Kzin wel achter hen beiden aan komen. `Neem me niet kwalijk,' brulde hij en baande zich een weg door de menigte. En op de verschillende opgewonden en verbaasde vragen gaf hij slechts een geheimzinnig glimlachje ten antwoord.
Eenmaal veilig in zijn kantoor sloot Louis de deur af en schakelde de afluisterbeveiliging in. `Goed. Wie wil er wat drinken?'
`Als je wat whisky warm kan maken, dan kan ik het drinken,' zei de Kzin. `Als je het niet warm kan maken dan kan ik het nog wel drinken.'
'Nessus?'
`Groentesap. Alles is goed. Heb je misschien warm worteltjessap?' `Jakkes,' zei Louis, maar hij gaf de opdracht door aan de bar die een paar bollen warm wortelsap afleverde.
Terwijl Nessus zich op zijn gebogen achterbeen zette, liet de Kzin zich met een plof op een opblaaspoef vallen. Het ding had eigenlijk onder dat gewicht behoren te knappen als een te zwaar belast ballonnetje. De op een na oudste vijand van de mens zag er gek en wat belachelijk uit, zoals hij op die te kleine poef zat te wiebelen.
De oorlogen tussen de mensen en de Kzinti waren talrijk en ver 
schrikkelijk geweest. Als de Kzinti de eerste hadden kunnen winnen, dan zou de mens tot in eeuwigheid van dagen slaaf en slachtdier zijn geweest. Maar de Kzinti hadden grote verliezen geleden in de oorlogen daarna. Ze hadden de neiging om aan te vallen voor ze er klaar voor waren. Ze hadden nauwelijks benul van geduld oefenen en helemaal niet van genade, of van iets anders dan totale oorlog. Elke oorlog had hen een aanzienlijk deel van hun bevolking gekost, plus een aantal Kzinti-werelden die als herstelbetaling werden geconfisqueerd.
Tweehonderdvijftig jaar lang hadden de Kzinti de ruimte die aan de mens toebehoorde niet meer aangevallen. Ze hadden niets om mee aan te vallen. Tweehonderdvijftig jaar lang hadden de mensen de Kzinti al niet aangevallen en de Kzinti konden dat maar niet begrijpen. Van mensen raakten ze altijd verschrikkelijk in de war.
Het waren echte rauwdauwen, en Nessus, een overtuigd lafaard, had vier volwassen Kzinti tegelijk beledigd in een openbare eetgelegenheid!
`Zeg me dat nou nog eens,' zei Louis Wu, `over die spreekwoordelijke voorzichtigheid van poppenspelers, want ik ben het even kwijt.'
`Misschien ben ik niet helemaal oprecht geweest, Louis. Mijn volk vindt dat ik krankzinnig ben.'
`0, dat is fantastisch.' Louis zoog aan de drinkbol die de onbekende gever hem in de hand had gedrukt. Het was wodka met drabbelbessesap en geschaafd ijs.
De Kzin zwiepte rusteloos met zijn staart. `Waarom zouden we met iemand op reis gaan die zelf zegt dat hij gek is? Je moet wel goed gek zijn om met een Kzin op reis te willen.'
`Jullie maken je veel te vlug bang om niets,' zei Nessus met zijn zachte, verleidelijke, ondraaglijk sensuele stem. `De mensen hebben nog nooit een poppenspeler ontmoet die volgens de opvattingen van zijn volk niet gek was. Geen niet-poppenspeler heeft ooit onze wereld aanschouwd en geen enkele poppenspeler die bij zijn gezonde verstand is, zou zich ooit aan het niet voor honderd procent betrouwbare leefsysteem van een ruimteschip toevertrouwen, of aan de onbekende en mogelijk dodelijke gevaren van een vreemde planeet.'
`Een krankzinnige poppenspeler, een levensgrote Kzin en ikzelf. De vierde kan dan maar beter een psychiater zijn.'
`Nee, Louis, geen van onze kandidaten is psychiater.'
`Nou, waarom niet?'
