Van schuilplaats naar schuilplaats trekt de dichter in de Chileense nacht. Neruda is een van de velen die aan vervolging blootstaan omdat zij rood zijn of omdat zij waardig zijn of omdat zij zijn, en hij klaagt niet over dit zelfgekozen lot. Hij betreurt de in praktijk gebrachte solidariteit niet: hij geniet van deze strijdlustige hartstocht, ook al komt hij er door in moeilijkheden, zoals hij geniet van de klokken, de wijn, de visbouillon en de vliegers met wijduitstaande vleugels.
1948 San José de Costa Rica
Figueres
Na zes weken oorlog en tweeduizend doden komt de middenklasse van het platteland in Costa Rica aan de macht.
Aan het hoofd van de nieuwe regering stelt José Figueres de Communistische Partij buiten de wet en belooft hij met luider stemme onvoorwaardelijk steun aan de strijd van de vrije wereld tegen het Russische imperialisme. Maar met zachter stem belooft hij ook de sociale hervormingen, die de communisten de laatste jaren in gang hebben gezet, te zullen voortzetten en uitbreiden. Onder bescherming van president Rafael Calderón, een vriend van de communisten, hebben de vakbonden en de coöperaties zich in Costa Rica vermenigvuldigd, hebben de kleine boeren ruimte gewonnen op het grootgrondbezit en hebben gezondheid en onderwijs zich verbreid.
De anticommunist Figueres laat de grond van de United Fruit Company, een zeer machtige dame, ongemoeid, maar hij nationaliseert de banken en ontbindt het leger, opdat het geld niet speculeert en de wapenen niet samenzweren. Costa Rica wil zich in veiligheid stellen voor de gewelddadige woelingen in Midden-Amerika.
1949 Washington
De Chinese revolutie
Tussen gisteren en morgen gaapt een afgrond: de Chinese revolutie komt in beweging en springt. Uit Peking komen berichten die in Washington woede en vrees veroorzaken. Na de lange mars van de gewapende nederigheid hebben de roden van Mao overwonnen. Generaal Tsjang-Kai-tsjek vlucht. De Verenigde Staten installeren hem op een nieuwe troon op het eiland Formosa.
De parken van China waren verboden voor armen en honden en de bedelaars stierven ’s nachts van de kou, zoals in de oude tijden van de mandarijnen. Maar het was niet in Peking waar de bevelen werden gegeven. Het waren niet de Chinezen die hun ministers en generaals benoemden, hun wetten en decreten opstelden en hun tarieven en salarissen vaststelden. Door een geografische vergissing lag China niet aan de Caribische Zee.
1949 Havanna
De hoorspelserie
‘Maak mij niet dood,’ smeekt de acteur de schrijver.
Onelio Jorge Cardoso was van plan kapitein Haak in de volgende episode te laten overlijden, maar als het personage door het zwaard sterft op het piratenschip, sterft de acteur door de honger op straat. De schrijver, een goede vriend van de acteur, belooft hem een leven zonder einde.
Onelio bedenkt mooie avonturen, van de soort die de adem benemen. Toch hebben zijn hoorspelen niet veel succes. Hij is karig met honing en niet in staat gevoelige harten uit te persen zoals je de laatste druppels uit de kleren wringt. José Sánchez Arcilla daarentegen raakt wel de gevoelige snaar. In zijn eindeloze serie Het tranensnoer verweren de personages zich tegen het vonnis van het perverse noodlot in 965 afleveringen die de luisteraars in tranen doen baden.
Maar hét grote hoorspelsucces aller tijden is Het recht geboren te worden van Félix B. Caignet. Iets dergelijks was nog nooit gehoord, niet in Cuba en nergens anders, ’s Avonds werd op het vastgestelde tijdstip alleen daarnaar geluisterd, in unanieme mis. In de bioscopen wordt het programma onderbroken, de straten zijn leeg, de geliefden onderbreken hun minnekozen, de hanen hun gevechten en de vliegen hun vlucht.
Al vierenzestig afleveringen wacht heel Cuba erop dat Don Rafael del Junco zal spreken. Dit personage uit Het recht geboren te worden draagt het geheim. Hij is volledig verlamd, en alsof dat niet genoeg was verloor hij in aflevering 197 ook nog zijn stem. Nu zijn we bij episode 271 en Don Rafael maakt alleen schrapende keelgeluiden. Wanneer zal hij er in slagen de waarheid te onthullen aan de goede vrouw die één keer heeft gezondigd toen zij toegaf aan de roep van een waanzinnige hartstocht? Wanneer zal hij stem hebben om haar te vertellen dat Albertico Limonta, zijn arts, in werkelijkheid de vrucht is van die onwettige liefde, die zij kort na zijn geboorte een negerin met een blanke ziel in handen gaf? Wanneer? Wanneer? Het publiek, dat sterft van spanning, weet niet dat Don Rafael zwijgt omdat hij staakt. Deze wrede stilte zal voortduren tot de acteur die Don Rafael del Junco speelt de salarisverhoging krijgt die hij sinds twee en een halve maand eist.
1950 Rio de Janeiro
Obdulio
Het is een hard gevecht, maar Obdulio maakt zich sterk, zet zijn voeten stevig op de grond en stort zich in het strijdgewoel. De aanvoerder van het Uruguayaanse elftal, een imposante goedgebouwde neger, laat zich niet intimideren. Obdulio wordt groter naarmate de immense vijandige menigte harder schreeuwt vanaf de tribunes.
Verrassing en rouw in het stadion van Maracana: Brazilië, maker van doelpunten, sloper van tegenstanders, huizenhoge favoriet, verliest de laatste wedstrijd in de laatste minuut. Uruguay, spelend op leven en dood, wint het wereldkampioenschap voetbal.
’s Avonds vlucht Obdulio Varela, belegerd door journalisten, fans en nieuwsgierigen, weg uit zijn hotel. Obdulio viert het liever alleen, in de stad, in een of ander café. Maar overal treft hij huilende Brazilianen.
‘Het kwam allemaal door Obdulio, ’ zeggen, in tranen, dezelfden die enkele uren geleden in het stadion stonden te schreeuwen. ‘Obdulio heeft de wedstrijd van ons gewonnen.’
En Obdulio is ontsteld dat hij kwaad op hen is geweest nu hij ze een voor een ziet. De overwinning begint hem te bezwaren. Hij heeft het feest van deze aardige mensen bedorven en hij krijgt zin hen excuus te vragen voor het begaan van de enorme laagheid om te winnen. Zodat hij door de straten van Rio de Janeiro blijft lopen, van café naar café. En zo vindt de dageraad hem, drinkend, in de armen van de overwonnenen.
1950 Hollywood
Rita
Zij heeft Hollywood veroverd door te veranderen van naam, van gewicht, van leeftijd, van stem, van lippen en van wenkbrauwen. Haar haardos veranderde van gitzwart in vlammend rood. Om het voorhoofd groter te maken werd haar voor haar met pijnlijke electrische schokjes uitgetrokken. Aan haar ogen werden wimpers als bloemblaadjes vastgemaakt.
Rita Hayworth vermomde zich als godin, en misschien was zij het wel, gedurende de jaren veertig. De jaren vijftig verlangen een nieuwe godin.
1950 Hollywood
Marilyn
Net als Rita is ook dit meisje gecorrigeerd. Zij had dikke oogleden en een onderkin, een neus met een ronde punt en te grote tanden: Hollywood sneed vet weg, haalde kraakbeen weg, vijlde haar tanden en veranderde haar bruine onbenullige haar in een stroom van glanzend goud. Daarna doopten de technici haar Marilyn Monroe en bedachten een pathetische jeugdgeschiedenis om aan de journalisten te vertellen.
De nieuwe in Hollywood gefabriceerde Venus hoeft niet meer in het bed van een ander te kruipen om contracten te krijgen voor tweederangs rollen in derderangs films. Zij leeft niet meer op worstjes en koffie en heeft het niet meer koud in de winter. Nu is zij een ster, dat wil zeggen, een gemaskerd persoontje dat zich een bepaald moment zou willen herinneren, maar dat niet kan, waarin zij alleen maar uit de eenzaamheid wilde worden gered.
1951 Mexico Stad
Buñuel
Het regent stenen op Luis Buñuel. Verschillende kranten en vakbonden eisen dat Mexico deze ondankbare Spanjaard uitwijst, die de ontvangen gunsten met schanddaden terugbetaalt. De film die nationale verontwaardiging teweeg brengt, Los olvidados, schildert de sloppenwijken van Mexico Stad. In deze huiveringwekkende andere wereld zweven een stel jongeren, die altijd op de vlucht zijn, eten wat zij vinden en elkaar eten, boven de vuilnisbelt. Deze jongens of jonge gieren verslinden elkaar bij snavelbeten, stukje voor stukje, en zo vervullen zij het donkere lot dat de stad voor hen koos.
Een mysterieus gedonder, een mysterieuze kracht weerklinkt in de films van Buñuel. Het is een lang en diep tromgeroffel, de trommels van zijn jeugd in Calanda die de grond onder de voeten doet trillen, hoewel de geluidsband geen enkel geluid registreert en hoewel de wereld stilte en vergeving voorwendt.
1952 De berg San Fernando
Aan doodkoorts
lijdt Colombia sinds Gaitán in een straat van Bogotá werd neergeschoten. In het hooggebergte en in de vlaktes, in de ijskoude hoogvlakte en in de hete valleien maken de boeren elkaar dood, armen tegen armen, allen tegen allen. In de maalstroom van vechtpartijen en wraaknemingen blinken Zwartbloed, Klauw, Tarzan, Pech, De Kakkerlak en andere vechtersbazen uit, maar gruwelijker misdaden begaan de ordetroepen. Het Tolima-bataljon doodde vijftienhonderd mensen, zonder verkrachte vrouwen en verminkte mannen mee te tellen, op zijn recente doortocht van Pantanillo naar de berg San Fernando. Om nog geen zaadje achter te laten gooien de soldaten kinderen omhoog en spietsen ze aan hun bajonet of hun machete.
‘Kom mij niet met verhaaltjes aan, ’ bevelen de bevelhebbers, ‘Breng mij oren. ’
De boeren die er in slagen te ontkomen laten de rokende resten van hun hutten achter zich en zoeken diep in het bos beschutting. Voordat zij op weg gaan maken zij met bedroefd hart de hond af omdat hij geluid maakt.
1952 La Paz
De Illimani
Al kijk je niet naar hem, hij ziet je. Waar je ook gaat of staat, hij houdt je in de gaten. Er is geen hoekje dat aan zijn aandacht ontsnapt. De hoofdstad van Bolivia is van hem, ook al is dat niet bekend bij de vier heren die tot gisteravond dachten dat zij de eigenaren waren van deze huizen en deze mensen.
De Illimani, fiere koning, veegt zijn nevel weg. Aan zijn voeten ontwaakt de stad. De vuren gaan uit, de laatste mitrailleursalvo’s weerklinken. De gele helmen van de mijnwerkers krijgen de overhand over de soldatenmutsen. Een leger, dat nooit had gewonnen van het buitenland en nooit had verloren van het binnenland stort ineen. Het volk danst op elke straathoek. Op het zachte briesje van de cueca wapperen de zakdoeken en zwaaien de vlechten en de rokken.
Tegen de diepblauwe hemel schittert de driepuntige kroon: vanaf de besneeuwde toppen van de Illimani kijken de goden naar de vreugde van hun kinderen in opstand, na het lange gevecht, meter voor meter, in de smalle straatjes.
1952 La Paz
De trommel van het volk
slaat en roffelt, wraak van de Indiaan die als een hond in het portiek slaapt en de meester groet met een kniebuiging: het leger van de nederigen heeft gestreden met zelfgemaakte bommen en dynamiet
patronen tot het arsenaal van de militairen tenslotte in hun handen viel.
Vïctor Paz Estenssoro belooft dat Bolivia vanaf nu van alle Bolivianen zal zijn. In de mijnen hangen de arbeiders de nationale vlag halfstok, die zo zal blijven tot de nieuwe president zijn belofte nakomt om de tin te nationaliseren. In Londen zien ze het aankomen: de tinprijs zakt als bij toverslag tot een derde in.
Op het landgoed Pairumani braden de Indianen de prijsstieren aan het spit, die Patino uit Nederland had geïmporteerd.
En de tennisbanen van Aramayo, bedekt met gravel uit Engeland, worden kralen voor muildieren.
Een Boliviaanse mijnwerkersvrouw legt uit
hoe je zelf een bom maakt
Je neemt een melkblikje. In het midden doe je de dynamiet, één patroon. Dan, kleine stukjes ijzer, slak, wat aarde. Glas doe je er ook in, en spijkertjes. Dan doe je het goed dicht. Zo, zie je wel? Daar steek je hem aan en... psss dan gooi je hem weg. Als je een kattepult hebt kun je verder gooien. Mijn man kan hem van hier zes hoeken verder schieten. Dan moet je er een lange lont in doen.
1952 Cochabamba
Geschreeuwde spot en klacht
De velden van Bolivia beleven tijden van verandering, een wijdverbreide opstand tegen het grootgrondbezit en de angst, en in de Cochabamba-vallei tonen ook de vrouwen dansend en zingend hun uitdaging.
Bij de ceremonies ter ere van de Christus van Santa Vera Cruz ontsteken de Indiaanse vrouwen uit de hele vallei kaarsen, drinken maïs-bier en zingen en dansen op de klanken van accordeons en charango’s rond de gekruisigde.
De huwbare meisjes beginnen Christus een man te vragen die hen niet laat huilen, een met maïs beladen muildier, een wit schaap en een zwart schaap, een naaimachine en zoveel ringen als zij vingers aan hun handen hebben. En dan zingen zij met hun schelle stemmen, nog altijd in de Quechua-taal, hun trotse protest: het Christusbeeld, hun vader, hun verloofde, hun man beloven zij lief te hebben en goed te dienen aan tafel en in bed, maar zij willen niet als een lastdier geslagen worden. Al zingend schieten zij hun projectielen van spot af op een naakte man, nogal geteisterd door de jaren en de houtworm, die aan het kruis slaapt of net doet alsof.
Schaamteloze copla’s die de vrouwen van Cochabamba
voor Jezus Christus zingen
Santa Vera Cruz, Vadertje:
‘Mijn dochter, ’ zeg je.
Hoe kon je mij verwekken
als je geen haantje hebt?
‘Zwak, zwak, ’ zeg je,
Santa Vera Cuz, Vadertje.
Maar zwakker ben jij,
die hangt te slapen.
Oude sluwe rot die
naar de vrouwen loert,
met je muizengezicht
en je mottige neus.
Jij wilt dat ik trouw,
veroordeelt mij tot kinderen,
ze te kleden zolang zij leven
en te begraven wanneer zij sterven.
Ga je mij een man geven
die mij slaat en mij trapt?
Waarom gaat de ontluikende bloem
verwelkt naar de vergetelheid?
1952 Buenos Aires
Het Argentijnse volk zonder haar
Leve de kanker! had een vijandige hand op een muur in Buenos Aires geschreven. Zij haatten haar, zij haten haar, de weldoorvoeden, omdat zij arm was, omdat zij een vrouw was, omdat zij brutaal was. Zij tartte hen met haar woorden en beledigde hen met haar leven. Geboren voor dienstmeisje of hoogstens voor actrice van goedkope melodrama’s, had zij haar stand verlaten.
Zij hielden van haar, zij houden van haar, de nietgeliefden: door haar mond wensten en verwensten zij. Bovendien was Evita de blonde fee die de leprozen en de havelozen omarmde en rust gaf aan de wanhopige, de nooit opdrogende bron die banen en matrassen schonk, schoenen en naaimachines, kunstgebitten en huwelijksuitzetten. De misdeelden ontvingen deze weldadigheden van opzij en niet van boven, hoewel Evita fabelachtige juwelen droeg en midden in de zomer een nertsmantel aan had. Zij vergaven haar deze luxe niet, zij genoten ervan. Het volk voelde zich niet vernederd maar gewroken door haar koninginnetooi.
Huilend trekt het volk aan het door witte anjers omgeven lichaam van Evita voorbij. Dag en nacht, een rij van toortsen, een karavaan van twee weken lang.
De woekeraars, de handelaars, de grondbezitters halen verlicht adem.
Nu Evita dood is, is president Perón een mes dat niet snijdt.
1952 In volle zee
Charlie de vagebond achternagezeten door de politie
Charles Chaplin reist naar Londen. Twee dagen na het vertrek bereikt het schip het bericht dat hij niet naar de Verenigde Staten zal kunnen terugkeren. De regering past op hem de wet tegen buitenlanders toe die worden verdacht van communisme, zedeloosheid of waanzin.
In de Verenigde Staten was Chaplin enige tijd eerder door ambtenaren van de FBI en van de Dienst voor Immigratie en Naturalisatie ondervraagd:
‘Bent u van Joodse afkomst?’
‘Bent u communist?’
‘Heeft u ooit overspel gepleegd?’
Senator Richard Nixon en de roddelaarster Hedda Hopper beweren: Chaplin is een bedreiging voor de maatschappij. Bij de ingang van de bioscopen die zijn films vertonen houden posters van de Bond voor de Eerbaarheid en de Amerikaanse Oudstrijdersbond borden omhoog met de eis: Chaplin naar Rusland.
De FBI zoekt al bijna dertig jaar naar bewijzen dat Chaplin in werkelijkheid een jood is die Israël Thonstein heet en als spion voor Moskou werkt. De FBI begon hem in 1923 te verdenken, toen de Pravda een artikel publiceerde met de zin: Chaplin is een acteur van onbetwist talent.
1952 Londen
Bogota
Buster Keaton geheten, is na lange jaren van vergetelheid aan de hand van Chaplin op het witte doek teruggekeerd. In Londen vindt de première van Limelight plaats en daarin verschijnt Keaton om er samen met Chaplin een waanzinnig muzikaal duet op te voeren dat slechts enkele minuten duurt en het hoogtepunt van de film vormt.
Dit is de eerste keer dat Keaton en Chaplin samenwerken. Zij zijn grijs en gerimpeld geworden, maar bezitten nog dezelfde gratie van hun jonge jaren, toen zij in de tijd van de stomme film een stilte creëerden die welsprekender was dan alle woorden.
Chaplin en Keaton zijn nog steeds de besten, de onvergelijkbaren. Zij kennen het geheim. Zij weten dat er niets ernstigers is dan de lach, een kunst van veel, heel veel arbeid, en dat anderen aan het lachen brengen het mooiste is dat je kunt doen zolang de wereld in het heelal blijft ronddraaien.
1953 Washington
Nieuwsberichten
De Verenigde Staten brengen op Eniwetok de eerste H-bom tot ontploffing.
