HOOFDSTUK VII

De dag na het vertrek van haar gasten kwam Virginia's vader dronken thuis en Malpass liep rond met een gezicht dat weinig goeds voorspelde. Maar de volgende morgen aan het ontbijt was hij weer helemaal zichzelf, in al zijn gluiperige minzaamheid. Hij informeerde beleefd naar de kampeertocht, naar het vertrek van de gasten en sprak er zijn spijt over uit miss Andrew en de guitige miss Wayne niet meer gezien te hebben. De Mexicaanse bediende deelde haar mee dat haar vader op zijn kamer ontbeet en haar daar na het ontbijt verwachtte.

'Voordat je naar hem toe gaat, is het misschien wel verstandig even naar mij te luisteren,' zei Malpass.

'Heel goed, hoe eerder het achter de rug is hoe beter. Wat heb je me te zeggen?'

'Heb je je standpunt ten aanzien van mijn aanzoek nog niet gewijzigd?'

'Nee, en dat zal ik niet doen ook.' 'Dan moet ik tot mijn spijt zeggen dat ik het compagnonschap met je vader zal verbreken.' 'Wat mij betreft hoe eerder hoe liever.' 'Je zult misschien anders praten wanneer je de voorwaarden hoort.'

'Malpass, je kunt je echt de moeite besparen,' antwoordde Virginia rustig. 'Ik wens niets meer over de zaak te horen. En de voorwaarden interesseren me niet.'

'Ook niet als ik zeg dat ik hem deze ranch kan afnemen zoals hij hem Forrest afgenomen heeft?' 'Ga rustig je gang,' zei Virginia koeltjes. 'Kwalijk gewonnen bezit heeft nog nooit iemand gelukkig gemaakt. Mijn vader is een schurk, maar ik zie jou als zijn kwade genius. Ik zal blij zijn als hij van je verlost is.'

'Hij zal nooit van me verlost worden tenzij...' 'Tenzij ik met je trouw?' vulde Virginia aan en haar minachting doorbrak zijn bestudeerde kalmte.

'Als je dat niet doet zal de gevangenis zijn tehuis worden.'

'Allemaal leugens en bluf!' 'Met die kwestie met Forrest heb ik nooit iets uitstaande gehad,' vervolgde Malpass, haar woorden negerend. 'Evenmin als ik ooit enig aandeel heb gehad in de zilvermijn die hij gestolen heeft. Met het geld van de zilvermijn heeft hij zijn deel van de investering in de grote fosfaatmijnen in het zuiden kunnen financieren. Maar mijn aandeel in die mijnen is veel groter en hij is me meer geld schuldig dan deze ranch ooit zou opbrengen. Als we tot een minnelijke schikking zouden kunnen komen, des te beter. Maar als de zaak voor de rechter komt, zal ik bewijzen dat hij tenvolle op de hoogte was van de waarde van de zilvermijn toen hij Forrests land overnam. Dat kan ik bewijzen, omdat ik het zilver zelf ontdekt heb.'

'Ja, en jij was het meesterbrein achter dat louche zaakje,' zei Virgina verhit.

'Ongetwijfeld,' beaamde Malpass zoetsappig. 'Maar dat staat niet zwart op wit. Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, maar je vader is een domme, hebzuchtige, oude veeboer met een groot zwak... zijn haat jegens Clay Forrest. En aangezien je geen vreemde bent in het Westen, zal het je wel duidelijk zijn wat er zal gebeuren, wanneer ik je vader voor de rechter aan de kaak stel... met andere woorden hem verraad aan Clay Forrest.'

'En wat zou er dan wel gebeuren?' vroeg Virginia met een onverschilligheid die ze niet voelde. 'Forrest zou hem vermoorden!' 'Nu ga je zeker melodramatisch doen om op mijn gemoed te werken!' riep Virginia uit 'Ik geloof er geen woord van... En zelfs als het waar was, dan zou Forrest jou ook niet ongemoeid laten.'

'Toch zeker niet nadat ik hem de grote dienst bewezen had je vader aan hem uit te leveren.'

Virginia achtte het tijd om tot de tegenaanval over te gaan.

'En als ik Clifton Forrest nu eens vertel dat jij zijn winkel in brand gestoken hebt?'

Hij vertrok geen spier, maar haar vrouwelijke intuïtie zei haar dat ze raak geschoten had.

'In brand gestoken!... Ik was niet eens hier toen dat gebeurde. Die belachelijke beschuldiging is niet eens een antwoord waard.'

Virginia lachte hem recht in zijn gezicht uit. 'Als Clifton Forrest wist wat ik weet, zou hij je vermoorden.'