`Ik heb niemand zo maar in het wilde weg uitgekozen. ' De poppenspeler dronk met zijn ene mond uit de drinkbol en praatte met zijn andere. `Ten eerste, ikzelf. Onze voorgenomen reis heeft als opzet mijn ras voordeel te brengen, daarom dienen wij een vertegenwoordiger te zenden. Een dergelijk iemand zou gek genoeg moeten zijn om een onbekende wereld aan te durven, maar ook weer normaal genoeg om zijn verstand te kunnen gebruiken teneinde het leven te behouden. Toevallig bevind ik me net op de grens daarvan.
We hebben een goede reden om een Kzin mee te nemen. Spreker-tot-Dieren, wat ik je nu vertel is geheim. We hebben jouw ras zeer langdurig gadegeslagen. We kenden jullie al voor jullie de mensen aanvielen.'
`Goed dat jullie je toen niet hebben laten zien,' gromde de Kzin. `Ongetwijfeld. Eerst kwamen we tot de conclusie dat het Kzinti-ras nutteloos en gevaarlijk was. Er werd een aantal onderzoeken opgezet om te bepalen of je ras veilig kon worden geëlimineerd.' `Ik zal je nekken in de knoop leggen.'
`Je zult geen gewelddadigheden begaan.'
De Kzin stond op.
`Hij heeft gelijk,' zei Louis. `Ga zitten, Spreker. Je wint er niets bij als je een poppenspeler vermoordt.'
De Kzin ging zitten. En weer knapte de poef niet.
`Het project werd afgelast,' zei Nessus. `We merkten dat de oorlogen met de mensen de Kzinti-expansiedrift voldoende besnoeiden en jullie minder gevaarlijk maakten. We bleven jullie gadeslaan.
Over een periode van een aantal eeuwen vielen jullie de mensenwerelden zes keer aan. Zes keer werden jullie verslagen en in elke oorlog verloren jullie ongeveer twee derde van het mannelijk deel van jullie bevolking. Moet ik nog iets zeggen over de mate van intelligentie die hier ten toon werd gespreid? Nee? Hoe dan ook, jullie liepen geen enkele keer het gevaar daadwerkelijk te worden uitgeroeid. De niet-intelligente vrouwtjes merkten bijna niets van de oorlog en de volgende generatie kon de open plaatsen weer opvullen. Maar alles bij elkaar wisten jullie toch een imperium te verliezen dat jullie in duizenden jaren hadden opgebouwd.
Het werd ons duidelijk dat de Kzinti bezig waren razendsnel te evolueren.'
`Evolueren?'
Nessus grauwde een woord in de Heldentaal en Louis schrok zich een ongeluk. Hij had niet gedacht dat de keel van de poppenspeler zo iets zou kunnen voortbrengen.
`Ja,' zei Spreker-tot-Dieren. `Dat dacht ik al, maar ik begrijp niet goed hoe dat op deze situatie slaat.'
`Evolutie is afhankelijk van het overleven van de meest geschikten, en enkele honderden jaren lang zijn de meest geschikten van jouw ras juist diegenen geweest die verstandig of verdraagzaam genoeg waren om een oorlog met de mensen te vermijden. En de resultaten blijken al duidelijk. Al bijna tweehonderd Kzinti-jaren heerst er vrede tussen mens en Kzin.'
`Maar het zou toch geen zin hebben! We zouden geen oorlog meer kunnen winnen!'
`Daar hebben je voorouders zich nooit iets van aangetrokken.' Spreker-tot-Dieren nam een grote slok van zijn warme whisky. Zijn onbehaarde roze rattestaart zwiepte opgewonden heen en weer.
`De Kzinti zijn gedecimeerd,' zei de poppenspeler. `Al je soortgenoten die vandaag de dag nog in leven zijn, zijn afstammelingen van de Kzinti die in hun oorlogen met de mens de dood wisten te ontlopen. Een aantal onder ons speculeert erop dat de Kzinti op dit ogenblik de empathie of de intelligentie of de zelfbeheersing hebben die voor langdurige en intensieve contacten met andere rassen nodig is.'