President Eisenhower benoemt Charles Wilson tot minister van Defensie. Wilson, directeur van de onderneming General Motors, had onlangs verklaard: Wat goed is voor General Motors is goed voor Amerika.
Na een langdurig proces worden Ethel en Julius Rosenberg op de elektrische stoel geëxecuteerd. De Rosenbergs, beschuldigd van spionage in dienst van de Russen, ontkennen tot het eind alle schuld. De Noordamerikaanse stad Moskou spoort zijn naamgenoot aan van naam te veranderen. De autoriteiten van dit stadje in de staat Idaho eisen het exclusieve recht op zich Moskou te noemen en verzoeken dat de hoofdstad van de Sovjetunie zal worden herdoopt om pijnlijke associaties te vermijden.
De helft van de staatsburgers van de Verenigde Staten steunt gedecideerd de campagne van senator MacCarthy tegen de communistische infiltraties in de Democratie, zoals blijkt uit de enquêtes van de publieke opinie.
Een van de verdachten die MacCarthy zich had voorgenomen te ondervragen, ingenieur Raymond Kaplan, pleegt zelfmoord door zich onder een vrachtauto te werpen.
De geleerde Albert Einstein spoort de intellectuelen aan om te weigeren voor het Comité van Anti-amerikaanse Activiteiten te getuigen en zich voor te bereiden op de gevangenis of de economische ondergang. Als zij dat niet doen, meent Einstein, zouden de intellectuelen niets beters verdienen dan de slavernij die men hun wil opleggen.
1953 Washington
De jacht
De onverbeterlijke Albert Einstein is de belangrijkste fellow traveller van het communisme, volgens de lijst van senator MacCarthy. Om op die lijst te komen is het voldoende om zwarte vrienden te hebben of zich te keren tegen het zenden van Noordamerikaanse troepen naar Korea, maar het geval Einstein is van veel zwaarder gewicht en MacCarthy heeft bewijzen te over dat deze ondankbare jood rood bloed heeft en het hart links draagt.
De rechtszaal, waar de vuren van de Inquisitie branden, verandert in een circus. De naam Einstein is niet de enige beroemde naam die er weerklinkt. Al enige tijd houdt het Comité van Anti-Ame-rikaanse Activiteiten het oog op Hollywood gericht. Het Comité eist namen, en de namen van Hollywood brengen veel opschudding teweeg. Wie zwijgt verliest zijn baan en ruïneert zijn carrière, of gaat de gevangenis in, zoals Dashiell Hammett, of raakt zijn paspoort kwijt, zoals Lillian Hellman en Paul Robeson, of wordt het land uitgezet, zoals Cedric Belfrage. Ronald Reagan, een acteur van het tweede plan, wijst de roden en rozeroden aan die het niet verdienen van de furie van Armageddon te worden gered. Een andere ster, Robert Taylor, betuigt in het openbaar zijn spijt dat hij in een film heeft gespeeld waarin de Russen glimlachten. De dramaturg Clifford Odets vraagt vergeving voor zijn ideeën en geeft zijn oude kameraden aan. De acteur José Ferrer en de regisseur Elia Kazan wijzen collega’s met de vinger aan. Om duidelijk te maken dat hij niets met de communisten te maken heeft, maakt Kazan een film over de Mexicaanse aanvoerder Emiliano Zapata, waarin Zapata niet die zwijgzame plattelander is die de landhervorming invoerde, maar een charlatan die in een onophoudelijke diarree kogels en redevoeringen afvuurt.
1953 Washington
Portret van een heksenjager
Zijn grondstof is de collectieve angst. Hij stroopt zijn mouwen op en gaat aan de slag. Joseph MacCarthy, een bekwame bewerker van dit materiaal, verandert de angst in paniek en de paniek in hysterie.
Luidkeels spoort hij aan tot het aanbrengen van mensen. Hij zal zijn schreeuwerige mond niet dichtdoen zolang zijn vaderland geïnfecteerd is door de marxistische ziekte. Elke twijfel hoort hij als lafheid. Hij beschuldigt eerst en onderzoekt later. Hij verkoopt zekerheden aan de aarzelenden en, bereid om een kniestoot in de lies of een keiharde vuistslag te geven, loopt hij iedereen onder de voet die het recht op eigendom wantrouwt of zich tegen de oorlog of het zakendoen keert.
1953 Seattle
Robeson
Hem is verboden naar Canada te reizen of naar enig ander land. Wanneer de Canadese arbeiders hem uitnodigen, zingt Paul Robeson voor hen over de telefoon, vanuit Seattle, en per telefoon zweert hij hen dat hij stand zal houden zolang er lucht in zijn lichaam is. Robeson, de kleinzoon van slaven, gelooft dat Afrika een bron van trots is en niet een door Tarzan gekochte dierentuin. Een neger met rode ideeën, een vriend van de gelen die in Korea weerstand bieden aan de blanke invasie, zingt hij in naam van zijn beledigde volk en van alle beledigde volken die zingend het hoofd heffen en hun tranen drogen, en hij zingt met een hemelse stem die dondert en met een aardse stem die beeft.
1953 Santiago de Cuba
Fidel
In de vroege morgen van 26 juli valt een handjevol jongens de Moncada-kazerne aan. Gewapend met waardigheid, cubanisme en een paar geweren voor de vogeljacht strijden zij tegen de dictatuur van Fulgencio Batista en tegen een halve eeuw als republiek voorgelogen kolonie.
Enkelen, een paar slechts, sneuvelen in het gevecht, maar meer dan zeventig worden na een week martelen door het leger afgemaakt. De folteraars steken Abel Santamaria en andere krijgsgevangenen de ogen uit.
De leider van de opstand, krijgsgevangene, houdt zijn pleidooi. Fidel Castro heeft het gezicht van een man die alles geeft, die zich helemaal geeft, zonder om het wisselgeld te vragen. De rechters luisteren sprakeloos naar hem, zonder zich een woord te laten ontgaan, maar zijn woord is niet bestemd voor de door de goden gekuste mannen, hij spreekt voor de door de duivels bepiste mensen, en om hen, namens hen, legt hij uit wat hij heeft gedaan.
Fidel eist het aloude recht op om op te staan tegen het despotisme: ‘Eerder zal dit eiland in de zee verzinken dan dat wij toestaan slaven van wie ook te zijn...’
Majestueus gaat zijn hoofd als een boom heen en weer. Hij klaagt Batista en zijn officieren aan die het uniform voor het voorschoot van de slager hebben verwisseld. En hij zet het programma van de revolutie uiteen. In Cuba zou er eten en werk voor allen kunnen zijn, meer dan genoeg:
‘Nee, dat is niet onvoorstelbaar... ’
1953 Santiago de Cuba
De beklaagde wordt officier van justitie en verklaart:
‘De geschiedenis zal mij vrijspreken’
Onvoorstelbaar is dat er mensen zijn die met honger naar bed gaan zolang er nog een duimbreed grond onbebouwd is; onvoorstelbaar is dat er kinderen zijn die sterven zonder medische hulp; onvoorstelbaar is dat dertig procent van onze boeren geen handtekening kan zetten en dat negenennegentig procent de geschiedenis van Cuba niet kent; onvoorstelbaar is dat de meerderheid van de gezinnen op ons platteland onder slechtere omstandigheden leeft dan de Indianen die Columbus aantrof toen hij het mooiste land ontdekte dat mensenogen ooit aanschouwden...
Van zoveel ellende kun je je alleen bevrijden door de dood en daarin helpt de staat je wel; om te sterven. Negentig procent van de kinderen op het platteland wordt verteerd door de parasieten, die uit de aarde via de nagels van hun blote voeten bij hen binnendringen...
Meer dan de helft van de beste landbouwgrond is in buitenlandse handen. In Oriente, de breedste provincie, verbindt de grond van de United Fruit Company en van de West Indian de noordkust met de zuidkust...
Cuba is nog steeds een factorij die grondstof produceert. Suiker wordt geëxporteerd om snoep te importeren, leer wordt geëxporteerd om schoenen te importeren, ijzer wordt geëxporteerd om ploegijzers te importeren...
1953 Boston
United Fruit
Een troon van bananen, een kroon van bananen, een banaan in de vuist bij wijze van scepter: Sam Zemurray, heer van landen en zeeën van het koninkrijk van de banaan, geloofde niet dat zijn vazallen in Guatemala hem hoofdpijn konden bezorgen:
‘De Indianen zijn te stom voor het marxisme, ’ placht hij te zeggen, en hij werd bejubeld door de bureaucraten van het hof in zijn koninklijk paleis in Boston, Massachusetts.
Guatemala maakt al een halve eeuw deel uit van de uitgestrekte gebieden van de United Fruit Company, dank zij de opeenvolgende decreten van Manuel Estrada Cabrera, die omringd door kruiperige vleiers en spionnen, meren van kwijl en bossen van oren regeerde, en van Jorge Ubico, die zich Napoleon waande maar het niet was. De United Fruit Company heeft in Guatemala de grond die zij wil, onmetelijke braakliggende velden, en is eigenares van de spoorwegen, de telefoon, de telegraaf, de havens, de schepen en van vele militairen, politici en journalisten.
De ellende begon voor Sam Zemurray toen president Juan José Arévalo de maatschappij dwong de vakbond en het stakingsrecht te respecteren. Maar nu is het erger: de nieuwe president, Jacobo Arbenz, zet de landhervorming in gang, ontneemt de United Fruit alle onbebouwde grond, begint die onder honderdduizend gezinnen te verdelen en treedt op alsof in Guatemala de grondlozen, de letterlozen, de broodlozen, de lozen de baas waren.
1953 Guatemala Stad
Arbenz
President Truman schreeuwde moord en brand toen de arbeiders op de bananenplantages personen begonnen te worden. En nu spuugt president Eisenhower vuur vanwege de onteigening van United Fruit.
De regering van de Verenigde Staten beschouwt het als een belediging dat de regering van Guatemala de boekhouding van United Fruit serieus neemt. Arbenz wil als schadevergoeding de waarde betalen die de onderneming zelf aan haar grond had toegekend om belasting te ontduiken. John Foster Dulles, minister van Buitenlandse Zaken, eist vijfentwintig keer zoveel.
Jacobo Arbenz, die van communistische samenzwering wordt beschuldigd, laat zich niet inspireren door Lenin maar door Abraham Lincoln. Zijn landhervorming, die het kapitalisme in Guatemala wil moderniseren, is gematigder dan de Noordamerikaanse landwetten van bijna een eeuw geleden.
1953 San Salvador
Dictator gezocht
De Guatemalteekse generaal Miguel Ydígoras Fuentes, een eminent Indianendoder, leeft sinds de val van dictator Ubico in ballingschap. Walter Turnbull komt naar San Salvador om zaken met hem te doen. Turnbull, vertegenwoordiger van de United Fruit en de CIA, stelt hem voor de leiding op zich te nemen van Guatemala. Hem zal het benodigde geld worden geleend om de macht te grijpen, als hij zich verbindt de vakbonden te vernietigen, United Fruit haar grond en haar privileges terug te geven en deze lening binnen een redelijke termijn tot de laatste cent terug te betalen. Ydigoras vraagt tijd om er over na te denken, hoewel hij nu al zegt dat de voorwaarden hem veel te zwaar voorkomen.
Het bericht verspreidt zich razendsnel. Verschillende Guatemalteekse ballingen, militairen en burgers, vliegen naar Washington om hun diensten aan te bieden, anderen haasten zich naar de ambassade van de Verenigde Staten om er op de deur te kloppen. José Luis Arenas, vermeende vriend van vice-president Nixon, verzekert dat hij president Arbenz voor tweehonderdduizend dollar omver zal werpen. Generaal Federico Ponce zegt dat hij over een leger van tienduizend man beschikt dat gereed staat om het Nationale Paleis te overvallen: hij kondigt een bescheiden prijs aan, hoewel hij er de voorkeur aan geeft nog niet over concrete cijfers te praten. Hij vraagt alleen een klein voorschot...
Keelkanker schakelt de uitverkoren kandidaat van United Fruit, Juan Córdova Cerna, uit. Op zijn sterfbed rochelt meester Córdova de naam van zijn aanbevolen man, kolonel Carlos Castillo Armas, opgeleid op Fort Leavenworth, Kansas, goedkoop, gehoorzaam en dom.
1954 Washington
De Besluitmachine, onderdeel voor onderdeel
DWIGHT EISENHOWER: President van de Verenigde Staten. Bracht de regering van Mohammed Mossadegh in Iran ten val, omdat hij de olie had genationaliseerd. Hij heeft opdracht gegeven ook de regering van Jacobo Arbenz in Guatemala ten val te brengen.
SAM ZEMURRAY: Belangrijkste aandeelhouder van United Fruit. Al zijn bezorgdheden veranderen automatisch in verklaringen van de regering van de Verenigde Staten en in geweren, mortieren, mitrailleurs en vliegtuigen van de CIA.
JOHN FOSTER DULLES: Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten. Eerder advocaat van United Fruit.
ALLEN DULLES: Directeur van de CIA. Broer van John Foster Dulles. Net als hij heeft hij juridische diensten verleend aan United Fruit. Samen zetten zij de Operatie Guatemala op.
JOHN MOORS CABOT: Minister voor Interamerikaanse Zaken. Broer van Thomas Cabot, die president van United Fruit was.
BEDELL SMITH: Staatssecretaris. Verbindingsman in de Operatie Guatemala. Toekomstig directielid van United Fruit.
HENRY CABOT LODGE: Senator. Vertegenwoordiger van de Verenigde Staten bij de Verenigde Naties. Aandeelhouder van United Fruit. Heeft bij verschillende gelegenheden van deze onderneming geld ontvangen in ruil voor redevoeringen in de Senaat.
ANNE WHITMAN: Persoonlijke secretaresse van president Eisenhower. Getrouwd met het hoofd public relations van United Fruit.
SPRUILLE BRADEN: Was ambassadeur van de Verenigde Staten in verschillende Latijnsamerikaanse landen. Ontvangt sinds 1948 een salaris van United Fruit. Spoort Eisenhower, met veel weerklank in de pers, aan om het communisme met geweld uit Guatemala te verdrijven. ROBERT HILL: Ambassadeur van de Verenigde Staten in Costa Rica. Werkt mee aan de Operatie Guatemala. Toekomstig directielid van United Fruit.
JOHN PEURIFOY: Ambassadeur van de Verenigde Staten in Guatemala. Bijnaam de slager van Griekenland wegens zijn vroegere diplomatieke activiteiten in Athene. Spreekt geen woord Spaans. Ontving zijn politieke vorming in de senaat, waar hij als liftjongen werkte.
1954 Boston
De Leugenmachine, onderdeel voor onderdeel
DE MOTOR: De beul wordt tot slachtoffer gemaakt en het slachtoffer tot beul. Zij die vanuit Honduras de invasie van Guatemala voorbereiden schrijven aan Guatemala de intentie toe Honduras en heel Midden-Amerika te willen binnenvallen. De tentakels van het Kremlin zijn duidelijk zichtbaar, verkondigt John Moors Cabot vanuit het Witte Huis. Ambassadeur Peurifoy waarschuwt in Guatemala: Wij kunnen niet toestaan dat er een sovjet republiek wordt gevestigd van Texas tot het Panamakanaal. De steen des aanstoots is een vanuit Tsjecho-slowakije verscheepte lading wapens. De Verenigde Staten hebben de verkoop van wapens aan Guatemala verboden.
TANDWIEL 1: De wereldopinie wordt gebombardeerd met berichten en artikelen, verklaringen, pamfletten, foto’s, films en stripverhalen over de communistische gruweldaden in Guatemala. Dit opvoedkundige materiaal, dat nooit zijn herkomst vermeldt, is afkomstig van de kantoren van United Fruit in Boston of van de regeringsbureaus in Washington.
TANDWIEL 2: De aartsbisschop van Guatemala, Maríano Rossell Arellano, roept de bevolking op in opstand te komen tegen het communisme, de vijand van God en van het Vaderland. Dertig vliegtuigen van de CIA bestrooien het land met zijn herderlijke brochures. De aartsbisschop laat het populaire Christusbeeld van Equipulas naar de hoofdstad komen, waar het Kapitein-Generaal van de Bevrijdingskruistocht zal worden genoemd.
TANDWIEL 3: Op de Panamerikaanse Conferentie slaat John Foster Dulles met de vuist op tafel en krijgt de zegen van de OAS voor de voorgenomen invasie. In de Verenigde Naties blokkeert Henry Cabot Lodge de eisen voor hulpverlening aan Jacobo Arbenz. In de hele wereld wordt de Noordamerikaanse diplomatie gemobiliseerd. De medeplichtigheid van Engeland en Frankrijk wordt verkregen in ruil voor een belofte van stilte van de kant van de Verenigde
Staten met betrekking tot de gevoelige zaken van het Suezkanaal, Cyprus en Indochina.
TANDWIEL 4: De dictators van Nicaragua, Honduras, Venezuela en de Dominicaanse Republiek stellen niet alleen trainingskampen, radiostations en vliegvelden aan de Operatie Guatemala ter beschikking. Ook dragen zij het hunne bij aan de propagandacampagne. Somoza roept de internationale pers in Managua bijeen en laat een aantal pistolen zien waarin het teken van de hamer en de sikkel is gegraveerd. Hij zegt dat zij uit een Russische onderzeeboot komen en op weg naar Guatemala zijn onderschept.
1954 Guatemala Stad
De herovering van Guatemala
Guatemala heeft geen vliegtuigen en ook geen luchtdoelgeschut, zodat de Noordamerikaanse piloten in Noordamerikaanse vliegtuigen het land op hun gemak kunnen bombarderen.
Een krachtige radiozender van de CIA, die op het dak van de ambassade van de Verenigde Staten is geïnstalleerd, verspreidt verwarring en paniek in het gehele land: de Leugenmachine bericht de wereld dat dit de radio van het verzet, De Stem van de Bevrijding, is die vanuit de jungle van Guatemala de zegevierende opmars van kolonel Castillo Armas bekendmaakt. Ondertussen wacht Castillo Armas, die met al zijn troepen een kamp heeft opgeslagen op een plantage van United Fruit in Honduras, op orders van de Besluitmachine. De regering van Arbenz aanschouwt verlamd zijn eigen ondergang. De luchtbombardementen bereiken de hoofdstad en de oliereservoirs vliegen in brand. De regering beperkt zich tot het begraven van de doden. Het huurlingenleger, God, Vaderland, Vrijheid, trekt de grens over. Het ondervindt geen tegenstand. Voor geld of uit angst geven de legeraanvoerders hun troepen over zonder een schot te lossen. Een Argentijnse arts van even in de twintig, Emesto Guevara, probeert tevergeefs de volksverdediging van de hoofdstad te organiseren: hij weet niet hoe en ook niet waarmee. Geïmproviseerde vrijwilligers lopen zonder wapens door de straten. Wanneer Arbenz tenslotte beveelt de wapenkamers te openen, weigeren de officieren hem te gehoorzamen. Op een van deze donkere dagen zonder enige grootheid heeft Guevara een aanval van astma en verontwaardiging, en op een nacht, na twee weken van bombardementen, daalt president Arbenz langzaam de trappen van het Nationale Paleis af, steekt de straat over en vraagt asiel in de ambassade van Mexico.
