Huub Stevens behaalde succes als trainer in Nederland, Oostenrijk en Duitsland. Hij staat bekend om zijn nietsontziende mouwen-opstroopmentaliteit. Als zoon van een Limburgse mijnwerker hoeft hem niets bijgebracht te worden over discipline of vechtlust. In zijn rol van trainer lukt het hem niet altijd zijn eigen normen en waarden over te brengen op zijn selectie. Stevens wijt dat aan een tekortkoming in de trainersopleidingen. ‘In de zes jaar trainersopleiding wordt er aan mentale vorming weinig aandacht besteed. Die is nog steeds ondergeschikt aan technische, tactische en fysieke aspecten. Daar zou mijns inziens verandering in moeten komen.’

Louis van Gaal nuanceert deze tendens door te stellen dat nu net Nederland een voortrekkersrol vervult. ‘Ik ben al lang bezig met psychologie. Bij AZ liet ik bijvoorbeeld een psychologisch rapport maken van de speler voor hij werd aangetrokken. Bij Bayern liet ik spelers wekelijks een vragenlijst invullen om te achterhalen wat hun stressfactoren waren. Op deze manier ben ik vanaf het begin als coach bezig geweest. Eerst deed ik dit facultatief, nu verplicht ik het.’

Gelukkig zijn er de laatste jaren achter de schermen al flinke stappen gezet om toppers te steunen. De pionier op dit vlak was ongetwijfeld Ted Troost. Deze Rotterdamse fysiotherapeut heeft zich in de jaren zeventig en tachtig opgeworpen als sparringpartner voor voetballers. Op alle niveaus hielp hij spelers voetbalprestaties te blijven leveren, waarbij zijn band met Ruud Gullit en Marco van Basten het meest in het oog sprong. De pionierende haptonoom werd door topspelers vertrouwd en ook ik heb goede ervaringen met Troost. Achteraf gezien is het vrij uniek dat Troost destijds, in de vergeleken met nu nog geslotener en conservatievere voetbalwereld, geaccepteerd werd. Kees Ploegsma sr. was algemeen manager bij PSV in de tijd dat aanvoerder Ruud Gullit openlijk in de media sprak over zijn consulten bij Ted Troost. ‘Ruud gaf aan dat hij baat had bij de behandelingen van Troost en daar zochten wij verder niets achter. Pas later werd bekend dat de handelwijze van de haptonoom nogal onorthodox was. Als Gullit exact had uitgelegd wat hij bij Troost op de behandeltafel deed en waarover zij met elkaar spraken, hadden we wellicht ingegrepen. Niet omdat het niet door de beugel kon, maar simpelweg omdat we toen door gebrek aan kennis onze vraagtekens hadden gezet bij het effect. Maar Ruud is er geen mindere voetballer van geworden, kun je terugkijkend concluderen.’ Zelfs voetbaljournalist Johan Derksen, die ver weg blijft van Troosts behandeltafel, merkte de invloed van diens behandelingen. Ik heb een keer een interview gehad met Marco van Basten, vlak na zo’n sessie met Troost. Marco was een ander mens, veel opener en toegankelijker.’

Ted Troost zelf, al lang uit de voetbalwereld vertrokken en tegenwoordig vooral actief in het bedrijfsleven, kan zich de scepsis wel voorstellen. ‘Ik deed jarenlang mijn werk als verzorger of masseur en probeerde de jongens ook op andere manieren te raken. Topsporters staan dusdanig onder druk, dat ze soms verleren hoe het is om te voelen. Emoties worden onderdrukt, pijn wordt genegeerd. Ik boekte verschillende resultaten en menig voetballer had baat bij mijn inderdaad soms erg experimentele behandelingen.’ Troost is in het statige pand in Rotterdam bedachtzaam. Hij heeft geleerd van de lessen uit het verleden. ‘De haptonomie in Nederland bestaat uit twee delen: de helft is door mij opgeleid en de andere helft wil niets met mij te maken hebben. Ik ben heel ver gegaan om de weg te plaveien voor de haptonomie en ik dacht in de topsport een perfecte ingang te hebben. Achteraf gezien had ik het wellicht anders moeten aanpakken en bij de topsport moeten eindigen.’