`En dus waag je je leven door met een Kzin op reis te gaan?'
`Ja,' zei Nessus en hij rilde over zijn hele lichaam. `Mijn motivatie is sterk. Men heeft laten doorschemeren dat ik, als ik mijn moed kan aantonen door mijn soortgenoten een waardevolle dienst te bewijzen, mij zal mogen voortplanten.'
Nauwelijks een toezegging waar je vast van op aan kunt,' zei Louis.
`En er is nog een reden dat er een Kzin meegaat. We krijgen te maken met onbekende omstandigheden waarin onbekende gevaren kunnen schuilen. Wie beschermt mij daartegen? Wie is daarvoor beter toegerust dan een Kzin?'
`Om een poppenspeler te beschermen?'
Klinkt dat dan krankzinnig?'
`Inderdaad,' zei Spreker-tot-Dieren. `Het spreekt ook mijn gevoel voor humor aan. En deze hier, deze Louis Wu?'
`Wij hebben vaak samengewerkt met mensen, tot ons wederzijdse voordeel. We nemen dus op zijn minst één mens mee. Louis Gridley Wu is gekozen omdat wel bewezen mag worden geacht dat hij iemand is die altijd op zijn pootjes terechtkomt, iemand die het er op zijn nonchalante, roekeloze manier altijd wel weer levend vanaf weet te brengen.'
`Nonchalant en roekeloos is hij, ja, dat zeker. Hij heeft me uitgedaagd voor een duel.'
`Zou je de uitdaging hebben aangenomen als Hroth er niet was geweest? Zou je hem iets hebben misdaan?'
`Om daarna meteen naar huis te worden gestuurd, in ongenade, omdat je een ingrijpend conflict tussen twee rassen had veroorzaakt? Maar daar gaat het niet om,' hield de Kzin vol. `Of wel?' `Misschien wel. Louis leeft nog. En jij bent je er nu van bewust dat je hem niet kunt domineren door middel van angst. Geloof jij in resultaten?'
Louis deed er discreet het zwijgen toe. Als de poppenspeler hem het bezit van een koelbloedige intelligentie wilde toeschrijven, vond Louis Wu dat best.
`Je hebt het tot nu toe steeds gehad over je eigen motieven,' zei Spreker. `Breng nu de mijne eens ter sprake. Wat kan ik ermee winnen door aan die reis van jou mee te doen?'
En ze kwamen ter zake.
Voor de poppenspelers was de quantum it hyperaandrijving een kostbaar bezit, waar ze weinig aan hadden. Een schip dat ermee was uitgerust legde een lichtjaar af in één en een kwart minuut, terwijl conventionele vaartuigen voor dezelfde afstand drie dagen nodig hadden. Maar conventionele vaartuigen hadden ruimte voor vracht.
`We hebben de motor ingebouwd in de grootste romp die door onze handelsmaatschappij wordt gebouwd, een Vier. Toen onze technici en wetenschapsmensen klaar waren met hun werk,, bleek het grootste deel van de beschikbare ruimte in beslag genomen te worden door apparatuur voor de hyperaandrijving. Tijdens onze tocht zullen we niet veel bewegingsvrijheid hebben.'
`Een experimenteel ruimteschip,' zei de Kzin. `Hoe grondig is het getest?'
`Het heeft één tocht gemaakt naar het hart van de melkweg, en terug.'
Maar dat was dan ook het enige geweest! De poppenspelers konden er zelf geen proeven mee nemen en ze konden ook geen andere rassen vinden om het voor ze te doen; ze zaten midden in een migratie. Het schip kon vrijwel geen vracht of lading vervoeren, al had het dan een diameter van meer dan anderhalve kilometer. En verder kon het geen snelheid minderen zonder terug te vallen in de normale ruimte.
Wij hebben het niet nodig,' zei Nessus. `Maar jullie wel. We zijn van plan om het schip aan onze bemanning te geven, plus blauwdrukken om er meer te bouwen. Jullie zullen vast wel verbeteringen op het oorspronkelijke ontwerp kunnen bedenken.'