1954 Mazatenango
Miguel op zijn negenenveertigste
Bij het eerste hanegekraai, nog voor het licht wordt, slijpen zij de machetes. En in galop rijden zij Mazatenango binnen, op zoek naar Miguel. De beulen halen dagelijks namen door op de lange lijst van hen die aangewezen zijn om te sterven, terwijl het leger van Castillo Armas Guatemala in bezit neemt. Miguel staat als vijfde genoteerd onder de gevaarlijksten, omdat hij rood en een buitenlandse oproerkraaier is. Sinds hij, achternagezeten, uit El Salvador is aangekomen, heeft hij geen moment rust bij zijn taak de arbeiders in beweging te brengen.
Ze sturen de honden op hem af. Zij willen hem aan hun paard gebonden meenemen en hem langs de wegen met opengesneden hals laten zien. Maar Miguel is zeer ervaren en uiterst slim en verdwijnt in het struikgewas.
En zo vindt, op zijn negenenveertigste, de tiende geboorte plaats van Miguel Mármol.
1954 Guatemala Stad
Nieuwsberichten
De aartsbisschop van Guatemala verklaart: Ik bewonder de oprechte en vurige vaderlandslievendheid van president Castillo Armas. In een rumoerige sfeer ontvangt Castillo Armas de zegen van de pauselijke nuntius, Monseigneur Genaro Verrolino.
President Eisenhower wenst in het Witte Huis de betrokkenen van de CIA geluk. Hij zegt: Ik dank u dat u een sovjet-bruggehoofd op ons halfrond uit de weg hebt geruimd.
Het hoofd van de CIA, Allen Dulles, draagt een journalist van het weekblad Time op een nieuwe grondwet voor Guatemala op te stellen.
Het weekblad Time publiceert een gedicht van de echtgenote van de ambassadeur van de Verenigde Staten in Guatemala. In het gedicht staat dat de heer en mevrouw Peurifoy optimistic zijn omdat Guatemala niet meer communistic is.
In zijn eerste bijeenkomst met de ambassadeur na de overwinning drukt president Castillo Armas zijn bezorgdheid uit over de geringe capaciteit van de plaatselijke gevangenissen, die niet over de benodigde cellen beschikken om de communisten op te sluiten. Volgens de vanuit Washington door het ministerie van Buitenlandse Zaken toegezonden lijst zijn erin Guatemala in totaal 72.000 communisten. Er is een feest op de ambassade. Vierhonderd uitgenodigde Guatemalteken zingen in koor het volkslied van de Verenigde Staten van Amerika.
1954 Rio de Janeiro
Getulio
Hij wil de herinnering aan zijn eigen dictatuur uitwissen, die rampzalige politieke oude tijd, en deze laatste jaren regeert hij Brazilië zoals niemand dat ooit had gedaan.
Hij stelt zich aan de kant van de lonen, niet aan die van de winsten. Onmiddellijk verklaren de ondernemers hem de oorlog.
Om Brazilië niet langer een zeef te laten zijn, bindt hij de bloeding van rijkdommen af. Onmiddellijk begint het buitenlandse kapitaal met zijn sabotage.
Hij pakt de olie en de energievoorziening terug, die evenzeer of meer nog nationaal bezit zijn als het volkslied en de vlag. Onmiddellijk antwoorden de beledigde monopolies met een verwoed offensief.
Hij verdedigt de koffieprijs zonder de helft van de oogst te vernietigen zoals de gewoonte was. Onmiddellijk halveren de Verenigde Staten hun aankopen.
In Brazilië voegen journalisten en politici van alle kleuren en uit alle streken hun stem toe aan het koor van verontwaardigde protesten.
Getulio Vargas heeft rechtop geregeerd. Wanneer hij wordt gedwongen te bukken, kiest hij de waardigheid van de dood. Hij heft zijn revolver, mikt op zijn eigen hart en vuurt.
1955 Medellín
Nostalgie
Het is al bijna twintig jaar geleden dat Carlos Gardel verbrandde. De Colombiaanse stad Medellm, waar zich de tragedie afspeelde, is een centrum van bedevaart en verering geworden.
De aanbidders van Gardel herkennen elkaar aan de schuine hoed, de gestreepte broek en de wiegende loop. Zij plakken hun haar, kijken schuinsweg en glimlachen scheef. Zij maken snelle, afgebroken bewegingen, als in een voortdurende dans, wanneer zij elkaar een hand geven, een sigaret opsteken of de biljartkeu krijten. De nacht brengen zij door geleund tegen een lantaarnpaal in een volkswijk, terwijl zij tango’s fluiten of neuriën die vertellen dat vrouwen allemaal hoeren zijn behalve mamma, lief oudje, God hebbe haar ziel.
Sommige aanbidders, uit de stad of uit Buenos Aires gekomen, verkopen relikwieën van het idool. Er is er een die tanden aanbiedt. Door te vertellen dat hij toevallig op de plek was waar het vliegtuig neerstortte, heeft hij al meer dan dertienhonderd echte tanden van Gardel verkocht tegen een gemiddelde prijs van twaalf dollar per stuk. Het is al weer enige jaren geleden dat hij zijn eerste tand plaatste. Die werd gekocht door een toerist uit New York, lid van de Gardel Fans Club. Toen deze het souvenir zag, kon hij niet verhinderen dat een dikke traan omlaag biggelde.
1955 Asunción
Melancholie
Wanneer hij de onvergeeflijke echtscheidingswet begaat, pakt de kerk hem aan. De militairen zweren onverholen samen, in het volle daglicht, tot zij hem omverwerpen. Het bericht wordt in de salons bejubeld en in de keukens beweend: Perón is gevallen.
Zonder weerstand te bieden verlaat Perón Argentinië. Hij gaat naar Paraguay, in ballingschap.
In Asunción zijn de dagen triest. Hij voelt zich verslagen, oud en alleen. Hij zegt dat zijn gebaar van terugtreding een miljoen doden heeft voorkomen, maar hij zegt ook dat het volk niet heeft willen verdedigen wat hij het had gegeven en dat het om die ondankbaarheid de rampspoed verdient die het zal ondervinden: dat het volk met zijn buik denkt en niet met het hoofd of het hart.
Op een ochtend zit Peron in het huis van zijn gastheer, Ricardo Gayol, zijn bittere ontboezemingen te spuien, wanneer hij opeens zijn ogen half dicht doet en zegt:
‘Mijn glimlach maakte hen gek. Mijn glimlach..
Dan heft hij zijn armen en lacht alsof hij op het balkon stond aan het stampvolle plein dat hem toejuicht.
‘Wilt u mijn glimlach hebben?’
Zijn gastheer kijkt hem stomverbaasd aan.
‘Hier, ik geef hem u, ’ zegt Peron. Hij brengt twee vingers naar zijn mond en legt een kunstgebit op de palm van zijn hand.
1955 Guatemala Stad
Een jaar na de herovering van Guatemala
Richard Nixon bezoekt dit bezette gebied. De vakbond van de arbeiders van United Fruit en vijfhonderdtweeëndertig andere vakbonden zijn door de nieuwe regering verboden. Het Wetboek van Strafrecht veroordeelt nu de daders van een staking tot de dood. De politieke partijen zijn buiten de wet geplaatst. De boeken van Dostojewski en andere sovjetschrijvers worden op de brandstapel gegooid.
Het rijk van de banaan is gered van de landhervorming. De vice-president van de Verenigde Staten feliciteert president Castillo Armas. Voor het eerst in de geschiedenis, zegt Nixon, is een communistische regering door een vrije regering vervangen.
1956 Buenos Aires
De regering besluit dat het peronisme niet bestaat
Terwijl zij arbeiders fusilleert op de vuilnisbelten, verordent de Argentijnse militaire dictatuur het niet-bestaan van Perón, Evita en het peronisme. Het is verboden hun namen en hun data te noemen. Hun afbeeldingen vormen een strafbaar feit. Het presidentieel verblijf moet tot de laatste steen worden afgebroken, alsof het een besmettelijke ziekte verspreidde.
Maar wat te doen met het gebalsemde lijk van Evita? Zij is het gevaarlijkste symbool van de trots van het gepeupel, de banier van het opgestane plebs dat tien jaar lang met de macht is omgegaan of het nooit anders had gedaan. De generaals gooien het lichaam in een kist met het opschrift Radioapparatuur en sturen die in ballingschap. Waarheen blijft een geheim. Men zegt naar Europa, of naar een eiland midden op zee. Evita wordt een dolende dode, die heimelijk langs verre kerkhoven reist, uit haar land verjaagd door generaals, die niet weten of niet willen weten dat zij in haar mensen rust.
1956 León
De zoon van Somoza
Santa Marta, Santa Marta heeft een trein, zingen de muzikanten, dansen de dansers, Santa Marta heeft een trein maar geen tram, en midden onder het feest schiet Rigoberto López Pérez, dichter, eigenaar van niets, met vier kogels de eigenaar van alles overhoop.
Een Noordamerikaans vliegtuig brengt de stervende Tacho Somoza naar een Noordamerikaans ziekenhuis in de Noordamerikaanse zone van het Panamakanaal, en in een Noordamerikaans bed sterft hij. Daarna wordt hij in Nicaragua begraven met het eerbetoon van een kerkvorst.
Somoza was al twintig jaar aan de macht. Iedere zes jaar hief hij voor één dag de staat van beleg op en hield hij verkiezingen die zijn bezit van de troon bekrachtigden. Luis, zijn oudste zoon en erfgenaam, is nu de rijkste en machtigste man van Midden-Amerika. President Eisenhower wenst hem vanuit Washington geluk. Luis Somoza buigt voor het standbeeld van zijn vader, een bronzen held die onbeweeglijk midden in het centrum van Managua voortgaloppeert. In de schaduw van het paard vraagt hij raad aan de stichter van de dynastie, leidsman van het goede bestuur, verveelvoudiger van gevangenissen en handelszaken, en dan overdekt hij de monumentale graftombe met bloemen.
Onopgemerkt door de erewacht heeft de hand van iemand, hand van allen, haastig dit grafschrift op het marmer van de tombe gekrabbeld: Hier rust Somoza, iets meer verrot dan bij zijn leven.
1956 Santo Domingo
In het jaar 26 van het Trujillo Tijdperk
wordt zijn afbeelding op de markten verkocht tussen de plaatjes van de Maagd María, Sint Joris en andere wonderdoeners. ‘Heiligenplaatjes, goedkope heiligenplaatjes!’
Niets van wat Dominicaans is is hem vreemd. Alles is van hem: de eerste nacht van de maagden en de laatste wil van de stervenden, de mensen en de koeien, de vloot van vliegtuigen en de keten van bordelen, de suikerfabrieken en de graanmolens, de bierbrouwerij en de bottelarij van drankjes voor de viriliteit.
Sinds zesentwintig jaar oefent Trujillo in de Dominicaanse Republiek het vice-presidentschap van God uit. Iedere vier jaar is de formule gezegend door democratische verkiezingen: God en Trujillo verkondigen de affiches op alle muren en alle deuren.
In haar werk Morele beschouwingen dat haar de titel van Eerste Dame van de Antilliaanse Letteren opleverde, heeft mevrouw María de Trujillo haar echtgenoot vergeleken met El Cid Campeador en met Napoleon Bonaparte. De tonronde Dona María, die door de week de woeker en op zondag de mystiek beoefent, is op haar beurt door de plaatselijke kritiek met de heilige Theresa van Jezus vergeleken. Met het zwaard van El Cid of de steek van Napoleon poseert Trujillo voor zijn standbeelden. Die vermenigvuldigen hem in brons of in marmer, met de kin die hij niet heeft en zonder de onderkin die hij heeft. Duizenden standbeelden: vanaf de voetstukken berijdt en bewaakt Trujillo iedere stad, ieder dorpje tot in de verste uithoeken. In dit land poept geen vlieg zonder zijn toestemming.
1956 Havanna
Nieuwsberichten
Het Cubaanse leger heeft een uit Mexico afkomstige gewapende expeditie in de pan gehakt. Het leger heeft de indringers omsingeld en hen vanaf de grond beschoten en vanuit de lucht gebombardeerd in de plaats Alegría de Pío, in de provincie Oriente. Onder de vele doden bevinden zich Fidel Castro, de aanvoerder van de bende, en de Argentijnse communistische opruier Ernesto Guevara.
Na genoten te hebben van een lang seizoen in de stad New York, zijn de heer Ernesto Sarra en zijn alleraardigste en elegante echtgenote Loló, vooraanstaande figuren uit de sociale kringen van onze hoofdstad, naar Havanna teruggekeerd.
Uit New York is eveneens gearriveerd Bing Crosby. Zonder zijn regenjas uit te trekken of zijn vilthoed af te zetten verklaarde de populaire zanger op het vliegveld: Ik ben naar Cuba gekomen om golf te spelen.
Een meisje uit Havanna stond op het punt de hoogste prijs te winnen in de wedstrijd ‘School-tv’, maar trok zich terug na het beantwoorden van de voorlaatste vraag. De laatste vraag, die onbeantwoord bleef, luidde: Hoe heet de rivier die door Parijs stroomt?
Morgen wordt een bijzonder programma aangeboden op de renbaan Maríanao.
1956 Aan de voet van de Sierra Maestra
De twaalf dwazen
Een week lang slapen zij niet, zeeziek, opeengehoopt als sardines in een blikje, terwijl de noordenwind zich vermaakt met het scheepje Granma. Na veel geslinger in de wateren van de Golf van Mexico landen zij op een verkeerde plek. Zij zijn nog maar pas op weg, wanneer zij door mitrailleurvuur worden neergemaaid of levend door brandbommen worden verbrand.
Bijna allen sneuvelen in het bloedbad. De overlevenden zoeken hun weg door zich te oriënteren op de hemel, maar zij halen de sterren door elkaar. Hun ransels en wapens zinken weg in het moeras. Zij hebben niets anders te eten dan suikerriet en bestrooien hun weg met de uitgekauwde stukken die hun route verraden. Zij verliezen de inhoud van de blikjes gecondenseerde melk omdat zij die met de gaatjes omlaag dragen. Door onoplettendheid vermengen zij het beetje drinkwater dat zij nog hebben met zeewater. Zij raken elkaar kwijt, zij zoeken elkaar. Tenslotte ontdekt een groepje bij toeval een ander groepje op de steile rotskust en zo komen de twaalf die aan de vernietiging zijn ontkomen bij elkaar.
Deze mannen of schaduwen daarvan hebben in totaal zeven geweren, een beetje natte munitie en veel wonden en kwetsuren. Zij hebben niets anders dan de verkeerde dingen gedaan sinds de invasie is begonnen. Maar deze nacht is de hemel wit van de sterren en is de lucht frisser en zuiverder dan ooit, zodat Fidel, wijdbeens voor de hellingen van de Siërra Maestra, zegt:
‘Wij hebben de oorlog al gewonnen. Batista is er geweest!’
1957 Benidorm
Gemerkte kaarten
Huwelijksovereenkomst tussen conservatieven en liberalen. Aaneen strand van de Middellandse Zee ondertekenen de Colombiaanse politici het vergelijk dat een eind maakt aan tien jaar wederzijdse uitroeiing. Vanaf nu zullen zij om de beurt het presidentschap bekleden en de baantjes onder elkaar verdelen. Colombia zal kunnen stemmen maar niet kunnen kiezen. Liberalen en conservatieven zullen elkaar afwisselen aan de macht om samen het recht van eigendom en van successie te garanderen op het land dat hun families hebben gekocht of cadeau gekregen.
Dit pact van de rijken is slecht nieuws voor de armen.
1957 Majagual
Het heilige Ei van Colombia
Door dorpen te verbranden en Indianen te vermoorden, bossen te kappen en prikkeldraad te spannen, hebben de heren van de grond in het gebied van de Colombiaanse kust de boeren tot tegen de oevers van de rivieren gedreven. Veel boeren hebben geweigerd als knechten in slavernij op de haciënda’s te dienen en zijn vissers geworden en kunstenaars van de weerstand en de slimheid. Door veel op schildpad te jagen, hebben zij geleerd dat deze niet loslaat wat hij met zijn bek heeft gepakt en zich in het vlakke strand kan in graven zolang de droge tijd duurt en de sperwers hem belagen. Daarmee en met de hulp van god weten zij in leven te blijven.
Er zijn nog maar weinig paters in deze hete streken. Hier aan de kust neemt niemand de mis serieus. Voor trouwen en werken gaat iedereen op de loop die niet verlamd is en om meer te genieten van de zeven hoofdzonden slapen de mensen eindeloze siësta’s in hun hangmat. God is hier een goede makker en niet een knorrige, straffende politiechef.
Het verveelde Christusbeeld van het dorp Jegua is dood, een kapotte pop die niet zweet, niet bloedt, geen wonderen doet en niemand heeft om de uitwerpselen van de vleermuizen van hem af te vegen sinds de pastoor met al het zilverwerk wegvluchtte. Maar zeer levend daarentegen, zwetend, bloedend en wonderen verrichtend is Onze Lieveheer het Negertje, het donkere Christusbeeld van het dorp San Benito Abad, dat troost geeft aan wie het met graagte weet te strelen. En springlevend zijn ook de lol makende heiligbeelden die regelmatig aan de Colombiaanse kust opduiken en hier blijven.
Op een onweersnacht ontdekten de vissers het gezicht van god, fel oplichtend in de bliksemstralen, op een steen in de vorm van een ei. Sindsdien vieren zij de wonderen van het heilige Ei met het dansen van de cumbia en het drinken op zijn gezondheid.
De pastoor van het dorp Majagual kondigt aan dat hij aan het hoofd van een bataljon kruisvaarders de rivier op zal varen, die goddeloze steen in het water zal gooien en het kapelletje van palmtakken in brand zal steken.
In het kapelletje, waar missen met veel muziek worden opgedragen, houden de vissers de wacht rond het heilige Ei. Dag en nacht, met de bijl in de hand.
1957 Sucre
Santo Lucío
Terwijl de pastoor van Majagual de oorlog verklaart aan het heilige Ei, verdrijft de pastoor van Sucre Santa Lucia uit de tempel, want een heiligenbeeld met een penis was nog nooit vertoond.
