7
'Ik kon toch niet weten dat je voor de Bahamas een paspoort
nodig hebt?'
Het was drie uur 's middags en Ruby zat. nog steeds in haar zwarte
cocktailjurkje, op het voordek van de Mad Tryst. Een bediende had
net een gintonic voor haar neergezet Ze kon zich niet herinneren
dat ze die besteld had, dus negeerde ze het drankje. Het leek alsof
iedereen haar altijd van alles bracht: drankjes, eten, nog een paar
drankjes, meer eten. drankjes, en nog meer eten. Zelfs Kurt legde
om de haverklap een van zijn piepende rubber beestjes voor haar
neer, waarna hij ging zitten en haar verheerlijkt aanstaarde.
Alleen Keaton Hamilton Danning III bedolf haar niet onder de
cadeaus - geen denken aan. Het enige waar hij Ruby op trakteerde,
waren venijnige blikken.
Zoals nu.
De tafel waaraan Ruby en Keaton zaten, werd beschut door een
reusachtige parasol, maar tegen Keatons venijnige blikken viel
niets te beginnen, dacht Ruby, ook al zette je er een zonnescherm
voor. Als blikken konden doden...
'Jij wist ook niet dat ik een paspoort nodig heb,' zei ze, 'terwijl
je de hele wereld hebt afgereisd. Denk je nou echt dat ik
gisterenavond nog even mijn papieren heb gecontroleerd? Zo van:
"Oké, ik heb mijn rijbewijs, mijn creditcard en wat geld, en
natuurlijk mijn paspoort, voor het geval ik op een boot spring die
op weg is naar Nassau!" Hoe kon ik nou zo stom zijn om dat ding te
vergeten?!' zei ze en sloeg tegen haar voorhoofd. 'Ik ben maar een
keer in het buitenland geweest, in Key West. En daar heb je geen
paspoort nodig. Alleen een nieuwe bikini.'
Keaton bleef haar vernietigend aankijken en zei: 'Key West ligt
niet in het buitenland.'
'lij bent er vast nog nooit geweest,' beet ze terug. Misschien
konden ze het beter even over iets anders hebben.
'Inderdaad,' zei hij.
'Nou, één ding kun je van me aannemen, in Key West is de
mentaliteit anders. Totaal anders dan in Florida, en zéker met
carnaval.'
'Hier schieten we niets mee op. Wat moeten we nou met jou?' vroeg
hij.
Weer een ander onderwerp? dacht Ruby.
'Morgen vaart de Mad Trystde haven van Nassau weer uit. Maar jij,
Ruby de serveerster, of wie je ook bent, blijft hier'
'Wat bedoel je met "wie je ook bent"?' vroeg ze boos. Ze deed haar
best om net zo verontwaardigd te klinken als hij, maar dat lukte
niet helemaal. 'Wie zou ik anders moeten zijn?'
'Daar,' zei Keaton droog, 'zullen we misschien nooit
achterkomen.'
Ze staarde hem ongelovig aan. Ze kon niet geloven dat hij haar niet
geloofde, maar ze zei niets. Er viel niets meer te zeggen, ze had
alles al gezegd. En als hij het niet geloofde, nou, dan maar niet.
Goed beschouwd kon ze het hem nauwelijks kwalijk nemen. Dit soort
dingen kwamen tenslotte ook niet dagelijks voor. Het klonk allemaal
niet erg aannemelijk. Als je er een boek over zou schrijven, dan
zouden de critici schrijven dat de plot 'nogal rammelde, om niet te
zeggen volstrekt onwaarschijnlijk was'.
Ze zuchtte gefrustreerd en keek met iets meer interesse naar de
gin-tonic. Misschien zou ze ervan opknappen. Ze voelde zich niet
bepaald op haar gemak in haar jurkje. Keaton had daar duidelijk
geen last van. Hij zat er luchtig en zorgeloos bij - afgezien van
de boosaardige blikken die hij nu in haar richting wierp. Hij had
vandaag vrij genomen, zei hij toen ze een paar uur eerder van het
jacht af waren gegaan. De prins en zijn trawanten zouden toch niet
eerder dan vanavond hun, of eikaars, bed uit komen.
Hij had erop gestaan om haar naar het vliegveld te brengen, omdat
hij voor vertrek nog wat van het eiland wilde zien. Dus had hij
zich verkleed voor een dagje uit - en voor het wegwerken van een
lastige passagier. Hij droeg een witte linnen pantalon en een
lichtgroen overhemd met korte mouwen dat bet groen van zijn ogen
waanzinnig mooi deed uitkomen.
