HOOFDSTUK X

Op een morgen kwam Virginia op rondrit met haar twee cowboys toevallig in de buurt van de zilvermijn die een zo belangrijke en mysterieuze rol had gespeeld in de zaken van Forrest, Lundeen en Malpass. Virginia was er al vaker geweest, voornamelijk in vroeger jaren toen de mijn nog verlaten had gelegen, niet meer was geweest dan een romantische Spaanse legende. Ook Con was er meer geweest, maar Jake nog nooit. En het was misschien om Jake, die nogal trots ging op zijn deskundigheid op het gebied van mineralen, op de proef te stellen dat ze tot het besluit kwam erheen te rijden.

Misschien werd die gedachte haar ook ingegeven door het feit dat de werkzaamheden in de Padre Mijn volgens order van Malpass sinds een poos weer waren gestaakt. En alles wat Malpass deed, wekte nu eenmaal werktuiglijk Virginia's wantrouwen.

In het midden latend wat haar beweegredenen ook geweest mochten zijn, de uitslag van het Jake afgenomen 'examen' bleek in elk geval rondweg verbijsterend. Want het nieuws waarmee hij naar buiten kwam na een uur lang in de gangen en schachten te hebben rondgedoold, was dat er zijns inziens nooit een ons zilver uit de mijn was gewonnen! Virginia kon haar oren niet geloven.

'Jake, weet je dat wel zeker? En waarop baseer je die positieve verklaring?'

'Op het feit dat ik geen spoor zilver heb kunnen vinden. Maar kijkt u hier eens!'

Hij opende zijn grote handpalm en een stukje verfrommeld papier voorzichtig open vouwend, toonde hij een klein hoopje goudkorrels.

'Goud!... Waar komt dat in 's hemelsnaam vandaan?' vroeg Virginia verbijsterd. 'Uit de mijn en nergens anders!'

'Jake, misschien, ben ik wel dom, maar leg het me eens uit.'

'Wel, in die mijngangen heb ik een aantal gaten en kuilen ontdekt die veroorzaakt zijn door dynamietexplosies. In een van die gaten heb ik een oude pan gevuld met losse aarde. Ik ben ermee naar buiten gekomen en heb er de zwaardere deeltjes van weg geblazen. Droog wassen noemden wij dat vroeger altijd. Toen ik buiten adem was, heeft Con het overgenomen en hij heeft een paar longen als blaasbalgen. En tenslotte hielden we deze goudkorreltjes over.'

'En wat bewijst dit alles?' vroeg Virginia met ademloze interesse.

'Wel, bewijzen kan ik natuurlijk niets,' antwoordde Jake grimmig. 'Maar ik weet wel wat ik denk. Dat goud dat u daar in uw hand hebt, is niet door de hand van moeder natuur in die mijn terecht gekomen, daar durf ik mijn kop om te verwedden.'

'Bedoel je dat het er misschien van buiten is ingebracht... in grote hoeveelheden?' vroeg Virginia gespannen terwijl een vloedgolf van gedachten en vermoedens haar brein overspoelde.

'In de mijn geplant, miss Virginia,' verklaarde Jake rustig. 'Misschien wel voor duizenden dollars aan goud. En dan tot explosie gebracht! Zodat het goud zich vermengt met de aarde en het steengruis. Het is een ouwe truc om een waardeloze mijn waardevol te doen lijken.'

'Een oude truc!... Om te bedriegen? Om hebzuchtige verwachtingen te wekken? Om een waardeloos gat in de grond de schijn van geweldige waarde te geven?'

'Precies, miss Virginia, maar nogmaals : bewijzen kan ik het niet.'

'Jake, zou een mijndeskundige positief kunnen bewijzen of dit goud er opzettelijk en met bedrieglijke oogmerken was geplant of dat het er oorspronkelijk met de andere natuurlijke afzettingen aanwezig geweest moet zijn?'

'Zeker zou hij dat kunnen,' antwoordde Jak' nadrukkelijk met het hoofd knikkend. 'Maar ik ben niet erg sterk in mineralogie. Dat is trouwens de fout van de meeste prospectors. Ze weten pas dat ze met goud te maken hebben als ze het gele spul voor hun ogen zien glinsteren.'

'Jongens, dit is een zeer vreemd iets,' concludeerde Virginia ernstig. 'Het kan niets te betekenen hebben, maar van de andere kant kan het ook heel belangrijk zijn... Ik vraag jullie allebei op je woord van eer dit voorlopig geheim te houden.'

Ze beloofden het plechtig en Virginia wist dat ze hen kon vertrouwen. Met bevende vingers knoopte ze de goudkorreltjes in een zakdoek en stopte dat veilig weg. Hoe verrassend was de uitslag geweest van een 'examen' dat Jake eerder voor de grap was afgenomen!