In het begin leek het een zwelling, een bultje in de hals, maar daarna begon het langzaam te zakken en te groeien onder het steeds korter wordende kleed. Iedereen deed net of hij het niet zag, tot een jongetje tenslotte de verschrikkelijke waarheid uitschreeuwde:
‘Santa Lucía heeft een pik!’
In ballingschap gedreven vindt Santo Lucio onderdak in een boerderijtje niet ver van de plek waar het tempeltje van het heilige Ei staat. Later maken de vissers een altaar voor hem, want Santo Lucio is vrolijk en familiaar, hij doet mee met de feesten van zijn gelovigen, luistert naar hun geheimen en verheugt zich wanneer het zomer is en de vissen de rivier opkomen.
Hij, die een zij is geweest, komt niet voor op de lijst van heiligen in de Bristol-almanak. Ook het heilige Ei is niet door de Paus van Rome gekanoniseerd. Noch de heilige Plank, losgemaakt uit de zeepkist waarin een wasvrouw de Maagd María aantrof, noch de heilige Nier, een nederige koeienier waarop een slachter de doornenkroon van Jezus Christus zag. Noch de heilige Domingo Vidal.
1957 Aan de oevers van de Sinú
Santo Domingo Vidal
Hij was een dwerg en hij was verlamd. Het volk noemde hem Santo, Santo Domingo Vidal, omdat zijn helderziende woord voorspelde op welke plek aan deze Colombiaanse kust het weggelopen paard terecht was gekomen en welke haan het volgende gevecht zou winnen. Hij wilde nooit iets ontvangen voor het aan de armen leren lezen en zich verdedigen tegen de kreeften en de gulzige grondbezitters.
Zoon van Lucifer noemde de Kerk hem. Een pastoor haalde hem uit zijn graf in de kapel van het dorp Chimá en brak zijn botten met hamer- en bijlslagen. Zijn brokstukken kwamen in een hoek
van het plein te liggen, waar een andere pastoor ze bij het vuilnis wilde gooien. De eerste pastoor stierf kronkelend van de pijn, zijn handen tot klauwen geworden, en de andere is gestikt, zich rondwentelend in zijn eigen vuil.
Net als het heilige Ei of Santo Lucío of zoveel andere plaatselijke collega’s leefde Santo Domingo Vidal vrolijk verder in de vurigheid van allen die hier liefhebben en in het lawaaierige gekrioel van de gewone mensen, die de felle strijd om de aarde en het feest van zijn oogst met elkaar delen.
Santo Domingo Vidal beschermt de oude gewoonte van de gehuchten aan de rivier de Sinü, die elkaar bezoeken en met maaltijden eer betonen. De bewoners van een dorpje brengen op draagbaren grote tafels naar het plein van het andere dorpje, beladen met bloemen en de heerlijkste gerechten uit de rivier en van zijn oevers, gestoofde goudbrasem of mootjes elft, leguaneëieren, kokosrijst, gekookte maïs met kaas, zoetigheden, en terwijl het onthaalde dorp eet, zingen en dansen de onthalers om hen heen.
1957 Pino del Agua
Crucito
Batista looft driehonderd peso en een koe die net heeft gekalfd uit aan degene die Fidel Castro levend of dood bij hem brengt.
Over de kammen van de Sierra Maestra lopen en groeien de guerrillero’s. Snel leren zij de regels van de oorlog in begroeid terrein. Zij leren op hun hoede te zijn en ’s nachts te lopen en nooit twee keer op dezelfde plaats te slapen, en vooral leren zij zich te verstaan met de plaatselijke bevolking.
Toen de twaalf ontredderde overlevenden in dit gebergte aankwamen, kenden zij er niet één boer, en de rivier de Yara kenden zij alleen van het liedje dat hem noemt. Een paar maanden later zijn er al een aantal boeren in de rijen van de opstandelingen, van die mannen die gedurende de oogst een tijdje het suikerriet kappen en dan weer aan de honger worden overgeleverd, en kennen en herkennen de guerrillo’s deze streek alsof zij er geboren waren. Zij kennen de naam van de plekken, en als zij het niet weten geven zij er hun eigen naam aan. Het riviertje de Dood noemen zij zo omdat daar een guerrillero is gedeserteerd die luidkeels had gezworen dat hij tot de dood zou strijden.
Anderen sterven in de strijd zonder iets gezworen te hebben. Terwijl hij in de rustpauzes zijn pijp rookte, had José de la Cruz, Crucito, troubadour van de bergen, in tienregelige guajira-verzen de hele geschiedenis van de Cubaanse revolutie gecomponeerd. Bij gebrek aan papier bewaarde hij de liederen in zijn hoofd. Die werden meegenomen door de kogel die hem zojuist heeft gedood bij de rotspunt Pino del Agua tijdens de daar gelegde hinderlaag voor de legervrachtwagens.
1957 El Uvero
Almeida
Juan Almeida zegt dat hij van binnen een vrolijkheid heeft die hem de hele tijd kietelt en hem dwingt te lachen en te springen, een zeer hardnekkige vrolijkheid als je bedenkt dat Almeida arm en zwart werd geboren op dit eiland van privéstranden die ontoegankelijk zijn voor de armen omdat zij arm zijn en de zwarten omdat zij het water kleuren, en dat hij om het nog wat moeilijker te maken besloot bouwvakker en dichter te worden, en of dat nog niet genoeg complicaties waren bracht hij zijn leven aan het rollen in dit dobbelspel van de Cubaanse revolutie en werd hij veroveraar van de Moncada-kazerne en werd hij tot gevangenisstraf en verbanning veroordeeld en werd hij zeevaarder op de Granma voordat hij de guerrillero werd die hij nu is en die geraakt is door twee kogels, niet dodelijk maar wel pijnlijk, de ene in zijn linkerbeen en de andere in zijn schouder, gedurende het gevecht van drie uur tegen het garnizoen van Uvero aan de kust.
1957 Santiago de Cuba
Portret van een imperialistische ambassadeur
Earl Smith, ambassadeur van de Verenigde Staten, ontvangt de sleutels van de stad Santiago de Cuba. Terwijl de ceremonie plaatsvindt en de bloemrijke toespraken zich over hem uitstorten, groeit er aan de andere kant van de gordijnen een luid geschreeuw. De ambassadeur werpt een discrete blik door het raam en ziet een groep in het zwart geklede vrouwen optrekken die het volkslied zingen en vrijheid roepen. De politieagenten jagen hen met de wapenstok uiteen. De volgende dag bezoekt de ambassadeur de Noordamerikaanse militaire basis Guantánamo. Daarna brengt hij een bezoek aan de ijzer- en nikkelmijnen van de Freeport Sulphur Company, die dank zij zijn vasthoudende inspanningen kort geleden is vrijgesteld van het betalen van belasting.
De ambassadeur maakt zijn ongenoegen openbaar over de stokslagen van de politie, hoewel hij erkent dat de regering het recht heeft zich te verdedigen tegen de communistische agressie. Zijn raadgevers hebben de ambassadeur uitgelegd dat Fidel al vanaf zijn jeugd abnormaal is nadat hij van een rijdende motorfiets was gevallen. De ambassadeur, die in zijn studententijd bokskampioen was, is van oordeel dat generaal Batista tot elke prijs moet worden ondersteund. Batista zal nooit bescherming weigeren aan iets of iemand van de Verenigde Staten. Met Batista aan de macht kunnen de toeristen vanuit het vliegtuig hun mooie mulattin voor het weekeinde uitkiezen. Havanna is een Noordamerikaanse stad vol gokautomaten uit Nevada en mafiosi uit Chicago en met veel telefoontoestellen om een warm diner te bestellen met de volgende vlucht uit Miami.
1957 El Hombrito
Che
In de vallei El Hombrito zijn de opstandelingen de baas. Hier hebben zij een broodbakkerij geïnstalleerd, een drukkerij die uit een oude stencilmachine bestaat, en een medische post die in een eenvoudige strohut is ingericht. De dokter is Ernesto Guevara, Che geheten, die uit Argentinië, behalve zijn bijnaam, ook bepaalde gewoontes heeft meegenomen, zoals de mate-thee en de ironie. Rondzwervend in Zuid-Amerika heeft hij zich in Mexico bij de mannen van Fidel aangesloten. Daar was hij na de val van Guatemala terechtgekomen en verdiende hij zijn brood als fotograaf, een peso voor een foto, en door heiligenprentjes van de Maagd van Guadalupe te verkopen.
In zijn spreekkamer in El Hombrito ontvangt Che een lange stoet kinderen met bolle buiken, dwergen bijna, en oude meisjes, in enkele jaren versleten door veel baren en weinig eten, en mannen die er als droge, lege zakken uitzien omdat de ellende iedereen in zijn eigen mummie verandert.
Verleden jaar, toen het mitrailleurvuur de guerrillo’s kort na hun landing neermaaide, moest Che kiezen tussen een kist kogels en een kist medicamenten. Hij kon ze niet allebei dragen en koos de kist kogels. Nu streelt hij zijn oude Thompsongeweer, het enige chirurgische instrument waarin hij werkelijk gelooft.
Chana la Vieja, boerin in de Sierra Maestra,
herinnert zich hem zo:
Die arme Che. Ik zag hem altijd met die last van zijn astma en zei: ‘Ai, heilige maagd. ’
Voor de astma hield hij zich heel rustig, langzaam ademhalend. Er zijn mensen die door de astma hysterisch worden en die gaan hoesten, met hun ogen en hun mond wijd open. Maar Che probeerde zijn astma te kalmeren. Hij ging in een hoek liggen om de astma uit te laten rusten.
Hij hield niet van medelijden. Als je Arme jongen ’ tegen hem zei, wierp hij je een snelle blik toe, die niets en veel zei.
Ik maakt iets lekker warms voor hem, dat ik over zijn borst wreef en dat hem verlichtte. Dan zei hij heel aanhalig: ‘Oh, mijn lieve verloofde. ’ De schooier.
1958 Stockholm
Pelé
Het Braziliaanse voetbal schittert, het danst en laat dansen. In het wereldkampioenschap in Zweden vinden Pelé en Garrincha erkenning, om diegenen in het ongelijk te stellen die zeggen dat negers niet geschikt zijn om in een koud klimaat te spelen.
Pelé, mager, een jongen bijna, zet zijn borst uit, om indruk te maken, en steekt zijn kin vooruit. Hij voetbalt zoals God zou voetballen als God besloot zich serieus met de zaak bezig te houden. Pelé laat de bal komen waar hij wil, wanneer hij wil, hoe hij wil en die laat hem nooit in de steek. Hij stuurt hem hoog de lucht in: hij beschrijft een wijde boog en keert terug naar zijn voet, gehoorzaam, dankbaar, of misschien verbonden door een onzichtbaar elastiek. Pelé wipt hem op, maakt een holle borst, laat hem zachtjes over zijn lichaam rollen: zonder dat hij de grond raakt laat hij hem van het ene been op het andere springen terwijl hij in volle vaart op het doel afrent. Niemand krijgt hem te pakken, niet met armen en niet met benen, tot hij de bal, wit, blinkend, hard in het net schiet.
In en buiten het veld verzorgt hij zichzelf goed. Hij verliest nooit een minuut van zijn tijd en er valt nooit een geldstuk uit zijn zak. Tot kort geleden poetste hij schoenen op de kademuren van de haven. Pelé is geboren om op te klimmen en dat weet hij.
1958 Stockholm
Garrincha
Garrincha dreigt, tegenstanders vallen om. Een halve draai, een hele draai. Hij doet of hij gaat en hij komt. Hij doet of hij komt en hij gaat. Zijn tegenstanders gaan onderuit, de een na de ander, met de kont op de grond en de benen in de lucht, alsof Garrincha bananeschillen om zich heen strooit. Wanneer hij iedereen heeft ontweken inclusief de doelverdediger gaat hij op de doellijn op de bal zitten. Dan loopt hij terug en begint opnieuw. Zijn fans vinden zijn streken prachtig, maar de clubleiding trekt zich de haren uit het hoofd: Garrincha speelt om te lachen, niet om te winnen, een vrolijke vogel met kromme benen, en denkt niet aan het resultaat. Hij denkt nog steeds dat voetbal een feest is en niet een baan of een bedrijf. Hij vindt het leuk om voor niets te spelen of voor een paar biertjes, op het strand of een of ander veldje.
Hij heeft heel wat kinderen, van hemzelf of naar hem toegekomen. Hij drinkt en eet alsof het de laatste keer is. Met open handen geeft hij alles, verliest hij alles. Garrincha is geboren om ten onder te gaan en dat weet hij niet.
1958 Sierra Maestra
De revolutie is een onstuitbare duizendpoot
De oorlog is nog aan de gang, de kogels fluiten, wanneer Fidel de landhervorming in de Siërra Maestro doorvoert. De boeren ontvangen hun eerste grond, en tegelijkertijd hun eerste dokter, hun eerste schoolmeester en zelfs hun eerste rechter die volgens zeggen niet minder gevaarlijk is dan de machete om een geschil bij te leggen. Meer dan tienduizend soldaten van het leger van Batista lijden nederlaag op nederlaag. Het opstandelingenleger is oneindig veel kleiner en nog steeds slecht bewapend, maar het heeft het volk van onderen, van boven, van binnen, van voren en van achteren.
De toekomst is nu. Fidel zet het slotoffensief in, de invasie over de volle breedte. In twee colonnes, de een onder bevel van Che Guevara, de ander onder bevel van Camilo Cienfuegos, dalen honderd-zestig guerrilleros uit de bergen om de vlakte te veroveren.
1958 Yaguajay
Camilo
Terwijl zij als door een wonder door bombardementen en hinderlagen heen komen, bereiken de oprukkende colonnes het midden van het eiland. Cuba wordt in tweeën gedeeld wanneer Camilo Cienfuegos zich meester maakt van de garnizoenplaats Yaguajay, na een strijd die elf dagen duurt, en Che Guevara de stad Santa Clara binnentrekt. Het hevige offensief heeft Batista de helft van het land ontnomen.
Camilo Cienfuegos is dapper en gulzig. Hij vecht van zo dichtbij dat wanneer hij de vijand neerschiet diens geweer als een hengel de lucht in steekt zonder de grond te raken. Verschillende keren heeft hij op het punt gestaan te worden doodgeschoten, en één keer ging hij bijna het hoekje om toen hij achter elkaar een heel geitje opvrat nadat hij een tijd lang de ene dag niet en de andere ook niet gegeten had.
Camilo heeft de baard en de haardos van een profeet, maar hij is geen man van het gefronste voorhoofd maar van de brede lach van oor tot oor. De heldendaad die hem met de meeste trots vervult is die keer dat hij een militair vliegtuigje om de tuin leidde, in de bergen, door een fles jodium over zich heen te gieten en heel stil met gespreide armen op de grond te blijven liggen.
1959 Havanna
Cuba ontwaakt zonder Batista
op de eerste dag van het jaar. Terwijl de dictator in Santo Domingo landt en zijn collega Trujillo om bescherming vraagt, slaan in Havanna de beulen overhaast, redde wie zich redden kan, op de vlucht. Earl Smith, de Noordamerikaanse ambassadeur, stelt met afgrijzen vast dat de straten overstroomd zijn met het gepeupel en met een stel smerige, behaarde, ongeschoeide guerrillero’s, precies de bende van Dillinger, die de guaguancó dansen en met revolverschoten de maat aangeven.
De rumba
De guaguancó is een soort rumba en iedere zichzelf respecterende Cubaan is van nature rumbadanser: in tijden van vrede, in de oorlog, en in alles wat daartussen ligt. De rumba dansend neemt de Cubaan het geweer over de schouder en hij stort zich in de dans van de kogels zoals de menigte achter de roepende trommels aan danst: ‘Ik geniet. En als ik sneuvel, heb ik pech gehad. Maar ik geniet.’
In iedere straat, op elk stukje grond, breekt de muziek los en er is geen mens die hem stopt. De rumba klinkt op uit trommels en kisten, en als er geen trommels en geen kisten zijn klinkt hij op uit de lichamen, vibreert hij in de lucht, en dansen zelfs de oren.
1959 Havanna
Portret van een Casanova in de Caribe
Ook Porfirio Rubirosa, de Dominicaanse ambassadeur, kijkt met ontsteltenis naar het griezelige schouwspel. Hij neemt alleen een kop koffie als ontbijt. Het nieuws heeft hem alle eetlust ontnomen.
Terwijl een leger van bedienden kisten dichtspijkert en koffers en valiezen sluit, steekt Rubirosa zenuwachtig en sigaret op en legt zijn favoriete liedje, Sabor a mí, op de platenspeler.
In zijn bed gaat, naar men zegt, nooit de zon onder. De man van Trujillo in Cuba is een befaamd verleider van prinsessen, erfgenamen en filmsterren. Rubirosa overlaadt hen met complimentjes en speelt voor hen op de ukelele voordat hij ze zijn liefde of een pak slaag geeft.
Sommigen zeggen dat hij zijn geweldige energie uit zijn vroege jeugd heeft meegekregen, toen hij te drinken kreeg uit de borst van een zeemeermin. Trotse patriotten verzekeren dat het geheim in de pega-palo zit, een Dominicaanse wilde bosplant, waaruit Trujillo een viriliteitselixer maakt dat hij naar de Verenigde Staten exporteert.
Rubirosa begon zijn carrière toen Trujillo hem zijn schoonzoon maakte. Hij zette haar voort als ambassadeur in Parijs, waar hij visa verkocht aan de door Hitler vervolgde joden. Hij vervolmaakte haar door in het huwelijk te treden met de miljonaires Doris Duke en Barbara Hutton. Het is de geur van het geld die de Casanova van de Caribe prikkelt, zoals de geur van het bloed de haaien.
1959 Havanna
‘Wij hebben ons alleen het recht verworven om te beginnen’
zegt Fidel, die boven op een tank uit de Sierra Maestra komt. Aan de bruisende menigte legt hij uit dat alles wat nu een eind lijkt nog maar een begin is. Terwijl hij spreekt strijken duiven op zijn schouders neer.
De helft van de grond wordt niet bebouwd. De statistieken zeggen dat het vorige j aar het gunstigste uit de geschiedenis van Cuba is geweest, maar de boeren, die geen statistieken kunnen lezen en iets anders evenmin, hebben er niets van gemerkt. Vanaf nu wordt er een ander lied gezongen: om dat te laten klinken zijn landhervorming en alfabetisering, net als in de bergen, de meest urgente taken. En eerst de opruiming van dit leger van slagers. De wreedste gaan tegen de muur. De folteraar met de naam Bottenbreker valt iedere keer flauw als het vuurpeloton op hem richt. Hij moet aan een paal
worden vastgebonden.
