III

 

 

 

Bosoord

Lieve Angenietje,

 

Ik was erg blij met je brief, maar de vlammen sloegen me uit toen ik las wat je moeder zei. Ik maak van mijn ziekte niet het allerbeste, maar ik ben nu wel zover, dat ik geloof dat God er iets mee bedoelt. Vind je het raar dat ik dit schrijf? Over die dingen praat je niet als je achttien of negentien bent, hè? Maar ik denk er wel over, natuurlijk ook omdat ik zoveel tijd heb om te denken.

Jij hebt een verschrikkelijk humeur, schrijf je. Ik kan me echt voorstellen dat je soms als een dolleman door 't huis rent. Dat deed ik ook. Want ik ben, net als jij, de jongste. Dan zouden er vaak twee donderkoppen rondlopen, want ik ben ook niet zo’n lieverdje. En weet je wat zo gek is? Dan moet je soms huilen of je wilt of niet.

Het ene moment ben je in de wolken en in de zevende hemel en het volgende moment lijkt het wel of er allemaal donderkoppen aan de lucht zitten en heb je geen grein plezier meer in het leven. Ik heb er nog nooit met iemand over gepraat, maar je leest het wel eens een enkele keer in een meisjesboek, dus zijn er meer meisjes die dit ondervinden.

Ja, ik ben echt acht maanden ouder dan jij, want ik word overmorgen al negentien. Wat een leeftijd!

Je hebt me helemaal opgemonterd met je standje van dat analiste worden. Misschien mag ik straks wel werken, ik zal het de dokter de eerste de beste keer als ik genoeg moed verzameld heb vragen. Ik zie me al in die gezellige apotheek poeders afwegen en flessen spoelen en in het laboratorium heel geleerd door de microscoop kijken. Ik ben al dolgelukkig met het vooruitzicht. Je hebt me werkelijk zoals ons taalboek zegt: een riem onder het hart gestoken. Of is het een hart onder de riem? Ik weet het niet meer.

Ik kan het me wel begrijpen van die kookjuf. Wij hadden er op de mulo ook zo een. We zaten haar altijd te pesten. Ja, gemeen was dat van ons. Maar op een keer heeft moeder me iets van haar jeugd verteld. Moeder kende die juf namelijk van vroeger; ze waren samen op de kweek. Die lerares was verloofd geweest, maar die vent liet haar in de steek. Hij ging er met een ander vandoor toen ze al op trouwen stonden. Nou, ik ben bijna negentien, maar kan best begrijpen dat zo iets niet lollig is. Ik heb trouwens helemaal nog geen vriendje. Daar kijken de mensen raar van op, want de meeste meisjes van onze leeftijd hebben al zo’n geval. Ik kijk voorlopig wel uit. Ik ken jongens genoeg, maar ik kan me niet voorstellen dat ik van een van die knapen een tandenborstel zou willen gebruiken. Heb jij al een vriendje? Ik dwaal van de lerares af. Denk daar eens aan, als jullie haar weer 'pesten’. Vind je me nou een ouwe preekzak?

Ik voer de vogels wel eens, ze komen soms dicht bij ons. Maar de eekhoorns zie ik alleen uit de verte. Wie is Pieke? Vertel in je volgende brief eens wat over dat beest, ik weet alleen dat het een poes is. Wij hebben thuis een hond. Een gezellig beest: een Sint Bernard. Ken je het soort?

Stuur je gauw een puzzel? Nee, ik lig er nooit over te denken. Wel over iets anders, maar dat vertel ik je misschien wel eens. Ik stop nu, want ik mag niet zoveel achter elkaar schrijven en ’moek’ heeft al een paar keer gezegd: 'Ophouden Hanneke’. Moek is een dame die bij mij op de kamer ligt. Haar kinderen noemen haar zo. Ze is een schat en moedert ook zo’n beetje over mij.

Je schrijft wel weer hè? ’t Allerbeste van ’t beste,

 

Hanneke


„Weet niemand nu iets wat je aan een meisje kunt sturen die negentien wordt? Toe, help eens allemaal. ”

Angenietje kijkt hulpzoekend de tafel rond, maar iedereen schijnt veel te verdiept te zijn in de belangrijkste bezigheid van de dag: het eten.

