12. Het Dal van de Tartaren

 

Vijf uur lang zocht het vliegtuig dreunend zijn weg door een door de zon geteisterde lucht over de oudste beschaafde landen ter wereld; landen waar de geschiedenis overgaat in het schemerige verleden, waar beschavingen zijn gekomen en gegaan, slechts een paar gegraveerde stenen achterlatend om aan te tonen dat ze eens bestonden; landen waar iedere kilometer herinneringen oproept aan de Bijbel, waar op elke weg de echo geklonken heeft van het gestamp van marcherende legers, afwisselend Assyrische, Perzische, Egyptische, Griekse, Romeinse en in latere jaren Turkse, Britse, Franse, Duitse en Arabische; de landen waar Mozes en zijn vermoeide volgelingen het Beloofde Land hadden gezocht.

Misschien vond men hier vroeger melk en honing, maar vandaag bestaan deze landen voor het merendeel uit droge woestijnen, uitgestrekte gebieden met onvruchtbare grond, zand, lava en taaie keileem, soms vlak, soms golvend met hoge afschuwelijke heuvels, waar alleen de eeuwige kameeldoorn de gesel van de meedogenloze zon kan verdragen. Soms glanst het zand als goud. Soms is zelfs het gesteente gescheurd door het geweld van lang vergeten stormen. En er zijn plaatsen waar onheilspellende zwarte vlekken vertellen waar het binnenste van de aarde door de korst is gebarsten om de asfaltputten te vormen die de specie leverden voor de muren van het oude Babyion, duizenden jaren voordat het woord cement uitgevonden werd.

De hemel heeft de kleur van gepolijst staal. Tussen deze hemel en de glinsterende wildernis daaronder, baande het vliegtuig zich met moeite een weg, af en toe rijzend en weer dalend op onzichtbare dertig meter hoge golven veroorzaakt door de dunne, door de zon geteisterde lucht.

Aanvankelijk was het vliegen niet zo moeilijk geweest, met in het noorden de blauwe Middellandse Zee en in het zuiden de berg Sinaï, maar tegen de tijd dat ze over Palestina gevlogen waren en Jordanië en de grote Syrische woestijn voor hen lagen, stond de zon hoog aan de hemel en was het vliegen in een licht vliegtuig allesbehalve plezierig. Boven Irak kon Biggles gemakkelijk de oliepijpleiding ontdekken, die zich, met hier en daar een wachthuis zo recht als een spoorlijn uitstrekte en hen naar de Tigris leidde. De pijpleiding ging nog verder, maar zodra de boortorens van Kirkoek in zicht kwamen (de plaats waar zich de brandende vuuroven, waar de Bijbel van spreekt bevond), koerste Biggles noordwaarts naar het uiteindelijke doel.

In het noorden en oosten werd de rechte lijn van de horizon nu gebroken door de honderden bergtoppen van Koerdistan, nog steeds de verblijfplaats van wilde stammen, die de vooruitgang van de westerse beschaving niet had kunnen beroeren of veranderen. Ginger die de dalende benzinemeter met enige bezorgdheid gadesloeg, vroeg zich af welke berg de Gelia Dagh zou zijn. Een ding was zeker. Ze zouden niet terug kunnen gaan zonder een aanvulling van de benzinevoorraad. Hij wist dat Biggles zich niet hield aan de voornaamste regel van het reizen door de woestijn, welke inhoudt dat men nooit zover moet gaan dat men komt op ‘het punt vanwaar geen terugkeer mogelijk is’. Dat wil zeggen dat men niet verder moet gaan dan de actieradius van het vervoermiddel bedraagt, of dat nu op het land of in de lucht is. Hij was kennelijk besloten door te vliegen, erop vertrouwend dat hij in het Dal der Tartaren benzine en olie zou vinden. Dat was een voor de hand liggende veronderstelling, aangenomen dan altijd dat het hun gelukken zou de plaats van bestemming te vinden. Anders bestond er geen hoop dat ze hier levend vandaan kwamen, want ze hadden geen enkele van de noodvoorzieningen bij zich, waarmee in hun diensttijd bij de RAF de legervliegtuigen uitgerust waren, zoals bijvoorbeeld een radio die hun positie nauwkeurig kon doorgeven aan de pantserwagens die op strategische punten opgesteld stonden.

