Hoofdstuk 13

Mrs. Tubbs, de beheerster van het Victory Hotel, leek door haar bolle ogen een beetje op een pad. Ondanks de hitte droeg ze"een groezelige grijze trui over haar gebloemde jurk. Door een gat in haar sok stak een enorm gezwollen grote teen. 'Charlie?' herhaalde ze, behoedzaam naar David en Kate glurend door haar halfgeopende deur. 'Ja, die heeft hier gewoond.'

In de kamer achter haar stond een tv te schallen op een spelletjesprogramma en een man schreeuwde: 'Achterlijke idioot! Die vraag had ik ook nog wel geweten!'

De vrouw draaide zich om en blèrde: 'Ebbie! Zet dat ding zachter! Zie je niet dat ik sta te praten?' Ze keek weer naar David en Kate. 'Charlie woont hier niet meer. Hij heeft zelfmoord gepleegd. De politie is al langs geweest.'

'Als u het niet erg vindt, zouden we graag een kijkje in zijn kamer willen nemen,' zei Kate.

'Waarom?'

'We zijn op zoek naar informatie.'

'Zijn jullie van de politie?'

'Nee, maar-'

'Zonder huiszoekingsbevel kan ik jullie er niet in laten. De politie heeft me al meer dan genoeg moeilijkheden bezorgd. Iedereen hier heeft het op z'n zenuwen. Trouwens, ik heb opdracht gekregen om niemand boven te laten.' Haar toon suggereerde dat de opdracht van een heel hoog persoon kwam. Om haar woorden kracht bij te zetten gaf ze de deur een zet, maar met een welgeplaatste hand wist David te voorkomen dat hij dichtviel.

'Volgens mij kunt u wel een nieuwe trui gebruiken, Mrs. Tubbs,' merkte hij op.

De deur ging een paar millimeter open. Mrs. Tubbs' paddenogen keken hem door een kier aan. ik kan een heleboel nieuwe dingen gebruiken,' bromde ze. In de kamer werd hard en met overgave geboerd. 'En het meeste nog een nieuwe echtgenoot.'

'Ik ben bang dat ik u daar niet mee kan helpen.'

'Dat kan niemand, alleen Onze-Lieve-Heer misschien.'

'Die Zijn eigen ondoorgrondelijke wegen heeft om wonderen te verrichten,' zei David met een stralende glimlach.

Mrs. Tubbs keek hem aan en wachtte tot het voorspelde wonder zou geschieden.

Dat kwam in de vorm van een twintigdollarbiljet dat David haar discreet in haar vlezige hand stopte.

Met een blik op het geld zei ze: 'De eigenaar van het hotel vermoordt me als hij erachter komt.'

'Dat gebeurt niet.'

'Hij betaalt me van z'n lang zal ze leven niet genoeg om dit klerezootje hier te runnen. Bovendien moet ik ook nog de gemeente-inspecteur tevreden zien te houden.'

David stopte haar nog een briefje van twintig toe.

'Maar u ben geen inspecteur, toch?' Ze maakte rolletjes van de biljetten en stopte die in de donkere, bodemloze diepte van haar boezem, ik heb nog nooit een inspecteur gezien die er zo netjes bijliep als u.' Ze schuifelde de gang in en sloot de deur achter zich. Op haar sokken ging ze David en Kate voor naar Charlies kamer. Hoewel ze maar één trap omhoog hoefden, was iedere tree haar blijkbaar te veel. Tegen de tijd dat ze boven was, hijgde en piepte ze als een oude trek- harmonica.

In de donkere gang lag een bruin tapijt, dat naar alle waarschijnlijkheid ooit mosterdgeel was geweest. Voor kamer 203 bleef ze staan en zocht naar de sleutels. 'Charlie was hier zowat een maand,' bracht ze uit. Tussen de woorden door hapte ze steeds even naar adem. 'Echt heel rustig. Geen pro...blemen, niet... niet zoals sommige anderen.'

Aan de andere kant van de gang ging een deur open en werden twee kinderkoppies naar buiten gestoken, dat van een jongetje en een meisje.

'Is Charlie terug?' riep het meisje.

ik heb je al gezegd,' zei Mrs. Tubbs, 'dat Charlie voorgoed weg is.'

' Maar wanneer komt hij dan terug?'

'Zijn jullie doof of zo? Waarom zitten jullie niet op school?'

