Mijn manier om mijn denken in dienst te stellen van voetbal, was door het volgen van rituelen. Ik werd er rustig van en kreeg tegelijkertijd een flinke adrenalinestoot als ik het patroon doorliep dat ik voorafgaand aan wedstrijden altijd doorliep. Later heb ik begrepen dat de hersenen bij het herkennen van patronen bepaalde stoffen aanmaken die zorgen voor een emotie of stemming. Biologisch gezien deed ik – weliswaar onbewust – het juiste om al mijn lichaamcellen te waarschuwen dat zij zich moesten prepareren voor de strijd. Ik maakte mijzelf tijdens mijn wedstrijdvoorbereiding gevechtsklaar. In de psychologie wordt dit proces ‘ankeren’ genoemd. Er zijn talloze voorbeelden van andere voetballers die veel waarde hechten aan rituelen. Eén van hen is Dirk Kuyt: ‘Mijn voorbereiding op een wedstrijd doe ik heel gestructureerd. Door op eenzelfde manier naar een wedstrijd toe te werken, herkent je lichaam het signaal dat het een topprestatie moet gaan leveren. Mijn patroon voor een wedstrijd bestaat uit slapen en ontspanningsoefeningen. Hierdoor raak ik in een gedachteloze toestand. Dan staat niks mij in de weg om vanuit mijn intuïtie te voetballen. Dit is belangrijk voor mij om optimaal te kunnen presteren.’ Kuyt bereikt op zijn manier hetzelfde effect als de spelers van de Bulls om rust te creëren.

Een sprekend voorbeeld van een speler met vaste rituelen was Johan Cruijff. Hij was een meester in het uitvoeren van patronen. Precies vijftien minuten voor de warming-up begon hij zich om te kleden. Precies drie minuten voor de wedstrijd zou beginnen, liet hij zich masseren. Voordat hij de massagetafel af kwam, moest Ajax’ toenmalige masseur en verzorger tegen hem zeggen: ‘Johan, een goeie wedstrijd.’ Johan richtte zich dan op en stak twee vingers van zijn rechterhand op ten teken dat hij twee doelpunten zou maken. Ook als hij er per ongeluk drie maakte, of een, of niet een, veranderde dat niets aan het ritueel van de twee opgestoken vingers. Voordat hij naar buiten ging, moest iedereen de kleedkamer uit zijn en stak hij nog een stukje kauwgom in zijn mond. Voor het moment dat er werd afgetrapt, spuwde Johan het – inmiddels tot een soepel balletje gekneed – uit en schopte het achteloos weg. Kwam de kauwgom daarbij op de helft van de tegenpartij terecht, dan zou het Ajax in de wedstrijd goed vergaan. De eerste keer dat hij dit laatste ritueel doorbrak, was voorafgaand aan de Europacup I-finale in 1969. Het resultaat is bekend: Ajax verloor met 4-1 van AC Milan.

In de stemming raken of populair gesteld in de flow komen, is even belangrijk als ongrijpbaar voor veel profvoetballers. Topspelers slagen hier aanzienlijk beter in dan hun collega’s. Ten opzichte van voetbaldenktalent, bepaalde fysiologische kenmerken, lichaamsbouw, trainingsarbeid, uitstekende coaching en een sterke motivatie blijft dit onderdeel onderbelicht. Er is gezien het belang relatief weinig kennis over en mede daarom weinig aandacht voor in het trainingsprogramma. De internationals gaven allemaal aan, hun eigen methoden te hebben om het goede gevoel te pakken te krijgen. Patrick Kluivert zette rapmuziek op voor een wedstrijd, Ronald de Boer zweerde bij een potje golfen op de dag voor de wedstrijd en ik probeerde de avond ervoor in bed of de ochtend voor de wedstrijd na het ontbijt het verloop van het duel stap voor stap voor me te zien. Dit visualiseren werkte voor mij geweldig. Achteraf begreep ik van wetenschappers dat visualiseren aantoonbaar de hersenen traint om bepaalde acties uit te voeren. Hoe vaker je het in gedachten hebt gedaan, hoe sterker het neurale circuit en hoe sneller en preciezer de bijbehorende lichaamsbewegingen vervolgens kunnen worden uitgevoerd. De visualisatietechniek is dusdanig bruikbaar dat ze kan worden gebruikt voor het stellen van doelen – het maken van een voorstelling van een einddoel – , het creëren van taakbegrip – bijvoorbeeld het ontdekken van tactische vondsten –, het zien en maken van keuzes en het trainen van voetbalhandelingen. In de stemming komen of in de flow raken betekent het volledig kunnen richten van de aandacht op voetballen. In dit boek dus: voetbaldenken. Dat houdt in dat alle niet-voetbalgedachten buiten de witte kalklijnen gehouden moeten worden, zodat die geen energie vragen en de prestatie dus niet belemmeren. Geen enkele voetbalopleiding traint hier nog gericht en bewust op.