Maar bij deze ene verrassing zou het die dag niet voor haar blijven, want toen ze na het einde van de rit op Cottonwoods arriveerde, zag ze een vreemde wagen voor het huis staan, omringd door geagiteerde mensen.

Haar vader, een jongeman en Mr. Hartwell, de winkelier uit Watrous waren bezig iemand uit de wagen te tillen.

'Vader, wat is er gebeurd?' riep ze uit. Maar niemand hoorde haar. Ze praatten allemaal opgewonden door elkaar heen en de zich om de wagen verdringende Mexicanen riepen hun heiligen aan. Toen herkende Virginia Malpass' laarzen en zijn witte rijbroek, maar zijn gezicht herkende ze niet... het was een massa gestriemd bloederig vlees!

Ze sloeg een hand voor haar mond, te laat om een kreet te onderdrukken. 'Grote God... is hij dood?' 'Ga naar binnen!' schreeuwde haar vader. Maar Virginia kon niet gehoorzamen, verstijfd van schrik bij de gedachte die eensklaps in haar was opgekomen.

'Verduiveld... breng me naar binnen!' krijste Malpass en liet er een reeks vloeken en verwensingen in het Spaans op volgen. Hij kon niet op zijn benen staan, zelfs niet met de hulp van de mannen die hem ondersteunden. Ze moesten hem naar binnen dragen.

Virginia volgde de kleine stoet naar de zitkamer waar Malpass in een diepe leunstoel gedeponeerd werd. Hij vroeg zwakjes om whisky. Lundeen haastte zich naar een kast terwijl Hartwell trachtte het de als een vod in de stoel liggende man zo comfortabel mogelijk te maken. Virginia keek toe, als gehypnotiseerd van afschuw.

'Oh, vader! Wat is er gebeurd?'

'Hoe voor de duivel... moet ik dat weten?' antwoordde hij met bevende kaken.

'Miss Lundeen, er is een ontzettende vechtpartij geweest,' zei Hartwell.

'Tussen wie?' vroeg Virginia met een hand op haar bonzende hart. Maar ze hoefde het eigenlijk niet te vragen ; haar hart zei het haar al.

'Ga naar je kamer,' beval haar vader, terugkomend met een glas whisky dat hij morste over zijn bevende hand.

'Nee? Ze blijft hier om dit te horen... bij God!' siste Malpass.

Toen hij de whisky had opgedronken, liet hij zijn hoofd achterover zakken en sloot de ogen.

Hij bood een afgrijselijke aanblik. Zijn jas en hemd hingen in flarden om zijn lichaam en waren met bloed bevlekt. Zijn gezicht en hals waren een bloederige massa, doorgroefd met striemen.

'Hartwell, wie heeft dat gedaan?' barstte Lundeen los, het lege glas zo wild op een tafeltje zettend dat het brak.

'Cliff Forrest!' antwoordde Hartwell explosief.

'Grote hemel! Ik had er al een vermoeden van... Hoe heeft hij het gedaan?'

'Met een lange wagenzweep. Hij zou hem doodgeranseld hebben, Lundeen, als hij er de kracht voor had gehad. Maar hij kon zelf niet meer, Forrest bedoel ik.'

'Maar waarom in 's hemelsnaam?'

Malpass sloeg de ogen op. Onder de opgezwollen leden fonkelden ze kwaadaardig.

'Hartwell, maak dat je weg komt,' beval hij. 'En hou je mond dicht... als je weet wat goed voor je is.'

'Maar als Mason sterft, zal ik wel moeten praten, sir. En hij is ernstig gewond,' antwoordde Hartwell nerveus. 'En er waren nog andere getuigen ook.' 'Ga dan maar. En hou me op de hoogte.' Hartwell mompelde enkele onsamenhangende woorden en blies haastig de aftocht.

'August, zal ik iemand naar de stad sturen voor een dokter?' vroeg Lundeen zorgelijk.

'Nee... ik verga van de pijn, maar een dokter heb ik niet nodig. Met een zweep is hij me te lijf gegaan, die Forrest!'

Zwakjes, met een kracht oneindig minder dan zijn woede, strekte hij zijn bebloede arm uit en wees met een bevende vinger naar Virginia. 'Jij schaamteloze slet!'

Het was niet de schandelijke belediging van zijn woorden, maar de betekenis erachter die Virginia het weerwoord schuldig deed blijven.

'Hé!' schreeuwde Lundeen onthutst. 'Pas een beetje op je woorden! Ik begrijp natuurlijk dat je jezelf niet bent, maar...'

'Lundeen, je zult haar vermoorden!' hijgde Malpass verstikt.

'Ik! Je bent gek, man! Mijn eigen vlees en bloed...'

'Daarom juist... Als je haar niet vermoordt, zul je haar vervloeken, het huis uit trappen...!' Virginia ontwaakte uit haar verdoving. 'Malpass, ik begrijp dat je jezelf niet bent. Maar dat geeft je nog niet het recht mij van alles naar het hoofd te slingeren...'