'Gabe is ziek,' antwoordde het meisje. Als om te laten zien wat ze bedoelde, veegde kleine Gabe zijn snotneus af met zijn hand.

'Waar is jullie ma?'

Het meisje haalde haar schouders op. 'Aan het werk.'

'Ja ja. Die laat jullie koters hier gewoon achter om de boel plat te branden.'

Ernstig schudden de kinderen hun hoofdjes. 'Ze heeft onze lucifers weggehaald,' liet Gabe haar weten.

Inmiddels had Mrs. Tubbs de deur opengemaakt. 'Zo, daar is-ie,' zei ze, hem openduwend.

In de kamer haastte iets kleins en bruins zich over de vloer naar een donker hoekje. Een geur van sigarettenrook vermengd met vet walmde hen tegemoet. Door een kapot gordijn kwamen strepen licht.

Mrs. Tubbs liep naar het raam en schoof het gordijn open, waardoor de kamer ondanks de gore ruit opeens in het zonlicht baadde. 'Ga jullie gang, kijk maar rond,' zei ze, terwijl ze in een hoek ging staan. 'Maar niks meenemen.'

Het was niet moeilijk te raden waarom ze niet blij was met een bezoekje van de gemeente-inspecteur. Naast een prullenbak stond een rattenval. Aan het plafond zat één enkele gloeilamp waarvan de bedrading open en bloot hing. Op een kookplaat stond een koekenpan met een dikke laag gestold vet. De enige vorm van ventilatie bestond uit het raam. Als je hier zou koken, zou de lucht meteen vergeven zijn van het vet.Kate nam de ellendige omgeving in zich op: de gekreukte lakens, de asbak die uitpuilde van de peuken, het bijzettafeltje waarop allerlei losse papieren lagen. Fronsend las ze een volgeschreven vel.

Acht jaar zijn was fijn

Negen was niets op tegen,

Maar nu ben je tien.

Hartelijk gefeliciteerd, Jocelyn, Nu wordt het pas echt leuk,

Dat zul je zien !

'Wie is Jocelyn?' vroeg ze.

'Dat koter in kamer 210. De moeder is er nooit om op ze te passen."Xltijd aan het werk. Tenminste, zij noemt het werken. De kinderen hebben de boel vorige maand bijna platgebrand. Ik had ze er allang uitgegooid als ze me niet altijd contant had betaald.'

' Hoe hoog is de huur?' wilde David weten.

'Vierhonderd dollar.'

'Dat meent u niet.'

'Hé, wc zitten hier op een goeie locatie, hoor. Vlak bij de bussen, en water en elektriciteit zijn gratis.' Ze was nog niet uitgesproken of er schoot een kakkerlak over de vloer. 'En huisdieren zijn toegestaan.'

Kate keek op van de stapel papier. 'Wat was het voor iemand, Mrs. Tubbs?''Charlie?' Ze haalde haar schouders op. 'Tja, wat moet je daarvan zeggen, hè? Was erg op zichzelf. Maakte nooit herrie. Nooit geen keiharde muziek, zoals sommige van die aso's. Klaagde ook nooit er- gens over, voor zover ik me ken herinneren. We merkten amper dat hij er was. Ja, echt een prima huurder.'

Zo beschouwd was de ideale huurder een lijk.

Mrs. Tubbs ging op een stoel zitten terwijl Kate en David verder in de kamer rondkeken. Hun zoektocht leverde niet veel op: een paar kreukelige overhemden die in de kast hingen, een stuk of tien blikjes Camp- bell-soep die netjes in een kastje onder het aanrecht stonden en een paar schone sokken en mannenonder- broeken in een ladekast. Alles bij elkaar een schamele verzameling spullen die hen niets wijzer maakte over het karakter van de eigenaar.

Tot slot liep Kate naar het raam en keek naar beneden naar de straat, die vol lag met glas. Achter een omheining van harmonicagaas stond een gebouw dat op instorten stond. Alle muren stonden scheef, alsof er een reus op had gestapt. Een grimmige kijk op de wereld kreeg je hier met al die kapotte flessen, achtergelaten auto's en dronkenlappen die over straat zwalkten. Dit was een uitzichtloze plek, dit was het laagste van het laagste, hier kwam je terecht als je werkelijk nergens anders meer terecht kon.

Nee, dat was niet waar, je kon nog altijd lager terechtkomen - in een graf.

