1. Biggles laat zijn chef schrikken

‘Je hebt er de laatste twee dagen buitengewoon verstrooid uitgezien. Scheelt er iets aan?’ Commodore Raymond van de speciale luchtafdeling van Scotland Yard stelde zijn belangrijkste piloot deze vraag eigenlijk meer terloops dan in ernst.

‘Ik was aan het denken,’ antwoordde Biggles. ‘En te veel denken zet enigszins een domper op mijn gewone uitbundigheid.’

‘Vanwaar deze plotselinge geestelijke inspanning?’ vroeg de commodore, terwijl hij het sigarettendoosje naar voren schoof.

‘Nu u het toch vraagt, ik dacht er over een verzoek in te dienen voor een verlof van zes maanden,’ zei Biggles rustig.

De commodore keek ontsteld. ‘Zes maanden! Men zou denken dat je alle narigheid van de wereld op je schouders torst.’

‘Misschien doe ik dat ook wel,’ antwoordde Biggles, terwijl hij een sigaret pakte. ‘Je hebt dus besloten rust te nemen?’

‘Ik zei niets over rusten. Als ik doe wat ik van plan ben, zal rust een weelde zijn waar ik slechts zo nu en dan van zal mogen gemeten.’ ‘En wat ben je dan wel Van plan?’

‘Ik denk erover in het Franse Vreemdelingenlegioen te gaan.’

‘Nu merk ik, dat je inderdaad rust nodig hebt,’ zei de commodore. ‘Wie bracht je in vredesnaam op dit vreemde idee?’

‘Marcel Brissac, van de Franse Veiligheidsdienst.’

‘Is hij ook van plan er in te gaan?’

‘Ik geloof dat hij er al in is.’

De commodore leunde achterover en legde zijn vingertoppen tegen elkaar. Hij werd ernstig. ‘Wat betekent dit allemaal?’

Biggles stak zijn sigaret aan en legde behoedzaam zijn lucifer weg voor hij antwoordde. ‘Ik had gisteren een lang gesprek met Marcel. Toen hij me vertelde dat hij op het punt stond zijn identiteit te verliezen in het Vreemdelingenlegioen, waren mijn reacties dezelfde als de uwe daarnet, toen ik zei hetzelfde te willen doen. Ik zei dat hij gek was. Toen hij me zijn beweegredenen vertelde, was ik er meer dan ooit van overtuigd dat hij een klap van de molen gehad had. Maar toen hij verder vertelde, begon ik te twijfelen. Sindsdien heb ik erover nagedacht en in het geheim wat onderzoekingen verricht met het resultaat dat ik nu geloof dat Marcel in een zwendel verzeild geraakt is, waarbij alle overige zwendelarijen die ooit op touw gezet zijn, maar kinderspel waren.’ ‘Dat is boud gesproken.’

‘Het is misschien wel zo ernstig dat de wereld op haar grondvesten schudt, als men er achter komt.’ ‘Waarom haalde Marcel jou hierin?’

‘Omdat het ons evenveel aangaat als Frankrijk. Eigenlijk gaat het elk land ter wereld aan. Hij realiseerde zich dat hij hulp nodig zou kunnen hebben, zodat hij zich haast vanzelfsprekend tot mij wendde, omdat wij een tijdlang samengewerkt hebben voor Interpol. Ik zei dat ik me bij hem zou voegen als ik verlof zou kunnen krijgen. Als Marcel zou verdwijnen, wat naar zijn gevoel mogelijk is, zou ik verder kunnen gaan vanaf het punt waar Marcel moest stoppen.’ ‘Je hebt hier genoeg te doen.’

