Hoofdstuk 7
De hoorn glipte uit haar hand en kletterde op de linoleum vloer. Doodsbang deinsde ze achteruit tegen het aanrecht. 'Hij is het,' fluisterde ze. En toen, bijna hysterisch: 'Hij is het!'
Meteen pakte David de hoorn van de vloer. 'Wie bent u? Hallo? Hallo?' Vloekend gooide hij de hoorn op de haak. Daarna wendde hij zich tot Kate. 'Wat heeft hij gezegd, Kate?' Hij pakte haar bij haar schouders en schudde haar zacht door elkaar. 'Wat heeft hij gezegd?'
'Hij... Hij zei dat ik moest uitkijken, dat de dood overal om ons heen was.'
'Waar is je koffer?' vroeg hij kortaf.
'Wat?'
'Je koffer?'
'In de kast in de slaapkamer.'
Met grote passen liep hij naar de slaapkamer. Als een slaapwandelaar volgde ze hem en keek ze toe terwijl hij haar Samsonite van de plank trok. 'Pak je spullen. Je kunt hier niet blijven.'
Ze vroeg niet waar ze heen gingen. Ze wist alleen dat ze hier weg moest, dat het met iedere minuut die ze hier langer bleef gevaarlijker werd.
Plotseling gedreven door de behoefte ervandoor te gaan, begon ze te pakken. Tegen de tijd dat ze klaar waren om te vertrekken, was haar drang om te vluchten zo sterk dat ze haast van de trap af vlóóg naar zijn auto.
Terwijl hij de sleutel in het slot stak, werd ze gegrepen door de uitzinnige angst dat zijn auto niet zou starten, dat ze, net als die ongelukkige slachtoffers in horrorfilms, hier vastzat, gedoemd te sterven.
Tot haar opluchting startte de motor meteen. De takken van de ijzerhoutbomen bogen zich naar hen toe en striemden de voorruit toen hij de BMW een halve draai liet maken. Nog geen twee tellen later voelde ze weer een paniekscheut, omdat de wielen doelloos in het zand bleven ronddraaien. Ineens echter schoot de auto de weg op en beschenen de koplampen het hobbelige pad.
'Hoe heeft hij me gevonden?' vroeg ze, nog steeds overstuur.
'Dat vraag ik me ook af.' Zodra ze de gewone weg op draaiden, drukte David het gaspedaal helemaal in. De BMW had zoveel power dat ze binnen een mum van tijd op topsnelheid over de snelweg raceten.
'Niemand wist dat ik hier was. Alleen de politie.'
'Dan zit er ergens een lek. Of...' Hij wierp een snelle blik in de achteruitkijkspiegel, '...je bent gevolgd.'
'Gevolgd?' Ze draaide haar hoofd, maar zag alleen een verlaten snelweg die vaag verlicht werd door lantarenpalen.
'Wie heeft je naar het huisje gebracht?' vroeg hij.
Ze draaide zich naar hem toe en keek naar zijn profiel, dat zacht glansde in het donker. 'Mijn... Mijn vriendin Susan Santini heeft me gebracht.'
'Zijn jullie bij je huis gestopt?'
'Nee, we zijn regelrecht naar het huisje gegaan.'
'En je kleren? Hoe ben je daar dan aan gekomen?'
'Mijn hospita heeft een koffer ingepakt en die naar het ziekenhuis gebracht.'
'Misschien heeft hij de ingang in de gaten gehouden en gewacht tot je ontslagen werd.'
'Maar we hebben helemaal niet gezien dat we gevolgd werden.'
'Natuurlijk niet. Dat doen mensen zelden. Normaal gesproken richten we onze aandacht op wat voor ons ligt, op waar we heen gaan. En wat het telefoonnummer betreft, dat kan hij hebben opgezocht in het telefoonboek. De naam van de Santini's staat op de postbus.'
'Maar het slaat nergens op!' riep ze uit. 'Als hij me wil vermoorden, waarom doet hij dat dan niet gewoon? Wat voor nut heeft het om me telefonisch te bedreigen?'
'Wie weet wat hij denkt? Misschien geeft het hem een kick om zijn slachtoffers bang te maken. Misschien wil hij voorkomen dat je naar de politie
gaat.'
'Ik was alleen. Hij had het hier kunnen doen... op het strand...' Wanhopig probeerde ze haar gedachten
af te leiden van wat er had kunnen gebeuren, maar het lukte haar niet het beeld van haar eigen bloed dat in het zand sijpelde uit haar hoofd te krijgen.