1960 Brasilia
Een stad of een waan midden in nergens
Brazilië heeft een nieuwe hoofdstad. Brasilia verrijst plotseling in het midden van een in het rode stof van de woestijn getrokken kruis, ver weg van de kust, ver weg van alles.
De stad is in een verbijsterend tempo opgetrokken. Gedurende drie jaar was dit een mierennest, waar arbeiders en technici dag en nacht schouder aan schouder werkten, de taak, het bord en het dak met elkaar delend. Maar wanneer Brasilia klaar is, is het ook afgelopen met de vluchtige illusie van broederschap. De deuren gaan met een klap dicht: de stad bedient de bedienden niet. Brasilia laat hen die het met hun handen hebben gebouwd buiten staan. Zij zullen opeengehoopt in de hutten moeten leven die her en der aan de buitenkant als paddestoelen uit de grond schieten.
Dit is de stad van de regering, het huis van de macht, zonder volk op de pleinen of trottoirs om op te wandelen. Brasilia ligt op de maan: wit, glanzend, zweeft het ver weg, heel hoog, boven Brazilië, afgeschermd van zijn vuil en zijn waanzin.
Zo had Oscar Niemeyer, de architect van haar paleizen, zich haar niet gedroomd. Wanneer het grote inwijdingsfeest wordt gevierd, verschijnt Niemeyer niet in de loge.
1960 Rio de Janeiro
Niemeyer
Hij haat de rechte hoek en het kapitalisme. Tegen het kapitalisme kan hij niet veel doen, maar over de rechte hoek, onderdrukker van de ruimte, zegeviert zijn vrije, sensuele, vederlichte architectuur.
Niemeyer stelt zich het huis van de mens voor in de vorm van een vrouwenlichaam, een golvende kust of een tropische vrucht. Ook in de vorm van een berg, als die berg zich in mooie rondingen tegen de hemel aftekent, zoals in het geval van de bergen van Rio de Janeiro, door God ontworpen op die dag dat God dacht dat hij Niemeyer was.
1960 Rio de Janeiro
Guimaraes Rosa
Eveneens gewaagd en golvend is de taal van Guimaraes Rosa, die huizen van woorden bouwt.
Deze keurige heer, die zich plichtsgetrouw aan zijn kantooruren houdt en onmachtig is de straat over te steken wanneer het licht op rood staat, schept werken vol vurige hartstocht. Woest raast de tragedie door de verhalen en de romans van deze glimlachende beroepsdiplomaat. Al schrijvend schendt hij alle normen, deze conservatieve bourgeois die ervan droomt in de Academie te worden opgenomen.
1960 Artemisa
Duizenden en duizenden machetes
zwaaien heen en weer in de lucht, glijden langs elkaar, wrijven tegen elkaar, botsen op elkaar, en worden zo geslepen, gehard en gescherpt, en dat heldere metaalgeluid is de strijdlustige achtergrondmuziek voor het lied of de toespraak die Fidel vanaf het spreekgestoelte afsteekt. In het oostelijk deel van het eiland legt Fidel de suikerarbeiders uit waarom zijn regering de oliemaatschappij Texaco heeft onteigend.
Op iedere slag antwoordt Cuba zonder te vallen of te zwijgen. Het State Department accepteert de landhervorming niet: Cuba draagt het Noordamerikaanse grootgrondbezit aan de boeren over. Eisen-hower stuurt vliegtuigen om de suikerrietvelden in brand te steken en dreigt dat hij geen Cubaanse suiker zal kopen: Cuba doorbreekt het handelsmonopolie en ruilt suiker voor olie met de Sovjetunie. De Noordamerikaanse oliemaatschappijen weigeren Russische olie te raffineren: Cuba nationaliseert ze.
Iedere redevoering is een leerschool. Vele uren lang redeneert, vraagt, leert, onderwijst, verdedigt, beschuldigt Fidel, terwijl Cuba zich, op de tast nog, een weg baant en iedere stap zijn weg zoekt.
1961 Santo Domingo
In het jaar 31 van het Trujillo Tijdperk
De presse-papier is een honkbalhandschoen van porselein tussen vergulde cupido’s en danseresjes. Omringd door bustes van Trujillo en foto’s van Trujillo loopt Trujillo de laatste door zijn spionnen toegezonden lijsten met samenzweerders door. Met een geringschattend gebaar streept zijn hand enkele namen door, mannen en vrouwen die de volgende dag niet meer zullen ontwaken, terwijl de folteraars nieuwe namen ontrukken aan de gillende gevangenen in fort Ozama.
De lijsten roepen bij Trujillo droevige gedachten op. Aan het hoofd van de samenzweerders staan de namen van de ambassadeur van de Verenigde Staten en van de aartsbisschop, de primaat van Zuid-Amerika, die gisteren nog de deel uitmaakten van de regering. Het Imperium en de Kerk loochenen nu de trouwe zoon, die zich niet meer aan de ogen van de wereld kan vertonen, en bespugen zijn kwistige hand. Een dergelijke ondankbaarheid doet de initiatiefnemer van de kapitalistische ontwikkeling van de Dominicaanse Republiek veel pijn. En toch, van alle onderscheidingen die op zijn borst en zijn buik en aan de muren hangen geeft hij nog altijd de voorkeur aan het Grootkruis van de Orde van Sint Gregorius de Grote, die het Vaticaan hem toekende, en aan de medaille die vele jaren geleden de beloning vormde voor zijn diensten aan het Korps Mariniers van de Verenigde Staten.
Tot zijn dood zal hij, ondanks alles, Schildwacht van het Westen zijn, deze man die officieel Weldoener des Vaderland, Redder des Vaderlands, Vader des Vaderlands, Hersteller van de Financiële Onafhankelijkheid, Wereldkampioen van de Vrede, Beschermer van de Cultuur, Eerste Anticommunist van het Amerikaanse Continent, Voortreffelijke Leider, Opperste Bevelhebber en Zeer Luisterrijke is genoemd.
1961 Santo Domingo
De zeer overledene
laat als erfenis een heel land na, buiten de zesennegentighonderd dassen, de tweeduizend pakken, de driehonderdvijftig uniformen en de zeshonderd paar schoenen in zijn kasten in Santo Domingo en de vijfhonderddertig miljoen dollar op zijn privérekeningen in Zwitserland.
Rafael Leónidas Trujillo is in een hinderlaag in zijn auto met kogels doorzeefd. Zijn zoon Ramfis komt uit Parijs overgevlogen om zich te belasten met het legaat, de begrafenis en de wraak.
Ramfis Trujillo, collega en vriend van Porfirio Rubirosa, heeft een zekere bekendheid gekregen sinds zijn recente culturele missie in Hollywood. Daar schonk hij namens het hongerige maar vrijgevige Dominicaanse volk Mercedes Benz automobielen en nerts- en chinchillamantels aan Kim Novak en Zsa Zsa Gabor.
1961 Varkensbaai
Tegen de wind in,
tegen de dood in, altijd heen, nooit terug, vervolgt de Cubaanse revolutie springlevend zijn weg op niet meer dan acht minuten vliegen van Miami.
Om aan deze onbeschaamdheid een eind te maken lanceert de cia een invasie vanuit de Verenigde Staten, Guatemala en Nicaragua. Somoza II neemt op de kade afscheid van het expeditieleger. Het Cubaanse Bevrijdingsleger, dat de CIA heeft gefabriceerd en in werking heeft gesteld, wordt gevormd door militairen en politieagenten van de Batista-dictatuur en door de op straat gezette erfgenamen van de suikerplantages, de banken, de kranten, de speelhuizen, de bordelen en de politieke partijen.
‘Breng mij een paar baardharen van Castrol’ draagt Somoza hen op. Vliegtuigen van de Verenigde Staten dringen het Cubaanse luchtruim binnen. Zij zijn gecamoufleerd. Zij zijn beschilderd met de ster van de Cubaanse Luchtmacht. Laag vliegend mitrailleren de vliegtuigen het volk dat naar hen zwaait en laten bommen vallen boven de steden. Na het bombardement, dat het terrein prepareert,
gaan de indringers bij de moerassen van de Varkensbaai aan land. Ondertussen speelt president Kennedy golf in Virginia.
Kennedy heeft de orders gegeven, maar het was Eisenhower geweest die het plan in werking had gesteld. Aan hetzelfde bureau waaraan hij eerder de invasie van Guatemala had goedgekeurd had Eisenhower zijn fiat gegeven aan de invasie van Cuba. De directeur van de CIA, Allen Dulles, had hem verzekerd dat hij met Fidel Castro zou afrekenen zoals hij met Arbenz had afgerekend. Het zou een kwestie zijn van een paar weken, een dag meer, een dag minder, en hetzelfde team van de CIA zou zich met de zaak belasten: dezelfde mannen vanaf dezelfde bases. De landing van de bevrijders zou de volksopstand ontketenen op het aan de rode tirannie onderworpen eiland. De Noordamerikaanse spionnen wisten dat het Cubaanse volk, dat genoeg had van het in de rij staan, slechts wachtte op het teken om in opstand te komen.
1961 Het Girón-strand
De tweede militaire nederlaag van de Verenigde Staten
in Latijns Amerika
In drie dagen rekent Cuba af met de indringers. Onder de doden zijn vier Noordamerikaanse piloten. De zeven schepen, geëscorteerd door de Oorlogsmarine van de Verenigde Staten, vluchten of zinken in de Varkensbaai.
President Kennedy aanvaardt de volledige verantwoordelijkheid voor dit fiasco van de CIA.
De CIA hechtte, zoals altijd, geloof aan de inlichtingen van zijn doortrapte plaatselijke spionnen, die geld vangen voor het zeggen van wat graag wordt gehoord, en verwarde, zoals altijd, de geografie met een militaire kaart die niets zegt over de mensen en de geschiedenis. De moddervlakte, die de CIA voor de landing had uitgekozen, was de miserabelste plek van heel Cuba geweest, een heerschappij van muggen en krokodillen, tot de revolutie kwam. Toen heeft het menselijke enthousiasme deze modderpoel volledig veranderd door er scholen en ziekenhuizen te bouwen en wegen aan te leggen. De mensen die hier nu wonen waren de eersten om het hoofd te bieden aan de kogels, tegen de invasietroepen die waren gekomen om hen te redden.
1961 Havanna
Portret van het verleden
De invasiestrijders, parasieten en beulen, jonge miljonairs, veteranen van vele misdaden, beantwoorden de vragen van de journalisten. Niemand neemt de verantwoordelijkheid voor het Girón-strand of voor wat dan ook op zich; ze waren allemaal de kok van de expeditie.
Ramón Calvino, befaamd folteraar uit de tijd van Batista, lijdt aan volledig geheugenverlies tegenover de door hem geslagen en getrapte en verkrachte vrouwen die hem herkennen en uitschelden. Pater Ismael de Lugo, kapelaan van de brigade, zoekt beschutting onder het kleed van de Maagd. Hij had, op aanraden van de Maagd, aan de zijde van Franco gestreden in de Spaanse Burgeroorlog, en is nu meegegaan naar Cuba opdat de Maagd niet langer zou lijden onder het aanschouwen van zoveel communisme. Pater Lugo roept de hulp in van een Maagd voor het bedrijfsleven, de eigenares van een bank of een genationaliseerde plantage, die denkt en voelt als de andere twaalfhonderd gevangenen: het recht is het recht op eigendom en erfenis, de vrijheid de ondernemersvrijheid. De modelmaatschappij een maatschappij in de vorm van een naamloze vennootschap. De voorbeeldige democratie een vergadering van aandeelhouders.
Alle leden van de expeditie zijn opgevoed in de ethiek van de straffeloosheid. Niemand erkent iemand te hebben gedood. Ook de ellende tekent ten slotte zijn misdaden niet. Sommige journalisten stellen hen vragen over het sociale onrecht, maar zij wassen hun handen in onschuld: de kinderen die in Cuba en in heel Latijns Amerika kort na hun geboorte sterven, gaan dood aan buikgriep en niet aan kapitalisme.
1961 Washington
Wie viel Cuba binnen?
Een dialoog in de Senaat van de Verenigde Staten
Senator Capehart: ‘Hoeveel vliegtuigen hadden wij?’
Allen Dulles (directeur van de CIA): ‘Hoeveel de Cubanen er hadden?'
Senator Sparkman: ‘Nee, de Amerikanen. Hoeveel?’
Dulles: ‘Het gaat om Cubanen.’
Sparkman: ‘De opstandelingen. ’
Dulles: ‘Wij noemen ze niet opstandelingen. ’
Capehart: ‘Ik bedoel, de revolutionaire strijdkrachten. ’
Sparkman: ‘Toen hij vroeg hoeveel vliegtuigen wij hadden, doelde hij daarop, op de anti-Castro strijdkrachten. ’
Richard M. Bissell (onderdirecteur van de CIA): ‘Wij begonnen, mijnheer, met zestien B-26...’
1961 Havanna
María de la Cruz
Kort na de invasie verzamelt het volk zich op het plein. Fidel kondigt aan dat de gevangenen zullen worden geruild voor medicijnen voor de kinderen. Daarna overhandigt hij diploma’s aan veertigduizend gealfabetiseerde boeren.
Een oude vrouw wil steeds het podium op en zij houdt zo aan dat zij haar er tenslotte ophelpen. Tevergeefs reikt haar hand in de lucht naar de microfoon die veel te hoog staat, tot Fidel die voor haar een stukje lager stelt.
‘Ik wilde u leren kennen, Fidel. Ik wilde u zeggen...’
‘Pas op of ik ga nog blozen. ’
Maar het oudje, duizend rimpels, vier botjes, overstelpt hem met lof en dankbaarheid. Zij heeft leren lezen en schrijven op haar honderdzesde jaar. En zij stelt zich voor. Zij heet María de la Cruz van haar voornaam, omdat zij op de dag van de Kruisvinding is geboren, en Semanat van haar achternaam, omdat de plantage zo heette waar zij als slavin werd geboren, dochter van slaven, kleindochter van slaven. In die tijd zetten de meesters de negers die letters wilden leren in het blok, legt María de la Cruz uit, omdat de negers machines waren die op het geluid van de bel en op het ritme van de gesels functioneerden, en daarom heeft het voor haar zo lang geduurd tot zij ze heeft geleerd.
María de la Cruz maakt zich meester van het podium. Nadat zij heeft gesproken zingt zij. Nadat zij heeft gezongen danst zij. Meer dan een eeuw geleden is zij begonnen te dansen. Dansend kwam zij uit de buik van haar moeder en dansend ging zij door de pijn en de verschrikking tot zij hier is gekomen, waar zij eens moest komen, zodat niemand haar nu kan stoppen.
1961 Punta del Este
De latrinocratie
Na de mislukking van de ontscheping van de soldaten op Cuba, maken de Verenigde Staten een grote ontscheping van dollars in Latijns Amerika bekend.
Om de bebaarden te isoleren biedt president Kennedy de Latijnsamerikanen een stortvloed van schenkingen, leningen en investeringen:
‘Cuba is de kip die gouden eieren legt, ’ stelt Che Guevara op de Panamerikaanse conferentie van Punta del Este vast.
Che stelt dit omkopingsproject aan de kaak als voor de gek houderij. Opdat er niets verandert, wordt de rethoriek van de verandering ontketend. De officiële verslagen van de conferentie beslaan een half miljoen bladzijden en er is geen bladzijde bij waarin niet over revolutie, landhervorming en ontwikkeling wordt gesproken. Terwijl de Verenigde Staten de prijzen van de Latijnsamerikaanse pro-dukten laten kelderen, beloven zij latrines aan armen, aan de Indianen, aan de negers: geen machines, geen apparatuur, maar latrines. ‘Voor de heren technici, ’ beschuldigt Che, ‘betekent plannen het plannen van de latrine. Als wij naar hen zouden luisteren, zou Cuba een paradijs van de latrine zijn!’
1961 Escuinapa
De sterkeverhalenverteller
Op een keer zadelde en beklom hij een tijger denkend dat het een ezel was, en een andere keer maakte hij zijn broek vast met een levende slang en zag dat het geen riem was omdat de gesp ontbrak. Allen geloven hem wanneer hij vertelt dat geen enkel vliegtuig landt als er niet een paar maïskorrels voor hem op de landingsbaan worden uitgestrooid of wanneer hij over het verschrikkelijke bloedbad vertelt dat de trein aanrichtte op de dag dat hij gek was geworden en in plaats van recht naar voren zijwaarts begon te rijden.
‘Ik lieg nooit,’ liegt Guilo de Leugenaar.
Guilo, garnalenvisser op het wad van Escuinapa, is een meester van het visserslatijn. Hij behoort tot dat voortreffelijke Latijnsame-rikaanse geslacht van de sterkeverhalenvertellers, magiërs van het woord aan de toog of rond het kampvuur, altijd gesproken, nooit geschreven.
Op zijn zeventigste dansen zijn ogen nog in zijn gezicht. Hij lacht om de dood die hem op een avond kwam bezoeken:
‘Tok, tok, tok, ’ klopte de dood.
‘Binnen,’ nodigde Guilo, vriendelijk vanuit zijn bed. ‘Ik zat al op je te wachten.’
Maar toen hij hem zijn lange onderbroek wilde uittrekken sloeg de dood ontzet op de vlucht.
1961 San Salvador de Bahía
Amado
En terwijl Guilo de Leugenaar in Mexico de dood verjaagt, bedenkt in Brazilië de romanschrijver Jorge Amado een kapitein die de eenzaamheid verjaagt. De kapitein, vertelt Amado, trotseert orkanen en dwaallichten en gaat door zeebevingen en zwarte afgronden, terwijl hij zijn buren op drankjes trakteert die zijn samengesteld volgens de recepten van een oude zeerob uit Hongkong.
Wanneer de kapitein op de Peruaanse kust schipbreuk lijdt, lijden ook de buren schipbreuk. Bij de buren, bedeesde ambtenaren, aan verveling en reumatiek lijdende gepensioneerden, krimpt het hart
ineen wanneer zij in de mistige Noordzee aan bakboord een ijsberg zien opdoemen, of wanneer de moesson woest tekeer gaat in de Bengaalse Zee. Allen sidderen van genot wanneer de kapitein het beeld oproept van de Arabische danseres die sappige druiven doorbijt terwijl zij, met een witte bloem in haar lies als enige bedekking, in het zand van Alexandrië haar dans uitvoert.
De kapitein heeft Brazilië nooit verlaten. Hij heeft nooit een boot, zelfs geen roeiboot, betreden, omdat de zee hem zeeziek maakt, maar hij gaat in zijn huiskamer zitten en zijn huiskamer begint te varen en komt verder dan Marco Polo of Columbus of de astronauten.