‘Wat ik hier te doen heb, is kinderwerk vergeleken met wat Marcel aan gaat pakken, als dat wat hij vermoedt, werkelijkheid blijkt te zijn en geen verbeelding.’ ‘Je kunt me daar beter eens iets over vertellen.’ ‘Goed. Maar begin er niet de spot mee te drijven voor ik alles verteld heb.’ Biggles tipte met een slanke wijsvinger de as van zijn sigaret. ‘Hebt u m de kranten van gisteren een bericht opgemerkt over een paar bommen die gegooid zijn op een stuk of wat Arabieren, die dicht bij de grens tussen Israël en Jordanië aan het werk waren?’ ‘Ja zeker.’

‘Met het gevolg dat het verdrag dat men op het punt stond te tekenen, er ook aangegaan is.’

‘Uiteraard.’

‘Hebt u zich gerealiseerd dat al jaren lang, telkens als twee met elkaar overhoop liggende landen door toedoen van de V.N. weer verzoend waren, iets dergelijks gebeurt?’ 

‘Ja, nu je het zegt.’

‘En zoals iedereen hebt u aangenomen dat het incident

een ongelukkige samenloop van omstandigheden was.’

‘In het geval dat je zojuist aanhaalde, geven de Arabieren natuurlijk Israël of Egypte de schuld.’

‘Zij zeggen dat ze er beslist niet verantwoordelijk voor zijn.’

Het vliegtuig moet of van de één of van de ander geweest zijn.’ ‘Waarom?’

‘Dat is toch een voor de hand liggende veronderstelling, aangezien de Arabieren en de Israëliërs al jaren in het wilde weg op elkaar aan het schieten zijn over een betwiste grens heen.’

‘Een veronderstelling, ja, maar doe niet alsof het een vaststaand feit is. Het wordt tijd dat degenen die deze dingen beoordelen, eens wat gezond verstand gaan krijgen. Een schikking zou beide partijen gelegen komen. Waarom ter wereld zou dan één van beiden opzettelijk de boel in de war schoppen?’

‘Ik geef toe dat het niet gemakkelijk is er een redelijke verklaring voor te vinden, maar dat verandert niets aan de algemene opinie betreffende de verantwoordelijke partij.’

‘En dat is precies de bedoeling. En u gelooft het, net als iedereen.’

‘Inderdaad.’

‘En ik denk dat u het mis heeft. Ik geloof dat noch Egypte, noch Jordanië of Israël er iets mee te maken heeft, hetzij toevallig, hetzij opzettelijk. Ik geloof dat zij even onschuldig aan die aanval zijn als u, ofschoon het, let wel, de bedoeling was, dat één van hen de schuld zou krijgen.’ ‘Wiens bedoeling?’

‘Van iemand die er belang bij heeft het Midden Oosten aan de kook te houden. En niet alleen het Midden Oosten. Iets dergelijks heeft zich over de hele wereld, waar maar een grens in het geding is, afgespeeld. We hebben het zien gebeuren in Zuid Amerika, Indo China, Noord Afrika….’ ‘Een ogenblik,’ viel de commodore in. ‘Waar wil je naar toe?’

Biggles ging weloverwogen verder. ‘Marcel gelooft, en ik ben er nu ook van overtuigd, dat deze hinderlijke incidenten geen toevallige gebeurtenissen zijn en ook niet alleen bedoeld als louter politieke propaganda. Ze zijn alle een onderdeel van een gemeen plan de pogingen van de Verenigde Naties om op een vreedzame manier een schikking te doen treffen, teniet te doen. Met andere woorden iemand heeft de bedoeling deze oorlogen aan de gang te houden.’

