Om de voetbalsport echt te veranderen, is een kritische blik van buitenaf onmisbaar. De meeste topvoetballers zijn zich namelijk niet altijd bewust van hun successtrategie. Ze doen veelal op intuïtie de juiste dingen op het juiste moment. Daarom heb ik een selectie, het zogeheten ‘Team Van Breukelen’ samengesteld, bestaande uit allerlei deskundigen met eigen expertise. Mensen die direct of indirect te maken hebben (gehad) met topvoetballers, zoals coaches, zaakwaarnemers, sportpsychologen, opleidingscoördinatoren, ouders, partners, inspanningsfysiologen, fysiotherapeuten, wetenschappers, ex-internationals, haptonomen, sportjournalisten en beleidsbepalers van de voetbalbond. Al deze gesprekken hebben bijgedragen aan het daadwerkelijk slaan van een brug tussen voetbalpraktijk en -theorie. Daarmee is mijn missie, naar ik hoop, geslaagd. Ik introduceer de spelers van het ‘Team Van Breukelen’ met een rolomschrijving en een quote uit ons interview.

Adri van Tiggelen, ex- collega bij Oranje:

‘Voetballen bij een laagvlieger kan mentaal zwaarder zijn dan spelen bij een topteam. Je verliest vaker, je krijgt meer slechte ballen en je loopt vaker achter de feiten aan.’

Annemarie van der Sar, vrouw van Edwin van der Sar:

‘Ed zit in een koker van focus en willen winnen. Ik draai eromheen.’

Bert van Marwijk, coach van onder meer Feyenoord, Borussia Dortmund en het Nederlands elftal:

‘Ik probeer spelers het idee te geven dat ik als coach in hun hoofd kan kijken.’

Cees de Boer, vader (en jeugdtrainer) van Frank en Ronald de Boer:

‘Frank en Ronald vertelden op een dag dat ze prof wilden worden. Dat kan, zei ik. Maar dan ben ik vanaf nu extra streng voor jullie. Op inzet en wil om te winnen heb ik ze vervolgens nooit meer hoeven aanspreken.’

Kees Ploegsma sr., zaakwaarnemer van o.a. Ron Jans, Fred Rutten en Huub Stevens:

‘In onze wijze van begeleiding kan een mental coach een voorname rol spelen. De voetbalwereld lijkt zich hier langzaam maar zeker voor open te stellen.’

Chris Visscher, bewegingswetenschapper aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG):

‘Het puur teren op talent wordt steeds lastiger. Als je zelf niet actief bent in je leerproces, red je het niet meer.’

Dick Advocaat, coach van onder meer PSV, Glasgow Rangers, Zenit St. Petersburg en het Nederlands elftal:

‘Ik maak geen onderscheid tussen mentale en welke andere vaardigheidsgebieden dan ook. Ik neem het handelen van spelers als uitgangspunt.’

Edwin Goedhart, clubarts van Ajax:

‘Een coach onderschat vaak de invloed die hij heeft op zijn spelers: één schouderklopje van hem doet meer dan duizend woorden van mij.’

Erik Matser, neuropsycholoog die onder meer verbonden was aan Chelsea:

‘Talent zit niet in spieren, talent zit in het brein.’

Erwin Koeman, ex-collega bij PSV en Oranje:

‘De jongens met een sterke en stabiele mentaliteit komen in de praktijk verder dan de spelers die excelleren op techniek of tactiek.’

Frank Rijkaard, coach van onder meer Sparta, FC Barcelona, het Nederlands elftal en Galatasaray:

‘De stortvloed aan opleidingen voor trainers en coaches zorgt voor veel gemaakte coaches.’

George de Jong, vader van Siem en Luuk de Jong:

‘Als ex-volleyballers en volleybalcoaches kunnen mijn vrouw en ik goed inschatten of de optimale randvoorwaarden bij een club aanwezig zijn om onze zoons tot bloei te laten komen. Daarin zijn we altijd heel kritisch geweest. En nog.’