Jammer genoeg vielen in het douanekantoor de mooie plannen voor een
dagje uit - en voor het wegwerken van een lastige passagier - in
het water. De douanebeambte verklaarde dat ze voor een bezoek aan
de Bahama's een paspoort nodig hadden. Voor Keaton was dat geen
probleem, want hij had er maar liefst vier. Zijn vader was
Amerikaans, zijn moeder Frans, hij was geboren in Duitsland en door
zijn lange verblijf in Pelagia - zijn vader was heel lang de
Amerikaanse ambassadeur van het ministaatje geweest - had hij ook
het Pelagisch staatsburgerschap gekregen. Maar voor Ruby was er een
problemo.
Ruby had in haar minuscule tasje alleen een Amerikaans rijbewijs -
het bewijs dat ze kon rijden - een creditcard - het bewijs dat ze
kon winkelen - een lippenstift - het bewijs dat koraalrood haar
favoriete kleur was - haar inklapbare haarborstel - het bewijs dat
ze haar haar kamde - en twee pepermuntjes - het bewijs dat ze een
frisse adem belangrijk vond. Maar in het tasje zat niets dat bewees
dat Ruby Amerikaanse was. Tussen haar bezittingen vond ze ook een
lot van de staatsloterij van Florida, maar daar nam de
douanebeambte geen genoegen mee.
Keaton en zij mochten Nassau niet in en er zat niets anders op dan
terug te gaan naar de Mad Tryst, waar het hele zooitje, op een paar
bemanningsleden na, nog op een oor lag. Na het feest van
gisterenavond was dat ook geen wonder, maar in ieder geval was er
nu niemand anders om mee te praten dan Keaton Hamilton Danning
III.
Ze had tegen hem gelogen in de bibliotheek die ochtend. Ze had
gezegd dat ze het niet erg vond om uit de loon te vallen. Maar dat
vond ze wel, heel erg zelfs - niet dat ze een piepklein zwart
cocktailjurkje droeg om vier uur 's ochtends terwijl iedereen
rondliep in bikini of sarong, hoewel dat haar ook niet helemaal
lekker zat. Ze vond het vreselijk dat ze in een totaal andere
wereld leefde dan Keaton. Eigenlijk wilde ze gewoon dat zij en
Keaton beter met elkaar hadden kunnen opschieten tijdens haar
ultrakorte verblijf op de Mad Tryst.
Ze zei tegen zichzelf dat ze niet zo idioot moest doen. De man was
een volslagen vreemde en ze waren elkaar toevallig tegengekomen,
net als in de mooie zegswijze: als twee schepen die elkaar
voorbijvaren in de nacht. Afgezien van het feit dat er hier maar
één schip was, dat eigenlijk niet eens een schip was, maar een
boot. En ze waren ook niet voorbijgevaren; ze waren gestopt
en hadden een praatje gemaakt. En het was ook geen nacht meer.
Oké, dus dat gezegde kon ze vergeten. Ze waren geen schepen die
elkaar voorbijvoeren in de nacht. Maar wat ze bedoelde was dat deze
belevenis, ondanks de nare bijsmaak, Ruby nog heel lang bij zou
blijven. En haar ontmoeting met Keaton Hamilton Danning III zou ze
ook niet gauw vergeten.
Tot nu toe had de ervaring maar een paar uur deel uitgemaakt van
haar leven en ze had een voorgevoel dat het de soort ervaring was
die je geen tweede keer overkwam. Ze voelde ook dat ze een man als
Keaton geen tweede keer zou tegenkomen.
Even na twaalven had hij haar zachtjes wakker geschud in de
bibliotheek en teder gezegd: 'Ruby, wakker worden.' Toen ze
slaperig haar ogen opendeed, stond hij over haar heen gebogen. Zijn
donkere haar was nog vochtig van het douchen en hij rook naar
citrusvruchten, en zijn groene ogen keken alsof hij zich vermaakte.
Maar ze zag nog iets anders in zijn ogen, iets warms en ondeugends
en speels, wat een vlammetje had aangewakkerd in haar maagstreek.
De aangename warmte van de vlam verspreidde zich langzaam over haar
bekken en verder. Zonder zich te realiseren wat ze deed, had ze
haar handen uitgestrekt en zijn haar gestreeld.
En toen was die vermaakte blik verdwenen en had plaatsgemaakt voor
iets heel anders, iets hitsigs en verlangends, iets wat haar ook
hitsig en verlangend maakte.
Vlak voordat ze bij bewustzijn kwam, dacht ze dat ze droomde, want
normaal gesproken zag de wereld er niet zo rooskleurig uit 's
ochtends. Normaal werd ze 's ochtends gewekt door het geluid van de
vuilniswagen die de containers leegde, van een politiewagen die met
gillende sirenes een achtervolging inzette, of van boze zwervers
die elkaar in de haren vlogen om een meter betwiste, vuile grond.
Er was geen teder gefluister,'Ruby, wakker worden', of zacht
schudden. En er was niemand die zo lekker rook en er zo uitzag als
Keaton. Of haar hitsig en verlangend aankeek.