Het duurde werkelijk even voordat ze het speciale dal dat ze zochten vonden, maar nadat ze hoogte verloren en een poosje rondgecirkeld hadden, wees het oude kasteel dat zich met zijn afgebrokkelde kantelen een ogenblik tegen de lucht afstak, hun de plaats van ligging aan. Daarop gaven de mensen die zich daar bevonden een teken met een oranjekleurig stuk stof, maar toen hadden sporen van wielen in de zanderige grond, die niet gecamoufleerd of /Uitgewist konden worden, behalve door zandstormen, al aangetoond waar de landingsbaan precies was. Vijf minuten later draaiden de wielen van de Beechcraft in de sleuven. Nadat de machine tot stilstand was gekomen, taxiede Biggles naar de plaats waar onder een zonnescherm dicht bij een rij verwaarloosd uitziende tenten en een lang houten barakkenkamp verschillende mannen zaten.

Niets op deze plaats beantwoordde aan Gingers’ verwachtingen. Hij had gedacht dat het zoiets als een echte legerbasis zou zijn. Daar hij het omringende land gezien had, wist hij dat het landschap slechts een dor, stoffig en onvruchtbaar toneel van hopeloze eenzaamheid kon zijn, een wildernis van steen en zand, alleen geschikt als verblijfplaats van slangen en schorpioenen; en hierin had hij zich niet vergist. Het kon ook moeilijk anders, bedacht hij. De vruchtbare plaatsen werden bewoond en het geheime escadrille moest door zijn aard ver van mogelijke waarnemers blijven. De wilde bergvolken, die niet met de rest van de wereld in aanraking kwamen, golden nauwelijks als menselijke wezens. Hij kon zich niet voorstellen hoe de piloten de eenzaamheid en de ongemakken verdroegen. Hij zou dat echter te zijner tijd te weten komen. Het kasteel, het enige opvallende in de omgeving, was een indrukwekkend bouwwerk. Het stond op een uitstekende punt van een rots als een reus die zich verdedigt tegen de tijd en hij werd beroerd door de gedachte aan de toestand van de ongelukkige slaven die het gebouwd hadden; want niemand zou uit eigen vrije wil in zo’n gebied een dergelijke taak op zich genomen hebben. Hij wist niet wie opdracht had gegeven het te bouwen en hij kon het zich ook niet voorstellen. Hij had verder naar het zuiden meer van dergelijke kastelen gezien; maar die waren gebouwd door de kruisvaarders langs de karavaanroutes. Dit was het einde van de wereld. In de schaduw van een nabijgelegen helling stonden drie vliegtuigen, min of meer bedekt door rafelige stof lakens van kaki. Er zaten ongeveer een dozijn mannen te wachten op het tot stilstand komen van de Beechcraft. Niemand stond op om hem te begroeten. Ze waren misschien te verveeld of te moe, dacht Ginger. Hun uiterlijk versterkte die mening nog, want hij had nog nooit een stel blanken gezien dat er zo sjofel uitzag. Ze droegen allen korte broeken en shirts die aan de hals open waren, behoorlijk versleten en lang niet schoon. Ginger had half en half verwacht dat het garnizoen in uniform zou zijn. Twee of drie van de mannen hadden half lange baarden en deze twijfelachtige versieringen en het lange haar dat nodig geknipt moest worden droegen er niet toe bij om hun uiterlijk te verbeteren. Niemand van de mannen had zich sinds dagen geschoren; en als er iets is dat er iemand beroerder uit doet zien dan lang haar dan is het wel een ongeschoren gezicht. Een ding was duidelijk. Er was iets volkomen mis op de luchtbasis van het driemanschap en als er ooit enige discipline geweest was, dan was die nu wel verdwenen. Toen Biggles en Ginger op de schaduw van het zonnescherm toeliepen, zei een man met een baard die op een benzineblik zat: ‘Waar zijn de sigaretten?’ Biggles keek vanzelfsprekend een beetje verbaasd. ‘Sigaretten?’

De man fronste zijn wenkbrauwen. ‘Heb je geen sigaretten meegebracht?’

‘Alleen die ik in mijn koker heb.’

‘Waar is Leffers? Hij zou een nieuwe voorraad brengen.’ ‘Als je wacht tot Leffers je een nieuwe voorraad brengt, zul je lang moeten wachten.’ ‘Hoezo?’ ‘Hij is dood.’

Deze inlichting veroorzaakte enige opwinding en ontsteltenis ofschoon deze kennelijk niet zozeer ontstond uit sympathie voor de dode, als wel door het feit dat hij nu geen sigaretten kon verschaffen, waarom ze klaarblijkelijk erg verlegen zaten.