„Hanneke is eind van de week jarig en ik móét haar iets sturen. ”

Bea kijkt even op van haar bord. „Kind, maak toch niet van alles een probleem. Er is toch genoeg te koop? Eau de cologne of bonbons, postpapier, zakdoeken, noem maar op. ”

„Hè ja, echt originele cadeaus noem je daar op! Als je niets beters kunt bedenken dan dergelijke dingen, dan vind ik dat je je er goedkoop afmaakt. Nee, ik wil iets sturen, waar ze in bed wat aan heeft. ”

„Ga eens bij de boekhandel kijken, ” adviseert moeder. „Een mooi boek lijkt me net iets voor haar. ”

„Vis, ” zegt Sjoerd tussen twee happen vla door. „Vis. Is dat geen goed idee? ”

Angenietje kijkt hoofdschuddend naar haar broer. „Ben je zestig? Ze zullen daar heus wel geregeld vis krijgen en je weet niet eens of ze wel van vis houdt. Wie stuurt er nou vis? ”

„Sufferd, ” scheldt Sjoerd prompt, „geen vis om te eten, maar vis om naar te kijken. ”

Angenietje kijkt nog even uilig en dan dringt het tot haar door dat het een reuze idee is. Na het eten fietst ze naar een klein winkeltje waar een aquarium, vishengels en stenen kabouters voor het raam staan.

Ze zoekt een heel fijn visje uit, zwart met een wazige rode sluier aan zijn staart. Net een dametje in een chique avondjapon. Ze vertelt de winkelier dat het voor een zieke is en hij belooft dat hij voor de verzending zal zorgen. Hij zal het visje in een weckfles meegeven met de bode. Dat komt wel in orde.

Platzak maar erg voldaan fietst Angenietje weer naar huis. Ze heeft een vrije middag en er staat een proefwerk stofversieren op haar boekje. Daar moet ze sierband voor kopen, maar dat gaat gelukkig uit moeders kas.

„Dag Piekebeest, het vrouwtje heeft wel zó iets moois gekocht! Oooh, je had het eens moeten zien, wat zou je daar een zin in gehad hebben. ”

Ze plant de poes op haar schoot en kriebelt hem achter zijn oortjes. En even later is ze verdiept in kleuren en siersteken. Stofversieren is een verrukkelijk vak. Een hele poos priegelt ze door en intussen gaan haar gedachten naar Hanneke. Dat is iets heerlijks bij handwerken, je kunt tegelijk werken en denken.

 

30 mei ’s avonds

Liefje,

 

De klok beneden in de gang heeft al elf geslagen en alles in huis is in diepe rust. Behalve dan mijn persoontje, want ik heb nog zo’n zin om jou even te schrijven. Morgen is het je verjaardag en het geeft me een lekker gevoel dat ik je cadeau al in orde heb gemaakt. Als het nu maar op tijd gebracht wordt, als het maar naar je zin is en als je het van je vaderlijke dokter mag hebben. Ere wie ere toekomt, het idee van die vis is van Sjoerd.

Schrijf gauw of je een fijne dag hebt gehad. Wel vreemd zeker, een verjaardag ver van huis. Of komen je vader en moeder over? Ik was ook graag onverwacht even naar je toegewipt, maar het kan echt niet. We zitten nu al midden in de repetities en proefwerken voor het eindrapport. Geloof maar van mij, dat die op een huishoudschool minstens zo erg zijn als op de hbs.

Het zou anders wel verschrikkelijk leuk zijn om zo maar eens plotseling voor je te staan, en ik vraag me af of jij zou weten dat ik het was. Jou zou ik natuurlijk zo kennen, want ik heb begrepen dat jij de enige jonge blom bent op jullie kamer.

Heb jij dat ook, dat je je altijd een bepaalde voorstelling van iemand maakt? Als je elkaar dan ontmoet blijkt er meestal niets van te kloppen. Van jou denk ik dat je blond en lang bent. Mooi haar en lange schaduwwimpers. Is het zo?

Nu heb ik verschrikkelijk slaap. Er moeten luciferstokjes onder mijn oogleden om die omhoog te houden en ik heb geen lucifers bij de hand. Flauw hè? Maf ze.