'Kate?' zei David. Hij had in het nachtkastjes gekeken. 'Pillen op recept,' zei hij, een flesje omhooghoudend. 'Haldol, voorgeschreven door ene dokter Nemechek.'

'Dat is zijn psychiater.'

'En kijk. Dit heb ik ook gevonden.' Hij stak haar een ingelijst fotootje toe.Zodra Kate het gezicht zag, wist ze wie de vrouw was. Ze pakte de foto en bestudeerde hem bij het licht van het raam. Het was gewoon maar een kiekje, een afdruk op papier, maar de jonge vrouw die in de camera lachte, had het vuur van de eeuwigheid in haar ogen. Ze waren mooi diepbruin, vrolijk, en iets samengeknepen tegen het zonlicht. Achter haar was een koperkleurige lucht boven een blauwgroene zee te zien. Een pluk donker haar was over haar gezicht geblazen en kleefde tegen haar wang. Ze droeg een simpel wit badpak, en hoewel ze met opzet een sexy houding had aangenomen - ze zat geknield in het zand - had ze iets vertederends onbeholpens, als een kind dat een volwassene speelt in de kleren van haar moeder.

Kate haalde de foto uit het lijstje. De hoeken waren kapot, versleten door jaren van liefdevol oppakken. Op de achterkant stond een handgeschreven tekst: 'Tot je bij me terugkomt. Jenny.'

'Jenny,' zei Kate zacht.

Secondenlang staarde ze naar de woorden, geschreven door een vrouw die allang dood was. Ze dacht aan de leegheid van deze kamer, aan de soep- blikken, zo netjes opgeborgen, aan de stapel sokken en ondergoed in de la. Charlie Decker had zo weinig bezittingen gehad. Het enige wat hij al die jaren had gekoesterd, was deze vaag geworden foto van een vrouw met de eeuwigheid in haar ogen. Het was moeilijk te geloven dat dat vuur ooit uitgedoofd kon worden, zelfs niet in een graf.

Ze wendde zich tot Mrs. Tubbs. 'Wat gebeurt er met zijn spullen nu hij dood is?''Ik denk dat ik ze zal moeten verkopen,' antwoordde Mrs. Tubbs. 'Hij was me nog een week huur schuldig. Dat moet ik toch ergens vandaan zien te halen. Hoewel hier niets van waarde bij is. Alleen misschien dat wat u nou in uw handen heb.'

Kate keek naar het glimlachende gezicht van Jenny Brook. 'Ja. Ze is mooi, hè?'

'Mwah, ik bedoel niet de foto.'

Kate fronste haar wenkbrauwen. 'Wat dan?'

'Het lijstje.' Mrs. Tubbs liep naar het raam en trok de gordijnen dicht. 'Dat is van zilver.'

Jocelyn en haar broertje hingen als aapjes in de gazen omheining. Toen David en Kate uit het Victory Hotel kwamen, lieten de kinderen zich op de grond vallen en keken verwachtingsvol hun richting uit, alsof er iets bijzonders te gebeuren stond. Het meisje - als ze inderdaad tien was - was klein voor haar leeftijd. Onder haar jurk staken twee stakerige stelten en twee smerige blote voeten uit. Het jongetje, een jaar of zes en net zo smerig, had zijn zus bij haar rok vastgegrepen.

'Hij is dood, hè?' barstte Jocelyn uit. Toen ze zag dat Kate triest knikte, liet het meisje zich tegen het hek zakken en zei tegen een van de vlekken op het bovenlijfje van haar jurk: 'Zie je wel, ik wist het wel. Stomme grote mensen. Die vertellen ons nooit de waarheid, nooit.'

'Wat hebben ze jullie dan over Charlie verteld?' vroeg Kate.

'Dat-ie weg was. Maar hij heeft me niet eens een cadeau gegeven.''Voor je verjaardag, bedoel je.' Jocelyn staarde naar haar niet-bestaande borsten. 'Ik ben tien.'

'En ik ben zeven,' zei haar broertje er automatisch achteraan, alsof het zo hoorde.

'Charlie en jullie waren zeker goede vrienden?' zei David.

Het meisje keek op, zag zijn glimlach - een glimlach die ieder vrouwenhart kon doen smelten, ook dat van een tienjarige - en begon meteen te blozen. Ze boog haar hoofd en volgde met een bruine teen verlegen een barst in de stoeptegel. 'Charlie had geen vrienden. Ik ook niet. Behalve Gabe, maar dat is alleenmijn broer.'