Gerald Vanenburg, ex-collega bij PSV en Oranje:

‘De kracht van Oranje in 1988 was dat we ten koste van alles wilden winnen. Twee jaar later, in 1990, was de mentaliteit heel anders’.

Gertrude Kuyt, vrouw van Dirk Kuyt:

‘Ik wil het rustpunt zijn en mijn man optimaal steunen om het beste in hem naar boven te laten komen.’

Guus Hiddink, coach van onder meer PSV, Real Madrid en Chelsea:

‘Succes bereik je door gefocust te zijn op het presteren, niet op het resultaat.’

Hans Zwartveld, psycholoog:

‘Mentale vaardigheden zijn wel degelijk meetbaar.’

Henk van de Wetering, voormalig hoofd KNVB-academie:

‘De kwaliteit van een coach zit vooral in zijn eigen coachbaarheid.’

Henk Vonk, voormalig jeugdtrainer bij FC Utrecht:

‘Voor een voetbalcoach zijn duidelijkheid en eerlijkheid de belangrijkste principes.’

Huub Stevens, coach van onder meer Schalke 04, PSV en Red Bull Salzburg:

‘Het vergroten van mentale weerbaarheid moet al bij de jeugdopleiding beginnen.’

Jacques van Rossum, psycholoog en bewegingswetenschapper aan de VU Amsterdam:

‘Het gaat niet om talent, het gaat om coaching.’

Jan Olde Riekerink, voormalig hoofd jeugdopleiding bij Ajax:

‘Het gaat er niet om wat jeugdspelers allemaal van hun club krijgen, maar hoe ze daarmee omgaan.’

Jan van Zwieten, hoogleraar Management:

‘We zijn in de sport gewend om aan zwakke kanten van mensen te werken. Dat is demotiverend en zorgt voor energieverlies.’

Jan Wouters, ex-collega bij FC Utrecht en Oranje:

‘Ik heb het letterlijk aan de stok gekregen met Hans tijdens een training. Het tekende de gedrevenheid van ons beiden. Met Hans in je ploeg wist je dat er een goed slot op de deur zat, maar hij ging in zijn bezetenheid wel eens te ver.’

Jelle Goes, hoofd jeugdopleiding bij PSV:

‘Het oog van de meester kan op basis van observatie de mentale vaardigheid van voetballers herkennen.’

Johan Derksen, sportjournalist en voetbalanalist:

‘Een onderdeel van mentale ontwikkeling is het proces waarin een speler zich leert wapenen tegen de media.’

Joop Hiele, ex-collega bij Oranje:

‘Niet het probleem is het issue, maar de manier waarop je ernaar kijkt en er dan mee omgaat.’

Jos van Dijk, inspanningsfysioloog bij onder meer AZ en Bayern München:

‘Toptalenten creëren hun eigen omgeving.’

Leo Echteld, fysiotherapeut van onder anderen Clarence Seedorf en Robin van Persie:

‘Ik heb geleerd dat er een bepaalde tijd voor staat dat een topvoetballer “af” is. Dat is voor elk individu verschillend en vergt daarom altijd een persoonsgerichte aanpak.’

Leon Vlemmings, coach van onder meer NAC en Feyenoord:

‘Coachen is in mijn ogen niks anders dan een ander ondersteunen om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn prestaties en ontwikkeling.’

Leontien Slaats, vrouw van Ruud van Nistelrooy:

‘Toen ik op de middelbare school verkering met Ruud kreeg, zag ik het niet gebeuren dat hij ooit voor Manchester United, Real Madrid of Oranje zou voetballen. Niet dat ik geen vertrouwen in hem had, maar ik kon me niet verplaatsen in zijn denkwereld. Ruud was er namelijk van overtuigd dat hij dat ging bereiken.’