1962 Cosalá
Een plus een is een
Vastgebonden aan hetzelfde hek, zwaar beladen met brandhout, kijken zij naar elkaar. Hij zeer verliefd, zij lichtzinnig. Terwijl de ezel en de ezelin elkaar aankijken en nog eens aankijken, steken de vrome vrouwen druk biddend het plein over op weg naar de kerk. Omdat het vandaag Goede Vrijdag is, gaan zij naar de mis en rouwen zij voor Onze Lieveheer Jezus Christus, allemaal in het zwart, zwarte mantilla, zwarte kousen, zwarte handschoenen. In wilde vlucht rennen de vrome vrouwen weg wanneer de ezel en de ezelin losbreken en midden op het plein uitgelaten rondspringend van elkaar beginnen te genieten, met hun kop naar de kerk en hun rug naar het gemeentehuis.
Het gegil klinkt tot het andere eind van Mexico. De burgemeester van Cosalá, José Antonio Ochoa, verschijnt op het balkon, slaakt een kreet en slaat de handen voor de ogen. Onmiddellijk geeft hij bevel de in liefde verenigde ezeltjes dood te schieten, die zonder van elkaar te geraken ter plekke worden gefusilleerd.
1962 Villa de Jesús María
Een plus een is allen
In een ander dorp in de bergen, niet ver van het dorp waar de ezels zijn gefusilleerd, doen de Cora-Indianen een masker voor en beschilderen hun naakte lichamen. Net als op iedere Goede Vrijdag ontvangen de dingen een nieuwe naam, terwijl het feest losbarst, passie van Jezus Christus of magische jacht op het Hert of moord op de Zonnegod, een misdaad die het menselijk leven op de aarde vestigt: 'Laat hij sterven, laat hij doden, laat hij verwekken. ’
Aan de voet van het kruis bieden de minnende dansers zich aan elkaar aan, omarmen elkaar, gaan bij elkaar naar binnen, terwijl de potsenmakende dansers hen met vrolijke bokkesprongen nadoen. Allen spelen minnend, liefkozingen, kietelingen, zotheden, en etend spelen allen, want de vruchten worden projectielen en de eieren bommen, en met klappen van maïskoeken en stromen honing eindigt de oorlog in een groot feestmaal. Als dolle dwazen vermaken de Cora-Indianen zich, dansend, minnend, etend, ter ere van de stervende Jezus Christus, op de drempel van zijn doodsstrijd. Dankbaar glimlacht Hij vanaf het kruis.
1963 Bayamo
De wervelstorm Flora
ranselt er op Cuba meer dan een week lang naar hartelust op los. De langste wervelstorm uit de geschiedenis van het eiland valt aan, vlucht weg en keert terug alsof hij nog iets was vergeten kapot te maken: alles draait in woeste werveling rond deze reusachtige windslang die kronkelt en toeslaat waar je hem het minst verwacht. Het dichtspijkeren van deuren en ramen dient tot niets. De cycloon rukt alles met wortel en tak uit de grond, speelt met huizen en bomen, zuigt ze door de lucht. De hemel wordt leeg, de vogels zijn bang, en de zee overstroomt het hele oosten van Cuba. Hulpbrigades snellen in motorboten en helicopters toe. De vrijwilligers halen mensen en dieren op, enten iedereen in die zij levend aantreffen en begraven of verbranden de vele doden.
1963 Havanna
Iedereen is van alle markten thuis
Op dit door de wervelstorm verwoeste en door de Verenigde Staten geblokkeerde en belegerde eiland is het leven van dag tot dag een heldendaad. In de etalages liggen artikelen over solidariteit met Vietnam in plaats van schoenen of overhemden en iedere kleine aankoop vereist urenlang in de rij staan, de weinige auto’s rijden met naven gemaakt van koehoorn en op de kunstacademie maken ze verf van fijngemalen grafiet. In de fabrieken zitten nieuwe machines onder de spinrag omdat een bepaald onderdeel zijn weg van tienduizend kilometer nog niet heeft afgelegd. De olie en al het andere komt uit verre havens aan de Oostzee en een uit Cuba naar Venezuela verzonden brief gaat de hele wereld rond voordat hij zijn nabijgelegen bestemming bereikt.
En het zijn niet alleen dingen die ontbreken. In het voetspoor van degenen die alles bezaten zijn ook velen die alles wisten naar Miami vertrokken.
En nu?
‘Nu moeten wij het zelf uitvinden.’
Op zijn achttiende defileerde Ricardo Gutiérrez in Havanna met zijn geweer omhoog, temidden van de zee van geweren en machetes en strohoeden die het einde van de dictatuur van Batista vierde. De volgende dag kreeg hij de leiding over verschillende door hun eigenaren verlaten ondernemingen. Daar was ook een fabriek van vrouwenondergoed bij. Onmiddellijk deed zich het probleem van de grondstoffen voor. Er was geen schuimrubber voor de vulling van de bustehouders. De arbeiders bespraken de kwestie in een vergadering en besloten de inhoud van de hoofdkussens te gebruiken. Dat werd een fiasco. De vulling van de kussens kon niet worden gewassen omdat hij nooit opdroogde.
Ricardo was twintig toen ze twee peso in zijn zak stopten en hem als beheerder naar een suikerfabriek stuurden. Hij had er nog nooit van zijn leven een gezien, nog niet uit de verte. Daar ontdekte hij dat rietsuikersap donker van kleur is. De vorige beheerder, een trouwe dienaar met een halve eeuw ervaring, was met de noorderzon vertrokken met het olieverfportret van zijn patroon, Julio Lobo, heer van deze rietsuikervelden die de revolutie had onteigend, onder de arm.
Nu laat de minister van Buitenlandse Zaken hem komen. Raúl Roa gaat op de grond zitten, voor een grote op het vloerkleed uitgespreide kaart van Spanje, en begint kruisjes te zetten. Zo verneemt Ri-cardo op zijn tweeëntwintigste dat hij consul is geworden.
‘Maar ik kan maar met twee vingers typen,’ verdedigt hij zich stamelend.
‘Ik schrijf met één vinger en ben minister, ’ oordeelt Roa.
1963 Havanna
Portret van de bureaucraat
Zwarte tijd die de rode tijd verwekt die de groene tijd mogelijk zal maken: de solidariteit is bezig de plaats in te nemen van de hebzucht en de angst. Omdat hij in staat is uit te vinden, in staat is tot creatie en tot dwaasheid, blijft de Cubaanse revolutie in gang. Maar vijanden genoeg. Eén van zijn meest gevreesde vijanden is de bureaucraat, verwoestend als de wervelstorm, verstikkend als het imperialisme: er is geen revolutie die hem niet in zich meevoert. De bureaucraat is de man van hout, geboren door een vergissing van de goden die hem zonder bloed, zonder moed of ontmoedigingen, en zonder een woord te zeggen hebben gemaakt. Hij heeft een echo maar geen stem. Hij kan orders overbrengen, geen ideeën. Iedere twijfel beschouwt hij als ketterij, iedere tegenspraak als verraad. Hij verwart eenheid met eenstemmigheid en hij vindt dat je het volk, een eeuwige minderjarige, bij het oor moet leiden.
Het is vrij onwaarschijnlijk dat de bureaucraat zijn leven op het spel zet. Het is absoluut onmogelijk dat hij zijn baan op het spel zet.
1963 Havanna
Sneeuwbal
‘Dit is het Yoruba-marxisme-leninisme,’ zegt Sneeuwbal, een zanger uit Guanabacoa, zoon van de kok Domingo en van Mama Inés, en hij zegt het bijna prevelend met wat er nog over is van zijn enorme, schorre, vlezige stem. Yoruba-marxisme-leninisme is denaam die Sneeuwbal aan het enthousiasme en de grote vreugde van dit volk geeft, dat met de heupen draaiend de Internationale danst, aan de Cubaanse revolutie die is ontstaan uit de woeste omhelzing van Europa en Afrika op Zuid-Amerikaanse stranden. In deze ruimte kruisen de góden die de mensen maken en de door de góden gemaakte mensen elkaar, de eersten afdalend naar de aarde, de anderen zich opmakend de hemel te veroveren, en om dat te vieren zingt Sneeuwbal, op sappige wijze, zijn lied.
1963 De rivier de Coco
Op zijn schouders draagt hij de omhelzing van Sandino,
die de tijd niet heeft uitgewist. Dertig jaar later keert kolonel Santos López terug naar de oorlog, in het oerwoud in het noorden, om Nicaragua te laten bestaan.
Een paar jaar geleden ontstond het Sandinistische Front. Samen met Santos López hebben Carlos Fonseca Amador, Tomás Borge en andere jongens, die Sandino niet hebben gekend maar hem willen laten voortleven, het opgericht. De taak zal bloed kosten en zij weten het.
‘Zoveel smerigheid kan niet met water worden gewassen, hoe gewijd het ook is, ’ zegt Carlos Fonseca.
Verloren, zonder wapens, doorweekt door de eeuwige regen, zonder eten maar opgegeten, altijd moe, doodmoe, trekken de guerrillero’s door het oerwoud. Er is geen erger moment dan zonsondergang. De dag is dag en de nacht nacht, maar het vallen van de avond is het uur van de pijn en van de verschrikkelijke eenzaamheid, en de sandinisten zijn nog helemaal niets, of bijna niets.
1963 San Salvador
Miguel op zijn achtenvijftigste
Zoals gebruikelijk trekt Miguel her en der rond om boerenvakbonden op te richten en andere streken uit te halen, wanneer de politie hem in een dorpje te pakken krijgt en hem aan handen en voeten gebonden naar de stad San Salvador brengt.
Hier wordt hij langdurig geslagen. Acht dagen wordt hij geslagen terwijl hij hangt, acht nachten slaan ze hem op de grond. Luid kraken zijn botten en schreeuwt zijn vlees, maar op hun eis om geheimen te onthullen geeft hij geen kik. Maar wanneer de kapiteinfolteraar de mensen uitscheldt van wie hij houdt, komt de niet tot zwijgen te brengen oude man uit zijn bloedende resten omhoog, de geplukte haan heft zijn kam en kakelt, Miguel beveelt de kapitein zijn gore mond te houden. De kapitein drukt de loop van zijn pistool in Miguels keel, Miguel daagt hem uit de kogel af te schieten. Zo staan de twee tegenover elkaar, woest hijgend alsof zij de sintels aanblazen: de soldaat met de vinger aan de trekker, het pistool in Miguels keel gedrukt en hem recht in de ogen kijkend, en Miguel die niet met de ogen knippert, het voorbijgaan van de seconden en de eeuwen vaststelt en naar het bonzen van zijn hart luistert dat tot in zijn hoofd is gestegen. En Miguel heeft zichzelf al helemaal opgegeven, wanneer er plotseling een schaduw in de schittering van woede in de ogen van de kapitein verschijnt, een vermoeidheid of iets anders stijgt in hem op en neemt bezit van zijn ogen en even later knippert de kapitein met zijn ogen, verbaasd te zijn waar hij is, en laat zijn wapen en zijn blik langzaam zakken.
En zo vindt, op zijn achtenvijftigste, de elfde geboorte plaats van Miguel Mármol.
1963 Dallas
De regering besluit dat de waarheid niet bestaat
Op het middaguur wordt in een straat in Dallas de president van de Verenigde Staten vermoord. Hij is nog maar nauwelijks gestorven of de officiële lezing wordt reeds verspreid. De officiële lezing, die de definitieve zal zijn, zegt dat Lee Harvey Oswald Kennedy heeft vermoord.
Het wapen stemt niet overeen met de schuld: Oswald is een man van middelmatige lichaamsbouw die zeer slecht mikt, maar volgens de officiële lezing trad hij op als een Olympisch kampioen schieten en hardlopen. Hij heeft een oud geweer met een onmogelijke snelheid afgevuurd en zijn toverkogel heeft acrobatische toeren uitgehaald om Kennedy en de gouverneur van Texas, Connally, te doorboren en is op wonderbaarlijke wijze ook nog intact gebleven. Oswald ontkent, schreeuwend. Maar niemand weet, niemand zal ooit weten wat hij nu precies verklaart. En twee dagen later stort hij voor de tv-camera’s neer: de hele wereld is getuige van de gebeurtenis. Jack Ruby brengt hem tot zwijgen, een onderwereldfiguur die in vrouwen en drugs handelt. Ruby zegt dat hij Kennedy uit burgerzin en uit medelijden met zijn arme weduwe heeft gewroken.
1963 Santo Domingo
Zedenschets van Latijns Amerika
Vanaf het strand van Sosúa zwom hij altijd de zee in. Voor hem uit, op een boot, speelde het muziekkorps om de haaien te verjagen. Nu is generaal Toni Imbert dik en lui en gaat hij nog maar zelden het water in. Maar hij keert regelmatig terug naar het strand van zijn jeugd. Hij zit graag op de kademuur zijn oog te oefenen met het schieten op haaien. In Sosua betwisten de haaien en de armen elkaar het afval van het abattoir. Generaal Imbert voelt sympathie voor de armen. Op de kademuur werpt hij ze tiendollar-biljetten toe.
Generaal Imbert lijkt veel op zijn boezemvriend generaal Wessin y Wessin. Zelfs verkouden, kunnen zij al van verre de geur van een communist herkennen en beiden hebben zij talloze medailles gewonnen met vroeg opstaan en gebonden mensen doodschieten. Wanneer zij de president zeggen, hebben beiden het altijd over de president van de Verenigde Staten.
De generaals Imbert en Wessin y Wessin, Dominicaanse zonen van de Amerikaanse Opleidingsschool in Panama, zijn beiden onder Trujillo dik geworden. Na de dood van Trujillo zijn er verkiezingen gehouden en het volk heeft massaal voor Juan Bosch gekozen. Zij konden niet met de armen over elkaar blijven zitten. Bosch weigerde gevechtsvliegtuigen te kopen, kondigde de landhervorming en de echtscheidingwet aan en verhoogde de lonen van de arbeiders. Zeven maanden heeft deze rode het uitgehouden. Door middel van een simpele militaire opstand in de vroege morgen hebben de generaals Imbert en Wessin y Wessin en andere generaals van de natie de macht, die volle honingraat, heroverd.
De Verenigde Staten erkennen onmiddellijk de nieuwe regering.
1964 Panama
Drieëntwintig jongens worden neergeschoten
wanneer zij proberen de Panamese vlag op Panamese bodem te krijgen.
‘Er werden alleen kogels voor de eendejacht gebruikt,’ verontschuldigde zich de commandant van de Noordamerikaanse bezettingstroepen. Er wappert een andere vlag langs de spleet die Panama van de ene zee tot de andere doorsnijdt. Er heerst een andere wet, er waakt een andere politie, er wordt een andere taal gesproken. De Panamezen kunnen de kanaalzone niet zonder toestemming betreden, nog niet om de op de grond gevallen mango’s op te rapen, en als zij er werken ontvangen zij tweederangs lonen, zoals de negers en de vrouwen.
Het kanaal, een Noordamerikaanse kolonie, is een handelszaak en een militaire basis. Met het tolgeld dat de schepen betalen worden de cursussen van de Amerikaanse Opleidingsschool gefinancierd. In de kazernes van de kanaalzone onderwijzen officieren van het Pentagon anticommunistische chirurgie aan de Latijnsamerikaanse officieren die weldra in hun land president, minister, commandant of ambassadeur zullen zijn.
‘Het zijn de leiders van de toekomst,’ verklaart Robert McNamara, minister van Defensie van de Verenigde Staten.
Deze militairen, wachters tegen de kanker die op de loer ligt, zullen de handen afhakken van degene die het waagt een landhervorming of een nationalisatie door te voeren en de tong uitrukken van degene die iets terugzegt of een vraag stelt.
1964 Rio de Janeiro
‘Er hangen donkere wolken,’
zegt Lincoln Gordon:
‘Donkere wolken pakken zich samen boven onze economische belangen in Brazilië...’
President Joao Goulart heeft kort tevoren de landhervorming, de nationalisering van de olieraffinaderijen en het einde van de kapitaal-vlucht aangekondigd, en de ambassadeur van de Verenigde Staten, zeer verontwaardigd, valt hem hardop aan. Vanuit de ambassade rolt het geld bij scheppen vol in de schoot van de vergiftigers van de openbare mening en van de militairen die de opstand voorbereiden. Via alle media wordt een manifest verspreid waarin onomwonden om een staatsgreep wordt geroepen. Zelfs de Lions Club ondertekent het.
Tien jaar na de zelfmoord van Vargas weerklinken verveelvoudigd dezelfde kreten. Politici en journalisten roepen om de geüniformeerde Messias die in staat is orde in de chaos te scheppen. De televisie zendt films uit die Berlijnse muren laten zien die dwars door Braziliaanse steden lopen. Dagbladen en radiostations loven de deugden van het privékapitaal, dat woestijnen in oases verandert, en de verdiensten van de gewapende strijdkrachten, die verhinderen dat de communisten het water stelen. De Mars van het Gezin met God voor de Vrijheid vraagt vanuit de boulevards van de belangrijkste steden de hemel om barmhartigheid.
Ambassadeur Lincoln Gordon onthult de communistische samenzwering: de landgoedeigenaar Goulart verraadt zijn klasse in het uur van de keuze tussen de verslinders en de verslondenen, tussen de beoordelaars en de beoordeelden, tussen de vrijheid van het geld en de vrijheid van de mensen.
1964 Juiz de Fora
De herovering van Brazilië
Bijna dertig jaar geleden verzon kapitein Olympio Mourao Filho op last van president Vargas een communistische samenzwering, het Plan Cohen. Nu speelt generaal Mourao Filho een hoofdrol in de door ambassadeur Gordon verzonnen samenzwering. De generaal bekent dat hij in politieke zaken een koe in uniform is, maar dat hij van communistische samenzweringen wél verstand heeft. In de kazerne van Juiz de Fora steekt hij zijn degen in de lucht:
‘Ik zal Brazilië uit de afgrond halen!’, roept hij uit.
Mourão Filho is al vóór de dageraad opgestaan. Hij scheert zich terwijl hij hardop de psalm van David leest die aankondigt dat alle groen zal vergaan. Daarna ontbijt hij en wenst zijn vrouw geluk met het feit dat zij de echtgenote van een held is. Dan trekt hij aan het hoofd van zijn troepen op naar Rio de Janeiro.
De overige generaals sluiten zich de een na de ander bij hem aan. Ondertussen stomen vanuit de Verenigde Staten een vliegdekschip met talrijke vliegtuigen, verschillende oorlogsschepen en vier olietankers naar Brazilië op: het is de Operatie Brother Sam om de opstand te ondersteunen.
