Succesvolle spelers wisten zichzelf prima te motiveren om tot het gaatje te gaan op momenten dat het moest. Ze wisten wat er nodig was om te winnen en handelden daarnaar. De profs die daar niet mee om konden gaan, haakten af of zochten hun heil in drank, drugs of vrouwen. Het is belangrijk om te beseffen, dat de toppers van toen vaak door te excelleren in twee van de vier genoemde vaardigheden – technisch, tactisch, fysiek en mentaal – het verschil al konden maken. Snelheid, letterlijke stootkracht of een goed gevulde trukendoos waren – mits op topniveau ontwikkeld – in de jaren zeventig genoeg voor een plek in het profvoetbal.

Toch is er niets veranderd aan het feit dat topspelers op professionele wijze met hun sport moeten omgaan om in de top te kunnen blijven meedraaien en daar kunnen ze beter in worden bijgestaan. Aan de top blijven is, zoals het cliché al zegt, lastiger dan er te komen. Hoewel ik het er niet op alle punten mee eens ben, schuilt er een waarheid in. Kijk naar absolute vedettes als Ronaldinho, Adriano en Kluivert: supertalenten die aan de top van de wereld hebben gebivakkeerd, maar bij veel liefhebbers de indruk achterlieten dat zij langer aan de top hadden kunnen meedraaien. Ik ben ervan overtuigd, dat dit met de juiste begeleiding inderdaad mogelijk was geweest.

In de voetballerij is men het er unaniem over eens, dat een psycholoog alleen gevraagd moet worden als de trainer het probleem niet zelf kan oplossen. Dat verbaast me. Waarom wordt bij het noemen van de functie sportpsycholoog door voetballers meteen gedacht aan problemen? Een speler die niet goed functioneert, zwak is en de wereld niet aankan, moet volgens de mores van de voetbalwereld naar de dokter, naar de psycholoog dus. Die kan hem genezen. Dat is een vreemde, achterhaalde gedachte in de snel voortschrijdende wereld van de topsport. Enkele uitzonderingen in de huidige betaald-voetbalwereld zijn Gertjan Verbeek, Pieter Huistra, Louis van Gaal, Guus Hiddink en Mario Been. Zij stellen zich meer open, terwijl collega-trainers dat niet doen of dit niet in de publiciteit brengen. Psychologen zijn er niet alleen om spelers uit de put te halen, maar vooral om hen te leren omgaan met spanning, hen te leren focussen en te leren omgaan met andere spelers, media en hiërarchie.

De terughoudendheid ten opzichte van mentale training in het voetbal heeft een aantal oorzaken. Ten eerste zijn we er nooit mee opgegroeid. We doen de dingen al jarenlang op eenzelfde manier en we zijn er ook nog succesvol mee. Dus de noodzaak tot veranderen is er niet direct. In dit kader is het voorbeeld van een innovatie binnen de schaatssport relevant. De klapschaats lag al tien jaar op de plank, maar alle toppers gingen er niet mee rijden want ze werden toch wel kampioen. Tot Tonny de Jong, die vaak vierde of vijfde werd achter de Duitse dames, de klapschaatsen onderbond en Europees en wereldkampioen werd. Dat betekende de doorbraak van de klapschaats.

Ten tweede kent voetbal een machocultuur. Je mag je niet kwetsbaar opstellen. Hulp op het psychologische vlak is voor watjes, redeneert de gemiddelde voetbalprof.

En tot slot wordt mentale training vaak te ingewikkeld gebracht. Spelers begrijpen het niet en houden het daardoor af. Ze voelen zich eerder dom dan begrepen.

Om toptalenten van nu te leren omgaan met de eisen die de voetbalwereld straks aan hen stelt en om profvoetballers gedurende een langere periode beter te laten presteren, is wel degelijk professionele hulp nodig. Die kan door psychologen, pedagogen, haptonomen, artsen, mental coaches of elftalbegeleiders worden gegeven. Ook coaches hebben hun vak de afgelopen decennia aan complexiteit zien winnen. Zij maken nu weliswaar gebruik van meerdere assistenten, inspanningsfysiologen en fysiotherapeuten waardoor hen werk uit handen wordt genomen, maar je moet verstand hebben van pedagogische, psychologische, biologische, commerciële, arbeidsrechtelijke en publicitaire aangelegenheden. Want ook al neemt een professional jou als hoofdcoach werk uit handen, de eindverantwoordelijkheid ligt wel bij jou. Waar een beetje algemeen directeur zich tegenwoordig laat coachen door een bedrijfspsycholoog, is het volgens mij niet meer dan logisch dat een voetbalcoach ook op reguliere basis, dus niet alleen als het even slecht gaat, met een klankbord overlegt.

Door velen wordt Guus Hiddink als een moderne voetbalmanager beschouwd. Hij stuurt een team van mensen aan en schenkt daarbij veel aandacht aan de persoonlijkheden binnen zijn selectie. Hiddink wijst psychologische hulp niet af, maar heeft er tot op heden geen ervaring mee: ‘Ik heb nooit gewerkt met een mental coach of sportpsycholoog. Niet zozeer omdat ik daar niet voor opensta. Ik zou best met mijn voeten op het bureau tegen een deskundige op het psychische vlak willen aanpraten. Maar ik zie geen losse onderdelen. Alles heeft met elkaar te maken, alles beïnvloedt elkaar. Ik ben een tegenstander van opdelen in een fysieke trainer, een mentale trainer et cetera. Bovendien weet ik dat je als speler gaat lopen dollen met een mental coach. Ik pleit er daarom zeker niet voor, dat zo iemand op het veld staat. Hij zou als een soort coach van de coach moeten fungeren. Daar sta ik wel voor open.’

==

07.jpg

Guus Hiddink: ‘Een mental coach moet zeker niet óp het veld staan.’