‘Hij heeft mij niets over sigaretten gezegd,’ deelde Biggles hen mee. Hetgeen volkomen waar was. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg men hem.

‘Hij werd door iemand doodgeschoten in Hotel Continentale in Alexandrië. Ik sprak hem in de club.’ ‘Klein, Voss, nu Leffers weer,’ mopperde een jongeman met een ongunstig uiterlijk. ‘Wat speelt Klutz voor spelletje dat hij ons zo met de gebakken peren laat zitten?’ ‘Klutz speelt helemaal niet meer. Hij werd gelijk met Leffers doodgeschoten.’ ‘Hoe komt het dat jij dat allemaal weet?’ ‘Wij waren juist met het vliegtuig uit Algiers aangekomen en bevonden ons in het hotel toen het gebeurde. Wij hoorden de schoten en toen we zagen wat er gebeurd was, gingen we er vandoor voordat de politie kwam. Wij hadden Leffers volgens afspraak in de club ontmoet. Dit waren onze orders: hij zei ons dat we hem om zes uur op het vliegveld moesten ontmoeten. Dat is alles wat hij zei, behalve dan wat hij over deze plek vertelde. Daar we wisten wat er gebeurd was, kwamen we hier alleen naar toe. Wat konden we anders doen? We konden niet naar Algiers teruggaan en we durfden niet in Alexandrië blijven.’ ‘En hoe staat het met die andere man, de knaap die de plaats van Klein in zou nemen?’

‘Daar heeft Leffers me niets van verteld. Willen jullie dat ik terugga om hem te halen?’

Men lachte sarcastisch.

‘Wat is er zo grappig?’ vroeg Biggles.

‘We hebben geen benzine meer,’ luidde het ontstellende antwoord. “In feite hebben we niets meer, behalve vlees en beschuiten,’ voegde de spreker er bitter aan toe. ‘Als we daar eens iets aan deden?’ stelde Biggles voor. ‘Ik veronderstel dat jullie een radio hebben. Waarom seinen jullie niet een SOS naar Alexandrië?’ ‘We hadden een radio, maar hij werkt niet meer. Klein heeft hem stuk gemaakt, zodat we niet konden kankeren.’ De geschiedenis die nu ontvouwd werd verbaasde Ginger niet erg. Het was in feite een logische gang van zaken. In de eerste plaats waren de leden van het geheime escadrille mannen met een twijfelachtig, zo niet slecht karakter. Daar ze opstandig van aard waren, zou er niet veel voor nodig zijn om hen van hun stuk te brengen. In de tweede plaats was er de geestdodende ligging van het vliegveld met een klimaat dat maar weinig blanken zonder speciale uitrusting en enig comfort lange tijd kunnen verdragen.

Een tijdlang ging alles gesmeerd. Klein had met zijn twee vertrouwde adjudanten, Voss en Leffers, de orde gehandhaafd en voor een geregelde aanvulling van de voorraden gezorgd, waarvan in een zenuwslopend en dorstig makend klimaat bier en sigaretten het hoofdbestanddeel gevormd hadden. Maar toen had Klein zelf een zenuwinzinking gekregen en hij was beginnen te drinken. In een dergelijke situatie was het snel van kwaad tot erger gegaan. Klein had ruzie gemaakt met Voss en Leffers. De mannen mopperden en zeiden dat Klein het bier en de sigaretten voor zichzelf hield. Het moreel was afgebrokkeld. Klein had de belangrijkste lamp uit de radio gehaald om te voorkomen dat iemand van zijn mensen een klacht naar Alexandrië zou sturen als hij zijn hielen gelicht had. Hij droeg deze in zijn zak. Hij was nooit nuchter. Hij was dronken toen hij in zijn machine gestapt was om een bombardement uit te voeren waartoe bevel gegeven was. Daardoor was hij tegen de berg gevlogen. Met hem was ook de lamp eraan gegaan. Voss was naar Alexandrië gevlogen om het aan Klutz te berichten, een nieuwe machine te halen en ook nieuwe rekruten. Hij was niet teruggekomen. Daarop was Leffers vertrokken. Nu was hij eveneens gedood. De teleurgestelde mannen in het Dal der Tartaren hadden vertrouwen in Klutz’ doeltreffendheid en hadden zitten wachten tot hij de boel weer in orde zou brengen. Nu was Klutz ook dood. Iemand stelde voor dat Raban, die een slimme vent was, misschien iets kon doen. Ze kenden Raban, waaruit bleek dat ze deserteurs uit het Vreemdelingenlegioen waren. Ginger had hen kunnen vertellen dat er aan Rabans activiteiten ook een einde was gekomen. Het was hem duidelijk dat het escadrille er slecht aan toe was. Door toedoen van Lindsay en tot op zekere hoogte ook door toedoen van henzelf was het Dal der Tartaren reeds een slag toegebracht die misschien dodelijk zou blijken te zijn. Zijn enige kans op voortbestaan was von Stalhein, die een meester was in het handhaven van tucht en daarbij bijzonder efficiënt. Dezelfde man zou als hij op het toneel zou verschijnen terwijl zij er nog waren er de oorzaak van kunnen worden dat zij het niet overleefden, bedacht hij treurig. En daar er geen benzine was, zag het ernaar uit dat ze daar moesten blijven. Een belangrijk verzachtende omstandigheid was dat de radio niet meer werkte. De mannen mopperden nog over wat er gebeurd was, waarbij de meesten Klein de schuld gaven. Ginger maakte uit hun conversatie op dat er drie piloten waren. De rest bestond uit mecaniciens of kampassistenten. Ze waren van verschillende nationaliteiten, maar allen spraken of Engels of Frans wat ze wel in het Legioen geleerd gouden hebben.