Zelf was hij ook verbaasd dat hij in de jaren zeventig doordrong tot de absolute toppers. Van Johan Cruijff tot Faas Wilkes. Uit één van zijn spaarzame interviews aan het tijdschrift Intermediair: ‘Ik ben mijn carrière begonnen als gewone fysiotherapeut, onder andere bij voetbalclub Xerxes in Rotterdam. Wilkes, die daarvoor triomfen had gevierd bij Italiaanse en Spaanse clubs, was net teruggekeerd bij zijn oorspronkelijke club. Op een dag vroeg ik hem tijdens een behandeling of hij zich kon herinneren wanneer hij voor het eerst last had gekregen van een bepaalde blessure. “Weet ik veel”, was zijn antwoord. Maar een paar weken later kwam hij bij me terug en zei: “Weet je nog dat je me vroeg naar de oorsprong van die blessure? Nou, ik heb er eens over nagedacht…” En toen begon-ie te vertellen – honderduit. Over wat er tien jaar eerder was voorgevallen. Ik dacht later: als zelfs zó’n man, die altijd recht voor zijn raap is en wars van geouwehoer, baat heeft bij mijn vragen, dan moet ik daar misschien meer werk van maken.’

Dat deed Troost. Op het EK in 1988 was hij aanwezig, tegen de zin maar met de toestemming van de bondsarts. Een klein aantal van de Oranjeselectie liep bij hem de deur plat. Hoe kreeg mental coach Troost dat als relatieve buitenstaander voor elkaar? De normaal niet om woorden verlegen zittende zeventiger staart in het oneindige. Dan ineens: ‘Ik heb mezelf nooit mentaal begeleider of mental coach genoemd. Ik was Ted de masseur of Ted de fysiotherapeut. Dat ik die jongens ook aan het denken zette en dus op psychologisch vlak ondersteunde, was iets wat geleidelijk zo is gegroeid. Maar het is nooit zo benoemd. Als Gullit had gezegd dat hij over zijn onzekerheden, zijn frustraties en zijn twijfels met mij sprak, dan hadden zijn teamgenoten hem uitgelachen. Dan was hij in de pers afgemaakt. Het is maar goed dat ik het woord “mentaal” nooit op mijn visitekaartje heb laten zetten.’

==

08.jpg

Ted Troost: ‘Het is maar goed dat ik het woord “mentaal” nooit op mijn visitekaartje heb laten zetten.’

==

Liverpool-spits Dirk Kuyt beaamt dat een begeleider die zich ‘mental coach’ noemt en onder die noemer de kleedkamer binnenstapt, op weerstand kan rekenen. ‘Een mental coach in de kleedkamer is nu nog een lastig te doorbreken taboe. Ik denk dat zo iemand vooral op individueel niveau moet werken. In een groep wordt er te vaak lacherig over gedaan, waardoor het effect verloren gaat. Een mental coach moet als een soort adviseur van een trainer functioneren,’ stelt Kuyt vast. De Katwijker, die voor velen het toonbeeld van zelfdiscipline en vastberadenheid is, blijkt zoals verwacht enorm leergierig te zijn. Zijn wil om zichzelf te verbeteren heeft hem vanuit Zuid-Holland naar de internationale top gebracht. En Kuyt is nog lang niet klaar. ‘Mentale fitheid heeft de meeste invloed op het resultaat, daar ben ik van overtuigd. Ik richt mijn aandacht niet alleen op technisch, tactisch en fysiek in vorm zijn, maar ook geestelijk. Zo werk ik bijvoorbeeld samen met een vertrouwenspersoon. Dat is een haptonoom met wie ik plezierig kan praten. Hij geeft me tips en adviezen hoe ik met bepaalde zaken kan omgaan en mezelf mentaal kan versterken. Daar heb ik baat bij. Ik ben altijd op zoek naar manieren om beter te worden. Daar horen dit soort dingen ook bij.’

Collega-spits Klaas-Jan Huntelaar is glashelder: ‘Mental coaching zou mij alleen iets opleveren als het efficiënt en concreet is.’ Daarmee geeft hij aan dat het tot nu toe voor hem nog te abstract was. Een mening die velen met hem delen.