De lichten van de huizen hoog op de heuvels flitsten voorbij als onbereikbare veilige havens. Was er ergens een veilige plek voor haar? Ze nestelde zich nog dieper in de autostoel, wensend dat ze hier altijd zo kon blijven zitten.
Ze deed haar ogen dicht en dwong zichzelf zich te concentreren op het zoemen van de motor, op het ritme van de snelweg die aan hen voorbijgleed - op alles wat het bloederige beeld kon verdrijven. BMW, het ultieme motorvoertuig, dacht ze verdwaasd. Wat zeiden ze ook alweer? Geavanceerde Duitse technologie. Degelijk en betrouwbaar. Precies het soort auto dat ze van David verwachtte.
'...en er is genoeg ruimte. Dus je kunt zo lang blijven als nodig is.'
'Wat?' Niet-begrijpend draaide ze zich naar hem om. Zijn profiel stak scherp af tegen de voorbijflitsende straatlichten.
'Ik zei dat je zo lang kan blijven als nodig is. Het is niet het Ritz, maar veiliger dan een hotel.'
Verward schudde ze haar hoofd. 'Ik begrijp het niet. Waar gaan we heen?'
Hij keek haar aan en zei op een merkwaardig emotieloze toon: 'Mijn huis.'
'Zo, eindelijk thuis,' zei David terwijl hij de voordeur opende.
Het was er donker. Door de grote ramen van de huiskamer drong het maanlicht naar binnen en verlichtte de glanzende houten vloer en de donkere omtrekken van de zware meubels. David zette haar neer op de bank, en omdat hij voelde dat ze behoefte had aan licht en warmte deed hij meteen alle lampen in de kamer aan. Ze was zich vaag bewust van het gedempte gerinkel van flessen en het geluid van drank die ingeschonken werd.
Met een glas in zijn hand kwam hij bij haar terug. 'Opdrinken,' zei hij.
'W-wat is het?'
'Whisky. Kom op, volgens mij kun je wel een stevige borrel gebruiken.'
Automatisch nam ze een grote slok, en meteen kreeg ze tranen in haar ogen van het branderige gevoel. 'Geweldig spul.' Ze begon te hoesten.
'Ja, vind je ook niet?'
Toen hij zich omdraaide en de kamer uit wilde lopen, raakte ze zomaar ineens in paniek. 'David?' riep ze.
Aan haar stem hoorde hij meteen dat ze bang was. Hij draaide zich om en zei rustig: 'Het is in orde, Kate. Ik laat je niet alleen. Ik ben hiernaast, in de keuken.' Glimlachend bracht hij zijn hand naar haar gezicht. 'Drink je glas leeg.'
Ze keek hem angstig na toen hij door de deur verdween. Vervolgens hoorde ze dat hij met iemand aan het telefoneren was. De politie. Alsof die nu iets konden doen. Het glas met beide handen vasthoudend, nam ze nog een slok whisky. Toen haar ogen nat werden van de tranen, begon de kamer te deinen. Ze knipperde de tranen weg en richtte haar aandacht op haar omgeving.
Op de een of andere manier was dit helemaal een mannenhuis. Het meubilair was eenvoudig en praktisch, op de eiken vloer lag niet één kleed. De grote ramen werden omlijst door spierwitte gordijnen. Buiten kon ze de golven tegen de zeewering horen breken. Natuurgeweld, zo dichtbij, zo angstaanjagend.
Maar bij lange na niet zo angstaanjagend als het geweld waartoe de mens in staat is.
Nadat David had opgehangen, bleef hij nog even in de keuken staan om in ieder geval nog een beetje de schijn op te kunnen houden. Ze was al bang genoeg. Als ze zou zien hoe ontdaan hij was, zou hij het alleen maar erger maken. Snel kamde hij met zijn vingers door zijn in de war geraakte haar, haalde diep adem en liep naar de kamer.
Ze zat nog steeds als een zielig hoopje ellende op de bank, haar handen om haar halflege glas whisky geklemd. Wel had ze gelukkig weer een beetje kleur gekregen, hoewel het hem deed denken aan een met rijp bedekt rozenblaadje. Nog een beetje whisky kon geen kwaad. Hij pakte het glas uit haar handen, vulde het tot de rand en zette het terug. Haar huid was ijskoud. Ze zag er zo aangeslagen uit, zo kwetsbaar. Kon hij haar handen maar in de zijne nemen, haar in zijn armen verwarmen, misschien kon hij dan wat leven brengen in die bevroren ledematen. Maar hij durfde niet aan die neiging toe te geven, omdat hij
wist dat dat tot veel sterkere neigingen kon leiden.
