HOOFDSTUK VI

Virginia en haar gasten brachten enkele verrukkelijke dagen kamperend door aan de oever van een romantische meertje hoog in de bergen en Virginia was blij eens een poosje verlost te zijn van de drukkende sfeer op Cottonwoods, van het eeuwige gekonkel van haar vader en Malpass.

Het einde van de maand naderde echter met rasse schreden en het was met loden schoenen dat Virginia tenslotte met haar gezelschap naar de vallei terugkeerde.

Tot haar grote voldoening, en verrassing, bleken zowel haar vader als Malpass echter afwezig toen ze op Cottonwoods arriveerde. Waar ze waren, wist mevrouw Lundeen niet. De beide mannen schenen het oneens te zijn over bepaalde mijnbelangen in het zuiden, zei ze, alsof het onderwerp haar de keel uit hing.

Hoewel de volgende dag de laatste was voor Virginia's gasten maakten ze, naar buiten gelokt door het prachtige weer, nog niet veel haast met pakken en het verraste Virginia dan ook niet, Hélen en haar broer weg te zien rijden in de richting van San Luis. Toch kon ze niet nalaten er een opmerking over te maken tegen Ethel en van die jongedame kreeg ze het ietwat verrassende antwoord : 'Natuurlijk! Waarom laat je je ook de kaas van het brood eten door Hélen?'

Het was nog vroeg in de middag toen er op de deur van Virginia's kamer geklopt werd en die openend zag ze Hélen voor zich staan, in rijkleding en kennelijk juist uit het zadel. En opnieuw werd Virginia getroffen door de klassieke schoonheid van het blonde meisje.

'Hallo, schat. Mag ik even binnen komen? Ik heb je iets te zeggen,' zei Hélen.

'Natuurlijk... Hélen je kijkt zo ernstig, is er iets?'

'Het is ook ernstig, hoewel niet voor ons. Ben je alleen? Waar is Ethel?' 'In de bibliotheek.'

'Virginia, ik heb slecht nieuws. Ik ben er echt van streek van,' vervolgde Hélen terwijl Virginia haar naar het zitje bij het raam leidde. 'Jack en ik zijn naar de winkel van je vriend Clifton gereden om afscheid van hem te nemen. Maar het hele pand was tot de grond toe afgebrand. We konden in San Luis niets wijzer worden en daarom zijn we naar Cliftons huis gereden. We troffen hem op de veranda aan met zijn moeder... schattige oude dame. Clifton vertelde ons dat hij juist de zaak weer helemaal bevoorraad had... voor een bedrag van tweeduizend dollars, geloof ik dat hij zei. En diezelfde nacht schijnt iemand er brand gesticht te hebben. Alles is verloren gegaan.'

'Oh, wat ontzettend!' barstte Virginia uit. 'En als er opzet in het spel is, dan is het nog veel erger.' 'Clifton gelooft niet aan een ongeluk... Virginia, heeft hij vijanden hier?'

'Ik vrees van wel,' antwoordde Virginia verbitterd.

'Virginia, ik zeg je eerlijk, dat ik deze Clifton Forrest geweldig sympathiek vind. Hij interesseerde me natuurlijk al toen ik dacht dat hij en Jack samen in Frankrijk hadden gevochten, maar nu ik weet dat dat niet het geval is geweest, althans niet aan hetzelfde front, interesseert hij me nog. Ik hoef Clifton natuurlijk niet bij jou aan te prijzen, maar ik vind hem een van de aardigste mensen die ik ooit heb ontmoet... Jack heeft aangeboden hem geld te lenen zodat hij zijn zaak weer zou kunnen opbouwen en bevoorraden, maar Clifton weigerde en zei dat hij het niet kon accepteren omdat hij het geld toch nooit terug zou kunnen betalen. En toch moeten we iets voor die jongen doen, Virginia.'

'Oh, dat heb ik al vaak genoeg geprobeerd. Maar hij is ontzettend trots. Hij weigert van anderen afhankelijk te zijn. Ik was al bang dat hij beledigd zou zijn toen we zijn winkel leeggekocht hebben die dag. Het lag er zo dik bovenop... Heeft Clifton je niets verteld van de vete tussen Lundeen en Forrest?'

'Geen woord. Maar in de maand dat ik hier geweest ben, heb ik natuurlijk wel het een en ander opgevangen. Je vader en Forrest zijn doodsvijanden, niet waar? Je Braziliaanse cavalier of wat hij anders mag zijn, lijkt me een gemene schurk. Hij heeft het op je geld gemunt, Virginia. Hij heeft ook nog even met mij aangepapt, maar dat heb ik hem vlug afgeleerd. En dat terwijl zelfs buitenstaanders weten dat hij een oogje op jou heeft. Hij heeft toch zeker geen schijn van kans, wel?'

Virginia stiet een minachtend lachje uit. 'Als het aan mijn vader zou liggen, zou ik morgen al met hem getrouwd zijn. Malpass heeft hem volkomen in zijn macht. Maar ik sterf nog liever dan dat ik toegeef.'

'Het is te hopen dat je zover niet hoeft te gaan... Maar om op Clifton terug te komen. Je mag hem graag, niet waar? Kind, daarom hoef je me nog niet zo raar aan te kijken 1 Je vindt hem sympathiek, is het niet?'

'Waarom vraag je dat?' vroeg Virginia behoedzaam.

Hélen lachte parelend. 'Je kunt me echt niets wijsmaken. Maar je hoeft er heus niets act ter te zoeken, hoor. Ik vraag hét je alleen maar omdat Ethel... die sluwe kleine vos... het me ingefluisterd heeft... Beken het maar gerust.'

Virginia sloeg beschaamd de ogen neer.

'Wat bekennen... jij gemene intrigante! Desondanks mag ik jou graag, dat is zeker.'

'Maar je mag Clifton ook graag?' hield Hélen genadeloos aan.

'Graag mogen?... Grote hemel, zwakker kun je het nauwelijks uitdrukken!' bekende Virginia eindelijk kapitulerend.

Hélen sloeg impulsief de armen om haar heen.

'Dat is het dus,' fluisterde ze. 'Daar ben ik echt blij om. Nu weet ik tenminste zeker dat Clifton al jouw steun zal hebben en daar maakte ik me zorgen over. Jij jaloerse kleine kat!... Virginia, ik zal je vertrouwen met vertrouwen beantwoorden. Mijn liefde, mijn hart... liggen begraven in een soldatengraf in Frankrijk!'