‘Ongelooflijk! Waarom in vredesnaam?’ ‘Om geld. Dat is het antwoord en het klopt precies. Nee, nee wacht even. Laat me uitspreken. Het gevolg van deze incidenten is dat de hele beschaafde wereld blijft zwoegen aan een non stop bewapeningswedloop, verdedigingsprogramma’s zogenaamd. Telkens wanneer het er naar uitziet dat men ergens tot een wapenstilstand gesprek zal komen, valt er pardoes een bom en de onderhandelingen springen af onder een stroom van wederzijdse verwijten. Zoals ik zojuist zei, dit is al jaren aan de gang, terwijl iedereen iedereen de schuld geeft en degenen die de vrede proberen te bewerkstelligen, niets bereiken. Telkens als er vrede lijkt te komen, keldert de effectenmarkt. Telkens als een bom ontploft, is er een hausse. Eén knal en de prijzen van olie, rubber, staal en de overige grondstoffen voor oorlogsmateriaal vliegen omhoog. Iemand verdient miljoenen aan dit spel met mensenlevens, dat kunt u niet ontkennen. Zou u willen dat het vrede werd, als u voor vele miljoenen aan materiaal en uitrusting bezat?’

‘Je hebt het daar over een bijzonder ernstige zaak, Bigglesworth.’

‘Daar ben ik me van bewust. Maar het heeft geen zin de ogen te sluiten voor de feiten omdat je ze eigenlijk liever niet wilt zien.’

‘Welke feiten? Tot dusverre berust je hele betoog op een vermoeden.’

‘U kunt niet ontkennen dat er voor miljoenen verdiend wordt aan wapens die verkocht worden, omdat geen enkel land achter wil raken op zijn verdedigingsprogramma.’

‘Nee, zeker niet.’

‘En u kunt ook niet ontkennen dat er mensen op de wereld zijn, zo gewetenloos dat ze liever de vrede ondermijnen, dan de oorlogen zien eindigen.’ 

De commodore aarzelde.

Biggles doofde zijn sigaret en nam een andere. ‘Ik vertelde u dat ik wat nasporingen verricht heb en zal u een voorbeeld geven over welk soort goochelende wereldburger ik het heb. Julius Rothenburg. Totdat hij stierf, had niemand ooit van hem gehoord en toch was hij niet alleen een van de rijkste mensen ter wereld, maar ook een van de machtigste. Hij zou presidenten van hun zetels hebben kunnen wippen en elke regering die hem niet aanstond, omvergooien. Toch weet tot op deze dag niemand, waar hij geboren werd en of Rothenburg zijn werkelijke naam was. Hij omhulde zich zozeer met een waas van geheimzinnigheid, dat niemand wist of hij in Londen, Parijs, New York, Zwitserland of Monte Carlo woonde. Hij had overal huizen. Misschien dacht hij wel, dat iemand hem graag overhoop zou willen schieten, wat heel goed geweest zou zijn voor de wereld in het algemeen. In de eerste wereldoorlog verkocht hij aan beide partijen wapens. Tussen de oorlogen in vermaakte hij zich met het organiseren van revoluties in Zuid Amerika. Hij verkocht wapenen aan het ene land en gaf dan de naburige landen een tip, dat ze aangevallen zouden worden. Dan moesten zij ook wel wapenen kopen. Hij verscheen zelf natuurlijk nooit op het toneel. Zijn zaken werden behartigd door een staffunctionaris, genaamd Johann Klutz, die aan het hoofd stond van een leger spionnen, zowel op hoge als op lage posten. Het zou interessant zijn te weten wat Klutz uitgevoerd heeft, sinds Rothenburg een paar jaar geleden stierf.’

‘Jij denkt zeker dat hij zich nog wel met dezelfde zaken bezig zal houden?’

‘Het is in ieder geval niet waarschijnlijk dat hij iets anders is gaan doen, tenzij hij zich natuurlijk heeft teruggetrokken met zijn onrechtmatig verkregen winsten. Voor dergelijke mensen wordt het vergaren van rijkdom een ziekte. Ze zijn verslaafd aan geld. Ze moeten en zullen het hebben.’

‘Zeg eens,’ zei de commodore nieuwsgierig, ‘bracht Marcel Brissac je tot deze gedachtegang?’

‘Ja.’

‘Hoe kwam hij er op? Was het alleen een vermoeden of kreeg hij de een of andere concrete inlichting?’