Louis van Gaal, coach van onder meer Ajax, FC Barcelona en Bayern München:

‘De geest is sterker dan het lichaam.’

Martijn Vroemen, organisatieadviseur:

‘Elk team is een groep, maar niet elke groep is een team.’

Paul van Zwam, sportpsycholoog bij Feyenoord:

‘Een hoofdcoach is de belangrijkste mentale begeleider, niet de sportpsycholoog.’

Peter Beek, hoogleraar Bewegingswetenschappen aan de VU Amsterdam:

‘Om spelers te leren het zogenaamd onmogelijke mogelijk te maken en dat is wat toppers vooral moeten leren, is het belangrijk dat zij trainen in wisselende, ongebruikelijke en dus nieuwe situaties en gebruikmaken van een breed scala van oefenvormen.’

Raymond Verheijen, assistent-trainer bij onder meer Zuid-Korea, Feyenoord, Oranje en Rusland:

‘Het woord “mentaal” bestaat niet, de processen die daaronder vallen bestaan wel.’

Remy Reynierse, docent trainer/coach betaald voetbal bij de KNVB:

‘In Nederland hebben we de neiging om voorspellende waardes te zoeken. Er zal nooit iets gevonden worden dat voorspelt of iemand het wel of niet zal redden.’

René van der Gijp, ex-collega bij PSV en Oranje:

‘Ik denk dat geluk je overkomt. Dat dwing je niet af.’

Ricardo Moniz, coach en hoofd jeugdopleiding van onder meer PSV en Red Bull Salzburg:

‘Techniek is voor mij het bindmiddel om mijn intrinsieke motivatie op anderen over te brengen. Ik kan dingen voordoen, dat is mijn wapen.’

Rob Jansen, zaakwaarnemer van onder anderen Dirk Kuyt en Ibrahim Afellay:

‘In het jeugdvoetbal zijn loverboys in opkomst. Dat is een nieuwe groepering die om talenten heen hangt. Niet als zijnde makelaar, maar als een soort beste vriend die de sporter in een bepaalde richting stuurt.’

Ronald Koeman, ex- collega bij PSV en Oranje:

‘Ik heb lang getwijfeld aan het nut van psychologische hulp voor spelers, maar ook ik ben om.’

Roel Vos, organisatieadviseur:

‘Als de speelstrategie en het speelplan helder zijn, is het mogelijk om voor iedere positie het ideale positieprofiel, inclusief persoonlijkheid, te beschrijven.’

Sander Roege, human performance manager:

‘Er komen is makkelijker dan er blijven. Dat is een topprestatie en die vergt continu alertheid en zelfkritiek.’

Sigi Lens, zaakwaarnemer van onder anderen André Ooijer en Edson Braafheid:

‘Het gevaar ligt op de loer dat een speler afhankelijk wordt van hulp van buitenaf. Als je het zelf kunt oplossen, doe het dan eerst zelf.’

Stanley Brard, hoofd jeugdopleiding bij Feyenoord:

‘Bij Feyenoord maken we de jeugdspelers zelf verantwoordelijk voor hun ontwikkeling.’

Nico van Yperen, hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG):

‘Eén ding staat vast: de basis van succesvol presteren is talent, maar vooral de mogelijkheid krijgen en nemen om te trainen, harder te trainen, en nog harder te trainen.’

Ted Troost, haptonoom van onder anderen Marco van Basten, Ruud Gullit en mijzelf:

‘Als ik me destijds mental coach of sportpsycholoog had genoemd, was ik totaal niet serieus genomen.’