 

6 juni

Nu is er bijna een week verlopen nadat ik je laatste brief kreeg en nog heb ik die niet beantwoord. Ook mijn epistel van verleden woensdag ligt nog achterin mijn blocnote. Ik had namelijk geen geld voor een postzegel. Had geld van Sjoerd geleend, dat moest hij natuurlijk terug hebben en toen was mijn zakgeld van deze week ook al weer op. Vind je het goed dat ik maar een soort dagboek bijhoud? Dan spaar ik het op tot het nog net voor een kwartje verstuurd kan worden.

Dank je wel voor die onzinnige prentbriefkaart. Moest dat mij verbeelden? Denk je dat ik de nagels van mijn tenen lak? Ja, waarom doe ik het eigenlijk niet? Het zou best aardig staan in sandalen.

En nu je brief.

Nee hoor, een vriendje heb ik nog niet. De meeste meisjes uit mijn klas wel, het schijnt er zo’n beetje bij te horen als je mee wilt tellen. Ik vind het meestal maar een zwoel gedoe. Je kunt met die kinderen niet meer normaal praten. Ze weten niets anders meer dan: ’En toen zei hij... en toen heb ik gezegd... ’ En dan elkaars handje vasthouden, nee, Hanneke, niks voor mij.

Weet je, ik vind het heerlijk als de vrienden van Jelbert en Sjoerd bij ons thuis komen en ’s avonds een boom opzetten. Als ze dan ook mijn mening vragen over hun problemen voel ik me volwaardig. Ze beschouwen me niet als een klein kind, zoals vader en moeder altijd nog doen, maar voor hen tel ik mee. Hun vrienden zijn dan ook allemaal mijn vrienden, maar wat jij noemt een 'vriendje’ is er niet bij. Ik heb er ook geen behoefte aan.

Daar schiet me ineens te binnen dat ik afgelopen winter met Jelbert ben meegeweest naar een concert van het Nederlands Studenten Orkest. Om precies te zijn op 19 januari. Jelbert had opgebeld naar vader op de fabriek (we hebben jammer genoeg geen telefoon thuis), dat hij twee kaarten had en of ik wel naar Utrecht kon komen, naar zijn kamer. Nou, je snapt dat ik daar wel voor te vinden was. Gelukkig voor mij dat Bea een vrijer... sorry, dat Bea verloofd is, nu kon zij mij dit uitgangetje niet afsnoepen. Ze leende me zelfs haar witte zijden bloes en met mijn eigen zwarte rok zag ik er niet eens erg kinderachtig uit. We gaan wel meer naar concerten, bijvoorbeeld een reeks schoolconcerten, maar een avond als deze had ik nog nooit meegemaakt. (Als Bea dit hoorde zou ze zeggen: 'Kindje, je hebt ook nog niet zo heel veel meegemaakt. ’ Als ze kindje zegt word ik wild! )

’t Was een reuze fijn concert met een violist als solist. In de pauze dronken we koffie in de foyer en heeft Jelbert me aan een paar lui van zijn club voorgesteld. Die kwamen toen aan ons tafeltje zitten. Jelbert is altijd geweldig schattig voor me en ik voelde me best op mijn gemak.

Eén van hen, Jaap Volmer heette hij, is met ons meegelopen naar het station en Jelbert zei later dat ik bepaald indruk op hem gemaakt had. Ik gnoof natuurlijk en ik hoop dat Jelbert hem maar eens meebrengt naar huis. Zeg nu niet: aha, dus toch een vriendje, want dan ben je ernaast. Het was alleen maar fijn om met hem kennis te maken. Volgend jaar vraagt Jelbert me weer mee, het was het mooiste concert dat ik ooit gehoord heb.

Lieve help, wat heb ik weer afgekletst. En niet eens gevraagd hoe het met jou is en of je al wat vooruitgaat. Sorry hoor!

 

Angenietje

 

P. S. Je moet een spiegeltje voor de vis houden, dan gaat hij pronken. Dat doet dit soort. Ze zien zichzelf dan en denken dat het een andere vis is Kunnen vissen denken? Dat weet ik niet dan willen ze mooier zijn dan die andere. Net mensen. Daaaag!