Pas na mijn carrière heb ik me daadwerkelijk verdiept in het beïnvloeden van gedachten. Door Ted Troost was ik al gaan inzien dat ik zelf degene was die mijn denken moest sturen om zo min mogelijk last te hebben van signalen van buitenaf. Dit uitgangspunt bleek de basis van de NLP-methode. De afkorting van deze uit de Verenigde Staten overgewaaide methode staat voor neuro-linguïstisch programmeren. NLP is een verzameling technieken die helpen bij training, coaching en communicatieverbetering. Aan de basis hiervan ligt de grondgedachte dat vaardigheden van zogeheten experts in kaart gebracht en vervolgens aan anderen onderwezen kunnen worden. Dit principe heet ‘modelleren’. Topsporters doen dit bewust of onbewust in hoge mate. Clarence Seedorf verwoordde het zo: ‘Ik ben een soort professionele dief: ik kan goed luisteren en hoofd- en bijzaken gescheiden houden. Uit de dingen die mensen zeggen, probeer ik altijd wat te halen wat ik zelf kan gebruiken.’ Waarom het wiel opnieuw uitvinden als er zoveel bruikbare informatie voor het grijpen ligt? Dat moet Patrick Kluivert ook gedacht hebben toen hij zijn voorbeeld Marco van Basten aandachtig bestudeerde en bepaalde keuzes kopieerde. ‘Telkens als ik bij het eerste van Ajax ging kijken, ging mijn aandacht uit naar Van Basten. Doordat ik zo op hem lette, zag ik bijvoorbeeld dat hij altijd diagonaal de ruimte in liep als de bal aan de zijkant was. Een diagonale loopactie is lastig te verdedigen. Ik ben op trainingen gaan oefenen om deze strategie in mijn spel te betrekken.’

De wijze waarop gebeurtenissen in de omgeving van een speler door hem worden ervaren, is voor een groot deel te sturen. Ieder mens wordt geboren met een voorkeur voor een bepaald zintuig. NLP maakt onderscheid in het ‘ziensysteem’ (visueel), het ‘hoorsysteem’ (auditief), het ‘voelsysteem’ (kinesthetisch) en het ‘denksysteem’ (auditief digitaal). Iemands voorkeur voor een systeem geeft informatie over de wijze waarop hij prikkels opneemt en verwerkt. Een voetballer met een visuele voorkeur vindt het prettig om te zien. Videobeelden zijn voor deze speler nuttig, maar ook taal die tot de verbeelding spreekt (‘zie het voor je’) komt beter bij hem binnen. Een voetballer met een auditief voorkeurssysteem heeft meer aan een woordelijke uitleg of bijvoorbeeld muziek. Voor een coach is het nuttig om het zintuiglijke voorkeurssysteem van spelers te kennen. Op basis daarvan kunnen trainingsmethoden, coachingssessies en wedstrijdvoorbereidingen worden aangepast zodat de kans op het gewenste effect toeneemt. Niet alleen omdat de boodschap beter overkomt, ook omdat de band tussen mensen wordt versterkt. Onderlinge verbondenheid is een cruciaal onderdeel van coaching en teambuilding. Er zijn een hoop bewuste en onbewuste processen die hieraan ten grondslag liggen; mensen die eenzelfde interesse hebben, zullen bijvoorbeeld sneller een ‘klik’ hebben. Voetballers kunnen het over het algemeen goed met elkaar vinden, ze hebben immers een gedeelde passie.