Na mijn carrière als keeper heb ik diverse omzwervingen gemaakt. Als ondernemer kon ik het beste de balans tussen werk en privé vinden. Ik hou ervan om zelf verantwoordelijk te zijn voor mijn prestaties, daarom voel ik mij als zelfstandige op mijn plek. Tegenwoordig geef ik wekelijks trainingen, workshops en lezingen aan een telkens wisselend publiek. Het is wonderlijk om te ervaren hoe snel mijn gehoor in de juiste stemming komt. Zalen vol managers, callcentermedewerkers, verpleegsters, juristen of gemeenteambtenaren zijn direct een en al oog en oor als ik hen op een groot scherm een video voorschotel met beelden van het EK van 1988. Spraakmakende acties wisselen lachwekkende scènes in een snel tempo af: van de kopbal van Wim Kieft tegen Ierland, het doelpunt van Marco van Basten tegen Rusland, mijn theater tegen Duitsland tot de door mij gestopte penalty tegen Rusland nadat ik Igor Belanov met oog en wijsvinger had laten weten dat ik hem bij voorbaat doorhad. Alles komt in dat filmpje met een sneltreinvaart aan bod: geluk, vreugde, spanning, tegenslag, talent, genialiteit en boven alles: winst. Ik voelde me na juni 1988 een winnaar.

Alles doen om te winnen, dat zit in de aard van dit beestje. Als jong ventje trad ik al graag op de voorgrond en wist ik het vaak beter. Ik was een regelaartje. Bij het schoolvoetbaltoernooi bepaalde ik bijvoorbeeld de opstelling. Tegen mindere tegenstanders speelde ik mee als veldspeler en in moeilijke wedstrijden zette ik mijzelf in het doel. Waarom? Dan achtte ik de kans op winst groter. Winnen was het enige wat mij bezighield. Dat ik door mijn wisselbeleid sommige teamgenoten teleurstelde, had ik helemaal niet in de gaten; dat moest ik achteraf van mijn moeder horen. Ouders hadden bij haar namens hun kind beklag gedaan over mijn dominantie. Niet zozeer mijn gebrek aan sociale vaardigheden of collegialiteit, maar mijn enorme wil om te winnen stak toen al de kop op en het heeft me nooit meer los gelaten.

Of ik nu als keeper het doel van een profclub verdedig, als docent voor de klas sta of de laatste jaren mensen inspireer om het beste uit zichzelf te halen, ik doe alles met hart en ziel. Noem het bezeten, bevlogen of zelfs obsessief, feit is dat ik weet wat winnen is en die kennis graag met anderen wil delen.

De voetbalwereld is in vele opzichten de mijne. Dat-ie als een jas zou passen, gaat te ver: ik was en ben een enigszins vreemde eend in de bijt. Ik zie mijzelf nog binnenkomen bij FC Utrecht: gekleed in een te korte spijkerbroek waardoor mijn geitenwollen sokken duidelijk zichtbaar waren, haren tot op mijn schouders en leren Zweedse klompen. Ofwel: in niets was ik het prototype van een profvoetballer. Ik werd als achttienjarige keeper, afkomstig van een amateurclubje uit De Bilt, met enige verbazing ontvangen door mijn nieuwe collega’s. Ik paste er totaal niet tussen en kreeg al snel het etiket ‘links studentje’ opgeplakt. Dat was mijn eigen schuld, vindt Henk Vonk, toenmalig jeugdtrainer en keepertrainer bij FC Utrecht: ‘Hans droeg altijd zijn mening uit, binnen en buiten de stadionmuren. Dat was niet altijd even handig. Hij stond daardoor 1-0 achter.’

Op het veld kon ik de eerste drie maanden ook geen respect afdwingen, want ik pakte geen bal. De omschakeling van twee naar zes keer in de week trainen, putte mij fysiek uit en had een negatieve invloed op mijn prestaties. Dit alles maakte mijn beginperiode bij FC Utrecht er niet gemakkelijker op. Het was een soort valse start in het profvoetbal.