Bondscoach Van Marwijk nam naar het WK in Zuid-Afrika een ongekend uitgebreide staf mee. Twee koks, drie fysiotherapeuten, drie masseurs, een videoanalist, drie materiaalmannen, drie persattachés, een inspanningsfysioloog, een sportarts, een veiligheidschef, een teammanager, drie assistent-trainers, een keeperstrainer en vier scouts reisden met hem mee. Maar een mentale trainer was niet in het begeleidingsteam opgenomen. Van Marwijk is een nieuwsgierig en kritisch man. Hij is nog niet overtuigd van de waarde die de huidige sportpsychologen kunnen toevoegen aan het Nederlands elftal. ‘Door een aantal onaangename ervaringen heb ik een nogal vertekend beeld van de sportpsychologie. De werkwijze en houding van de specialisten die ik heb meegemaakt waren zo ongepast, dat ik in plaats van enthousiast juist terughoudender ben geworden. Als een verkleedpartij onderdeel is van je mentale training, snap je de voetbalcultuur volgens mij niet. Ik sta best open voor ondersteuning door een sportpsycholoog of mental coach, maar dat moet dan wel iemand zijn die mij kan overtuigen. En ik zou zo iemand niet betitelen als “mental coach” maar als “klankbord”. Ik heb ook moeite met mental coaching als sporters geforceerd bij elkaar worden gezet ter bevordering van het teamgevoel. Leuk hoor, met z’n allen kajakken of een speurtocht houden, maar in mijn ogen werkt dat niet. De volgende dag is er op de training niets veranderd.’

Van Marwijk gaat er in zijn visie op dit onderwerp van uit dat degene die hem moet ondersteunen zelf ook voor vijftigduizend man in een stadion heeft gespeeld. Daarmee ben ik het deels oneens. Een vakkundige sportpsycholoog of mentaal begeleider doorziet processen die plaatsvinden binnen elke stressvolle situatie. Hij herkent patronen en kan prestatiebevorderende technieken aanreiken. Waarschijnlijk bedoelt Van Marwijk met zijn opmerking, dat de professionele begeleider wel de vertaalslag naar de voetbalwereld moet kunnen maken. Anders komt de boodschap eenvoudigweg niet of maar half aan. Daarin ga ik met de bondscoach mee.

Gelukkig zijn er openlijke voortrekkers uit de spelershoek. Clarence Seedorf bijvoorbeeld, ziet het belang in van mentale begeleiding. ‘Ik ben ervan overtuigd dat een mental coach of een sportpsycholoog nuttig kan zijn voor alle spelers. Het is belangrijk dat er op alle niveaus mentale begeleiding is vanuit een neutrale positie en dat deze zich richt op zowel het team als het individu.’ Zijn teamgenoot bij AC Milan Mark van Bommel heeft eveneens een positieve visie op het trainen van mentale vaardigheden. ‘Iets leren doe je door het te ervaren. Je moet het “beleefd” hebben om ervan te leren. Mentale training moet daarom volgens mij praktisch worden gemaakt. Je moet mentale aspecten ervaren, zoals Hiddink dat bijvoorbeeld deed. De manier waarop er vandaag de dag in het voetbal mentaal wordt getraind, is bijvoorbeeld door “frustratietrainingen”.’

Middenvelder Rafael van der Vaart heeft in zijn carrière enkele duidelijke omslagmomenten gekend. Waar sommigen in zijn situatie het hoofd hadden laten hangen, richtte hij zich op. ‘Ik sta ervoor open om op mentaal gebied verder te groeien. Sinds een jaar heb ik het gevoel dat psychologie thuishoort in het voetbal. Ik speel de beste wedstrijden als ik vrij ben in mijn hoofd. Ik zou best wat technieken willen aanleren om in die toestand te komen. Om hiervoor een breed draagvlak te krijgen, moeten er in de voetbalwereld nog wel enkele taboes doorbroken worden. In deze cultuur word je namelijk als een watje bestempeld als je met een mental coach praat. Ik zeg “ja” tegen mental coaching in het voetbal. Met de kanttekening dat jonge spelers daar nog niet aan mogen worden onderworpen. Zij moeten zelf leren te incasseren en zich uit tegenslagen terug te vechten. Als ze door een mental coach uit de wind worden gehouden, belemmert dat hun leerproces.’

In Nederland wordt op steeds grotere schaal gebruikgemaakt van begeleiding op het persoonlijke vlak. De één noemt het ‘gewoon even praten, af en toe’, de ander heeft het over een vertrouwenspersoon of een klankbord en weer anderen reppen over (sport)psychologen en mental coaches. Oranje-doelman Maarten Stekelenburg zegt bijvoorbeeld geen behoefte te hebben aan een expert, maar wel degelijk steun te zoeken. ‘Ik heb nooit gewerkt met een mental coach. Ik heb daar ook niet zoveel behoefte aan. Ik kan mijn verhaal prima kwijt bij de mensen die dicht bij me staan.’

==

09.jpg

Rafael van der Vaart: ‘Ik speel de beste wedstrijden als ik vrij ben in mijn hoofd.’