Toen het eindelijk tot haar doordrong dat dit geen droom was,
besefte Ruby in een helder moment, haar door slaap verdoofde brein
ten spijt, dat Keaton werkelijk voor haar stond. En in dat ene,
heldere moment voelde ze zich gelukkiger dan ooit tevoren.
Dat wil zeggen, tot hij zei: 'Je moet wat eten voordat wc in Nassau
aankomen. Daarna zullen we zien hoe we je terug naar Miami
krijgen.'
Ruby, die zich nog steeds ergens tussen slapen en waken ophield,
rilde van ontzetting. Zo had ze nog nooit gerild. Ik wil niet terug
naar Miami, dacht ze slaperig Er was niets om voor terug te gaan:
een baantje zonder vooruitzichten, een salaris van niks en een
piepkleine flat vol ongedierte. Waarom zou ze in hemelsnaam
teruggaan naar Miami?
Toen zei Keaton zachtjes: 'Want je moet naar huis.'
O, ja. Ze wist het weer. Miami was thuis. Al haar bezittingen waren
in Miami. Miami was haar leven. Elke dag. Tot het einde der tijden.
Van den beginne, voor eeuwig en altijd. Amen, amen, amen. Dat was
de reden waarom ze terug moest. Niet dat ze met veel enthousiasme
ging. Maar het móest gewoon.
Verdomme.
'Wat doen we nu?' vroeg ze aan Keaton. De gin-tonic zag er
plotseling onweerstaanbaar uit. Ze pakte het glas en probeerde het
beeld van de hitsige, verlangende blik waarmee hij die ochtend
gekeken had te vergeten. Te vergeten dat ze precies hetzelfde
voelde als hij. Voortdurend.
'Wat doen wij nu?!' echode hij.
Ze knikte halfhartig en nam een flinke teug van haar gin-tonic.
Potverdorie, daar was ze wel aan toe.
'Nou, ik ga straks aan land en nog even van mijn vrije tijd
genieten, zo lang het nog kan,' zei hij bruusk 'Ik heb geen flauw
idee wat jij doet, behalve je glas leegdrinken en verdwijnen.'
Ze verslikte zich bijna in de grote slok gin-tonic. Het drankje
leek niet meer zo verleidelijk Maar... maar... ik weet helemaal
niet waar ik naartoe moet,' stotterde ze toen ze weer op adem was
gekomen.
Hij krabde aan zijn voorhoofd. 'Het spijt me, zo bedoelde ik het
niet,' zei hij. 'Maar als ik eerlijk ben, had je dat ook eerder
kunnen bedenken. Voordat je gisterenavond op de boot sprong,
bijvoorbeeld.'
Ze keek hem ongelovig aan. 'Kom nou toch, Keaton. Het enige waar ik
gisterenavond aan dacht, was dat ik weg moest bij Jimmy. Dan denk
je niet vooruit. Dit soort dingen zie je niet aankomen. Dit soort
dingen gebeuren normaal gesproken niet.'
'O, ja, Jimmy,' zei Keaton, die deed alsof hij dat laatste niet
gehoord had. 'Het vriendje dat in rook is opgegaan. Je zou hem
kunnen bellen. Als hij, zoals je beweert, banden met de maffia
heeft, dan kent hij vast wel iemand die je kan helpen. De economie
van de Bahama's drijft toch op het witwassen van geld?'
Ruby keek hem verontwaardigd aan en zei: 'Je gelooft er niets van,
hè? Je denkt dat ik het allemaal uit mijn duim heb gezogen.'
'Ja, vind je het gek?' vroeg hij.
Ze zuchtte gelaten. 'Nee, eigenlijk niet,' zei ze. 'Je bent zo
achterdochtig en cynisch dat je het nog niet zou geloven als ik zei
dat één plus één twee is.'
Kurt, die rustig onder de tafel had liggen slapen, sprong
plotseling op en begon woest tegen hem te blaffen, alsof een
onzichtbaar persoon hem opdracht had gegeven om Ruby te verdedigen.
Keaton keek zo woest mogelijk terug.
'Hoe kom je erbij dat ik achterdochtig en cynisch ben?' vroeg hij
luid, alsof iedereen het moest horen.
'Je bent een aartspessimist, Keaton. Eerst dacht je dat ik van de
roddelpers was.'
'Dat is niet waar! Ik dacht dat je een van Reynaldo's
one-night-stands was,' zei hij.
' Wat?? riep Ruby, diep geschokt.
'Ik dacht dat hij weer eens iemand had opgepikt,' legde Keaton
uit.
'Bedankt voor de hoogachting,' mompelde ze geérgerd.
Hij keek bedachtzaam voor zich uit, was dat om wat ze gezegd had?
'Toen wist ik natuurlijk nog niet dat je een ziekelijke leugenaar
bent,' zei hij onverstoorbaar. 'Maar toen ik je eenmaal beter
leerde kennen.
'Heel grappig,' zei Ruby.