Een absolute meester in het bouwen van onderlinge verbondenheid is Guus Hiddink. Als coach van PSV wist hij precies hoe hij mij moest benaderen. Hij vroeg geregeld hoe het ging met Karen en de kinderen. Hiddink kende mijn belangrijkste waarde, namelijk mijn gezin. Maar als René van der Gijp binnen kwam lopen, sloeg hij net zo makkelijk René op de schouder en vroeg ‘Nog gezellig op stap geweest dit weekend?’ Dat was namelijk van betekenis voor Gijp. Zo ontstond er, op geheel verschillende wijzen, een band tussen spelers en coach.

Ik ben ervan overtuigd dat mensen beter presteren wanneer ze zich goed voelen. Dit ‘goede gevoel’ is door allerlei manieren en technieken te beïnvloeden, waarvan er al een aantal de revue zijn gepasseerd. Er zijn echter ook situaties te bedenken waarin het nuttig kan zijn om iemand een onplezierig gevoel te geven of hem ‘in de war te brengen’. Bijvoorbeeld wanneer een voetballer herhaaldelijk dezelfde fout maakt of niet luistert naar wat hem wordt gezegd of gevraagd. Ik stond ooit met Jan Olde Riekerink naar een training van de D-jeugd van Ajax te kijken. In een partijspel van zeven tegen zeven deed een spelertje mee die aan de bal uitzonderlijk begaafd was. Aanvallend gaf hij een aantal weergaloze acties ten beste waaruit een aantal doelpunten viel, maar verdedigend liet hij keer op keer steken vallen. Doordat hij niet meeverdedigde, kon de tegenpartij een paar keer vrij doorlopen, een overtalsituatie creëren en scoren. Olde Riekerink gaf aan dat ze al honderd keer tegen dat spelertje hadden gezegd dat hij moest omschakelen. Er waren hem tientallen keren videobeelden voorgehouden, maar de boodschap kwam gewoonweg niet aan. In zo’n geval kan de ‘mini-burn-outmethode’ ingezet worden: iemand een bewuste pijnprikkel toedienen waardoor zijn manier van denken hopelijk positief wordt beïnvloed. In dit geval gebeurde dat door de speler een sanctie op te leggen als hij niet omschakelde. Bijvoorbeeld door hem iedere keer dat hij deze omschakeltaak verzaakte minder speeltijd in de volgende wedstrijd te geven. Plezier en pijn zijn drijvende krachten voor onze motivatie. Het gaat er niet om dat een speler zijn best doet, maar dat hij wérkelijk alles geeft. Alles eruit persen wat erin zit, gaat per definitie gepaard met pijn. De top haal je nooit zonder te hebben ervaren hoe het voelt om je grenzen te verleggen. Als begeleider zal je deze ervaringen soms bewust moeten creëren. Veel geïnterviewde voetballers maakten een omslagmoment tijdens een dergelijke mini-burn-out. Gregory van der Wiel transformeerde, nadat hij werd weggestuurd uit de jeugdopleiding van Ajax vanwege onhandelbaar gedrag, tot de speler die het tot vaste kracht in Oranje schopte. Bij Demy de Zeeuw ging een knop om toen hij zwaar geblesseerd raakte en zijn voetbaltoekomst niet meer als een vanzelfsprekendheid zag.