‘Dat wilde ik juist vertellen. Er is inderdaad iets voorgevallen, eigenlijk maar onbeduidend, maar er zaten een paar vreemde kanten aan, die hem aan het denken brachten. Het schijnt dat enige tijd geleden aan de grens van Frans Somaliland een vliegtuig naar beneden werd geschoten. Het had juist een dorp aan de Abessijnse kant van de grens gebombardeerd. Waar het vandaan gekomen was of waarom het iets dergelijks gedaan had, kon niemand ook zelfs maar raden; maar het gevolg was een rel die bijna uitliep op een oorlog.’ ‘Voerde die machine nationale kentekenen?’ ‘Ja, en dat is het eerste wonderlijke aan de zaak. De machine was een Frans type, een Breguet om precies te zijn, en voerde Franse militaire kentekenen. Daar kwam juist de herrie van. Natuurlijk beschuldigde Abessinië Frankrijk van wat een niet uitgelokte gewelddaad scheen. Maar de Breguet handelde niet op Frans bevel. Wat de zaak nog vreemder maakte, was dat ze toe moesten geven dat het vliegtuig van hen was. In werkelijkheid was het maanden tevoren verdwenen en als verloren afgeschreven.’ ‘Onder welke omstandigheden verdween het en waarvandaan? Ik herinner me het voorval en als ik het goed onthouden heb, vonden de Fransen het moeilijk daar een verklaring voor te geven.’

‘Juist. De machine, een lichte bommenwerper behorend tot het 77e escadrille, dienstdoende in Noord Afrika, werd op zekere nacht uit haar hangar gehaald en weggevlogen. Je kunt zeggen dat het gestolen werd. Nog afgezien van het feit, dat het laksheid van dé kant van de bewakers van de basis zou doen veronderstellen, een dergelijk verhaal zou zo pover hebben geklonken, dat het Franse hoofdkwartier het zelfs niet naar voren bracht. Men zou het toch niet geloofd hebben. Men steelt nu eenmaal geen militaire vliegtuigen van hun bases. De Fransen gaven er de voorkeur aan te doen alsof de machine verdween op een officiële verkenningsvlucht. Ik ben van Marcel te weten gekomen dat dit niet de eerste keer was dat een machine onder precies dezelfde omstandigheden verdween. Ik ben ook te weten gekomen dat er maatregelen zijn getroffen om een herhaling te voorkomen, zodat wanneer iemand het opnieuw mocht proberen, hij waarschijnlijk flink zal schrikken.’

‘Juist. Ga verder.’

‘Enige tijd na het Abessijnse incident vond er opnieuw een bombardement plaats; maar ditmaal waren de Fransen erop voorbereid en hadden ze een paar jagers klaar staan. Toen de bezoeker weigerde gevolg te geven aan hun bevel tot landen schoten ze hem neer. De piloot bracht het er levend af, door er met een parachute uit te springen, maar werd gevangen genomen. Het bleek een deserteur van het Franse Vreemdelingenlegioen te zijn een Duitser, genaamd Voss.’