`Dat levert me een naam op,' zei de Kzin. `Een naam. Ik moet dat schip in actie zien.'
`Tijdens de tocht naar onze bestemming.'
`De Patriarch zou me een naam geven voor zo'n schip. Ik weet het zeker. Wat voor naam zou ik kiezen? Misschien wel —' En de Kzin gaf een steeds hoger klinkende grauw.
De poppenspeler antwoordde in dezelfde taal.
Louis schoof geërgerd heen en weer. Hij kon de Heldentaal niet volgen. Eerst overwoog hij om er vandoor te gaan, maar toen kreeg hij een beter idee. Hij haalde de holo die hij van de poppenspeler had gekregen uit zijn zak en gooide hem naar de andere kant van het vertrek, in het oranje bont van de schoot van de Kzin.
Spreker-tot-Dieren raapte hem voorzichtig met zijn zachte zwarte vingers op. `Het schijnt een ster met een ring eromheen te zijn. Wat is het?'
`Het heeft te maken met onze bestemming,' zei de poppenspeler. `Meer kan ik jullie niet vertellen, in ieder geval niet nu.'
Wat cryptisch. En wanneer gaan we op weg?'
`Over een paar dagen, schat ik. Mijn mensen zijn op dit ogenblik op zoek naar een geschikt vierde lid voor de expeditie.'
`En dus wachten we tot ze dat hebben gevonden. Louis, zullen we teruggaan naar je gasten?'
Louis stond op en rekte zich uit. `Best, laten we ze maar een kick gaan geven. Spreker, wacht even, ik heb een suggestie. Je moet dit niet zien als een trap tegen je gevoel van eigenwaarde. 't Is maar een idee ...'
Het feest was veranderd: de massa was in kleinere groepjes uiteengevallen: 3-D kijkers, mensen die bridge en poker speelden, vrijende paren en groepen, en slachtoffers van de verveling. Op het gazon, in het wazige licht van de vroege ochtend, bevond zich een bonte verzameling van verveelde mensen en xenofielen. Bij die groep stonden Nessus en Spreker-tot-Dieren, en ook Louis Wu, Teela Brown, en een overwerkte automatische bar.
Het gazon was typisch Engels: inzaaien en walsen, inzaaien en walsen, vijfhonderd jaar lang. Aan het eind van die vijfhonderd jaar was de aandelenmarkt ingestort en daarna had Louis Wu wel geld gehad, en een eerbiedwaardige adellijke familie niet. Het gras was groen en het glansde, geen namaak dus; niemand had er ooit genetische experimentjes mee uitgehaald, op zoek naar dubieuze veredelingen. Onder aan de zacht golvende groene helling was een tennisbaan, waar minuscule figuurtjes heen en weer renden en op en neer sprongen en energiek met hun kingsize vliegenmeppers zwaaiden.
`Lichaamsbeweging is iets geweldigs,' zei Louis Wu. `Ik zou er de hele dag naar kunnen zitten kijken.'
Teela's lach verbaasde hem. Vluchtig dacht hij aan de miljoenen grappen die zij nooit had gehoord, aan de heel, heel oude die niemand meer vertelde. Van de miljoenen grappen die Louis Wu uit zijn hoofd kende, was waarschijnlijk negenennegentig procent uit de tijd. Verleden en heden laten zich slecht vermengen.
`Je lijkt op een meisje dat ik vroeger heb gekend,' zei hij. `Ooit gehoord van Paula Cherenkov?'
`Tekent ze cartoons? Geboren in Boston?'
`Ja. Woont tegenwoordig op Tisgelukt.'
`Mijn betovergrootmoeder. We zijn een keer bij haar op bezoek geweest.'
`Ze bezorgde me een zwaar geval van harteboeienis, lang geleden. Jij zou haar tweelingzusje kunnen zijn.'
Teela grinnikte en de trilling van haar lach zette zich op aangename wijze voort langs Louis' ruggegraat. `Ik beloof dat ik je geen harteboeienis zal bezorgen als je me vertelt wat het is.'