Naast het modelleren, het waarnemen van prikkels uit de omgeving en het verbinden, draait het in NLP om het aanleren en toepassen van communicatietechnieken met jezelf en met je omgeving. Als basisprincipe neem je de oorzaak als uitgangspunt, in plaats van het gevolg. Een topspeler kijkt zo veel mogelijk naar de oorzaken van zijn mindere spel, een verloren wedstrijd of een beslissing van zijn coach. Vervolgens bepaalt hij welke invloed hij daarop kan uitoefenen en of het dus zin heeft om er aandacht aan te besteden. De wijze waarop je communiceert bepaalt aan welke kant je staat: aan de kant van de oorzaak of aan de kant van het gevolg. De keuze van Oranjecaptain Mark van Bommel is duidelijk als hij terugblikt op het moment dat hij niet werd geselecteerd voor het EK 2000 in Nederland en België. ‘Natuurlijk baalde ik enorm dat ik het EK op de buis moest bekijken, maar tegelijkertijd was het een signaal dat aangaf dat ik blijkbaar nog beter moest worden. Als ik echt zo goed zou zijn, had bondscoach Frank Rijkaard niet om mij heen gekund. Wat ik nog beter, sneller of harder kon doen, ging ik doen. Bijvoorbeeld een tien-kilometerduurloop in plaats van vijf.’

Een ander principe van de op NLP gebaseerde communicatietechnieken is dat dé waarheid niet bestaat. Meningen en oordelen zijn altijd een subjectieve interpretatie. Als twee spelers dezelfde wedstrijd hebben gespeeld, kunnen zij er na afloop een heel verschillend verhaal over vertellen. Selectieve waarneming, interpretatie, betekenisgeving en formulering zorgen bij iedereen voor het tot stand komen van een persoonsgebonden en onvolledige afspiegeling van de realiteit. Dit kan iemand zowel productief als onproductief maken. Verandering van handelen en denken is daarom in de eerste plaats verandering van perceptie, betekenisgeving en verwoording. Voor de een werkt een langs de lijn schreeuwende en rennende coach als een rode lap op een stier, terwijl een andere speler zich bij een rustig in zijn dug-out zittende trainer afvraagt of hij wel betrokken is. De hierbij toegepaste NLP-techniek van het herkaderen kan helpen om de communicatie tussen spelers en trainers, spelers onderling of die van een speler met zichzelf, te verbeteren.

Ook in Nederland zijn er tientallen NLP-opleidingen die individuen en groepen de principes van deze methodiek kunnen leren. Zelf heb ik Rini Stoutjesdijk als NLP-coach meegemaakt en daar veel van geleerd. Tijdens mijn presentaties, workshops en mijn persoonlijke leven heb ik nog steeds baat bij zijn lessen. Voor het voetbal is het wenselijk om vanuit de NLP-insteek opnieuw naar de inhoud van de trainingsprogramma’s en coachingssessies te gaan kijken. De voor velen op het eerste oog wellicht nog abstracte theorieën kunnen door een gekwalificeerde NLP-trainer in concrete, praktische tips en tools worden uitgewerkt. Neem bijvoorbeeld het effect van taal op onze waarneming. Aangezien onze hersenen moeite hebben met het woord ‘niet’, dienen aanwijzingen altijd rond het werkwoord wat er wél gedaan moet worden te bestaan. Een voorbeeld hiervan is ‘niet inzakken’ ten opzichte van ‘druk zetten’. Een simpele aanpassing die in een wedstrijdsituatie het verschil tussen winst en verlies kan maken.

==

26.jpg

Mark van Bommel: ‘Ik zoek de oplossing voor een probleem eerst bij mezelf.’