‘Wacht eens even,’ viel de commodore hem in de rede. ‘Er klopt iets niet. Het Vreemdelingenlegioen heeft geen luchtstrijdkrachten. Het zou het ontsnappen van legionnaires die tot de conclusie komen dat ze toch eigenlijk niets voor de dienst voelen, te gemakkelijk maken.’ ‘Ik zei ook niet dat Voss vloog in het Vreemdelingenlegioen. Hij was een doodgewone infanterist. Maar hij kon vliegen. In zijn dossier stond dat hij bij de Luftwaffe onder Hitler had gediend. Onthoudt u dat goed. Ik zal er zo op terugkomen. Voss werd verhoord. Hoe kwam hij aan de machine? Wat beoogde hij met het aanvallen van het dorp, wat toch wel bijzonder vreemd en zo te zien doelloos was? Voss weigerde te praten. Hij zei dat hij gedood zou worden als hij het deed, maar wilde niet zeggen door wie. Let nu op. Terwijl hij wachtte op een gerechtelijk onderzoek, slaagde Voss er in te ontsnappen op een manier die het vrijwel zeker maakte dat hij invloedrijke vrienden achter zich had staan. Dat was nog niet alles. Een paar maanden later moest dezelfde man een noodlanding maken in Indo China, na een vriendelijk dorpje gebombardeerd te hebben. Ditmaal was de machine een Amerikaans type. Maar de Fransen die, zoals u weet, een realistische kijk op dergelijke dingen hebben, vertelden hem prompt dat hij evengoed gedood zou worden als hij niet praatte. En om te laten zien dat ze het ernstig meenden, brachten ze hem voor een vuurpeloton. Dit deed Voss van mening veranderen. Klaarblijkelijk vond hij dat het beter was nog een kans te wagen, dan een zekere dood tegemoet te gaan. Hij deed zijn mond dus open. Hij beweerde in de eerste plaats een avonturier te zijn, bereid overal en tegen iedereen te vechten voor de meestbiedende. Terwijl hij dienst deed in het Vreemdelingenlegioen,

de enige internationale eenheid die hij kende, was hij benaderd door een man die hem een bedrag ineens had aangeboden plus een hoog loon, als hij zou willen deserteren en als piloot bij hem in dienst komen. Zijn werk zou zijn orders uit te voeren en geen vragen te stellen. Als hij er eenmaal aan begonnen was, zou hij niet meer van gedachten kunnen veranderen. Als hij ooit op zijn woord terugkwam, zou hij zonder pardon gedood worden. De knaap nam het aanbod aan en diende sedert die tijd bij een kleine kosmopolitische afdeling, die zijn basis had op afgelegen landingsterreinen in Afrika en Azië, die op geen enkele kaart zijn aangegeven.’

‘Wie was de man die hem er toe bracht te deserteren?’ ‘Dat zou Marcel ook bijzonder graag willen weten. De man zou een sleutel kunnen zijn om tot de oplossing van de hele gemene zaak te komen. Maar Voss hield vol dat hij de man niet kende. Hij had zijn naam nooit gehoord. Nadat hij Noord Afrika verlaten had, waar hij toentertijd diende, zag hij de man nooit weer. Marcel gelooft dat niet. Hij is er van overtuigd dat Voss loog, maar hij kon het niet bewijzen.’

‘Waarom is hij er zo zeker van dat Voss loog?’ ‘Omdat die geheimzinnige ronselaar er van op de hoogte geweest moet zijn, dat Voss een volledige militaire vliegersopleiding heeft gehad. Hoe kon hij dat weten, tenzij hij Voss’ papieren had gezien?’ ‘Voss zou er over gepraat kunnen hebben.’ ‘Dat komt op hetzelfde neer. Als Voss over zijn vroegere militaire diensttijd praatte, zou het zeker tegen zijn vrienden in het Legioen zijn. Daarom gelooft Marcel, dat Voss heel goed wist wie de man was, omdat hij, om de informatie te verkrijgen, of in het legioen geweest moet zijn, of op de één of andere manier er mee verbonden. Dit klopt met een andere belangrijke factor. Van de bijzonder weinige deserteurs uit het Legioen gedurende de laatste twee jaren, was meer dan de helft piloot of boordwerktuigkundige geweest. Kon dat toeval zijn? Marcel gelooft dat niet. En ik ook niet nu.’ ‘Wat zei Voss nog meer?’