Kleine Gabe glimlachte en veegde zijn snotneus aan zijn zusters jurk af.

'Kende iemand anders Charlie goed?' vroeg David. 'Ik bedoel buiten jullie.'

Nadenkend kauwde Jocelyn op haar lip. 'Nou... bij Maloney's misschien, verderop in de straat.' 'Wie is Maloney's?' 'O, niemand.'

'Als hij niemand is, hoe kende hij Charlie dan?' 'Hij is niet iemand, hij is een café. Ik bedoel, het is

een café.'

'O, natuurlijk,' zei David, terwijl hij in jocelyns bewonderende ogen keek. 'Wat stom van me.'

'Wat is dit nou weer, jongens. Jullie mogen hier niet komen. Maak dat je wegkomt, voor ik mijn vergunning kwijtraak!'Jocelyn en Gabe glipten de donkere airconditioned ruimte in en liepen om de tafeltjes heen naar de bar. Daar klommen ze op twee krukken. 'Er zijn hier mensen voor je, Sam,' kondigde Jocelyn aan.

'Er staat daarbuiten een bord waarop staat dat je eenentwintig moet zijn om naar binnen te mogen. Zijn jullie eenentwintig?' vroeg de barman aan Jocelyn en Gabe.

ik ben zeven,' antwoordde Gabe. 'Mag ik een olijf?'

Mopperend stak de barman zijn zeperige hand in een glazen pot en legde een paar groene olijven op de bar. 'Oké, nou wegwezen voor iemand ziet dat jullie -' Zijn hoofd schoot omhoog toen hij David en Kate aan zag komen lopen. Aan zijn behoedzame blik was te zien dat Maloney's maar zelden werd bezocht door zulke rijke klanten. 'Ik kan er niets aan doen,' begon hij zich meteen te verontschuldigen. 'Die koters lopen gewoon naar binnen. Ik wilde ze er net uitgooien.'

'Het zijn geen drankinspecteurs,' zei Jocelyn met een hoop dédain voor zoveel domheid terwijl ze een olijf in haar mond stak.

Blijkbaar was iedereen in dit deel van de stad wel bang voor een of andere inspecteur.

'We zijn op zoek naar informatie,' verklaarde David. 'Over een van uw klanten. Charlie Decker.'

Barman Sam nam er de tijd voor om Davids kleren goed te bestuderen en zijn gedachten waren duidelijk te zien in zijn ogen. Fraai pak. Zijden das. Ja ja, dure jongen. 'Die is dood,' gromde hij.'Dat weten we.'

'Ik spreek geen kwaad van de doden.' Er viel een lange, veelbetekenende stilte. 'Bent u nog van plan iets te bestellen?'

David zuchtte en ging uiteindelijk op een barkruk zitten. 'Oké, twee bier.'

'Is dat alles?'

'En twee ananassap,' voegde Jocelyn eraan toe.

'Dat is dan twaalf dollar.'

'Goedkope drankjes,' zei David, een briefje van twintig over de bar schuivend.

'Dat is inclusief btw.'

De kinderen lieten de overgebleven olijven in hun drankjes vallen en slurpten het sap naar binnen.

'Vertel eens iels over Charlie,' spoorde Kate hem aan.

'Nou, hij zat altijd daar.' Sam knikte naar een tafeltje in een donker hoekje.

David en Kate leunden voorover, wachtend op nog meer van dit soort waardevolle informatie. Stilte.

'En?' drong David aan.

'Dus daar zat hij.'

'En wat deed hij daar?'

'Drinken. Whisky meestal. Hij hield van puur. Soms maakte ik een Zure Sam voor hem, als hij in de stemming was voor iets anders. Dat is mijn uitvinding, de Zure Sam. Hij dronk het ongeveer één keer per week. Maar meestal whisky. Puur.'

Er viel weer een stilte. De praatautomaat moest bijgevuld worden.

'Ik wil wel een Zure Sam proberen,' zei Kate.'Wilt u uw bier niet?'

'Nee, dat mag u hebben.'

'Bedankt, maar ik raak dat spul nooit aan.' Hij richtte zijn aandacht op het mixen van een bizar mengseltje van gin, mineraalwater en het sap van een halve citroen, waar het drankje ongetwijfeld zijn naam aan te danken had.