==

Het je bewust worden van de invloed die je zelf hebt op het veranderen of blokkeren van gedachten, kan carrières maken en breken. In mijn situatie was dit het verschil tussen de Hans van Breukelen van voor 1988 en die vanaf 1988. Psychologen, al dan niet gespecialiseerd, gebruiken veel termen die voor mensen zonder enige basiskennis vooraf misleidend en onduidelijk kunnen zijn. Ook daarin is taal een uiterst kwetsbaar middel, tenzij je het op de juiste manier gebruikt. Een voorbeeld is het begrip ‘zelfvertrouwen’. De term suggereert vertrouwen in jezelf. Maar vertrouwen waarin of waarover? Wat bereik je als coach door te stellen dat een speler een gebrek aan zelfvertrouwen heeft? En belangrijker, wat moet hij daar dan mee of wat kan hij doen om meer vertrouwen in zichzelf te krijgen? Spelers zullen in eerste instantie aangeven te begrijpen wat de coach in kwestie bedoelt. ‘Ik dwaal de laatste tijd inderdaad met mijn gedachten af naar negatieve ervaringen in mijn privéleven. Daarom presteer ik minder en ben ik er niet zeker van of ik een optimale prestatie kan leveren.’ Wat er feitelijk aan de hand is, is dat de speler in kwestie zijn aandacht niet volledig richt op voetballen of voetbaldenken. Een deel van zijn aandacht of energie gaat naar niet-voetbalgedachten. Daarom is zijn prestatie niet optimaal. Als hij niet in staat is om dit zelf te herstellen, zodat hij alleen zijn aandacht richt op voetbalgedachten, loopt hij het gevaar dat angst om te falen om de hoek komt kijken en voor je het weet plakt dezelfde coach de sticker ‘faalangst’ op het voorhoofd van de speler. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht. De oplossing? Benoem wat er werkelijk gebeurt en spreek in werkwoorden. Zelfvertrouwen is een breed begrip dat meer vragen oproept dan het beantwoordt. Het is de taak van een sportpsycholoog om dergelijke termen te specificeren zodat voetballers er gericht mee aan de slag kunnen. Denken aan voetbal is voor een speler veel concreter, daar kan een coach een speler op aanspreken en in coachen. Als je een topspeler vraagt een bal elf meter verder in een gat van een bij een meter te schieten, treft hij nagenoeg zonder uitzondering doel. Moet hij dit doen in een WK-finale met een keeper tegenover zich, tachtigduizend toeschouwers in het stadion en ruim een miljard televisiekijkers voor de buis, dan is de kans dat niet-voetbalgedachten – als ik mis kan ik voorlopig niet normaal over straat – aandacht opeisen, zeer aannemelijk en daardoor de kans op falen. Gedachtencontrole zou om deze reden een basisonderdeel van de voetbaltraining moeten zijn.

Lukt het een speler structureel niet om volledig aan voetbal te denken, dan kunnen bepaalde technieken als meditatie of een methode als NLP van pas komen om het filteren van voetbalgedachten en niet-voetbalgedachten te trainen. Wanneer een speler op langere termijn ernstige problemen houdt met aandachtcontrole, is het aan te raden om medisch naar de situatie te laten kijken door bijvoorbeeld een neuroloog of een psychiater.

Zodra aan dergelijke randvoorwaarden is voldaan en de basisvaardigheden om te kunnen presteren op hoog niveau zijn ontwikkeld, komt het aan op de kwaliteit van voetbaldenken en de uitvoering hiervan. Voetballen is in deze visie het continu herhalen van de drie voetbaldenkstappen die volgen als reactie op een voetbalsituatie. Hierbij wordt een voetbalwedstrijd beschouwd als een reeks voetbalsituaties. Het doel – of de opdracht – is het maken of voorkomen van een doelpunt. Vanuit de beleving van een speler kan dat een hem toegespeelde bal zijn. Afhankelijk van onder meer de hoogte en snelheid van die bal, de teampositie van de speler, zijn teamrol, de teamstrategie, de teamtaken, zijn positie op het veld en de veldposities van zijn medespelers en tegenstanders, heeft hij enkele mogelijkheden om de desbetreffende voetbalsituatie zo goed mogelijk op te lossen en daarmee tegelijkertijd een vervolgsituatie te creëren. De gekozen oplossing kan in het geval van de gespeelde bal bijvoorbeeld een kaats met buitenkantje rechts, een aanname met links, een wreeftrap op doel, een overstapje, steekpass of kopbal zijn. Hierbij kan de bal in snelheid afnemen, gelijk blijven of toenemen en zal de balrichting in vrijwel elk geval veranderen. Het gevolg kan blijvend balbezit of balverlies betekenen. Ook kan de gekozen oplossing leiden tot bijvoorbeeld een doelpunt, handsbal, corner, doeltrap of een overtreding. Dit maakt dat voetbal een complexe sport is. Hoe dan ook heeft de door de speler gemaakte keuze direct invloed op het spelverloop. De ene keuze is altijd beter of slechter dan de andere. De speler die de beste keuzes maakt en slaagt in de uitvoering ervan, is de meest waardevolle speler van het veld.