‘Erg weinig, om de eenvoudige reden, naar Marcel denkt dat hij niet veel wist. Voss gaf toe dat hij, ofschoon hij zijn orders uitvoerde, nooit wist wat hij deed of tegen

wie hij moest vechten. Hij ontving regelmatig zijn loon, maar had geen idee wie er achter deze eigenaardige organisatie zat of wat het wezenlijke doel ervan was. De enige man van gezag die hij ooit zag, was de commandant van het spul, ook een deserteur uit het Legioen, bekend als kapitein Klein. Dat was alles, maar het verhaal verklaarde verschillende gebeurtenissen, die tot dan toe de deskundigen van de inlichtingendienst voor een raadsel hadden geplaatst.

‘Wat gebeurde er tenslotte met die Voss?’

‘Hij werd veroordeeld, kwam er met een licht vonnis af en is sindsdien verdwenen.’

‘En wanneer kreeg Marcel voor het eerst argwaan?’ ‘Een paar maanden geleden. Hij begon met het verzamelen van alle bekende feiten, die hem vertelden dat het verhaal van Voss waar moest zijn, tenminste in grote lijnen. Daarop vroeg hij zich af, wat toch wel het doel kon zijn van een geheime militaire luchtmacht. Een dergelijke organisatie zou natuurlijk veel geld kosten. Waar kwam het geld vandaan? Men stelt alleen veel geld beschikbaar als er winst mee te behalen is. Wie kreeg de winst? Hij vertelde me dat hij eerst dacht dat de zaak verband hield met het wisselende koersverloop van de beurs. De bestudering hiervan bracht hem, naar hij gelooft, op het juiste spoor de internationale effectenmarkt. Dank zij zekere transacties werd het duidelijk, dat iemand wist wat gebeuren zou, voordat het werkelijk gebeurde. Ergens voorzag een handige jongen elke uitbarsting. Hoe stuitend de gedachte ook was, het was duidelijk dat iemand en dat kon enkel iemand zijn, die op grote schaal speculeerde winst maakte door de internationale onenigheid aan te moedigen. Wie was het? Welnu, dat probeert hij uit te vinden, omdat zolang dit zo doorgaat, de Verenigde Naties hun tijd verknoeien. Ik geef toe, dat het ongelooflijk schijnt, maar zo staan de zaken.’

De commodore keek ernstig. ‘Als dit waar is, zou het zeker veel verklaren,’ stemde hij toe. ‘Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat al een tijdlang voor een raadsel, vanwege het gelijktijdig optreden van opruiers in de ontwikkelingslanden. Het was duidelijk, dat zij betaald werden door iemand met veel geld. Gezien wat jij me nu vertelt, kan ik begrijpen dat het Vreemdelingenlegioen, om dat het voor een groot deel samengesteld is uit stateloze mannen, automatisch een wervingscentrum kan zijn voor een stel gewetenloze schurken, die meer geven om geld, dan om trouw, eer en al wat verder behoorlijk is.’ ‘Daarom is Marcel erin gegaan.’

‘Hoopt hij geronseld te worden, zoals Voss en de anderen?’

‘Hij hoopt in ieder geval er achter te komen welke gemene kerel die deserties organiseert. De deserteurs zelf kunnen hem niet schelen. Zij zijn van geen betekenis. Hij wil doordringen tot de kern van de zaak.’ ‘En veronderstel dat hij de organisator van deze walgelijke onderneming opspoort, wat zal hij dan doen? Een dergelijk man zal kunnen beschikken over de knapste rechtsgeleerden ter wereld nog afgezien van het feit dat je iemand niet kunt arresteren, op grond van het feit dat hij winst maakt op de effectenmarkt.’

‘Laten we eerst proberen hem te vangen, voordat we beslissen wat we met hem zullen doen.’ De commodore keek Biggles aan. ‘Een baan in zo’n organisatie zou net iets zijn voor jouw oude tegenstander, Erich von Stalhein. Ik hoor dat zijn vrienden achter het IJzeren Gordijn hem de bons gegeven hebben, omdat hij die zaak verprutst heeft.’