Joao Goulart, verbijsterd, doet niets. Zijn collega Lyndon Johnson stuurt vanuit Washington zijn hartelijkste bewijzen van erkentelijkheid aan de daders van de opstand, hoewel Goulart het presidentschap nog uitoefent, en het State Department kondigt gulle leningen voor de nieuwe regering aan. Vanuit het zuiden doet Leonel Brizola, zonder weerklank, een poging tot verzet. Tenslotte gaat Goulart in ballingschap.
Een hand van het volk schrijft op een muur in Rio de Janeiro: ‘Geen tussenpersonen meer! Lincoln Gordon president!’
Maar de zegevierende militairen kiezen maarschalk Castelo Branco, een ernstig man der wapenen die geen gevoel voor humor en geen nek heeft.
1964 La Paz
Zonder enige drukte,
net als de president van Brazilië, stapt ook de president van Bolivia, Victor Paz Estenssoro, in het vliegtuig dat hem naar zijn ballingschap brengt.
René Barrientos, piloot en praatzieke dictator, heerst over Bolivia. Nu neemt de ambassadeur van de Verenigde Staten aan de kabinetsvergaderingen deel, tussen de ministers gezeten, en de directeur van Gulf Oil stelt de economische decreten op.
Paz Estenssoro was helemaal alleen overgebleven. Met hem is na een machtsperiode van twaalf jaar de nationale revolutie gevallen. Langzaam maar zeker was de revolutie zich gaan omkeren, tot hij met zijn rug naar de arbeiders stond, om de nieuwe rijken en de bureaucraten beter te kunnen voeden, die haar helemaal hebben uitgeperst tot er niets meer in zat, en nu was een duwtje genoeg om haar omver te werpen.
Intussen voeren de verdeelde arbeiders een onderlinge strijd. Zij handelen alsof zij allemaal Laime- en Jucumani-Indianen zijn.
1964 Ten noorden van Potosí
Verwoed
strijden de Laime-Indianen tegen de Jucumani-Indianen. De armsten van het arme Bolivia, paria’s onder de paria’s, houden zich bezig met het elkaar doodmaken in de ijskoude hoogvlakte ten noorden van Potosl. Gedurende de laatste tien jaar zijn aan beide kanten vijfhonderd mensen gevallen en zijn de in brand gestoken boerderijen niet te tellen. De gevechten duren weken, zonder pauze en zonder pardon. De Indianen hakken elkaar in stukken om een belediging te wreken of elkaar een heel klein stukje onvruchtbare grond te betwisten op deze eenzame hoogte waarheen zij in vroeger tijden zijn verdreven.
Laimes en Jucumanis eten aardappelen en gerst, de produkten die de hoogvlakte hun na veel inspanning biedt. Zij slapen op schapevachten, in het gezelschap van de luizen die dankbaar zijn voor de lichaamswarmte.
Voor de ceremonies van de wederzijdse uitroeiing bedekken zij hun hoofd met een muts van grof leer, die er precies zo uitziet als de helm van de conquistador.
De hoeden
van nu afzijn vanuit Europa in Bolivia gekomen, meegebracht door de conquistadores en de kooplieden, maar ze zijn helemaal van dit land en van deze mensen geworden. Zij ontstonden als veemerken, verplichte, uit Spanje gekomen hoofdbedekkingen zodat iedere heer zijn eigen Indianen kon herkennen. In de loop van de tijd gingen de gemeenschappen er hun eigen stempel van trots, hun tekens van vreugde, op aanbrengen: zilveren sterretjes en maantjes, kleurige veren, glazen kralen, papieren bloemen, kransen van maïsblad... Later overstroomden de Engelsen Bolivia met bolhoeden en hoge hoeden, de zwarte bolhoed van de Indiaanse vrouwen uit Potosí, de witte bolhoed van de vrouwen uit Cochabamba. En bij vergissing waaide uit Italië de borsalino-hoed over en bleef op de hoofden van de Indiaanse vrouwen van La Paz wonen.
De Boliviaanse Indiaan, man of vrouw, jongen of meisje, kan blootsvoets rondlopen, maar blootshoofds, nee. De hoed is een verlengstuk van het hoofd, dat hij beschermt, en wanneer de ziel valt raapt de hoed hem van de grond.
1965 San Juan de Puerto Rico
Bosch
De mensen stormen de straat op, gewapend met wat zij hebben, met wat zij grijpen, en vallen de tanks aan. Weg met degenen die de macht hebben gegrepen, willen de mensen. Juan Bosch, de wettig gekozen president, moet terugkomen.
De Verenigde Staten houden Bosch in Puerto Rico gevangen en beletten hem naar zijn land in vlammen terug te keren. Bosch, een magere man, een en al pees, een en al gespannenheid, bijt op zijn vuisten, alleen met zijn woede, en zijn blauwe ogen doorboren de muren.
Een journalist vraagt hem per telefoon of hij een vijand is van de Verenigde Staten. Nee, hij is de vijand van het imperialisme van de Verenigde Staten:
‘Niemand die Mark Twain heeft gelezen, ’ zegt, constateert Bosch, ‘kan een vijand zijn van de Verenigde Staten.’
1965 Santo Domingo
Caamaño
Op het rumoer komen studenten en soldaten en vrouwen met krulpennen af. Barricaden van vaten en omgegooide vrachtauto’s versperren de tanks de weg. Stenen en flessen vliegen door de lucht. Uit de vleugels van de vliegtuigen die in duikvlucht omlaag komen daalt een kogelregen neer op de brug over de rivier de Ozama en op de straten vol mensen. Het volksgetij komt op en brengt een scheiding teweeg tussen de militairen die Trujillo hadden gediend: aan de ene kant komen degenen te staan die onder aanvoering van Imbert en Wessin y Wessin op het volk schieten, en aan de andere kant degenen die door Francisco Caamaño worden aangevoerd en die de wapenkamers openen en geweren uitdelen.
Kolonel Caamaño, die in de vroege morgen de opstand voor de terugkeer van president Juan Bosch had ontketend, had gedacht dat het een kwestie van minuten zou zijn. Tegen het middaguur begreep hij dat het lang kon gaan duren en dat hij de confrontatie met zijn wapenbroeders zou moeten aangaan. Hij zag bloed vloeien en voorzag, ontzet, een nationale tragedie. Bij het vallen van de avond vroeg hij asiel in de ambassade van El Salvador.
Languit in een leunstoel in de ambassade, wil Caamaño slapen. Hij neemt slaappillen, het gebruikelijke aantal en nog wat meer, maar het helpt niet. De slapeloosheid, het tandenknarsen, het nagelbijten komen nog uit de tijd van Trujillo, toen hij officier was in het leger van de dictatuur en duistere, soms afschuwelijke taken vervulde of zag vervullen. Maar deze nacht is het erger dan ooit. Zodra hij er in zijn vaak onderbroken slaap in slaagt de ogen te sluiten droomt hij. Wanneer hij droomt is hij eerlijk: bevend, huilend, razend door de schaamte voor zijn angst wordt hij wakker.
De nacht is voorbij en de ballingschap is voorbij, die slechts één nacht heeft geduurd. Kolonel Caamano wast zijn gezicht en verlaat de ambassade. Zijn blik is naar de grond gericht. Hij loopt door de rook van de branden, een dikke rook die een schaduw werpt, hij begeeft zich in de vrolijke lucht van de dag en keert terug naar zijn post aan het hoofd van de opstand.
1965 Santo Domingo
De invasie
Niet in de lucht, niet te land, niet ter zee. Noch de vliegtuigen van generaal Wessin y Wessin, noch de tanks van generaal Imbert zijn in staat de woede van de brandende stad te doven. Ook de schepen niet: kanonnen schieten op het regeringspaleis, dat door Caamaño is bezet, maar doden huisvrouwen.
De ambassade van de Verenigde Staten, die de opstandelingen communistisch uitvaagsel en een troep schooiers noemt, stuurt bericht dat het oproer niet kan worden onderdrukt en vraagt dringend hulp aan Washington. Dan gaan de mariniers aan land.
De volgende dag sterft de eerste invasiesoldaat. Het is een jongen uit de bergen ten noorden van New York. Vanaf een plat dak wordt hij doodgeschoten, in een straatje van deze stad waarvan hij nog nooit in zijn leven had gehoord. Het eerste Dominicaanse slachtoffer is een kind van vijfjaar. Hij sterft door een handgranaat, op een balkon. De mariniers denken dat hij een sluipschutter is.
President Lyndon Johnson waarschuwt dat hij geen tweede Cuba in het Caribisch gebied zal toestaan. En er gaan meer soldaten aan land. En nog meer. Twintigduizend, vijfendertigduizend, tweeënveertigduizend. Terwijl de Noordamerikaanse soldaten Dominicaanse neerschieten, maken Noordamerikaanse vrijwilligers ze in de ziekenhuizen weer beter. De militaire dictatuur van Brazilië, de militaire dictatuur van Paraguay, de militaire dictatuur van Honduras en de militaire dictatuur van Nicaragua zenden troepen naar de Dominicaanse Republiek om de door het volk bedreigde Democratie te redden.
Ingesloten tussen de rivieren en de zee, houdt het volk stand in de oude wijk van Santo Domingo.
José Mora Otero, Secretaris Generaal van de OAS, spreekt onder vier ogen met kolonel Caamaho. Hij biedt hem zes miljoen dollar als hij het land verlaat. Hij wordt er uitgegooid.
1965 Santo Domingo
132 nachten
heeft deze oorlog van stokken en messen en karabijnen tegen mortieren en mitrailleurs geduurd. De stad stinkt naar kruitdamp en vuilnis en dood.
Omdat de invasietroepen, die van de volledige macht, onmachtig zijn een overgave af te dwingen, zit er voor hen niets anders op dan een vergelijk te accepteren. De niemanden, de verniemanden hebben zich niet onder de voet laten lopen. Zij hebben geen verraad en geen troost geaccepteerd. Zij hebben ’s nachts gevochten, elke nacht, de hele nacht, verwoede gevechten, huis aan huis, lijf aan lijf, meter voor meter, tot de zon uit de diepte van de zee zijn wapperende vlaggen omhoog stak, en dan hielden zij zich schuil tot de volgende nacht. En na zoveel nachten van verschrikking en glorie slagen de invasietroepen er niet in generaal Imbert of generaal Wessin y Wessin of enige andere generaal aan de macht te brengen.
1965 Havanna
De verveelvoudiger van revoluties,
de Spartaanse guerrillero, vertrekt naar andere streken. Fidel onthult de afscheidsbrief van Che Guevara: Niets wettigs bindt mij nog aan Cuba, zegt Che, slechts de banden die niet kunnen worden verbroken. Che schrijft ook aan zijn ouders en aan zijn kinderen. Aan zijn kinderen vraagt hij tot in het diepst van hun ziel iedere onrechtvaardigheid te voelen, tegen wie dan ook waar ook begaan.
Hier, in Cuba, met zijn astma en al, is Che altijd de eerste generaal die kwam en de laatste die wegging, in oorlog en in vrede, zonder één moment te verzwakken.
Op hem zijn vrouwen, mannen, kinderen, honden en planten verliefd geworden.
Che Guevara neemt afscheid van zijn ouders
Opnieuw voel ik de ribbenkast van Rocinante tegen mijn hielen, ik ga weer op pad met mijn schild aan de arm...
Velen zullen mij een avonturier noemen, en dat ben ik ook, alleen van een ander soort, van het type dat zijn huid waagt om zijn waarheid te tonen. Het is mogelijk dat dit de laatste keer wordt. Ik zoek het niet, maar het valt binnen de logische waarschijnlijkheidsrekening. Als dat zo is gaat hier een laatste omhelzing.
Ik heb veel van jullie gehouden, alleen heb ik mijn genegenheid niet weten uit te drukken; ik ben uitzonderlijk streng in mijn gedragingen-en ik denk dat jullie mij soms niet hebben begrepen. Het was, anderzijds, niet makkelijk om mij te begrijpen, geloof me, alleen maar vandaag.
Een wilskracht, die ik met het genot van een kunstenaar glanzend heb gehouden, zal nu een paar zwakke benen en vermoeide longen overeind houden. Ik zal het doen. Denk af en toe nog eens aan deze condottiere van de twintigste eeuw.
1966 Patiocemento
‘Wij weten dat de honger dodelijk is,’
zei pater Camilo Torres. En als wij dat weten, zei hij, heeft het dan zin zijn tijd te verdoen met de vraag of de ziel onsterfelijk is?
Camilo geloofde in het christendom als praktijk van de naastenliefde en wilde dat die liefde doeltreffend was. Hij was geobsedeerd door de doeltreffende liefde. Die obsessie bracht hem onder de wapenen en voor hem is hij gesneuveld, in een onbekende uithoek van Colombia, in de guerrillastrijd.
1967 Llallagua
Het feest van Sint Jan
De Boliviaanse mijnwerkers zijn zonen van de Maagd en neven van de Duivel, maar niemand redt hen van een vroege dood. Weggestopt in de ingewanden van de aarde worden zij verteerd door de onverbiddelijke stofregen in de mijngang: in korte tijd, een paar jaar, worden de longen van steen en worden de luchtwegen afgesloten. En voordat de longen vergeten te ademen, vergeet de neus de geuren en de tong de smaken, de benen wegen als lood en de mond spreekt nog slechts woorden van wrok en wraak.
Als zij uit de grond komen zoeken de mijnwerkers het feest. Zolang het korte leven duurt en de benen willen bewegen, moeten er scherp gekruide gerechten worden gegeten, moet er bij het licht van de vuren die de onherbergzaamheid verwarmen sterke drank worden gedronken, moet er worden gezongen en gedanst.
Op deze avond van Sint Jan, terwijl het grootste van alle feesten plaatsvindt, heeft het leger zich in de bergen verscholen. Hier weet men nauwelijks iets af van de guerrillero’s aan de verafgelegen rivier de Nancahuazú, hoewel er wordt gezegd dat zij voor een revolutie strijden die even mooi en onbekend is als de zee, maar generaal Barrientos denkt dat in iedere mijnwerker een doortrapte terrorist schuilt.
Voor de dag aanbreekt, aan het eind van het feest van Sint Jan, raast er een orkaan van kogels door het dorpje Llallagua.
1967 Catavi
De volgende dag
Het licht van de nieuwe dag lijkt een glinstering van botten. Dan verschuilt de zon zich achter de wolken, terwijl de paria’s van de aarde hun doden tellen en ze in kruiwagens meenemen. De mijnwerkers lopen door een modderige straat van Llallagua. De stoet trekt de rivier over, een stroompje smerig speeksel tussen stenen van as, en bereikt over de uitgestrekte pampa het kerkhof van Catavi.
De hemel, een onmetelijk dak van tin, heeft geen zon, noch heeft de aarde vuren die haar verwarmen. Nimmer was deze hoogvlakte zo koud en zo eenzaam.
Er moeten vele kuilen worden gegraven. Lichamen in alle maten liggen uitgestrekt in een rij te wachten.
Vanaf de muur van het kerkhof schreeuwt een vrouw.
1967 Catavi
Domitila
schreeuwt tegen de moordenaars, vanaf de muur.
Zij woont in twee kamers zonder wc of water met haar man en zeven kinderen. Het achtste wil de moederbuik verlaten. Iedere dag kookt, wast, veegt, breit, naait Domitila, onderwijst zij wat zij weet en geneest wat zij kan, en bovendien bakt zij honderd vleespasteitjes en gaat zij de straat op om ze te verkopen.
Wegens het beledigen van het Boliviaanse leger wordt zij gevankelijk weggevoerd. Een militair spuugt haar in het gezicht.
Het verhoor van Domitila
Hij spuugde mij in het gezicht. Toen gaf hij mij een trap. Dat nam ik niet en ik gaf hem een klap. Hij gaf mij weer een stomp. Ik haalde zijn gezicht open. En hij sloeg mij, hij bleef mij maar slaan... Hij zette zijn knie, hier, op mijn buik. Hij drukte mijn keel dicht en wilde mij laten stikken. Het leek of hij mijn buik wilde laten openbarsten. Hij kneep nog harder in mijn keel... Toen trok ik met mijn twee handen en met al mijn kracht zijn handen naar beneden. En ik weet niet meer hoe het is gegaan, maar ik had zijn vuist beet en ik had er mijn tanden in gezet... Ik had een gevoel van ontzettende walging toen ik zijn bloed in mijn mond proefde. .. En toen, met al mijn woede, spuugde ik zijn bloed, tsak, zo in zijn gezicht. Er ontstond een verschrikkelijk geschreeuw. Hij begon mij te trappen, hij schreeuwde... Hij riep de soldaten en liet mij door een stuk of vier van hen grijpen...
Toen ik als uit een droom wakker werd, was ik bezig een stuk tand door te slikken. Ik voelde het hier in mijn keel. Toen merkte ik dat die kerel zes tanden kapot had geslagen. Het bloed stroomde en mijn ogen en mijn neus zaten dicht...
En alsof het noodlot het zo wilde, begon ook nog de bevalling. Ik begon weeën te voelen, weeën en weeën, en soms wilde het kind al komen... Ik hield het niet meer uit en ging gebukt in een hoek zitten. Ik steunde mij en bedekte mijn gezicht want ik kon helemaal geen kracht zetten. Mijn gezicht deed verschrikkelijk pijn, alsof het uit elkaar zou barsten. En op een van die momenten kwam het kind. Ik zag dat het hoofdje van de baby al naar buiten kwam... en op datzelfde moment ben ik flauwgevallen.
Ik weet niet hoeveel later:
‘Waar ben ik? Waar ben ik?’
Ik was helemaal nat. Zowel het bloed als het vocht dat bij de bevalling meekomt hadden mij helemaal nat gemaakt. Toen spande ik mij in en vond ik de navelstreng van de baby. En door de navelstreng, door er aan te trekken, vond ik mijn kindje, helemaal koud, ijskoud, daarop de grond.
1967 Catavi
Bewoonde steen
Na de orkaan van kogels gaat er een storm over het mijnstadje Llallagua en neemt de daken mee. In de naburige parochie Catavi werpt een stormvlaag de Maagd omver en breekt haar in stukken. De steen van het voetstuk, echter, blijft heel. De pastoor gaat er naar toe om de stukken van de Onbevlekte op te rapen.
‘Kijk, eerwaarde,’ zeggen de mijnwerkers tegen hem, en zij laten hem zien hoe de steen met een stevige duw de indringster van zich af heeft gegooid.