Bij het zien van de hem naderende bal, denkt de speler in kwestie niet bewust eerst aan het gestelde doel, de gekozen teamstrategie, de teamtactiek, de hieruit voortvloeiende taken voor zijn teampositie in die wedstrijdfase, de daarna overblijvende mogelijke oplossing en de bijbehorende handeling. Dit proces gaat over het algemeen razendsnel en wordt idealiter niet onderbroken. Het scherp waarnemen van de voetbalsituatie is alles waar de speler op het moment van de naderende bal zich op moet richten. Daarbij slaat hij op min of meer hetzelfde moment alle relevante gegevens voor zijn te bepalen vervolgkeuze op. Zoals in hoofdstuk 6 beschreven, biedt het beschikken over een sterk ontwikkeld ruimtelijk inzicht grote voordelen. Tijdens het maken van keuzes over de volgende te verrichten voetbalhandeling ziet een speler met een sterk ontwikkeld ruimtelijk inzicht in veel gevallen meer opties en vaak ook effectievere. De voor topvoetbal vereiste hoge snelheid van informatieverwerking zorgt ervoor dat alle voor de keuze relevante data in een razendsnel tempo met elkaar gecombineerd worden en dat de op dat moment beste optie vervolgens wordt gekozen. Het denken aan taken – wat is mijn taak in deze situatie? – en het denken in mogelijkheden – wat is de beste vervolgoptie om de opdracht met succes te kunnen uitvoeren? – speelt zich tijdens een wedstrijd voor een groot deel af in het onbewuste en het onderbewustzijn. Door veel te leren en zelf na te denken over wedstrijdstrategie, teamtactiek, positie-invulling en taken creëer je automatismen op het gebied van taakbegrip. Topspelers kunnen moeiteloos razendsnel voetbalkeuzes maken die passen bij hun taken. Zodra ze hierover bewust moeten nadenken, gaat hun voetbaldenktempo en daarmee hun spelniveau zichtbaar omlaag. De speler raakt in paniek of speelt op safe. Ook bij het denken in en uitvoeren van voetbalhandelingen – de derde stap in het voetbaldenkmodel – zijn automatismen enorm waardevol.

Door veel en gericht te trainen worden automatismen in de hersenen aangelegd. Zoals het voorbeeld van het autorijden al schetste: mensen zijn in staat om op de automatische piloot grotendeels een standaardautorit van drie kwartier uit te voeren. Hetzelfde geldt voor het FC Barcelona-elftal van trainer Pep Guardiola dat tussen 2008 en 2011 de internationale voetbalvelden domineerde. De teamdoelen, teamtaken, individuele taken, communicatieprocessen, voorkeuroplossingen en voetbalhandelingen zijn bij die selectie dusdanig ingeslepen dat het lijkt alsof het allemaal vanzelf gaat. Geen voetbalsituatie lijkt hen nog te verrassen. De spelers creëren voetbalsituaties in plaats van zich voortdurend reactief op te stellen. Zelden zie je in een wedstrijd van FC Barcelona een speler in paniek raken of voor de veilige keus kiezen. Guardiola schept de randvoorwaarden om te winnen en slaagt erin om zijn spelers hun aandacht volledig te laten richten op het voetbaldenken.