‘Aan die mogelijkheid had ik ook al gedacht,’ zei Biggles droog. ‘Ik vroeg me al af wat er van hem geworden was.’ De commodore stond op en liep de kamer op en neer. ‘Als deze organisatie werkelijk bestaat en dat is zo’n verbijsterende gedachte, dat ik het nog steeds liever niet geloof kan er natuurlijk geen vrede in de wereld zijn, totdat ze opgerold is. Als ik je laat gaan, hoe ga je het dan aanpakken?’

‘Het heeft geen zin op de bonnefooi de wereld rond te zwerven in de hoop door een gelukkig toeval een van die geheime vliegvelden te ontdekken. De andere mogelijkheid is, het oog te houden op de enige plaats vanwaar naar we weten de organisatie sommige van haar piloten en mecaniciens gehaald heeft om maar te zwijgen over één of twee machines.’

‘Je bedoelt dat je bij het Legioen gaat?’

‘Ja, met een speciaal klaargemaakt logboek, dat laat zien dat ik precies de man ben waar de bende naar zoekt. Dat is het aas. Als die ronselaar toehapt, moet ik spoedig van hem horen. Ik zal vragen of Ginger met me mee gaat we zullen vanzelfsprekend allebei onder een valse naam werken. Bertie en Algy kunnen gewoon hier blijven, tenzij de zaak een zodanige wending neemt dat ik extra hulp nodig heb.’

‘Ga je, om sommige formaliteiten te ontlopen, aan Marcel vragen je te helpen in het Legioen te komen?’ ‘Als ik het zonder zijn hulp kan klaar spelen, niet. Als bekend werd dat ik invloedrijke vrienden heb, zou ik er op aangekeken worden en dat zou waarschijnlijk mijn doel in de weg staan.’

De commodore keerde naar zijn bureau terug. ‘Ik kan niet zeggen dat ik het zo leuk vind,’ mopperde hij. ‘Ik ook niet, eerlijk gezegd,’ antwoordde Biggles. ‘Maar nog afgezien van het feit, dat elk land ter wereld bij deze zaak betrokken is, voel ik het als mijn plicht Marcel te helpen als ik dat kan. Het kan wel eens een langdurige geschiedenis worden.’

‘Het zal zeker een langdurige geschiedenis worden,’ verzekerde de commodore. ‘Je zult langzaam en voorzichtig te werk moeten gaan. Sommige grote mannen uit de internationale financiële wereld, hebben honderden mensen op hun loonlijst, van portiers tot hoge functionarissen. Ik zou er zelfs één kunnen noemen, die een inlichtingendienst heeft, even doeltreffend als de onze. Hij moet weten wat er achter de schermen gebeurd. Gelukkig is deze man een vriend van ons en heeft hij ons meer dan eens een nuttige tip gegeven. Het is jammer, dat ze niet allemaal zo zijn. Sommigen, de kosmopolitische typen, zijn even gewetenloos in grote zaken als Hitler dat was in zijn machtspolitiek. Een van hen zou de man kunnen zijn, die je zoekt. De vraag is, hoe kun je hem vinden.’ ‘Zoals ik daarnet al zei, ik hoop dat hij mij zal vinden.’ ‘Juist. Kan ik nog ergens mee helpen?’ ‘U zou me een lijst kunnen geven van die kleine exclusieve kring van grote financiers, die voor miljoenen kopen en verkopen en toch zo handig buiten de publiciteit weten te blijven, dat men nooit hun namen hoort en die zelden gedrukt ziet staan. Hun foto’s zouden ook van pas kunnen komen, als die er zijn.’ ‘Ik zal er voor zorgen,’ beloofde de commodore. 

‘Misschien krijg ik wel één van hen te pakken.’ ‘Pas maar op, dat ze jou niet te pakken krijgen,’ waarschuwde de commodore ernstig.

‘Ik zal u van mijn doen en laten op de hoogte houden, zo dikwijls ik daartoe in de gelegenheid ben, zonder risico te lopen,’ besloot Biggles, toen hij al bij de deur was.