Binnen in die steen slapen, stromen en ademen de overwonnen goden, luisteren zij naar de verzoekers en de betalers van beloften en verkondigen zij aan de mijnwerkers dat de grote dag zal komen: ‘Onze dag, dus, de dag waarop wij wachten. ’
De pastoor had de wonderbaarlijke steen verketterd vanaf de dag dat hij door de arbeiders was gevonden en vereerd. De pastoor had hem opgesloten in een kooi van cement, zodat de arbeiders hem niet in processie zouden meedragen en had er de Maagd bovenop gezet. De metselaar die de steen op last van de pastoor met slagen van hamer en houweel opsloot, bibbert van de koorts en loenst zonder ophouden sinds die rampzalige dag.
1967 Aan de oevers van de Nacahuazú
Zeventien mannen lopen naar hun vernietiging
Kardinaal Maurer arriveert vanuit Rome in Bolivia. Hij brengt de zege van de Paus mee en het bericht dat God zijn vastberaden steun geeft aan generaal Barrientos in zijn strijd tegen de guerrilla. Ondertussen lopen de guerrillero’s, geplaagd door de honger, belaagd door de geografie, verloren rond in de dunbegroeide streek van de rivier de Nancahuazú. Er wonen weinig mensen in deze onmetelijke eenzaamheid, en geen enkele boer, niet één heeft zich bij de kleine groep van Che Guevara aangesloten. Hun aantal neemt van hinderlaag naar hinderlaag af. Che verslapt niet, laat zich niet verslappen, hoewel hij zijn eigen lichaam als een steen tussen de andere stenen voelt, een zware steen die hij aan het hoofd van allen voortsleept, en evenmin laat hij zich verleiden door het idee de groep te redden door de gewonden achter te laten. Op bevel van Che lopen allen in het tempo van degenen die het slechtst vooruit komen: samen zullen allen worden gered of zullen zij allen omkomen.
Omkomen. Achttienhonderd door Noordamerikaanse rangers geleide soldaten zitten hen op de hielen. De ring wordt steeds nauwer aangehaald. Tenslotte verraden een paar verklikkers uit het gebied en de elektronische radar van de National Security Agency van de Verenigde Staten hun precieze verblijfplaats.
1967 Quebrada del Yuro
De val van Che
Mitrailleurkogels hebben zijn benen gebroken. Zittend vecht hij door tot zijn geweer uit zijn handen wordt geschoten.
Vechtend betwisten de soldaten elkaar zijn horloge, zijn veldfles, zijn riem, zijn pijp. Verschillende officieren ondervragen hem, de een na de ander.
Che zwijgt, hij bloedt. Schout-bij-nacht Ugarteche, een stoutmoedige landrob, hoofd van de zeemacht van een land zonder zee, scheldt hem uiten bedreigt hem. Che spuugt hem in zijn gezicht. Vanuit La Paz komt het bevel de gevangene af te maken. Een salvo doorzeeft hem. Che sterft door kogels, sterft door verraad, kort voor zijn veertigste jaar, exact dezelfde leeftijd als waarop, eveneens door kogels, eveneens door verraad, Zapata en Sandino stierven.
In het dorpje Higueras toont generaal Barrientos zijn trofee aan de journalisten. Che ligt op een spoelbak van een wasplaats. Na de kogels wordt hij nu door de flitsen doorzeefd. Dit laatste gezicht heeft ogen die aanklagen en een droefgeestige glimlach.
1967 Higueras
Klokslagen voor hem
Is hij in 1967 in Bolivia gestorven omdat hij zich had vergist in de tijd en de plaats, in het tempo en de methode? Of is hij nooit gestorven, nergens, omdat hij zich niet heeft vergist in wat werkelijk van belang is voor alle tijden en plaatsen en tempo’s en methoden?
Hij geloofde dat je je tegen de listen en lagen van de hebzucht moet verdedigen zonder ooit je verdediging te laten zakken. Toen hij president van de Nationale Bank van Cuba was, tekende hij de bankbiljetten met Che om de spot te drijven met het geld. Uit liefde voor de mensen minachtte hij de dingen. Ziek is de wereld, meende hij, waarin hebben en zijn hetzelfde betekenen. Hij hield nooit iets voor zichzelf ên vroeg nooit om iets.
Leven is je geven, meende hij, en hij gaf zich.
1967 La Paz
Portret van een supermacho
Op de schouders van Nene, zijn reusachtige lijfwacht, gaat generaal Barrientos door de stad La Paz. Van bovenop Nene groet hij de mensen die hem toejuichen. Hij betreedt het regeringspaleis. Aan zijn bureau, met Nene achter hem, tekent hij decreten die de hemel, de grond en de bodem van Bolivia voor een spotprijs verkopen. Tien jaar geleden verbleef Barrientos enige tijd in een krankzinnigengesticht in Washington D.c., toen het idee bij hem opkwam president van Bolivia te worden. Hij maakte carrière via de atletiek. Vermomd als Noordamerikaanse piloot greep hij de macht, en hij oefent hem uit met het mitrailleren van arbeiders en het met de grond gelijk maken van bibliotheken en lonen.
De moordenaar van Che is een kakelende haan, een man met drie ballen, honderd vrouwen en duizend kinderen. Geen enkele Boliviaan heeft zoveel gevlogen, zoveel gesproken of zoveel gestolen. In Miami kiezen de Cubaanse ballingen hem tot Man van het Jaar.
1967 Estoril
Sociale kroniek
In het haar van de vrouw des huizes flonkeren een paar van de grootste diamenten ter wereld. De kleindochter draagt op het kruis aan haar halsketting een van de grootste smaragden ter wereld. De Patiño’s, erfgenamen van een van de grootste fortuinen ter wereld, geven een van de grootste feesten ter wereld.
Om duizend mensen gedurende acht nachten en dagen op te vrolijken, kopen de Patiño's alle sierbloemen en fijne likeuren die er in Portugal bestaan. De uitnodigingen zijn lang van tevoren verzonden, zodat de modeontwerpers en de sociale kronieken de tijd hebben gehad om hun werk te doen zoals het hoort. De dames verwisselen verschillende keren per dag van japon, allemaal exclusieve modellen, en wanneer in een van de zalen twee dezelfde creaties elkaar kruisen, prevelt iemand dat zij Yves Saint-Laurent levend zal braden. De orkesten worden uit New York overgevlogen. De genodigden arriveren in jachten of privévliegtuigen.
De Europese adel is voltallig aanwezig. De overleden Simón Patiño, menseneter, verslinder van mijnwerkers, had bruidegoms van goede kwaliteit gekocht. Hij had zijn dochters uitgehuwelijkt aan een graaf en een markies en zijn zoon aan de nicht van een koning.
1967 Houston
Ali
Ze noemden hem Cassius Clay: hij noemt zich Mohammed Ali, een zelf gekozen naam.
Ze maakten hem christen: hij maakt zich mohammedaan, een zelf gekozen geloof.
Ze dwongen hem zich te verdedigen: hij slaat als niemand anders, woest en snel, lichtvoetige tank, vernietigende veer, onverwoestbare bezitter van de wereldkroon.
Ze zeiden hem dat een bokser zijn boosheid in de ring laat: hij zegt dat de echte ring die andere is, waar een zegevierende neger voor de verslagen negers vecht, voor de negers die in de keuken de kliekjes eten.
Ze raadden hem bescheidenheid aan: sindsdien schreeuwt hij.
Ze luisterden zijn telefoon af: sindsdien schreeuwt hij ook door de telefoon.
Ze trokken hem een uniform aan om hem naar de oorlog in Vietnam te sturen: hij trekt het uniform uit en schreeuwt dat hij niet gaat omdat hij niets tegen de Vietnamezen heeft, dat zij hem en geen enkele andere Noordamerikaanse neger iets hebben gedaan.
Ze ontnamen hem zijn wereldtitel, ze verboden hem te boksen, ze veroordeelden hem tot boete en celstraf: schreeuwend dankt hij voor deze lof aan zijn menselijke waardigheid.
1968 Memphis
Portret van een gevaarlijk man
Dominee Martín Luther King predikt tegen de oorlog in Vietnam. Hij uit de beschuldiging dat daar meer negers sterven, twee keer zo veel als blanken, en zo tot kanonnevlees dienen voor een imperialistisch avontuur dat vergelijkbaar is met de nazi-misdaden. De vergiftiging van het water en de aarde en de vernietiging van mensen en oogsten maken deel uit van een uitroeiingsplan. Van het miljoen Vietnamese doden, onthult de prediker, vormen kinderen de meerderheid. De Verenigde Staten, zegt hij, lijden aan een infectie van de ziel, en elke autopsie zou laten zien dat die infectie Vietnam heet. Zes jaar geleden plaatste de fbi deze man in sectie A van de vertrouwelijke index, tussen de gevaarlijke personen die moeten worden geschaduwd en in geval van nood gevangengenomen. Sindsdien zit de politie achter hem aan, bespioneert hem dag en nacht, bedreigt hem, provoceert hem.
Martín Luther King stort neer op een hotelbalkon in Memphis. Een kogel midden in zijn gezicht maakt een eind aan zoveel overlast.
1968 San José, Californië
De chicano’s
Rechter Gerald Chargin wijst vonnis tegen een van incest beschuldigde jongen en raadt hem en passant aan zelfmoord te plegen en zegt tegen hem dat jullie chicano’s erger zijn dan dieren, verrotte, ellendige, luizige mensen...
Vanuit Mexico komen de chicano’s over de grensrivier om voor een lage prijs de katoen, de sinaasappelen, de tomaten en de aardappelen te oogsten. Zij blijven bijna allemaal in het zuiden van de Verenigde Staten wonen, dat iets meer dan een eeuw geleden het noorden van Mexico was. In deze streken, die niet meer van hun zijn, worden zij gebruikt en geminacht.
Van iedere tien dode Noordamerikanen in Vietnam zijn er zes neger of chicano. Tegen de chicano’s zeggen ze:
‘Jullie, die zo macho en sterk zijn, gaan het eerst naar het front.’
1968 San Juan de Puerto Rico
Albizu
Ook de Portoricanen zijn goed genoeg om in Vietnam te sterven namens degenen die hun vaderland in bezit hebben genomen.
Het eiland Puerto Rico, een Noordamerikaanse kolonie, verbruikt wat het niet produceert en produceert wat het niet verbruikt. Op zijn verlaten velden worden niet eens de rijst en de bonen van zijn nationale gerecht verbouwd. De metropool leert de kolonie geklimatiseerde lucht te ademen, ingeblikt eten te eten, zich in pocherig grote auto’s te verplaatsen, zich tot de nek in de schulden te steken en zijn ziel uit te wissen door naar de televisie te kijken.
Pedro Albizu Campos is al een tijdje dood. Hij had bijna twintig jaar gevangen gezeten in gevangenissen in de Verenigde Staten vanwege zijn zelfopgelegde taak van onvermoeibare opruier. Om het vaderland terug te krijgen, meende hij, moet je het met hart en ziel liefhebben, alsof het een vrouw was; om het zijn adem terug te geven moet je het met kogels vrij maken.
Hij droeg een zwarte das om het verloren vaderland. Hij bleef steeds meer alleen.
1968 Mexico Stad
De studenten
nemen bezit van de straten. Zulke manifestaties, zo immens en zo vrolijk, allen arm in arm zingend en lachend, heeft men in Mexico nog nooit gezien. De studenten roepen leuzen tegen president Diaz Ordaz en zijn ministers, mummies met blinddoek en al, en tegen de overige usurpators van die revolutie van Zapata en Pancho Villa. Op het Tlatelolco-plein, dat reeds de slachtplek was van Indianen en conquistadores, vindt de omsingeling plaats. Het leger blokkeert alle uitgangen met tanks en mitrailleurs. In de kraal, gereed om geslacht te worden, verdringen zich de studenten. De val wordt afgesloten door een gesloten muur van geweren met opgestoken bajonet.
De seinkogels, een groene, dan een rode, geven het signaal.
Uren later zoekt een vrouw haar kind. Haar schoenen maken bloedafdrukken op de grond.
‘Er was heel veel bloed,’
vertelt de moeder van een student
zo erg dat ik het kleverige van het bloed in mijn handen voelde. Er zat ook bloed aan de muren. Ik denk dat de poriën van de muren van het Tlatelolco-plein vol bloed zitten... De lijken lagen op het beton van het plein, tot ze werden weggehaald. Ik telde er heel veel vanuit het raam, ongeveer achtenzestig. Ze werden in de regen opgestapeld. Ik wist dat Carlitos, mijn zoon, een poncho van groene stof droeg en bij elk lijk meende ik die te herkennen...
1968 Mexico Stad
Revueltas
Hij is al meer dan een halve eeuw oud, maar iedere dag pleegt hij het vergrijp jong te zijn. Hij staat altijd in het centrum van het tumult, toespraken en manifesten op zijn toehoorders afvurend. José Revueltas klaagt de bazen van de macht in Mexico aan, die uit een ongeneeslijke haat tegen alles wat stroomt, groeit en verandert zojuist driehonderd studenten op het Tlatelolco-plein hebben vermoord:
‘De heren van de regering zijn dood. Daarom doden zij ons. ’
De macht in Mexico maakt gelijk of maakt kapot, schakelt uit met een omhelzing of met een kogel: de weerbarstigen die zich niet in de begroting laten stoppen stopt hij in het graf of in de gevangenis. De onverbeterlijke Revueltas leeft in de gevangenis. Het komt zelden voor dat hij niet in een cel slaapt, en dan brengt hij de nacht door op een bank in het plantsoen of op een tafel in de universiteit. De gezaghebbers van de politie haten hem omdat hij revolutionair is en de dogmatici omdat hij vrij is, de puriteinen van links vergeven hem zijn voorliefde voor de kroeg niet. Een tijdje geleden gaven zijn kameraden Revueltas een beschermengel om hem voor iedere verleiding te behoeden, maar de engel verpandde tenslotte zijn vleugels om de kroegentochten te betalen die zij samen hielden.
1968 Aan de oevers van de Yaqui
De Mexicaanse revolutie is niet meer
De Yaqui-Indianen, eeuwenoude krijgers, roepen Lázaro Cárdenas. Zij vragen hem naar een sappig grasland in het noorden van Mexico te komen, dicht bij de rivier van hun tradities.
Rechtop in de schaduw van de bladerrijke broodboom heten de acht Yaqui stamhoofden hem welkom. Hun hoofden zijn getooid met de vederbossen die alleen bij grote gelegenheden worden gedragen.
‘Weet je het nog, Vader?’
Dertig jaar zijn voorbijgegaan en dit is een grote gelegenheid. Het opperhoofd spreekt:
‘Vader Lázaro, weet je het nog? Jij hebt de grond aan ons teruggegeven. Jij hebt ons ziekenhuizen en scholen gegeven. ’
Aan het eind van elke zin stampen de stamhoofden met hun staf op de grond en rolt de droge echo over de wei.
‘Weet je het nog? Wij willen dat je ook het heden weet. De rijken hebben de grond van ons afgenomen. De ziekenhuizen zijn kazernes geworden. De scholen zijn kroegen.’
Cárdenas luistert en zwijgt.
1968 Mexico Stad
Rulfo
In de stilte klopt een ander Mexico. Juan Rulfo, verteller van de tegenspoed van levenden en doden, zwijgt. Het is vijftien jaar geleden dat hij zei wat hij te zeggen had, in een korte roman en een paar verhalen, en sindsdien zwijgt hij. Anders gezegd: hij bedreef de liefde op een zeer diepe manier en is daarna blijven slapen.
1969 Lima
Arguedas
schiet zich een kogel door het hoofd. Zijn geschiedenis is de geschiedenis van Peru, en ziek van Peru schiet hij zichzelf dood.
Als zoon van blanken was José María Arguedas door Indianen grootgebracht. Hij sprak Quechua gedurende zijn hele jeugd. Op zijn zeventiende werd hij uit de bergen weggerukt en op de kust geworpen. Hij ging weg uit de dorpjes van de gemeenschappen om binnen te treden in de steden van de bezitters.
Hij leerde de taal van de overwinnaars en in die taal sprak hij en schreef hij. Hij schreef nooit over maar vanuit de overwonnenen. Hij wist ze een stem te geven, maar deze daad werd zijn vloek. Hij voelde dat alles wat hij deed verraad of mislukking was, een vruchteloos losscheuren. Hij kon geen Indiaan zijn, hij wilde geen blanke zijn, hij verdroeg het niet tegelijkertijd de minachting en de geminachte te zijn.
Langs de rand van deze afgrond tussen de twee vijandige werelden die zijn ziel in tweeën scheurden, ging de eenzame wandelaar. Vele lawines van diepe droefheid vielen op hem neer, erger dan welke lawine van stenen en modder ook, tot hij werd meegesleurd.
1969 Mare Tranquillitatis
De ontdekking van de aarde
Het ruimteschip arriveert uit Houston, Texas, en zet zijn lange spinnepoten neer op de maan. De astronauten Armstrong en Aldrin zien de Aarde zoals niemand haar tot nu toe heeft gezien, en de Aarde is niet de gulle borst die ons melk en gif te drinken geeft, maar een mooie bevroren steen die in de eenzaamheid van het heelal voortrolt. De Aarde lijkt kinderloos, door niemand bewoond, of misschien onverschillig, alsof zij nog geen kriebeling voelt van de menselijke hartstochten die op haar bodem krioelen.
Per radio en televisie brengen de astronauten ons de voorgeprogrammeerde woorden over de grote stap die de mensheid zet, terwijl zij de banier van de Verenigde Staten van Amerika in de stenige Mare Tranquillitatis planten.
1969 Bogotá
De schooiertjes
De straat is hun huis. Het zijn katten in de sprong en de haal, mussen in de vlucht, haantjes in het gevecht. Zij zwerven in bendes, in groepen, zij slapen in trossen, op elkaar gedrukt door de kou van de vroege ochtend. Zij eten wat zij stelen of de restjes die zij bedelen of de afval die zij vinden. Zij stillen hun honger en hun angst door benzine of solutie te inhaleren. Zij hebben grijze tanden en verbrande gezichten van de kou.
Arturo Dueñas, van de groep van de Tweeëntwintigste Straat, verlaat zijn bende. Hij heeft er genoeg van zijn kont te keren en slaag te krijgen omdat hij de kleinste, de luis, het luisje is, en hij besluit dat hij er beter alleen vandoor kan gaan.
Op een avond, een avond als alle andere, glipt Arturo onder een tafeltje van een restaurant, pikt een kippepootje en het als een vaandel omhoog stekend rent hij weg door de steegjes. Wanneer hij een donker hoekje vindt, gaat hij aan zijn avondmaal beginnen. Een hondje kijkt hem hongerig aan. Arturo jaagt hem verschillende keren weg, maar steeds komt het hondje terug. Zij kijken elkaar aan: zij verschillen in niets, kinderen van niemand, geslagen, vuil over been. Arturo berust en deelt zijn maal.