'Ik heb ook nog even met het idee gespeeld dat je een-'
'Wat?' vroeg Ruby toen hij halverwege de zin stokte, met een lichte
blos op zijn gezicht. 'Wit dacht je dat ik was?'
'Een huurmoordenaar,' gaf hij toe. Zijn gezicht werd vuurrood en
hij durfde haar bijna niet aan te kijken, terwijl de domheid van
zijn eigen bewering tot hem doordrong.
'Huurmoordenaar1t zei Ruby. 'Ben je wel goed bij je hoofd?! Ik zou
nog geen vlieg kwaad doen. Hoe had je je dat voorgesteld? Dacht je
soms dat ik in het kraaiennest zou klimmen om de feestgangers onder
vuur te nemen? En waar had ik mijn mitrailleur dan moeten
verbergen?'
Keaton zei met enige aarzeling in zijn stem: 'Ik dacht dat je
vergif zou gebruiken.'
Met een bijna bovenmenselijke krachtsinspanning wist Ruby zich te
beheersen. 'Ja, hoor. Vergif. Waarom heb ik daar niet eerder aan
gedacht? Aangenaam kennis te maken: ik ben de Engel des Doods en ik
word gezocht door Interpol.'
'"De Mol" leek me eigenlijk toepasselijker,' zei Keaton.
Ruby kneep haar ogen woedend samen.
'Een beroepsinfiltrant is er niks bij.'
'Ach, schei toch uit,' zei ze bits.
Keaton zuchtte ongedurig en pakte ook een drankje. 'Het was al heel
laat en ik was doodop.'
'En achterdochtig en cynisch,' zei Ruby.
'Oké, oké. ik was een klein beetje achterdochtig en cynisch,' zei
hij korzelig 'Dat kan iedereen wel eens overkomen. Maar je moet ook
begrijpen dat
ik-'
Hij werd onderbroken door een vrouwenstem, die zei: 'Je bent
achterdochtig en cynisch, Keaton, en dat staat je helemaal niet
netjes.'
Ruby vond dat gravin Arabella, die op hun tafeltje afkwam, er nog
even beheerst - en niet te vergeten, bevallig - uitzag als
gisterenavond. Ze droeg een lavendelblauwe jurk van een
transparante, ongetwijfeld peperdure stof. Het leek bijna alsof
haar haar, dat weer opgestoken was, door een onzichtbare hand op
zijn plaats werd gehouden; een enkele lok bewoog zachtjes in de
wind. Ze had Griekse sandalen aan, waarvan ze de veters rond haar
kuiten gewikkeld had, en om haar nek droeg ze een ivoorwitte sjaal,
die het geheel fraai completeerde.
Asjemenou, dacht Ruby. Naast Arabella zag ze eruit als een smerig,
verfomfaaid propje.
'Vroeger was je niet zo,' voegde Arabella eraan toe. Ze ging
bevallig in de stoel tegenover Ruby zitten. 'Je bent zo geworden
sinds we weg zijn uit Pelagia. Koffie, graag.'
Ruby zag dat Keaton het koninklijke bevel zonder morren uitvoerde.
Hij schonk ogenblikkelijk koffie in een kopje en bracht haar uit
zichzelf de suikerpot en de melk.
Ruby was niet onder de indruk. De gravin behandelde hij als een
toonbeeld van deugdzaamheid dat op haar wenken bediend behoorde te
worden. maar Ruby behandelde hij als een huurmoordenaar of een
gifmengster.
Mannen! dacht ze.
Het was interessant om te zien dat Arabella Keaton niet bedankte of
op een andere manier haar erkentelijkheid liet blijken, dacht Ruby.
Ze was ook niet onbeschoft of neerbuigend, maar je kon aan alles
zien dat ze gewend was om altijd maar bediend te worden, zonder er
iets voor terug te hoeven doen.
Hoe zou dat zijn? vroeg ze zich af. In het gewone leven was zij
degene die anderen op hun wenken bediende zonder er iets voor te
vragen. Ze hoopte natuurlijk wel op een fooi. maar die kreeg ze
niet altijd. Een fooi geven was immers niet verplicht. Als de
gravin Franky's club bezocht, zou ze de fooienpot dan voorbijlopen?
Ruby liet de gedachte varen. Arabella zou nooit van haar leven
Franky's club bezoeken. En zelfs al deed ze dat, dan zou ze nooit
van haar leven de rekening betalen.
Het leek haar helemaal niet erg om met Arabella te ruilen.
Het enige nadeel was dat de gravin met die rare Reynaldo verloofd
was en zijn streken moest verdragen. Dus misschien was het leven
van een gravin niet alleen maar rozengeur en maneschijn.
'Heb ik goed begrepen dat Ruby niet naar huis kan?' vroeg Arabella.
Intussen pakte ze het kannetje met melk en schonk zuinig een wolkje
in haar koffie.
'Ik mag de Bahama's alleen in met een paspoort, maar dat heb ik
niet bij me. En als ik de Bahama's niet in kan, kan ik ook niet
naar huis.'