'Vijf dollar,' zei hij terwijl hij drankje voor Kate neerzette. 'En, wat vindt u ervan?'

Ze nam een slok en verslikte zich bijna. 'Apart.'

'Ja, dat zegt iedereen.'

'We hadden het over Charlie,' herinnerde David hem.

'O ja, Charlie.' De praatautomaat deed het weer. 'Eens zien. Hij kwam hier zo'n beetje iedere avond. Ik denk dat hij gezelschap wilde, hoewel hij niet veel kon zeggen met die zere keel van hem. Hij zat daar gewoon en dronk één of twee glazen.'

'Whisky. Puur,' hielp David hem.

'Ja, dat klopt. Echt bescheiden, weet u. Werd nooit stomdronken. Was hier ongeveer een maand vaste klant. Sinds een paar dagen kwam hij niet meer. Jammer, weet u. Vervelend om zo iemand als vaste klant te moeten verliezen.'

'Hebt u enig idee waarom hij niet meer kwam?'

'Ze zeggen dat de politie naar hem op zoek was. Het gerucht gaat dat hij een paar mensen zou hebben vermoord.'

'Wat denkt u daarvan?'

'Charlie?' Sam begon te lachen. 'Geen schijn van kans.'

Jocelyn gaf Sam haar lege glas. 'Mag ik nog een ananassap?'

Sam schonk nog twee ananassap in en schoof de glazen naar de kinderen toe. 'Acht dollar.' Daarbij keek hij naar David, die berustend zijn portemonnee trok.

'Je bent de olijven vergeten,' zei Gabe.

'Die zijn gratis.' De man was dus niet zo'n geldwolf als hij deed voorkomen.

'Heeft Charlie de naam Jenny Brook weieens laten vallen?' informeerde Kate.

'Zoals ik al zei, hij praatte niet veel. Hij zat daar maar aan dat tafeltje gedichten te schrijven. Hij zat uren en uren te pennen om zo'n gedicht goed te krijgen. En dan werd-ie kwaad en verscheurde-ie alles. Als hij wegging, lag het altijd vol met papiersnippers.'

Verwonderd schudde Kate haar hoofd. 'Ik zou nooit hebben gedacht dat hij een dichter was.'

'Tegenwoordig is iedereen dichter. Maar die Charlie was er heel serieus mee bezig. De laatste dag dat hij hier was, had hij geen geld om zijn drankjes te betalen, dus scheurt hij een van zijn gedichten eruit en geeft dat aan mij. Met de mededeling dat het op een dag wat waard zal zijn. Ha! Sukkel die ik ben.' Hij pakte een vies vaatdoekje en begon de bar op een bijna sensuele manier te boenen.

'Heeft u dat gedicht nog?' vroeg Kate.

'Ja, daarop die muur.'

Het papier, een goedkoop blocnotevelletje, was met een paar plakbandjes op de muur geplakt. In het gedempte licht van de bar waren de woorden nauwelijks leesbaar.

Dit zei ik tegen hen:

Dat genezing niet in vergetelheid schuilt

Maar in de herinnering

Aan jou.

De geur van de zee op je huid

Je kleine perfecte voetafdrukken in het zand.

De herinnering gaat nooit voorbij.

En dus lig je daar, nu en altijd, aan zee.

Je doet je ogen open. Je raakt me aan.

Je vingertoppen zijn als zonnestralen.

En ik ben genezen.

Ik ben genezen.

'En,' zei Sam, 'denk u dat het een beetje een goed gedicht is?'

'Dat moet wel,' zei Jocelyn. 'Als Charlie het geschreven heeft.'

Sam haalde zijn schouders op. 'Dat zegt niks.'

'Het ziet ernaar uit dat we op een dood spoor zitten,' merkte David op toen ze in het verblindende zonlicht stapten.

Hij zou hetzelfde over hun relatie gezegd kunnen hebben. Hij stond met zijn handen diep in zijn zakken gestoken naar een dronken man te staren die verderop in de straat in een deuropening hing. In de goot lagen glasscherven. Aan de overkant van de straat stond op een poster in vuurrode letters een film aangekondigd, Victoriaanse geheimen, een film voor boven de achttien.Al zou hij alleen maar naar haar glimlachen, of even kijken, of wat dan ook, iets wat erop wees dat het niet bijna afgelopen was tussen hen. Maar dat deed hij niet. Hij bleef gewoon met zijn handen in zijn zakken staan. En ze wist, zonder dat hij het had gezegd, dat er meer gestorven was dan Charlie Decker.