Hij draaide zich om en schonk voor zichzelf een flink glas in. Waar ze nu behoefte aan had, was bescherming. Ze wilde gerustgesteld worden. Ze had het nodig om te weten dat hij voor haar zou zorgen en dat het leven gewoon doorging, ook al was haar leven op dit moment een hel.
Na nog een grote slok whisky genomen te hebben, zette hij zijn glas neer. Aan een dronken gastheer had ze niets. 'Ik heb de politie gebeld,' zei hij over zijn schouder.
'Wat zeiden ze?' vroeg ze op een bijna vlakke toon.
Hij haalde zijn schouders op. 'Tja, wat kunnen ze zeggen? Blijf waar je bent. Ga niet in je eentje naar buiten.' Fronsend naar zijn glas kijkend dacht hij, ach, wat zou het ook, waarna hij in één teug zijn glas leegdronk. Met de fles in zijn hand liep hij terug naar de bank en ging zitten. De fles zette hij op de salontafel. Ze zaten maar een halve meter van elkaar vandaan, maar het voelde alsof er kilometers en kilometers tussen hen in zaten.
Ze ging op het puntje van de bank zitten en keek naar de keuken. 'Mijn... Mijn vrienden weten niet waar ik ben. Ik moet ze bellen.'
'Maar je daar geen zorgen over. Pokie zal ze wel op de hoogte stellen.'
Hij zag dat ze zich lusteloos liet terugzakken op de bank. 'Je moet wat eten,* zei hij.
'Ik heb geen trek.'
'Mijn huishoudster maakt heerlijke spaghettisaus.'
Ze haalde een schouder op - eentje maar, alsof ze niet de energie had om allebei haar schouders op te halen.
'Ja,' vervolgde hij, plotseling enthousiast.' Eén keer per week krijgt Mrs. Feldman medelijden met deze arme uitgehongerde vrijgezel en maakt ze een pan met saus. Hij is vergeven van de knoflook. En van de verse basilicum. Bovendien zit er een gezonde hoeveelheid wijn in.'
Geen reactie.
'iedere vrouw die ik het heb voorgezet, zweert dat het een sterk afrodisiacum is.'
Eindelijk glimlachte ze, hoewel het slechts een heel klein glimlachje was. 'Heel behulpzaam van Mrs. Feldman,' merkte ze op.
'Ze denkt dat ik niet goed eet. Hoewel ik niet weet waarom. Misschien door al die diepvriesmaaltijden die ze in mijn vuilnisbak vindt.'
Weer een glimlachje. Als hij dit zo volhield, zou hij haar over een week misschien een echte glimlach kunnen ontlokken. Jammer dat hij zo'n waardeloze komiek was. Hoewel, de situatie was er toch niet naar om grappen te maken.
De klok op de boekenplank tikte luid, waardoor hij zich er voortdurend van bewust was dat de stilte tussen hen wel erg lang duurde. Kate verstijfde toen een windvlaag de ramen deed rammelen.
'Het is de wind maar,' zei hij. 'Je went er wel aan. Als het stormt staat het hele huis soms te schudden en denk je dat het dak er ieder moment af kan waaien.' Liefdevol keek hij op naar het balkenplafond. 'Het huis is dertig jaar oud. Het had waarschijnlijk al jaren geleden gesloopt moeten worden, maar toen we het kochten, zagen we alleen maar de mogelijkheden.'
'We?' vroeg ze mat.
'Ik was toen getrouwd.'
'O.' Ze ging iets rechter op zitten, alsof ze hem wilde laten zien dat ze geïnteresseerd was. 'Ben je gescheiden?'
Hij knikte. 'We hebben het meer dan zeven jaar met elkaar uitgehouden - niet slecht tegenwoordig.' Hij lachte een vreugdeloos lachje. 'In tegenstelling tot wat nu vaak gebeurt, zijn we niet in een spontane opwelling gescheiden, maar was het meer een soort langzaam... uitdoven. Maar...' Hij zuchtte. '...Linda en ik zijn nog steeds vrienden. Wat van de meeste gescheiden stellen niet gezegd kan worden. Het is zelfs zo dat ik haar nieuwe echtgenoot mag. Geweldige vent. Heel toegewijd, heel zorgzaam. Iets wat ik, denk ik, niet was...' Ongemakkelijk keek hij van haar weg. Hij praatte niet graag over zichzelf. Dan had hij het gevoel dat hij te kijk stond. Maar dit gesprekje werkte tenminste wel. Ze kwam weer een beetje tot leven en was niet bang meer. 'Linda woont nu in Portland,' ging hij snel verder. 'Ze is zwanger.'