Arabella keek van Ruby naar Keaton. 'Keaton, kan jij daar niet iets
aan doen?' vroeg ze.
'Wat dan?' vroeg hij aan de gravin. Ruby zag dat hij zich ergerde,
maar die gevoelens, die hij openlijk op Ruby botvierde, hield hij
voor de gravin verborgen.
'Je hebt toch wel connecties hier?' vroeg Arabella. 'Jij hebt
overal connecties. Of anders je vader wel.'
'Niet op de Bahama's,' antwoordde hij. 'Dit deel van de wereld valt
buiten de invloedssfeer van de Dannings. In Europa en een groot
deel van Azië kunnen we overal terecht. Noord-Amerika, geen
probleem. Zuid-Amerika en Afrika, fluitje van een cent Maar het
Caribische gebied?' Hij haalde zijn schouders op en liet ze weer
zakken. 'Mijn vader vond het niet de moeite om hier een netwerk op
te bouwen.'
'Dan moet Ruby naar huis bellen en vragen of iemand een kopie van
haar paspoort kan opsturen," zei Arabella. 'Ze kunnen het faxen. En
als de douane naar het origineel vraagt, dan laten we wel een
koerier komen.'
'Morgenochtend vroeg varen we uit,' zei Keaton. 'Als het nog donker
is. Tegen de tijd dat de koerier komt, zijn wij al weg.'
Arabella deed een minuscuul beetje suiker in haar kopje en begon er
langzaam in te roeren. 'Dan blijven we tot hij er is.' zet ze
luchtig
Hij keek haar met een ijzige glimlach aan. 'En wie gaat dat tegen
Reynaldo zeggen?'
'Jij,' zei Arabella.
Keaton opende zijn mond, maar Ruby besloot in te grijpen voordat er
ruzie van kwam, waarbij Keaton vast en zeker aan het kortste eind
trok Ruby was nog maar een paar uur op de boot, maar in die korte
tijd was het voor haar al wel duidelijk geworden wie de lakens
uitdeelde. Keaton in ieder geval niet. En de prins ook niet.
Ze schraapte haar keel en zei: 'Mag ik misschien iets zeggen?'
Keaton en Arabella keken haar tegelijkertijd aan.
'Er is één klein dingetje dat jullie over het hoofd zien,'
verklaarde Ruby. 'Het heeft niet veel zin om iemand te bellen. Ik
woon alleen. Niemand, behalve ik, heeft een sleutel van mijn flat.
En ik kan wel naar huis bellen, in Appalachimahoochee. maar mijn
moeder en grootmoeder zijn twee weken in Las Vegas.'
'En je vader?' vroeg Keaton.
Die is met mijn moeder en mijn grootmoeder in Las Vegas,
fantaseerde Ruby. Maar ze wilde geen leugens meer vertellen. 'Ik
heb geen vader,' zei ze, en dat was de waarheid.
Kratons irritatie sloeg meteen om. 'O, neem me niet kwalijk, ik
wist niet dat hij overleden was.'
'Nee, dat is hij ook niet,' zei ze. Ze kon maar het beste meteen de
waarheid vertellen. Keaton zou die met zijn ondervragingstechnieken
toch wel uit haar krijgen. 'Ik bedoel dat ik niet weet of hij dood
is,' corrigeerde ze zichzelf. 'Het zou kunnen. Maar ik heb mijn
vader nooit, eh, gezien,' zei ze en keek Keaton daarbij recht in de
ogen. 'Ik weet niet wie mijn vader is. Zelfs mijn moeder weet het
niet.'
Keaton leek iets te willen zeggen, maar het bleef stil en zijn
gezicht verraadde niets van zijn gedachten. Na een poosje zei hij:
'Je moet het bevolkingsregister van Florida bellen en vragen of ze
een kopie van je paspoort kunnen opsturen."
'Dat zou ik kunnen doen,' zei Ruby. 'Maar ik kan je nu al vertellen
dat ze die heus niet per koerier versturen. Ik mag waarschijnlijk
al blij zijn als ik hem heb voordat mijn moeder en grootmoeder
thuiskomen.'
Keaton wist dat ze gelijk had en slaakte een diepe zucht. Hij wist
hoe langzaam de ambtelijke molens werkten. 'Ik zal in ieder geval
eens rondbellen, misschien kan iemand ons helpen.'
Arabella glimlachte triomfantelijk en nam een piepklein slokje van
haar koffie. 'En tot die tijd kan Ruby hier blijven. In ieder geval
tot haar papieren komen," zei ze.
'Deze zal je wel passen, denk ik'
Ruby wist niet waar ze eerst moest kijken, naar oooh, de kleding
die Arabella op het bed in de hut had uitgespreid, of naar aaah, de
hut zelf. Alles was prachtig, maar de luxueuze hut was zonder
twijfel het hoogtepunt.