Malpass stond op en schoof zijn stoel terug. 'Je dwaalt van het onderwerp af. Ik waarschuw je de jonge Forrest hier buiten te laten. Ik ben me volkomen bewust van je belangstelling voor hem. Ze is hem duur te staan gekomen.'

Virginia sprong op, zo heftig dat haar stoel omver ging.

'August Malpass, met die woorden heb je jezelf verraden, hoewel ik die bevestiging niet eens nodig had. Speel je schurkachtige spelletje maar verder, senor, en kijk hoever je ermee komt. We zitten hier niet in Mexico.'

Het bloed steeg hem naar het gezicht en zijn ogen schoten vuur. Met een panterachtige sprong wierp hij zich op haar, klemde haar in zijn armen. Hij overdekte haar hals en gezicht met hartstochtelijke kussen en had bijna haar lippen gevonden toen ze zich los wist te rukken.

'Senorita, je hebt om geweld gevraagd,' hijgde hij met een wellustig glimlachje. 'Ik zie het graag. Ik hou van een vrouw met temperament. Spuw maar, krab maar, bijt maar... Des te groter zal de bevrediging zijn je te bezitten!'

'Als je nog ooit een vinger naar me uitsteekt, vermoord ik je!'

Virginia vluchtte naar haar kamer en wierp zich daar op bed, snikkend van haat en woede en angst, vies van zichzelf bij de gedachte aan de weerzinwekkende kussen van de gore halfbloed. Het feit dat ze haar lippen had weten te sparen, was maar een schrale troost.

 

Later op die morgen werd ze zich pas tenvolle bewust van de afschuwelijke situatie waarin ze zich bevond.

Haar vader kwam naar haar toe, een gebroken man, haar bedelend hem niet in de steek te laten. Hij was altijd in Malpass' macht geweest zonder het zelf te beseffen. Met welk een doortrapte sluwheid had de schurk zijn web gesponnen!

En nu had Malpass zijn kaarten op tafel gelegd, nu had hij zijn ultimatum gesteld... een huwelijk met de dochter of schande en gevangenisstraf voor de vader.

'Vader, ik kan niet... ik kan niet,' snikte Virginia. 'Hoe kunt u het vragen?... Ik maak me nog liever van kant!'

'Het betekent de gevangenis voor me, schande voor jou en je moeder, armoede... Virginia, trouw met hem om ons te redden. Je kunt later toch weer van hem scheiden. Geef me tijd... Als ik geld heb, zal ik terug kunnen vechten. De een of andere manier vinden om hem te verslaan.'

'Wat u vraagt, is erger dan armoede en schande!' riep Virginia uit. 'Ik zou me moeten onteren, verkopen... nooit, zeg ik u, nooit!'

'Hij zal je toch dwingen. Hij zal niet rusten voordat hij zijn doel heeft bereikt. Hij is een duivel in mensengedaante.'

'Hij kan me niet dwingen. We zitten hier niet in het oude Mexico. Ik zal wel een manier vinden, niet alleen om aan hem te ontsnappen, maar ook...'

'Dan zal hij me kapot maken... of tot moord drijven!' viel haar vader haar wild in de rede. 'Dochter, je hebt een plicht jegens mij en je moeder. Ik heb gezondigd, maar van die zonde heb jij ook geprofiteerd. Ik heb het ook voor jou gedaan, reizen, luxe, paarden!... Duizenden heb ik eraan uitgegeven. Gebruik je verstand voor het te laat is. Geef hem zijn zin, je zult later altijd weer kunnen scheiden. Houd hem aan het lijntje! Bedrieg hem!... Maak hem tot de arme, zwakke dwaas die hij van mij gemaakt heeft!'

 

Nadat haar vader was weggegaan, een wrak van een man, zag Virginia de afgrond die aan haar voeten gaapte. Uit de wilde chaos in haar brein kwam tenslotte een gedachte naar voren, de gedachte zich veilig te stellen voor de verschrikking die haar bedreigde, een verschrikking erger dan de dood.

Clifton Forrest. Ze had het al eerder geprobeerd en hij had het afgewimpeld, maar hij had begrip getoond. Bovendien was het de enige uitweg. Waarom haar plan niet baseren op de reden die hij toen had gegeven voor zijn weigering... dat hij een menselijk wrak was, tot een kort nutteloos leven gedoemd? Aan die gedachte klampte Virginia zich vast, hoewel ze er innerlijk van huiverde. Clifton zou beter worden, daar was ze zeker van. Maar ze moest doen of ze hem geloofde ; misschien zou hij dan wel bereid zijn haar in het geheim zijn naam te schenken zodat ze althans dat morele anker zou hebben wanneer de storm losbarstte.