Henk Vonk herinnert zich mijn eerste maanden als de dag van gisteren: ‘Hans kwam in een spelersgroep van lachen, gieren, brullen. Met grapjassen als Ton du Chatinier en Ton de Kruijk had Hans het best moeilijk. Doordat hij net wat anders was dan de doorsneevoetballer, liepen ze vaak met hem te dollen. Maar Hans dolde gewoon terug. Naarmate zijn prestaties op het veld beter werden, gingen steeds meer spelers hem serieus nemen en accepteren. Hierdoor werd Hans zelf ook rustiger.’

Mijn niet-aflatende inzet begon tegen de winterstop vruchten af te werpen en mijn zelfvertrouwen groeide per wedstrijd. Goede prestaties op het veld zorgden ervoor dat meer mensen mij begonnen te accepteren. En te waarderen. Hoe langer ik meedraaide in de voetbalwereld, hoe beter ik de mores leerde begrijpen. Uiteindelijk heb ik mijn weg gevonden en is voetbal onderdeel van mijn persoonlijkheid geworden.

Voetbal heeft het beste en het slechtste in mij bovengehaald. Ik heb door continu prestatiedruk te ervaren mezelf goed leren kennen. Ik moest wel eerlijk zijn tegen mezelf, anders was ik net als veel getalenteerde voetbalcollega’s gedwongen ermee op te houden.

Ik heb successen gevierd, overwinningen op mezelf behaald en vrienden gemaakt in de sport die velen lief is. Voetbal is niet uit mijn leven weg te denken. Die sport gaat me aan het hart en dus wil ik iets terugdoen nu de situatie er in mijn ogen om vraagt. Daarbij wil ik me eerst en vooral richten op de Nederlandse voetbalwereld.

De voetbalsport zoekt naar een nieuw evenwicht. Ook ik maak me zorgen over de kwaliteit van het Nederlandse clubvoetbal. De internationale prestaties van topclubs, de attractiviteit van wedstrijden in de Eredivisie en het individuele spelplezier nemen door de bank genomen op clubniveau de afgelopen jaren af. Ook bedrijfseconomisch is de balans zoek. De begrotingsverschillen tussen de Europese top en de Nederlandse top zijn groter dan gezond is. Die tendens zet zich zonder ingrijpen onverminderd voort. Waar clubs die actief zijn in de Eredivisie – terecht – op de huid worden gezeten door de KNVB, laten Engelse, Italiaanse en Spaanse clubs de schulden torenhoog oplopen met als argument dat het kapitaal op het veld staat. In de technologiesector zou dat een ‘zeepbel’ worden genoemd. De laatste jaren komen in Nederland verschillende clubs steeds vaker op negatieve manieren in het nieuws. Naast vandalisme is de jaarrekening onderwerp van gesprek. Gemeenten die zich terugtrekken als suikeroom, sponsors die het budget verlagen, transfergelden die de pan uit rijzen, teruglopende tv-gelden en toenemende kosten zorgen ervoor dat Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s) geen sluitende begroting kunnen overleggen. De relatief hoge loonkosten voor buitenlandse profs zijn een reden. De oplossing moet dus uit eigen land komen.

De aandacht moet op korte termijn voor een groot deel uitgaan naar het op orde brengen van de financiële huishouding van profclubs. Op de lange termijn is een andere focus essentieel: kwaliteit. Nederland heeft decennialang de beste jeugdspelers ter wereld voortgebracht. Met name Ajax heeft als opleidingsinstituut wereldwijd naam gemaakt. Lange tijd was een voetballer het beste af in Nederland voor zijn ontwikkeling. Dat kwam behalve door doordachte opleidingsprogramma’s ook door de aanwezigheid van tientallen topcoaches.