Ruby wist niet dat een boot er zo kon uitzien. De avond tevoren,
toen ze ronddwaalde op zoek naar een rustig plekje, had ze gezien
dat de salon en de bibliotheek en de gangen prachtig waren. Ook de
wenteltrap die ze was tegengekomen, was magnifiek. Maar Arabella's
hut sloeg alles.
De muren waren voor de helft in een roomwitte tint geverfd, de
andere helft was bedekt met een mahoniehouten lambrisering. De deur
was ook van mahonie, evenals de met kussens overdekte bank, het
bureau en de stoel. Het bed had reusachtige afmetingen. De sprei
was gemaakt van een stof met rode, oranje en roze bloemen -
vermoedelijk zijde - die ook gebruikt was voor de kussens op de
bank De vloer was bedekt met een donkergroen tapijt met rode
accenten. De fraaie, in het plafond verzonken spots waren momenteel
uit, want op dit tijdstip van de dag stroomde het zonlicht naar
binnen door de grote ramen.
De ramen stonden op een kier om de frisse, zilte lucht naar binnen
te laten, die zich vermengde met het zoete aroma van de enorme bos
verse bloemen in een kristallen vaas op het bureau. Aan de muren
hingen olieverfschilderijen van landschappen, die de kamer het
aanzien gaven van een luxe hotelsuite. Alleen als je naar buiten
keek. zag je het naastgelegen jacht en besefte je dat je op het
water was.
'Hoe groot is het jacht eigenlijk?' vroeg Ruby.
'Ik weet het niet precies,' zei Arabella. 'Ik heb Reynaldo wel eens
horen zeggen dat het ruim tweehonderd voet lang is.'
Wauw, dacht Ruby. Ze had bij wiskunde op de middelbare school
altijd goed opgelet en ze wist nog dat dat ongeveer zestig meter
was. Zestig meter... voor één boot. De grote stacaravan van haar
moeder in Happy Thuis paste daar minstens vier keer in.
'En hoeveel mensen zijn er, eh. aan boord?' vroeg ze.
'Even kijken, ehm, Reynaldo, natuurlijk, ikzelf, Marisol, Kraton,
de twee Kurts, de bediende Etienne, de pianist Omar, acht
bemanningsleden, drie stewards en drie barkeepers,' zei ze alsof
het de gewoonste zaak van de wereld was. 'Reynaldo vindt dal er dag
en nacht iemand moet zijn om cocktails te maken en te serveren.
Voor zijn feesten huurt hij uitzendkrachten in, en als ze meevaren,
zoals gisterenavond, zorgt hij ervoor dat ze terug kunnen vliegen.'
Ze vervolgde haar relaas met gedempte stem. 'Helaas reist
superuilskuiken Dacia ook mee.'
'En waar slaapt iedereen?' vroeg Ruby. 'Het is natuurlijk een grote
boot, maar...'
'Er is plaats voor iedereen. Reynaldo heeft uiteraard de grootste
hut, en Keaton en ik hebben allebei onze eigen hulde
bemanningsleden delen een aantal cabines benedendeks. De twee Kurts
en de anderen slapen ook in gemeenschappelijke cabines. En Marisol
heeft een hut voor zichzelf.'
Arabella vermeldde niet waar superuilskuiken Dacia 's nachts sliep,
en Ruby vroeg er ook niet naar, maar het leek haar hoogst
onwaarschijnlijk dat Dacia de nacht doorbracht op het
jacuzzidek.
'En dan zijn er nog drie grote hutten over," zei Arabella. 'Ik zal
er een laten klaarmaken, maar eerst gaan we wat kleren voor je
zoeken. Marisol vindt het vast niet erg om je wat te lenen.'
De gravin had de naam Marisol nu al een paar keer genoemd en haar
stem had daarbij niet terughoudend of voorzichtig geklonken, dus
mocht Ruby best vragen wie dat was.
'Wie is Marisol?' vroeg ze.
'Marisol is mijn chaperonne,' antwoordde de gravin, alsof het de
gewoonste zaak van de wereld was.
'Pardon?' zei Ruby.
'Mijn chaperonne,' herhaalde de gravin, die kleding aan het
uitzoeken was. Toen ze Ruby's vragende gezicht zag, zei ze met een
glimlach: 'Mijn gezelschapsdame. De positie van mijn vader en
moeder in Toulaine brengt vele verplichtingen met zich mee. Ze
hebben geen tijd om mee te gaan op deze...,' ze slaakte een diepe
zucht,'.. .eindeloze, nutteloze, waardeloze cruise. Maar het is met
passend voor iemand van mijn stand om alleen te reizen, dus heb ik
een chaperonne bij me en ze heet Marisol.'
Ruby knikte begrijpend, maar ze begreep er geen snars van. 'Waarom
mag je niet alleen reizen? |e bent toch wel meerderjarig?' vroeg ze
met een ondeugende glimlach.