Haar trots zou voldoende zijn om haar liefde te verbergen.

Na eenmaal tot haar beslissing gekomen te zijn, liet ze er zich niet meer door twijfel van af brengen. Ze krabbelde een briefje waarin ze Clifton verzocht haar die avond bij de hoek van de tuinmuur rond zijn huis te ontmoeten. Daarna verliet ze het huis en ging naar de stallen op zoek naar iemand om het briefje af te leveren.

Aan een van de Mexicanen durfde ze het niet toevertrouwen. Con, de Ierse cowboy was echter absoluut betrouwbaar.

Ze vond Con en Jake samen. Ze waren overigens altijd samen - een soort tweemanschap tegen de horde Mexicanen op de ranch. Jake was een lange donkere cowboy met O-benen, uit deze streek geboortig. Con was pas enkele jaren geleden naar het Westen gekomen. Hij was een forse jonge kerel met zandkleurig haar en een sproetig gezicht. Hij had grote, onschuldige ogen, lichtgrijs van kleur.

'Morgen, jongens,' zei ze luchtig. 'Hoe gaat het ermee?'

'Gaat wel, miss Lundeen,' antwoordde Jake zijn sombrero schoon wrijvend.

'Best, miss, maar als ik niets te doen heb, kan ik mijn draai niet vinden,' zei Con.

'Maar er is toch zeker werk genoeg te doen,' antwoordde Virginia verrast.

'Dat was er wel, maar nu de paarden weg zijn niet meer. >

'Weg? Waarheen?' riep Virginia onthutst uit. 'Terug naar Watrous.' 'Wie heeft daartoe opdracht gegeven?' 'Malpass,' antwoordde Jake bits. 'En hij zei dat wij er niet bij nodig waren.'

'Daar wist ik niets van. Ik zal er onmiddellijk met mijn vader over spreken. En denk eraan... jullie staan in mijn dienst en jullie worden door mij betaald.'

'Dat weten we wel. Maar die Malpass trekt hier nogal de grote broek aan de laatste tijd,' antwoordde Jake zorgelijk.

'Dat ben ik volkomen met je eens,' antwoordde Virginia met een vreugdeloos lachje. 'Jake, wil jij zorgen dat mijn wagen klaar is? Ik moet naar de stad vanmiddag. En Con, voor jou heb ik een boodschap.' Terwijl Jake met rinkelende sporen wegslenterde, vroeg Virginia aan Con of hij iets gehoord had over de brand in de winkel van Clifton Forrest.

'Ik ben er wel wezen kijken, miss. Maar de Mexicanen doen er geen mond over open. Toch zit er een luchtje aan volgens mij.'

'Wel, breng dit briefje dan direct naar Mr. Clifton Forrest en zorg dat hij het vandaag nog heeft. Je hoeft niet op antwoord te wachten. Dan zie ik jullie, jongens, morgen wel weer en praten we erover wat ons te doen staat... nadat ik met mijn vader gesproken heb.'

Die gelegenheid kreeg ze onmiddellijk, want toen ze bij het huis terugkwam, trof ze hem op de veranda aan waar hij nerveus liep te ijsberen.

'Dochter, dat is nieuws voor me,' zei hij, de handen spreidend toen ze het hem vroeg van haar paarden.

'Wat ik weleens zou willen weten is dit. Zijn die paarden mijn eigendom of niet?'

'Natuurlijk zijn ze dat. Je bent meerderjarig en ik heb ze je zelf gegeven.'

'Dan ga ik naar Watrous en haal ze terug hierheen.'

'Wel, niemand zal je tegenhouden. Maar het zou Malpass alleen nog maar meer in het harnas jagen. Bovendien kunnen we die paarden daar beter hebben dan hier. Hier kosten ze een macht geld en daar is gras in overvloed. En het geld is schaars, dochter.'

'Hoe zit het dan met mijn toelage, vader?' 'Die zal ik voorlopig moeten intrekken.' 'Oh?... Wel, ik kan altijd gaan werken of zo.' 'Jij werken? Als wat?' snauwde hij. 'Als serveerster of op kantoor, het doet er niet toe wat,' antwoordde Virginia losjes.

'Jij werken! Onzin. Je zult toch zeker nog wel wat op de bank hebben?'

'Van die tienduizend, bedoelt u? Daar zal wel niet veel van over zijn, vrees ik. Waar is moeder? Ik heb haar vandaag nog niet gezien.' 'Ze ligt ziek in bed.' 'Oh, dat spijt me. Wat heeft ze?' 'Het zal die vervloekte narigheid wel zijn waar ik mee zit,' gromde hij.