José Mourinho is de enige trainer die erin slaagde om twee keer op beslissende momenten van Guardiola te winnen. In 2010 schakelde zijn Internazionale de Catalanen uit in de Champions League, en een jaar later versloeg zijn Real Madrid de geoliede, blauw-paarse machine in de Spaanse bekerfinale. Mourinho koos voor de ontregeltactiek. Zijn spelers kregen de opdracht om de keuzemogelijkheden voor de Barcelona-spelers te beperken, om hun automatismen te blokkeren en vooral, hun aandacht naar niet-voetbalgedachten te trekken. Tegen de gewoonte in maakten spelers van FC Barcelona verkeerde keuzes, slaagden zij opvallend vaak niet in het uitvoeren van ogenschijnlijk simpele voetbalhandelingen en was hun aandacht vaker dan effectief bij de scheidsrechter, de tegenstander of het publiek. Mourinho zal met zijn tactiek nooit een schoonheidsprijs winnen, maar de doelstellingen van zijn clubs worden bijna altijd gehaald.

Voetballen kun je het beste leren door het te doen. Dit lijkt voor de hand liggend, maar gezien het feit dat een groot deel van de trainer-coaches van de profclubs, laat staan van amateurclubs, spelers geïsoleerde vaardigheden aanleren, goed om nog een keer aan te stippen. Zoals Raymond Verheijen in zijn periodiseringsmethodiek stelt, heeft het geen zin om voetballers een duurloop te laten doen in het bos of ze in een sportschool te laten bankdrukken om hun voetbalconditie te verbeteren. Komt een speler echter terug van een blessure of is er een andere oorzaak waardoor een bepaalde spiergroep onvoldoende belast kan worden om met volle inzet te kunnen voetballen, dan kan geïsoleerde training als revalidatievorm helpen.

Met voetbaldenken werkt het net zo. Als je ervan uitgaat dat denken een onlosmakelijk onderdeel van de sportbeoefening vormt, moet je dit ook tijdens trainingen niet loskoppelen. Het denken in mogelijkheden bijvoorbeeld, moet dan getraind worden in een voetbalomgeving. Het is relevanter om tien spelers in de middencirkel een rondo te laten uitvoeren dan om hen Stratego te laten spelen. De moeilijkheidsgraad kun je opvoeren door bijvoorbeeld het aantal rondodeelnemers uit te breiden, meer spelers in het midden te zetten of minder balcontacten per speler toe te staan. Hiermee train je voetbaldenken in zijn volledigheid. Spelers moeten denken aan taken, denken in mogelijkheden en denken in voetbalhandelingen. Binnen de regels en het individuele doel – bal niet inleveren bij de speler in het midden – heeft een speler in elke rondosituatie een bepaald aantal mogelijkheden of keuzes en moet hij de daaraan gekoppelde voetbalhandelingen verrichten. Degene die dit het best, snelst en vaakst kan en dit ook nog lang kan volhouden, is de beste rondovoetballer en heeft de beste rondoconditie. Het is exact om deze reden dat ex-topspelers op latere leeftijd nog steeds uitblinken in dit soort positiespelvormen. Door in kleine ruimtes te voetballen, handicaps zoals overtalsituaties toe te voegen en speciale opdrachten zoals het uitsluitend over de grond spelen mee te geven, train je voetbaldenken. De voor voetbal benodigde creativiteit, het taakbegrip, de oplossingsgerichtheid, flexibiliteit, doelgerichtheid, handelingsnelheid, voetbalconditie en functionele voetbaltechniek train je dus optimaal tijdens het gevarieerd beoefenen van trainingsvormen. Het trainen van voetbaldenken is het trainen van voetballen. Winnen in voetbal is de optelsom van voetbalvaardigheden en de invulling van de voetbalrandvoorwaarden.