'Hadden jullie geen kinderen?'
Het was een doodnormale vraag, toch wenste hij dat ze hem niet gesteld had. Hij knikte kort. 'Een zoon.'
'O. Hoe oud is hij?'
'Hij is dood.' Hij klonk onaangedaan. Alsof de dood van Noah net zo'n vluchtig onderwerp was als het weer. Hij zag dat ze hem wat wilde vragen, dat ze hem haar medeleven wilde betonen, maar medeleven was het laatste wat hij wilde. Hij had meer dan genoeg goedbedoelde meelevende woorden gehoord voor de rest van zijn leven. 'Dus,' zei hij, van onderwerp veranderend, 'ik ben wat je noemt een herboren vrijgezel. Maar het bevalt me wel. Sommige mannen zijn gewoon niet geschikt voor het huwelijk, denk ik. En het is geweldig voor mijn carrière. Niets wat me kan afleiden van mijn werk, en dat heb ik tegenwoordig volop.'
Verdomme. Aan haar ogen zag hij dat ze nog steeds vragen had. Hij probeerde ze te voorkomen door weer een ander onderwerp aan te snijden. 'En jij?' haastte hij zich te zeggen. 'Ben jij ooit getrouwd?'
'Nee.' Ze keek naar beneden, alsof ze zich afvroeg wat voor voordelen het had om nog een slok whisky te nemen. 'Ik heb een tijdje samengewoond met een man. In feite is hij de reden waarom ik naar Honolulu ben gekomen. Om bij hem te zijn.' Ze lachte bitter. 'Dat zal me leren.'
'Wat?'
'Om niet achter een of andere stomme vent aan te lopen.'
'Zo te horen zijn jullie op een vervelende manier uit elkaar gegaan.'
Ze hikte. 'Eigenlijk was het heel... beschaafd. Ik zeg niet dat het geen pijn deed, want dat deed het wel.' Schouderophalend nam ze nog een slok whisky. 'Het is moeilijk, weet je, om van alles tegelijk te proberen te zijn. Ik denk dat ik hem niet kon geven wat hij wilde: het eten dat 's avonds voor hem klaarstond op tafel, mijn onverdeelde aandacht.'
'Verwachtte hij dat?'
'Dat verwacht iedere man.' Ze snoof kwaad. 'Nou, daar had ik geen boodschap aan, aan al die mannen- flauwekul. ik had een baan die vereiste dat ik bij ieder telefoontje paraat was en me voor ieder spoedgeval naar het ziekenhuis repte. Dat begreep hij niet.'
'Was het het waard?'
'Wat?'
'Dat je je leven offerde voor je carrière?'
Het duurde even voor ze antwoordde. Toen boog ze haar hoofd en zei zacht: 'Dat dacht ik eerst wel. Nu denk ik aan al die uren die ik erin heb gestopt. Al die verpeste weekenden. Ik dacht dat ik onmisbaar was voor het ziekenhuis. En dan merk je ineens dat je net zo goed gemist kan worden als ieder ander. Het enige wat ervoor nodig was, was een proces. Een eyeopener van jewelste.' Verbitterd tikte ze haar glas tegen het zijne. 'Bedankt daarvoor, meneer de advocaat.'
'Waarom geef je mij de schuld? Ik ben alleen maar ingehuurd om mijn werk te doen.'
'Voor een dik salaris, neem ik aan?'
'Ik zou alleen betaald krijgen als ik zou winnen. Dus ik krijg geen cent.'
'Heb je al dat geld zomaar opgegeven? Alleen omdat je denkt dat ik de waarheid spreek?' Verbijsterd schudde ze haar hoofd. 'Ik sta versteld dat de waarheid zo belangrijk voor je is.'
'je weet me op een leuke manier als een hufter af te schilderen. Maar inderdaad, de waarheid is belangrijkvoor me. Heel belangrijk zelfs.'
'Een advocaat met principes? Ik wist niet dat die bestonden.'
'We zijn een bedreigde soort.' Zijn blik gleed onbedoeld naar de halslijn van haar jurk. De herinnering aan hoe die zijdezachte huid onder zijn onderzoekende vingers had gevoeld was opeens zo sterk dat hij zich snel omdraaide en zijn whisky pakte. Aangezien er geen glas voorhanden was, dronk hij rechtstreeks uit de fles. Goed, dacht hij. Zuip maar een stuk in je kraag. Kijk maar hoeveel stomme dingen er allemaal uit je mond kunnen komen voor de avond om is.