Louis dacht na over wat ze zei. Het was een kalme, vredige ochtend. Als hij nu in slaap viel zou hij pas twaalf uur later weer wakker worden. Hij voelde zich licht in zijn hoofd: vermoeidheids verschijnselen. Teela's schoot was een genoeglijk plekje voor zijn hoofd. Zijn gasten waren voor de helft vrouwen, en in de jaren die achter hem lagen waren er heel wat zijn vrouw of maîtresse geweest. In de eerste fase van zijn feest had hij zijn verjaardag privé gevierd met drie vrouwen, die heel belangrijk waren geweest voor hem en omgekeerd.
Drie? Vier? Nee, drie. En nu leek hij wel immuun voor harteboeienis. Tweehonderd jaar hadden te veel littekens op zijn persoonlijkheid achtergelaten. En nu liet hij zijn hoofd nadenkend rusten in de schoot van een vreemde vrouw, die er precies zo uitzag als Paula Cherenkov.
`Ik werd verliefd op haar,' zei hij. `We kenden elkaar al jaren. We waren zelfs samen uitgeweest. En toen, op een avond, raakten we aan de praat en barn. Ik was verliefd. Ik dacht dat zij ook van mij hield.
Die nacht gingen we niet naar bed — niet samen, bedoel ik. Ik vroeg haar ten huwelijk. Ze weigerde. Ze was bezig aan een carrière. Ze had geen tijd om te trouwen, zei ze. Maar we spraken af dat we een week naar het Nationaal Park Amazone zouden gaan, als een soort pseudo-huwelijksreis. De week daarop was het niets dan hoogtepunten en dieptepunten. Ik had de kaartjes al gekocht en het hotel gereserveerd. Ben jij ooit zo voor iemand gevallen dat je tegen jezelf zei dat je hem niet waard was?'
`Nee.'
`Ik was jong. Ik heb mezelf twee dagen lang lopen overtuigen dat ik Paula Cherenkov waard was. 't Is me gelukt ook. En toen belde ze op en zei alles af. Ik herinner me niet eens meer waarom. Ze had een heel goede reden.
Ik heb haar die week een paar keer mee uit eten genomen. Er gebeurde niets. Ik probeerde haar niet onder druk te zetten. 't Is best mogelijk dat ze nooit een vermoeden heeft gehad van de druk die op mij rustte. Mijn gevoelens ging op en neer als een jojo. Toen haalde ze een streep door al mijn plannen. Ze mocht me heel graag. We hadden het altijd zo leuk samen. We moesten maar altijd goede vrienden blijven.
Ik was haar type niet. Ik dacht dat we verliefd op elkaar waren.
Misschien dacht zij dat ook wel, een week lang. Ze was niet wreed of zo. Ze wist gewoon niet wat er met mij aan de hand was.' `Maar wat was de harteboeienis nou?'
Louis keek omhoog naar Teela Brown. Ze keek met een gezicht waarop niets te lezen viel terug, en hij besefte dat ze geen woord had begrepen van wat hij had gezegd.
Louis had te maken gehad met niet-menselijke wezens. Instinctief of door lange ervaring had hij leren aanvoelen wanneer een gedachtengang zo ver van een andere afstond dat deze niet meer te bevatten of te communiceren was. Dit was een soortgelijke fundamentele kloof.
Wat een monsterlijk grote afstand tussen Louis Wu en een meisje van twintig! Zou hij nu echt zo oud zijn? En als het antwoord op die vraag ja was, was Louis Wu dan nog wel menselijk?
Teela keek hem met uitdrukkingloze ogen aan en wachtte tot hij het haar zou vertellen.
`Drigg!' vloekte Louis en krabbelde overeind. Modderspetters gleden langzaam langs zijn blauwe mantel naar beneden en vielen op de grond.
Nessus de poppenspeler was bezig aan een betoog over ethiek. Hij viel zichzelf in de rede (letterlijk, door met twee monden tegelijk te spreken, tot groot plezier van zijra bewonderaars) om Louis' vraag te beantwoorden. Nee, hij had nog niets gehoord van zijn ondergeschikten.