'Ik ga wel even naar haar toe,' zei Virginia en stapte het huis binnen.

Mevrouw Lundeen zat rechtop in bed, een beetje witjes, maar toch niet zo ziek als haar mans woorden hadden gesuggereerd.

'Ik hoor van vader dat u nogal tobt over die toestand hier,' begon Virginia.

'Misschien wel, maar ik voel me al een poos niet lekker,' antwoordde mevrouw Lundeen. 'Ik zou aanstaande winter graag naar Californië gaan als ik me dan nog niet beter voel. Maar je vader lachte me uit. Hij zei dat we tegen die tijd vermoedelijk niet eens het geld meer zouden hebben om naar Las Vegas te gaan.' Mevrouw Lundeen zuchtte. 'Ik probeer niet eens meer het te begrijpen.'

'Maar ik begrijp het wel, moeder. Malpass is de schuldige. Hij heeft vader in de een of andere val gelokt. Hij is hier heer en meester. Ik ben er vast van overtuigd dat we Cottonwoods zullen verliezen.'

'Ik geloof niet eens dat ik het erg zou vinden,' antwoordde haar moeder vermoeid. 'Ik was vroeger in het oude huis gelukkiger dan ik hier ooit geweest ben. Als ik jou was, zou ik weggaan, Virginia.'

'Moeder!' riep Virginia uit. 'En een paar dagen geleden wilde u met alle geweld dat ik met Malpass zou trouwen.'

'Ja, dat weet ik. Ik dacht dat je de man misschien wel aardig zou vinden en het scheen een uitweg uit onze moeilijkheden. Maar ik weet nu dat het toch niet zou helpen, zelfs al zou je met Malpass trouwen.'

'Dat heb ik altijd al geweten,' antwoordde Virginia verheugd en verrast over deze koerswijziging van haar moeder. 'Hebt u dat ook tegen vader gezegd?'

'Ja, maar ik werd afgesnauwd voor mijn moeite. Volgens mij, Virginia, zijn Jed en Malpass veel te ver gegaan. Ze hebben gedaan of ze boven de wet stonden en vroeg of laat wreekt zich dat.'

'Moeder, u weet niet hoe blij u me maakt met die woorden. Al die narigheid heeft in elk geval dit voordeel dat wij dichter bij elkaar zijn gekomen.' 'Daar ben ik ook blij om, kind. Maar zeg er maar niet te veel van tegen je vader.'

 

Haar eerste bezoek gold de bank toen ze in Las Vegas arriveerde die middag en tot haar opluchting kreeg ze daar te horen dat ze nog een klein tegoed had staan. Ze nam het in zijn geheel op en bracht de rest van de middag winkelend door, waarna ze at in het Castadena, het voornaamste hotel van de stad.

De schemering begon te vallen toen ze Las Vegas uitreed, een zijweg kiezend die in een grote boog naar San Luis leidde. Het kleine stadje scheen al te slapen, met slechts hier en daar de speldeknopjes van een verlicht venster. Ze sloeg de zijweg in die naar het huis van de Forrests voerde en bracht de wagen aan het begin van de eikenlaan tot staan.

De avond was warm en zoel, met een flauw windje uit de woestijn. Het gekwaak van kikkers en het gesjirp van krekels vermengde zich met het eentonige gezoem van insecten. Herinneringen - oude en nieuwe - bestormden haar terwijl ze langzaam verder liep over het bospad. Hoe vaak had ze hier vroeger niet gespeeld en hier lag de omgevallen boomstam waar ze met Clifton had gezeten toen ze hem meer dood dan levend op het pad had aangetroffen. Wat haar verdere beweegredenen ook mochten zijn, diep in haar hart wist ze dat het haar liefde voor Clifton Forrest was die haar tot dit plan had gedreven. Het verschrikkelijke was alleen dat ze daar niets van zou mogen laten merken, dat ze zou moeten veinzen, toneel spelen. Die gedachte deed haar opzien tegen de ontmoeting met Clifton als tegen een berg.

Even later zag ze in het flauwe zilverige licht van een smal maansikkeltje de oude afgebrokkelde muur tussen de bomen door schemeren.

Ze bereikte de muur, keek om zich heen, trachtend de duisternis met haar ogen te doorboren. Er was niemand te bekennen en afgezien van het zachte ritselen van de bladeren, verstoorde geen geluid de stilte. Ze fluisterde Cliftons naam. Geen antwoord. En eensklaps zonk ze mismoedig en teleurgesteld op het lage tuinmuurtje neer. Hij was niet gekomen.