‘Klein de schuld geven zal ons nu niet helpen,’ zei Biggles. ‘Zoals jullie waarschijnlijk al beseft hebben, zijn wij nieuw. Ons werd wel iets anders beloofd dan dit.’ ‘Er kon wel eens herrie van komen dat jullie dat vliegtuig gepakt hebben,’ zei een man. ‘Het is een van die toestellen welke het bestuur voor eigen gebruik houdt.’ ‘Dat wist ik niet. Wat bedoel je met één van de machines van het bestuur? Hebben ze er nog meer?’ ‘Hoe dacht je dat ze anders de voorraden en zware spullen naar ons toe kregen?’ ‘Ik zou het niet weten.’ 

‘Ze hebben daar een Douglas D.C.3 voor in Alexandrië,’ legde een ander uit. ‘Een zekere Liebnitz vliegt die. Hij is nu in Alexandrië aan het laden, dat wil zeggen als hij tenminste ook niet van kant gemaakt is. Hij zou benzine brengen voor het volgende karweitje.’

‘Waarom krijgen jullie zo weinig benzine?’ vroeg Biggles. Men lachte weer cynisch. Daarop zei een man: ‘Doe niet zo stom. Als ze de benzine hier voor het grijpen lieten liggen, zou iemand misschien een tochtje gaan maken en niet weer terugkomen. Ik bijvoorbeeld. Omdat ik hier dag na dag zit te bakken als een ei in de pan.’ “We hebben dorst gekregen van de reis,’ merkte Biggles op. ‘Hoe kunnen we water krijgen?’

‘Er is water volop, maar wie wil nu water drinken op een plek als deze.’

Biggles haalde zijn schouders op. ‘We zullen toch iets moeten drinken, anders drogen we uit in deze hitte.’ ‘Er is een put in het kasteel.’ ‘Juist,’ zei Biggles. ‘Wat zijn jullie van plan?’ Niemand wist het. Niemand antwoordde tenminste. ‘Ik heb een ander idee over vermaak dan hier te zitten wachten op iets wat misschien nooit komt.’ ‘Oké, verstandige jongen,’ gromde een grote ongeschoren vent. ‘Bedenk jij maar iets als je zo slim bent.’ ‘Iemand zal naar Alexandrië moeten gaan om deze warboel weer in orde te brengen.’ ‘Hoe?’

‘Ik dacht niet aan wandelen,’ antwoordde Biggles effen. ‘Is hier niet ergens een olieveld in de buurt?’ Een van de mannen lachte wrang. ‘Je graaft geen benzine uit de grond, vriend. Je krijgt ruwe olie. Ze hebben het trouwens nog niet gevonden. Ze boren nog steeds. Dat is wat wij hier verondersteld worden te doen.’ ‘Ik begrijp het. Wat is de dichtstbijzijnde plaats waar we benzine zouden kunnen krijgen, denk je?’ De mannen keken elkaar aan en waren het er over eens dat het Mosoel zou zijn in het noorden van Irak. ‘Dat is ongeveer driehonderd kilometer van hier,’ zei Biggles.