Spreker-tot-Dieren, voorzien van een zelfde menselijke entourage, lag als een indrukwekkende oranje heuvel in het gras. Twee vrouwen krabbelden in het bont achter zijn oren. De eigenaardige Kzinti-oren, die zich als roze Chinese parasolletjes konden uitspreiden of zich plat tegen de schedel ineen konden vouwen, waren wijd opengeplooid en Louis kon de tatoeage zien die erop was aangebracht.
`Nou?' riep Louis. Was dat geen schitterend idee van mij?' `Inderdaad,' gromde de Kzin, zonder zich te verroeren.
Louis grinnikte binnensmonds. Een Kzin is een angstaanjagend beest, nietwaar? Maar wie kan er bang zijn voor een Kzin die zich achter zijn oren laat krabben? Het stelde Louis' gasten op hun gemak en de Kzin eveneens. Alles wat boven een veldmuis staat, vindt het lekker om achter z'n oren te worden gekrabd.
`Ze doen het bij toerbeurt,' bromde de Kzin slaperig. `Een mannelijk mens komt op het vrouwelijke mens dat mij zit te krabben toegelopen en merkt op dat hij hoge prijs zou stellen op een soortgelijke behandeling. De twee gaan samen weg, en een nieuw vrouwelijk wezen neemt de taak van het eerste over. Wat moet het interessant zijn om deel uit te maken van een ras waar beide seksen intelligent zijn.'
`Af en toe maakt dat de dingen geweldig ingewikkeld.' `0 ja?'
Het meisje naast de linkerschouder van de Kzin — haar huid een diep ruimtezwart, versierd met sterren en sterrenevels, en haar haar de koude witte stroom van een kometestaart — keek op van haar werk. 'Teela, doe jij het nu maar een poosje,' zei ze vrolijk. `Ik heb honger.'
Gehoorzaam knielde Teela naast de grote oranje kop neer. 'Teela Brown, dit is Spreker-tot-Dieren,' zei Louis. `Ik wens jullie alle twee —'
Van dicht naast hen klonk een valse stoot muziek.
`— heel veel geluk. Wat was dat? 0, Nessus. Wat —?'
De muziek was afkomstig geweest van de twee merkwaardige kop 
pen van de poppenspeler. Nu wrong Nessus zich ruw tussen Louis
en het meisje in. `U bent Teela Jandrova Brown, identnummer IKLUGGTYN?'
Het meisje was verrast, maar niet bang. `Zo heet ik, ja. Mijn identnummer herinner ik me niet. Waar gaat het om?'
`We kammen al bijna een week de Aarde af om u te vinden. En nu tref ik u aan op een feest waar ik slechts toevalligerwijs aanwezig ben! Ik zal een hartig woordje moeten wisselen met mijn ondergeschikten.'
`0 nee, zeg!' zei Louis zacht.
Teela stond op, een beetje met zichzelf verlegen. `Ik verberg me niet — niet voor u en niet voor een ander, eh, buitenaards wezen. Waar gaat het om?'
Wacht eens even!' Louis Wu ging tussen het meisje en Nessus staan. 'Nessus, Teela Brown is geen ontdekkingsreiziger, dat zie je zo. Neem een ander.'
`Maar Louis —'
`Een ogenblik.' De Kzin ging rechtop zitten. `Louis, laat die planteneter z'n eigen bemanning samenstellen.'
`Maar kijk nou eens naar haar!'
`Kijk nou eens naar jezelf, Louis. Net twee meter lang, en tenger, zelfs voor een mens. Ben jij een ontdekkingsreiziger? En wat dacht je van Nessus?'
`Wat de drigg is er aan de hand?' wilde Teela weten.
Dringend zei Nessus: `Louis, laten we nu allemaal naar jouw kantoor gaan, daar kunnen we rustiger praten dan hier. Teela Brown, we moeten je een voorstel doen. Je bent op geen enkele wijze verplicht het te aanvaarden, je hoeft niet eens te luisteren, maar misschien vind je wat wij je voor te stellen hebben wel interessant.'