Ze liepen langs een steegje en schopten onder het lopen de kapotte bierflesjes weg.

'Zoveel losse eindjes,' merkte ze op. 'Ik begrijp niet waarom de politie de zaak heeft gesloten.'

'De politie heeft altijd te maken met losse eindjes en knagende twijfel.'

'Triest, hè?' Ze keek achterom naar het Victory Hotel. 'Als iemand sterft en niets achterlaat. Geen spoor van wie of wat hij was.'

'Dat kun je van ons allemaal zeggen. Tenzij we geweldige boeken schrijven of gebouwen bouwen blijft er niets achter van ons, toch?'

'Alleen onze kinderen.'

Hij was even stil. Toen zei hij: 'Als je geluk hebt wel.'

'Eén ding weten we wel van hem,' vervolgde ze zacht. 'Namelijk dat hij van haar hield. Van Jenny.' Starend naar de kapotte stoeptegels dacht ze aan het gezicht op de foto. En onvergetelijke vrouw. Zelfs vijf jaar na haar dood had Jenny Brook op de een of andere manier invloed gehad op de levens van vier mensen: op dat van degene die van haar had gehouden en van de drie die haar hadden zien sterven. Zij was de tragische draad die door het web van hun dood liep.Hoe zou het zijn, vroeg ze zich af, als iemand zoveel van je hield als Charlie van Jenny had gehouden? Wat had haar zo betoverend gemaakt? Wat het ook was, dacht ze, ik heb het in ieder geval niet.

Zonder overtuiging zei ze: 'Het is fijn om weer naar huis te kunnen.'

'Is dat zo?'

'Ik ben eraan gewend om alleen te zijn.'

Schouderophalend zei hij: 'Ik ook.'

Ze trokken zich beiden terug in hun emotionele hoekjes. Zo weinig tijd nog, dacht ze verdrietig. Hier stonden ze dan, dingen tegen elkaar te zeggen als twee vreemden. Deze ochtend, toen ze wakker was geworden, had hij zich al gedoucht, geschoren en gekleed in zijn strengste pak. Tijdens het ontbijt hadden ze het over van alles en nog wat gehad, behalve over het onderwerp waar ze het meest aan dacht. Hij had de eerste stap kunnen zetten. Al die tijd dat ze aan het inpakken was, had hij de kans gehad haar te vragen te blijven. En dat zou ze hebben gedaan ook.

Maar hij had niets gezegd.

Godzijdank was ze er altijd goed in geweest haar waardigheid te behouden. Nooit tranen, nooit hysterisch. Zelfs Eric had dat met zoveel woorden gezegd. Je gaat altijd zo verstandig met de dingen om, had hij gezegd toen hij haar ging verlaten.

Nou, dit keer zou ze ook verstandig zijn.

De rit duurde veel te kort. Terwijl ze naar zijn profiel keek, herinnerde ze zich de dag waarop ze elkaar voor het eerst hadden gezien. Een eeuwigheid geleden. Nu zag hij er net zo ongenaakbaar uit als toen.Hij zette de auto voor haar huis en liep met haar koffer energiek het tuinpad op. Hij liep als een man die haast had.

'Heb je trek in een kop koffie?' vroeg ze, hoewel ze het antwoord al wist.

'Ik kan niet. Niet nu. Maar ik bel je.'

Dat klonk haar bekend in de oren. Ze begreep het wel. Het hoorde bij het ritueel.

Hij wierp een heimelijke blik op zijn horloge. Tijd om verder te gaan, dacht ze. Voor ons beiden.

Als een automaat stak ze de sleutel in het slot en gaf de deur een duw. Hij vloog open. Toen de kamer in zicht kwam, bleef ze staan op de drempel, niet in staat haar eigen ogen te geloven.

Godallemachtig, dacht ze. Wat is dit? Waarom nu?

Ze voelde dat David haar stevig vastpakte toen ze ontzet achteruit wankelde. Even draaide de muren om haar heen, toen richtte ze haar blik op de muur tegenover haar.

Op de muur waren de letters 'BJMJEZ' in een bloedrode kleur gespoten, met daaronder een doodshoofd.