‘Hoe kun je driehonderd kilometer halen?’ ‘Wel, ik heb nog wat benzine in mijn tanks en ik veronderstel dat de tanks van de machines die ik daar zie ook niet kurkdroog zijn. Als dat gevoegd wordt bij wat ik nog over heb, zou ik Mosoel kunnen bereiken. En als ik daar geen benzine zou kunnen krijgen, zou ik toch een boodschap naar Alexandrië kunnen sturen.’ ‘Het is een idee,’ zei iemand. ‘Ik heb er meer dan genoeg van hier te zitten zweten. Ons salaris is niet op tijd. Het volgende dat we zullen horen is dat er helemaal geen salaris meer komt.’

Ginger vroeg zich af waarom de mannen het voorstel van Biggles niet zelf bedacht hadden, maar hij maakte uit het gesprek dat volgde op dat niet alleen hun machines militaire types waren, waarvoor men in Mosoel of ergens anders moeilijk een verklaring zou kunnen geven, maar dat bovendien zijzelf geïdentificeerd konden worden, als gevolg van hun verschillende operaties. Het zou niet veilig zijn ermee te landen, behalve in hun eigen afgelegen gebied. Men was het er echter algemeen over eens dat de Beechcraft het wel zou lukken, daar het een type uit de burgerluchtvaart was. Het was te laat om die dag nog naar Mosoel op weg te gaan, en dat zou het zeker zijn tegen de tijd dat alle aanwezige benzine naar de Beechcraft overgebracht was, zodat Biggles zei dat als zij dit wilden doen hij in de morgen zou vertrekken. Ondertussen zou, zei iemand, misschien de Douglas arriveren met Kleins opvolger en wat bier.

Ginger hoopte vurig dat dit niet zou gebeuren. Nu ze iets te doen hadden, week de pessimistische berusting om bij iedereen plaats te maken voor een minder neerslachtige stemming. Biggles gaf het merendeel van zijn sigaretten weg. ‘Waar slapen we?’ vroeg hij. ‘Je kunt kiezen of je in een tent wilt slapen en koorts krijgen door de zandvlieg of dat je in het kasteel wilt overnachten met de slangen, schorpioenen en muskieten,’ vertelde men hem.

Biggles zei dat ze naar het kasteel zouden gaan. Het zou er koeler zijn dan in een tent. ‘Hoe staat het met het eten?’ vroeg hij.

‘Er is volop vlees en beschuiten in de barak,’ lichtte men hem in. ‘Bedien jezelf.’

Nadat ze hun bagage uit de Beechcraft gehaald hadden, liepen ze op de barak toe, een geprefabriceerd gebouw, dat kennelijk hier naar toe gevlogen was en ter plaatse in

elkaar gezet. Niemand ging met hen mee. De deur stond wijd open.

Biggles deed een stap over de drempel en stond toen stil om naar de rommel te staren die zich daarbinnen bevond. Het was duidelijk dat dit ene gebouw dat tegen weer en wind bestand was de algemene voorraadkamer, de werkplaats en het wapenmagazijn was. Overal lagen opengebroken kisten. Gereedschappen waren door elkaar gesmeten op de werkbank. Reserveonderdelen, olie en benzine blikken waren op hopen gegooid. Een paar kleine bommen, gewone en brandbommen, lagen in een hoek. Maar Ginger zag met vreugde dat er ook wat wapens waren, geweren en revolvers, die op alle mogelijke manieren aan spijkers aan de muren hingen, boven nog meer geopende kisten, die met ammunitie.

‘Kijk nu toch eens,’ zei Biggles grimmig tegen Ginger. ‘En dan heb ik nog kerels in dienst horen vragen waarom er discipline nodig is! Dit gebeurt er nu wanneer deze ontbreekt, wanneer een groep mannen aan zichzelf overgelaten wordt. Niemand heeft opdracht iets te doen, zodat dan ook niemand wat uitvoert. Let er iemand op ons?’ ‘Nee.’

‘Dan zullen we een paar Lugers en wat munitie meenemen. Stel je voor. Zelfs op een plek als deze zijn die stommelingen nog niet zo verstandig dat ze een bewaker op post zetten. Ik weet wat hier op zekere dag zal gebeuren. Ik kan me er alleen maar over verwonderen dat het nog niet eerder gebeurd is.’ ‘Wat dan?’

‘Ik zal het je straks vertellen. We moeten hier niet te lang blijven. Pak een geweer. We zullen ook wat voedselvoorraad meenemen.’

Dadelijk daarop liepen ze zwaar beladen naar het kasteel, dat slechts een paar honderd meter verder lag. ‘Een waardeloos stel,’ luidde Gingers’ oordeel over hun nieuwe kameraden.