De discussie ging in Louis' kantoor verder. `Ze beantwoordt aan mijn eisen,' hield Nessus vol. `We moeten haar als potentiële deelneemster beschouwen.'
`Ze kan toch niet de enige zijn op de hele Aarde?'
`Nee, Louis. Bepaald niet. Maar we hebben de anderen niet te pakken weten te krijgen. Niet één.'
`Maar waaraan zou ik moeten deelnemen?'
De poppenspeler begon het haar uit te leggen. Algauw bleek dat Teela Brown niet geïnteresseerd was in de ruimte, zelfs nog nooit op de maan was geweest en bepaald niet van zins was om voorbij de grenzen van de verkende ruimte te gaan. De tweede quantum hyperaandrijving wekte haar hebzucht niet op. Toen ze er in het nauw gedreven en verward begon uit te zien, greep Louis opnieuw in.
'Nessus, wat zijn die eisen waaraan Teela zo mooi beantwoordt eigenlijk?'
`Mijn ondergeschikten zijn al een poosje op zoek naar nakomelingen van de Geboorterecht Loterijen.'
`Ik houd ermee op. Jij bent getikt.'
`Nee, Louis. Mijn orders zijn afkomstig van de Achterste zelf, van degene die ons allen leidt. Zijn gezonde verstand staat niet ter discussie. Mag ik een en ander uitleggen?'
Voor de mensheid was geboortenbeperking al lange tijd geen probleem meer. Tegenwoordig werd een minuscuul kristal aangebracht onder de huid van de onderarm van de patiënte. Het duurde een jaar voor dat kristal was opgelost, en dat hele jaar kon de vrouw niet zwanger raken. In de eeuwen daarvoor had men gebruik gemaakt van minder subtiele methoden.
Rond het midden van de eenentwintigste eeuw had de bevolking van de Aarde de achttien miljard bereikt. Daarna was ze niet verder meer gegroeid. Een onderafdeling van de Verenigde Naties stelde de Wetten op de Geboortenbeperking op en zorgde ervoor dat ze ook werden nageleefd. Meer dan vijf eeuwen lang waren die wetten al hetzelfde gebleven: twee kinderen per echtpaar, mits officieel goedgekeurd. De autoriteiten besloten wie hoeveel keer vader of moeder mocht worden, konden sommigen belonen met extra kinderen, verboden anderen überhaupt om kinderen te krijgen, alles op basis van wenselijke of niet-wenselijke genen. `Ongelooflijk,' zei de Kzin.
Waarom? Drigg, alles begon behoorlijk vol te raken, met achttien miljard mensen klemgezet in een primitieve technologie.' `Als het Patriarchaat de Kzinti zo'n wet zou proberen op te leggen, dan zouden we het uitroeien vanwege de brutaliteit ervan.' Maar mensen waren geen Kzinti. Vijfhonderd jaar lang waren de wetten ongewijzigd gebleven. Toen, tweehonderd jaar geleden, hadden geruchten de kop opgestoken. Binnen het officiële lichaam dat zorgdroeg voor de wetten zouden chicanes aan de gang zijn. Het uiteindelijke resultaat van het schandaal waren drastische veranderingen in de wetten op de geboortenbeperking geweest.
Elk mens, man of vrouw, ongeacht zijn of haar genen, had nu recht op een kind. En daarboven kon hij of zij automatisch Geboorterecht Twee en Drie krijgen: voor een hoog IQ, of voor aantoonbare psychische vermogens, zoals Plateau-ogen of een absoluut richtinggevoel, of voor genen die bijdroegen tot een verwachte lange levensduur, zoals telepathie of een natuurlijk lang leven of een volmaakt gebit.
Je kon een geboorterecht kopen voor een miljoen sterren per stuk. Waarom niet? Het stond vast dat de kunst van het geld verdienen tot dezelfde categorie behoorde als telepathie of een natuurlijk lang leven. En het betekende weer zoveel pogingen tot omkoping minder.