Om op hoog niveau te kunnen voetballen moet jong begonnen worden met leren bewegen; spelenderwijs moet de grote verscheidenheid aan voetbalhandelingen worden geoefend en men moet inzicht krijgen in de verschillende keuzes die er zijn en die continu verschillen; men moet leren om samen te werken om een teamdoel te realiseren. In de jeugd gaat het erom dat een speler alle denkbare handelingen en bewegingen tot in de perfectie leert zodat dit automatismen worden. Door dit op latere leeftijd te onderhouden, zal de speler blijvend over een functionele, effectieve voetbaltechniek kunnen beschikken. Dit scheelt hem denkwerk op het moment dat tijd – handelingsnelheid – de beslissende factor is en het garandeert dat de gekozen optie goed wordt uitgevoerd. René Eijkelkamp prikkelde ooit een interviewer door te stellen dat hij in zijn hoofd net zo goed was als Van Basten, maar dat zijn lichaam niet altijd deed wat hij bedacht. Het geeft aan dat het niveau van voetbaldenken valt of staat met de goede uitvoering van de gemaakte keuzes. Deze uitvoering vindt zijn oorsprong in de hersenen, waar een signaal moet worden afgevuurd om bepaalde spiergroepen te triggeren. Zit dat deel van het voetbaldenkproces goed, dan zijn bijvoorbeeld lichaamsbouw, motoriek en souplesse vervolgens bepalend voor het uiteindelijke niveau van de uitvoering. Door het voetballen te trainen worden de denkvaardigheden automatisch aangesproken en ontwikkeld.

Afhankelijk van waar een speler zich in kan verbeteren, biedt extra, gerichte training uitkomst. Welke techniek of methode een speler ook toepast om zichzelf te ontwikkelen, hard werken is een vereiste om vooruitgang te boeken. Indien je het bepalen van een doel centraal stelt bij het gaan leveren van prestaties, is vervolgens het commitment aan dit doel bepalend of er alles aan gedaan wordt om het gestelde doel te verwezenlijken. Spelers die de volledige verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen doelen en die van het team zijn succesvoller, blijkt uit onderzoek. Volgens voetbalcoach Leon Vlemmings en sportpsycholoog Paul van Zwam is ‘coaching’ jezelf of een ander stimuleren om verantwoordelijkheid te nemen voor prestaties en ontwikkeling. Vanuit dit principe hebben zij het Verantwoordelijkheid-Coach-Model ontwikkeld. Verantwoordelijkheid nemen is het uitgangspunt van hun methodiek, die is uitgewerkt op drie niveau’s: leidinggeven aan jezelf, aan een ander en aan een team. Vlemmings, zittend in een zaaltje verborgen in de catacomben van De Kuip: ‘Het VCM biedt houvast aan coaches voor het stellen van de juiste vragen. Kenmerkend voor de vragen is dat het “open” vragen zijn en dat er een logische opbouw in zit. Bij aanvang ligt de nadruk op een verbeterpunt, dan wordt het accent verlegd naar het perspectief, dan volgt de route naar de gewenste situatie en uiteindelijk komt de nadruk te liggen op de beweging of concrete actie.’ Verantwoordelijkheid nemen is een vaardigheid en dus – tot op zekere hoogte – te trainen. Dit begint bij het vragen aan de spelers naar hun doelen voor een bepaald seizoen of een specifieke training. Als coach kun je dan vragen bij welk aspect de speler volgens hemzelf gerichte hulp kan gebruiken. Daarnaast kun je als coach een bepaalde speler de verantwoordelijkheid geven voor het op de juiste wijze uitvoeren van de warming-up of het coördineren van het nemen van vrije trappen, corners en penalty’s. Vanzelfsprekend zullen aanvoerders mede worden aangewezen op basis van hun verantwoordelijkheidsgevoel, maar het gaat erom dat alle selectiespelers een mate van verantwoordelijkheid dragen voor de prestaties en ontwikkeling van zichzelf, hun collega’s en het totale team. Daarmee wordt de kans op winnen – individueel en in teamverband – aanzienlijk vergroot.

‘Winnen’ is met recht een werkwoord. Succes op lange termijn is het resultaat van een dosis aangeboren geluk – zoals talent door velen wordt genoemd – en keihard werken. Gelukkig is er een enorme hoeveelheid kennis beschikbaar om het voetbalniveau per speler, team en club te verbeteren. Het bundelen van de krachten en het toelaten van alles wat de voetbalsport verder kan helpen, biedt een geweldig perspectief voor Nederland Voetballand.