‘Maar gevaarlijk,’ antwoordde Biggles. Toen wij aankwamen waren ze wel zo ongeveer rijp voor muiterij. Ik denk dat sommigen van hen er vandoor waren gegaan, als ze ergens heen konden en er een manier was om er te komen. Wat ze zich waarschijnlijk niet realiseren is dat ze hier nooit vandaan zullen komen, en ik ben er vrij zeker van dat ik dat goed zie. Daar zal de leiding wel voor zorgen. Het oude gezegde, dat doden niet praten, is nog steeds van kracht. Dat zou een van de redenen kunnen zijn, waarom deze plek als verblijfplaats werd gekozen. Alles wat de nog levende leden van het Driemanschap hebben te doen is geen benzine meer te leveren, wanneer hen dat het beste uitkomt, en dan zijn die arme dwazen er geweest. Je kunt niet lopend wegkomen uit het Dal der Tartaren.’ ‘Dat geldt ook voor ons.’

‘Dat besefte ik voordat ik landde. Ik moet toegeven dat ik wel schrok toen ze zeiden dat er geen benzine was. Ik vertrouwde erop dat hier volop zou zijn, zodat we weg zouden kunnen vliegen wanneer het ons uitkwam. Daarom heb ik het plan naar voren gebracht om naar Mosoel te gaan. Ik zal natuurlijk niet terugkomen. Ik heb hier alles gezien wat ik wilde. Sommige van die lui zullen elkaar de schuld geven als ze door de politie ondervraagd worden, om hun eigen huid te redden. Dat doen ze altijd. Zo zal de hele zwendel ontmaskerd worden. Er is nu nog slechts een probleem op te lossen.’. ‘Wat dan?’

‘Ik weet nog steeds niet op wiens grondgebied we ons bevinden, wie zal dus de zaak behandelen? Als het voor een internationaal gerechtshof gebracht wordt zal dat heen en weer praten betekenen, en dat wil zeggen uitstel, zodat in die tussentijd de slimme jongens aan de top zullen zorgen dat ze hun vingers niet kunnen branden en er vandoor gaan. Maar dat is van later zorg. We moeten nu proberen hier weg te komen en hoe eerder hoe liever. Ik vind het helemaal geen prettige gedachte dat die Douglas in Alexandrië beschikbaar staat. Von Stalhein zou eens kunnen besluiten er gebruik van te maken. Er is bovendien een piloot, die Liebnitz.’

‘Wat bedoelde je toen je zei dat die lui gek waren om geen bewaker neer te zetten?’

‘Als iemand van hen bij de RAF gediend had, zouden ze het weten. In deze bergen leven de Koerden die behoren tot de meest woeste stammen op aarde. Evenals de Patanen en de Wazieren aan de noordwest grens leven zij al duizenden j&ren van het bestelen van de mensen die in de vlaktes wonen. Dat is hun leven, dat is zowel hun werk als hun plezier. Ze pikken alles, van kamelen tot koren, maar de allerbelangrijkste buit bestaat uit wapens en munitie. Die kunnen ze op geen enkele andere manier verkrijgen; maar ze moeten deze dingen hebben om te kunnen aanvallen en ze moeten aanvallen om te, kunnen leven. Op een keer dachten ze dat ze snel genoeg waren om in de bergen terug te zijn voordat ze ingehaald werden. Maar ze waren niet snel genoeg voor vliegtuigen. Een paar jaar geleden toen wij Irak verdedigden, kregen onze mannen hen in het open veld te pakken en ze gaven hen er zo van langs dat die goeie oude dagen van vroeger toen ze er maar op los stalen voorbij waren. De RAF is hier niet meer, maar ik wil wedden dat de Koerden niet vergeten zijn wat er gebeurde toen zij er nog waren. Ze haten vliegtuigen en ze hebben er een goede reden voor. Op zekere dag zullen ze deze plek aanvallen, dat is zo goed als zeker. Zij zouden het waarschijnlijk al gedaan hebben, als ze beseft hadden hoe de zaken er hier voorstaan. Voor zover ik het kan bekijken is er niets dat hen er van kan weerhouden. Daarom zal ik ook blij zijn als ik hier weg ben.’ Ginger keek bezorgd naar de grimmige, ogenschijnlijk uitgestorven bergen die hen van drie kanten dreigend aankeken.

‘Laten we een kijkje gaan nemen in het kasteel,’ zei Biggles.