Je kon ook vechten voor Geboorterechten in de arena, als je tenminste je Geboorterecht Een nog niet had verbruikt. De winnaar won Twee en Drie, de verliezer verloor zijn Een en zijn leven. Het een compenseerde het ander.
`Ik heb dit soort gevechten gezien,' zei Spreker. `Als deel van jullie amusementsshows. Ik dacht dat ze vochten voor het genoegen dat ze eraan beleefden.'
`Nee, het is ernst,' zei Louis. Teela giechelde.
`En de Loterijen?'
`Er is een wanverhouding,' zei Nessus. `Zelfs met de middelen die ervoor zorgen dat mensen niet ouder worden, sterven er op Aarde toch elk jaar meer mensen dan er worden geboren ...' En dus telden de autoriteiten elk jaar de sterfgevallen en de naar andere werelden vertrokkenen op, trokken daar het aantal op Aarde geborenen en naar de Aarde verhuisden af en maakten het aantal Geboorterechten dat dan overbleef inzet van de Nieuwjaarsloterij.
Iedereen mocht meedoen. Als je geluk had, kon je tien of twintig kinderen krijgen — als dat geluk was. Zelfs misdadigers die hun straf uitdienden, mochten niet van de loterij worden uitgezonderd. `Zelf heb ik vier kinderen,' zei Louis Wu. `Eén via de loterij. Je had drie van de vier ontmoet als je twaalf uur vroeger was gekomen.'
`Het klinkt allemaal heel eigenaardig en heel gecompliceerd. Als de bevolking van Kzin te talrijk wordt dan —'
`Vallen we de dichtstbijzijnde menselijke wereld aan?'
`Zeker niet, Louis. Dan vechten we tegen elkaar. Hoe minder ruimte er is voor ieder Kzin-individu, hoe groter de kans dat een Kzin aanstoot neemt aan een andere Kzin. Ons bevolkingsprobleem lost zichzelf op. We zijn nooit met jullie tweemaal acht tot de tiende macht Kzinti op één enkele planeet geweest!'
`Ik geloof dat ik het begin te begrijpen,' zei Teela Brown. `Mijn ouders waren alle twee winnaars van de Loterij.' Ze slaakte een wat nerveus lachje. `Anders zou ik nooit zijn geboren. En nu we het er toch over hebben, mijn grootvader was —'
`Vijf generaties lang zijn al je voorouders al mensen die de Loterij hebben gewonnen en juist daarom nakomelingen op de wereld hebben kunnen zetten.'
`Is het werkelijk! Dat heb ik nooit geweten!'
`De cijfers liggen heel duidelijk,' verzekerde Nessus.
`Maar de vraag "Nou en?" blijft onbeantwoord,' zei Louis Wu. `Zij-die-heersen in de vloot van de poppenspelers hebben de stelling ontwikkeld dat de voortplanting van de bewoners van de Aarde gericht is op het vergroten van de geluksfactor.'
'Huh!'
Teela Brown boog zich naar voren in haar stoel, een en al nieuwsgierigheid. Ze had vast en zeker nog nooit een krankzinnige poppenspeler gezien.
`Denk eens aan de loterijen, Louis. Denk eens aan evolutie. Zevenhonderd jaar lang werd jullie voortplanting geregeld door een paar simpele getallen: twee geboorterechten per persoon, twee kinderen per paar. Hier en daar won er iemand misschien een derde geboorterecht of werd hem zijn eerste geweigerd, om een goede reden: diabetische genen of zo iets. Maar het grootste deel van de mensheid had twee kinderen.
En toen kwam er een andere wet. De afgelopen tweehonderd jaar is tussen de tien en de dertien procent van elke generatie hier geboren dank zij het feit dat een van zijn ouders een winnend lot in de Loterij had. Wat bepaalt wie in leven blijft en zich voortplant? Op Aarde is dat geluk.
En Teela Brown is de dochter van zes generaties van gokkers die allemaal wonnen ...'