'Ik ben tweeëntwintig, om precies te zijn,' zei Arabella. Ruby viel
van de ene verbazing in de andere. Niet dat de gravin er oud
uitzag, maar ze kwam over als een rijpe vrouw. Ruby schatte haar
eind twintig, misschien iets ouder. Ze gedróeg zich veel ouder. De
tweeèntwintigjarige vrouwen die Ruby kende, waren vaak net kinderen
van twaalf. Het voordeel daarvan was dat kinderen lol in het leven
hebben. De gravin leek haar niet iemand die veel lol in het leven
had. Maar dat kwam waarschijnlijk doordat ze daar nooit de kans toe
gekregen had.
'Ik ben niet getrouwd, dus ik mag niet alleen reizen.' zei ze alsof
dat alles verklaarde.
'Ik ben ook niet getrouwd, en ik reis wel alleen,' zei Ruby.
'Ja, en kijk eens wat ervan gekomen is? Alleen maar ellende.'
verklaarde Arabella resoluut.
'Oké, oké. Maar toch. Je bent een intelligente, volwassen vrouw.
Waar heb je dan een chaperonne voor nodig?'
'Zo gaat het nu eenmaal in het land waar ik vandaan kom.'
Arabella had altijd het laatste woord en Ruby begreep dat het geen
zin had om ertegenin te gaan. Dus zei ze: 'O.'
'En ik vind het fijn dat Marisol er is,' voegde Arabella eraan toe.
'Ze is erg aardig en je kunt alles met haar bespreken.' Ze dacht
even na en vervolgde: 'Het is alleen jammer dat ze de neiging heeft
om nogal snel weg te dommelen. Ze loopt al tegen de tachtig, weet
je.'
'Dus je ouders laten je optrekken met een tachtigjarige
gezelschapsdame?' vroeg Ruby.
Arabella knikte.
'En denken ze dat je dan braaf bent?' vroeg Ruby.
Tot nu toe heeft het gewerkt.'
Ruby wist opeens zeker dat Arabella braaf was, omdat ze zichzelf
dwong om braaf te zijn. Ze mocht van zichzelf niet van het leven
genieten. Maar dat zei Ruby niet. Arabella wist dat zelf ook wel,
dat hoefde Ruby haar niet in te wrijven.
'En trouwens, je mag blij zijn dat Marisol er is,' zei de gravin.
'Want anders zou je geen schone kleren hebben. Wil je je
omkleden?'
'Dolgraag' zei Ruby. 'En waar kan ik me wassen?'
'Hier.' De gravin wees vaag naar de linkerkant van de hut. 'Daar is
de badkamer. En daarna kun je deze aantrekken,' zei ze met een
gebaar naar een stapeltje kleren op het bed.
Ruby keek er weinig enthousiast naar. Het was wel ongeveer haar
maat, maar niet echt haar stijl. Het was de stijl van een
tachtigjarige chaperonne die regelmatig wegdommelde terwijl mensen
tegen haar praatten. Chaperonnes droegen dus enorme soepjurken met
avocado's en ananassen erop en witte katoenen onderbroeken die zo
groot waren als het Pentagon.
'Ehm, bedankt,' zei Ruby. Ze had geleerd dat je een gegeven paard
niet in de bek moest kijken.
Knoop in je zakdoek, Ruby, dacht ze. Als je nog eens op het idee
komt om verstekeling te worden op de boot van een gravin, vergeet
dan niet om a) je paspoort mee te nemen en b) een schoon
slipje.
Terwijl ze de spullen bijeen raapte en haar best deed om niet naar
de enorme onderbroek te kijken, vroeg Arabella: 'Ben je echt nog
nooit in het buitenland geweest?'
Ruby schudde haar hoofd en zei: 'Nee, ik ben nog nooit buiten
Florida geweest.'
Arabella keek haar aan alsof Ruby gek was geworden. 'Ie maakt zeker
een grapje?'
Ruby schudde nogmaals haar hoofd. 'Nee, hoor. Ik heb niet veel tijd
om te reizen. En als ik tijd heb, dan ga ik op bezoek bij mijn
familie.'
'O, ja,' zei de gravin met een glimlach. 'Die zou ik bijna
vergeten. De grootmoeder die auto's repareert in de gevangenis en
verslaafd is aan whisky en sigaretten.' Ze grijnsde. 'Je had een
mooi verhaal verzonnen, gisterenavond.'
Ruby keek naar het textiel in haar handen en zei: 'Ehm, dat was
niet verzonnen.'
Arabella grijnsde niet meer. 'En die dwangarbeid dan?'
'Dat klopt niet helemaal,' zei Ruby.
'Godzijdank,' zei Arabella.
'Het was eigenlijk een soort taakstraf.'
'Aha.'
'Het is een lang verhaal.'
'Dat wil ik geloven,' zei Arabella.