'Door het slijk zal ik je sleuren!' siste hij met ziedende kwaadaardigheid.

Lundeen kwam tussenbeide met althans een schijn van zelfbeheersing.

'Hou je mond, Virginia!' beval hij. 'En jij ook, Malpass, als je niets zinnigs te zeggen hebt. Waar heb je het in 's hemelsnaam over?'

'Die lieve dochter van je is de vrouw van de jonge Forrest.'

'WAT I' brulde Lundeen, opspringend als door een zweepslag.

'Ze is met Clifton Forrest getrouwd. Ik heb het trouwboekje zelf gezien. Hij duwde het onder mijn neus!... Treiterde me ermee, de...!'

Lundeen wankelde onder de slag. Zich langzaam naar Virginia wendend, stelde hij met zijn ogen de verschrikkelijke vraag die zijn droge lippen niet konden voortbrengen.

'Ja, ik ben Cliftons vrouw,' antwoordde Virginia met een kalme fierheid die ze zelf niet eens begreep. De onthulling was verpletterend geweest, maar ze wist de kracht te vinden er bovenuit te groeien.

'Vrouw!... Lundeen-Forrest!... Getrouwd 1... Al die tijd ben je al... getrouwd geweest?'

'Ja... zolang als Malpass me al met zijn ongewenste attenties achtervolgt!'

'Jij duivelin!' krijste Malpass, sissend als een slang.

Lundeen hief een krachteloze hand op. Alle bloed was weggetrokken uit zijn gezicht.

'Malpass, je hebt met Forrest gevochten vanwege... vanwege dit... huwelijk?'

In zijn agitatie leunde Malpass naar voren en terwijl hij met afgebeten zinnen zijn versie van het gebeurde uitspuwde, bleven zijn van haat fonkelende ogen op Virginia gericht.

Lundeen luisterde als onder hypnose en tenslotte veegde hij met een bevende hand langs zijn vertrokken gezicht, trachtend zich te vermannen.

'En die Mason, die ernstig gewond moet zijn volgens Hartwell? Wat heeft die ermee te maken?'

Malpass aarzelde even. 'Dat is waar, ja. Ik verloor het bewustzijn... dacht niet anders of Forrest zou me dood ranselen... in een refleksbeweging trok ik mijn pistool. Maar ik kon niet goed richten... hij bleef me ranselen met die helse zweep... Ik miste hem, raakte een andere man... dat moet Mason geweest zijn.'

Uitgeput zonk Malpass in zijn stoel terug. Lundeen kwam log in beweging, als iemand die te gespannen is om snel te kunnen reageren en naar Virginia springend, greep hij haar met meedogenloze handen beet.

'Dochter, je hebt me geruïneerd.' 'Oh, nee, vader! Praat toch geen onzin. Laat je niet langer leiden door die slang.'

'Jij bent de slang... Vermoorden zal ik je!' Zijn grote handen omklemden haar hals en zijn verstikkende greep dwong haar op de knieën. Doodsbang, niet in staat tot verzet in die wurgende greep dacht Virginia niet anders of dit was het einde.

'Ze is geen Lundeen,' snauwde hij als in innerlijke tweestrijd met zichzelf.

'In Godsnaam... vader... vermoord me niet!' smeekte Virginia, snakkend naar adem. 'U weet niet wat u doet. Denk aan moeder!'

'Waarom ben je met die hellehond getrouwd?' vroeg hij, ietwat tot bezinning gebracht door haar smeekbeden.

'Om mezelf te beschermen. Malpass en u... jullie zouden me gedwongen hebben met hem te trouwen... Het was geen echt huwelijk... Het was mijn schuld. Ik heb Clifton gesmeekt me te redden... Hij... hij geeft niets om me. Hij denkt dat hij niet lang meer te leven heeft en ik dacht... Oh, vader, het was een krankzinnig iets. Maar ik was wanhopig.'

Hij liet haar toen los en zwaar hijgend bleef hij voor haar staan, althans bevrijd van zijn instincten tot moord. Virginia week wankelend terug. Ontsnapt aan die wurgende handen kwam ze langzaam weer tot bezinning. En met die bezinning kwamen haat en minachting.

'Je kunt kiezen. Een scheiding van die Forrest of het huis uit,' zei Lundeen met dreigende sombere onherroepelijkheid.

'Ik ga in elk geval,' antwoordde ze bijtend. 'U bent geen vader. U bent een gemene bruut en een lafaard. Een speelpop van deze schurkachtige halfbloed... Ik ben blij hem zo te kunnen zien... als een geslagen hond...'

'Zwijg! Mijn huis uit!' brulde Lundeen opnieuw naar voren komend.

'Mag ik een paar dingen inpakken... afscheid nemen van moeder?'

'Neem mee wat je toebehoort. Maar een Lundeen ben je niet meer. Verdwijn!' Virginia vluchtte.