Het is alweer bijna tien jaar geleden dat Feyenoord als laatste Nederlandse ploeg in een Europese finale stond én de beker won. De talenten die er, kijkend naar het Nederlands elftal en de lichting daar vlak onder, wel degelijk zijn, bewijzen dat Nederland nog steeds een kweekvijver van talent is. Het talent is er nog, maar het speelt op z’n 23e niet meer in de Nederlandse competitie en vertrekt al op vijftienjarige leeftijd naar buitenlandse topclubs. In Engeland is de regel ingevoerd dat minimaal 8 van de 25 selectiespelers door de club zelf moeten zijn opgeleid. Een speler voldoet hieraan als hij tussen zijn 15e en 21e minimaal drie jaar in de opleiding van de club heeft gespeeld. Het gevolg van deze regel is, dat Engelse clubs spelers al op jonge leeftijd wegkopen. Voorbeelden zijn tieners als Nadir Çiftçi (van ADO Den Haag naar Portsmouth), Danny Hoesen (van Fortuna naar Fulham) en Kyle Ebicilio (van Feyenoord naar Arsenal). In de categorie Onder 17 werd Nederland in 2011 nog Europees kampioen. Het lijkt een wetmatigheid geworden, dat veruit de meerderheid van deze lichting voor hun 21e in het buitenland speelt. ‘Wat zou jij doen als je één van hen was geweest, Hans?’ krijg ik dan te horen. ‘Mijn voetbalopleiding zo dicht mogelijk bij huis volgen in mijn vertrouwde omgeving en ervoor zorgen dat ik ook op mijn 27e met het echte Oranje een Europese of zelfs wereldtitel kan winnen,’ is dan mijn antwoord. De gemiddelde leeftijd van de spelers die samen dit boek hebben gevormd, is 27,8 jaar. Zij kozen veelal voor een verlenging van hun opleiding tot profvoetballer in eigen land. De vraag of zij zich over de grens hadden laten trekken als ze al op hun 20e een zak met buitenlands geld voorgehouden hadden gekregen, is lastig te beantwoorden. Wat wel vaststaat, is dat een speler na zijn jeugdopleiding nog enkele jaren nodig heeft voor hij ‘af’ is.

Leo Echteld, bekend als fysiotherapeut van Oranje en van veel individuele spelers als Clarence Seedorf, Edwin van der Sar, Khalid Boulahrouz en Dirk Kuyt, heeft dit inzicht aan het begin van zijn carrière aangereikt gekregen van Frank Rijkaard. ‘Frank leerde mij, dat het enige tijd heeft geduurd voordat hij voelde dat hij op alle vlakken volledig klaar was voor het profvoetbal. Fysiek was hij een van de sterksten, tactisch en technisch stond hij ook z’n mannetje, maar qua instelling drong het na enkele jaren in Ajax I pas tot hem door wat er op het allerhoogste niveau echt van hem werd gevraagd. Dit proces is vergelijkbaar met een “normale” maatschappelijke ontwikkeling. Op je 18e ben je dan wel officieel volwassen, maar dat wil niet zeggen dat je dan bewust en professioneel je beroep uitoefent. Het is een proces dat je niet mag veronachtzamen. Met Fysiomed begeleiden wij een speler niet tot hij de top heeft bereikt, maar tot en met het punt dat hij zich er staande kan houden en verder.’

Nederlandse clubs zullen totdat de UEFA of de FIFA echt ingrijpt, nooit kunnen concurreren in het aantrekken van topspelers. Dan zijn er twee opties: de Calimeropet opzetten of ervoor zorgen dat je het deel dat je wel in eigen hand hebt, zo goed mogelijk organiseert en uitvoert. Het is ook hier een keuze tussen vluchten of vechten. De vraag die ook mij bezighoudt, is hoe de voetbalwereld in beweging kan komen. Hoe kunnen de jeugdopleidingen van de Nederlandse profclubs meer en betere talenten aan het eerste elftal afleveren? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de Nederlandse coaches van hoog niveau blijven? Hoe kunnen we de sport van binnenuit veranderen, zodat de algehele en individuele kwaliteit stijgt? En hoe zorgen de clubs ervoor dat jonge toptalenten hun vormende eerste jaren als prof in Nederland doorbrengen, waardoor niet alleen Oranje maar ook de Nederlandse clubs hun kans op succes behouden?