'Oma Pearl zag er overigens niet slecht uit in die oranje overall,'
verzekerde Ruby haar. 'Ik had niet gedacht dat oranje haar zo goed
zou staan.'
De gravin ging er verder niet op in en vroeg: 'En woont je familie
nog steeds in Florida?'
Ruby knikte. 'Ja. Ze wonen in Appalachimahoochee, waar ik ben
opgegroeid.'
'Appa-la-chi-ma-hoo-chee,' zei Arabella langzaam. 'Is dat een echte
naam? Ik dacht dat je die ook had verzonnen.'
'Nee, zo heet het echt. Ik ben een geboren en getogen
Appalachimahoocheenaarse.'
De gravin lachte. 'Dat klinkt niet zo best'
Ruby giechelde mee. 'Het is ook niet zo best.'
'In Toulaine hebben we daar ook wel eens last van,' zei de
gravin.
Arabella glimlachte treurig Ruby dacht dat ze nog iets ging zeggen
over de plaats waar ze geboren was, of over Appalachimahoochee,
maar de gravin deed een stap achteruit en wees weer in de richting
van de badkamer. 'Fris je maar een beetje op,' zei ze. 'Ik ga
buiten op het dek wat lezen en vanavond ga ik met Keaton en Marisol
de stad in om wat echte kleren voor je te kopen.'
'Dat hoeft niet,' zei Ruby.
'Ik doe het graag,' zei Arabella.
'Dat is aardig van je. Ik betaal je terug.'
'Het is absoluut geen moeite.'
'Dat vind ik wel,' zei Ruby.
Om de een of andere reden viel er een ongemakkelijke stilte, dus
Ruby zei: 'Ik ga me wassen.'
'Ik zal aan de steward vragen of hij ondertussen een hut in orde
brengt, dan kim je er straks meteen in.'
'Bedankt,' zei Ruby. 'En kan ik daarna misschien even bellen? Heel
wat mensen zullen zich inmiddels afvragen waar ik ben en of het
goed met me gaat.'
'Natuurlijk,' zei Arabella. 'Doe alsof je thuis bent.'
'Bedankt.'
Er waren waarschijnlijk maar twee mensen die zich afvroegen waar ze
was, maar dat zei Ruby niet. Ze had wel gewild dat een massa
vrienden en kennissen zich nu doodongerust maakten waar ze was,
maar zo was het helaas niet Nee, ze hoefde alleen het hotel van
haar moeder in Las Vegas te bellen, en Frank, haar baas in Miami.
Haar moeder had misschien niet eens gemerkt dat Ruby weg was, dus
dat telefoontje kon nog wel even wachten. Frank maakte zich
waarschijnlijk wel zorgen over haar - omdat hij een tijdelijke
vervangster voor haar moest zoeken. Als hij haar tenminste niet
gewoon ontsloeg, dacht Ruby, wat een reële mogelijkheid was.
Ze zou haar moeder en grootmoeder via de hotelreceptie laten weten
dat ze de stad uit was, zodat ze zich niet hoefden af te vragen
waarom ze haar telefoon niet opnam. Ruby dacht vroeger dat ze niet
ongerust waren omdat ze iemand was die niet in zeven sloten
tegelijk liep, maar nu was ze daar niet zo zeker meer van. Maakten
ze zich geen zorgen of hielden ze niet genoeg van haar? Hoewel Ruby
al een volwassen vrouw was, werd ze nog steeds geplaagd door
onzekerheden.
Ze troostte zichzelf met de gedachte dat ze niet de enige was. Er
waren meer mensen van haar leeftijd die niet lekker in hun vel
zaten, en bovendien kon het nog veel erger. Zo fantastisch was het
ook niet als je ouders voortdurend achter je kont aanliepen om te
zien wat je aan het uitspoken was.
Heus niet.
'En als ik dat gedaan heb, ga ik lekker vroeg naar bed,' zei ze
tegen Arabella. 'Ik heb nog slaap in te halen.'
'Dan hoef je je in ieder geval niet te vervelen vanavond,' zei
Arabella met een lieve glimlach.
Ruby glimlachte flauwtjes terug. 'Vanavond niet. Maar
morgen...'
'Binnenkort kun je weer naar huis, Ruby,' zei Arabella, die haar
bezorgdheid raadde. 'Maak je maar geen zorgen.'
Ruby knikte en realiseerde zich dat ze dat eigenlijk ook helemaal
niet deed, maar dat ze er als een berg tegenopzag om weer naar huis
te moeten. Vroeg of laat moest ze weer terug naar Miami, waar ze
geen noemenswaardige relaties, familie of vrienden had. Terug naar
haar kleine, godvergeten appartementje. Terug naar haar
uitzichtloze baantje bij Franky, of anders iets wat er veel op leek
Nee, er was niet veel om voor terug te gaan, maar ze zag wel in dat
er niets anders op zat.
Dit was haar leven, en dat was een verontrustende conclusie.