De noodzaak tot verandering is er. Nederlandse voetbalclubs moeten hun verlies nemen en structurele keuzes voor de toekomst maken om hun bestaansrecht in hun regio, in de maatschappij en in de internationale competities veilig te stellen. Aan de toptalenten van Oranje Onder 17 moet duidelijk worden gemaakt dat zij de beste springplank naar de absolute top in Nederland zullen vinden. Dat zij dan via de geleidelijke weg in tien jaar tijd de Europese top kunnen bereiken en met het grote Oranje prijzen pakken. We hebben een rijke traditie als opleidingsland en de instelling om als klein land te blijven verrassen. Nu nog de wil om altijd de beste te zijn en Nederland wordt weer uniek.

Guus Hiddink is een meester in het creëren van een zekere noodzaak tot verandering. Hij beseft dat mensen zelden bereid zijn tot veranderen, tenzij er sprake is van een glashelder voordeel of een noodsituatie. Hiddink weet dat als spelers onder druk staan en mogelijk als team tegen een afstraffing oplopen of door het ijs zakken, zij uit de hand van de coach eten; maar alleen als ze vertrouwen hebben in degene die hen voor tegenspoed moet behoeden en naar succes zegt te kunnen leiden. Het Team Van Breukelen neemt de uitdaging graag aan om een bijdrage te leveren aan de noodzakelijke verandering van de Nederlandse voetbalsport. Met de ervaring en kennis van coaches met Europees succes als Van Gaal, Hiddink, Advocaat, Stevens, Rijkaard en Van Marwijk en de ideeën en ambities van de nieuwe generatie die wordt aangevoerd door bijvoorbeeld Frank de Boer, Philip Cocu, Alex Pastoor, Pieter Huistra en John van den Brom, is deze missie kansrijk.

De tijd is dus rijp om beschikbare kennis te delen en toe te passen. De voetbalsport moet een transformatie ondergaan van reactief naar proactief. Niet reageren, maar ageren. Waarom coaches uit andere sporten zien als vijanden? Waarom wetenschappers argwanen of uitlachen vanwege hun soms moeilijke taalgebruik? En waarom jezelf als coach, bestuurder, begeleider of speler verstoppen achter het gemakzuchtige motto ‘Zo doen we dat nu eenmaal in de voetballerij’? De voetbalsport is juist gebaat bij de kennis van coaches als Phil Jackson, de man die Michael Jordan bij de Chicago Bulls en Kobe Bryant bij LA Lakers beteugelde. De lessen van honkbalprofessor Billy Beane zijn eveneens te waardevol om naast ons neer te leggen. Al is het maar omdat clubs als Liverpool zijn gedachtegoed omarmen. En in eigen land kunnen we op z’n minst goed luisteren naar mannen als Jacco Verhaeren, Marc Lammers, Joop Alberda en Ton Boot. We hebben elkaar nodig.

Alle hoofd- en bijrolspelers in de voetbalsport moeten kritisch naar zichzelf en naar elkaar kijken. Dit boek helpt om discussies op gang te brengen, trainings- en coachingsmethoden door te ontwikkelen, inzichten en kennis van buitenaf te delen zodat de individuele prestaties en die van teams verbeterd kunnen worden. Als dat ertoe leidt dat van de toekomstige talenten binnen BVO’s uiteindelijk niet zoals nu 3% maar zo’n 6% het tot een vaste kracht in een professionele voetbalploeg weet te schoppen, hebben we ons doel bereikt. Dat geeft de kwaliteit van het Nederlandse voetbal een geweldige impuls, het vergroot de herkenbaarheid voor de supporters en verlaagt de loonkosten. Een win-win-winsituatie dus.

==

03.jpg

Hans van Breukelen: ‘Alle hoofd- en bijrolspelers in de voetbalsport moeten kritisch naar zichzelf en naar elkaar kijken.’