In feite zaten ze allebei lekker te pimpelen. Maar ze zou er wel aan toe zijn. Twintig minuten geleden had ze nog in een shock verkeerd. Nu zat ze tenminste te praten. Beter gezegd, het was haar net gelukt hem te beledigen. Dat was waarschijnlijk een goed teken.
Ze zat woest in haar glas te staren. 'Mijn god, ik haat whisky!' zei ze met een onverwachte felheid, waarna ze het glas naar haar mond bracht en het in één keer achteroversloeg.
'Dat is te merken. Neem nog wat.'
Wantrouwig keek ze hem aan. 'Volgens mij probeer je me dronken te voeren.'
'Hoe kom je daar nou bij?' Lachend schoof hij de fles naar haar toe.
Ze keek er even naar en schonk toen, met een van walging vertrokken gezicht, haar glas nog een keer vol. 'Die goeie ouwe Jack Daniel's,' verzuchtte ze. Met onvaste hand draaide ze de dop op de fles. 'Wat een lachertje.'
'Wat is er zo grappig?'
'Het was paps favoriete merk. Hij zwoer dat dit spul medicinaal was. Hij had een bloedhekel aan mijn drank-is-slecht-preken. Tjonge, wat zou hij genieten als hij me nu zou zien.' Ze nam een slok en huiverde. 'Misschien had hij gelijk. Drankjes die zo afschuwelijk smaken, móéten wel medicinaal zijn.'
ik neem aan dat je vader geen arts was?'
'Hij wilde er een zijn.' Somber staarde ze naar haar glas. 'Dat was zijn droom. Hij was van plan plattelandsarts te worden. Je weet wel, zo'n man die de bevalling doet in ruil voor een paar dozen eieren. Maar ik denk dat het anders gelopen is. Ik kwam eraan en ze hadden geld nodig en...' Ze zuchtte. 'Hij had een reparatiewerkplaats in Sacramento. O, hij was heel handig. Ik zat altijd naar hem te kijken wanneer hij in die kelder bezig was. Pap kon alles maken wat je hem in zijn handen stopte. Televisies, wasmachines. Hij had zelfs zeventien patenten, geen van alle ook maar één cent waard. Misschien met uitzondering van de Handy Dandy appelsnijder.' Hoopvol keek ze hem aan. 'Ooit van gehoord?'
'Nee, sorry.'
Ze haalde haar schouders op. 'Net als de rest van de mensheid.'
'Wat doet-ie precies?'
'Eén snelle polsbeweging, en hoppa, zes perfecte plakken.' Toen hij bleef zwijgen, wierp ze hem een spottend glimlachje toe. 'Ik zie dat je diep onder de indruk bent.'
'Maar dat ben ik ook. Ik ben onder de indruk van het feit dat je vader jou heeft uitgevonden. Hij was zeker wel blij dat je arts werd?'
'Ja. Toen ik afstudeerde, zei hij dat dat de mooiste dag van zijn leven was.' Ze viel even stil, de glimlach verdween. 'Dat is triest, vind je niet? Dat van alle jaren dat hij geleefd heeft, alleen die ene dag de gelukkigste was...' Ze schraapte haar keel. 'Toen hij stierf, verkocht mam de werkplaats en trouwde ze met een topbankier in San Francisco. Een ongelooflijk arrogante kwal. We kunnen elkaar niet luchten of zien.' Kijkend naar haar glas vervolgde ze veel zachter: 'Soms denk ik nog wel eens aan de werkplaats. Ik mis die oude kelder. Ik mis al die rare, nutteloze uitvindingen van hem. Ik mis...'
Hij zag dat haar onderlip trilde en dacht paniekerig: o nee, nu gaat ze huilen. Met huilende cliënten kon hij omgaan. Hij wist precies wat hij moest doen als ze in tranen waren. Een doos Kleenex pakken. Hen een klopje op de rug geven. Hen zeggen dat hij alles zou doen wat in zijn vermogen lag.
Maar dit was anders. Dit was niet zijn kantoor, dit was zijn huiskamer. En de vrouw die bijna in tranen was, was geen cliënt maar iemand die hij toevallig heel graag mocht.
Net toen hij dacht dat de dam zou breken, wist ze zich te herstellen. Hij zag alleen een heel klein beetje vocht in haar ogen blinken. Het volgende moment knipperde ze met haar ogen en was het weg. Godzijdank. Als ze zou instorten, zou ze geen ene moer aan hem hebben.
Hij pakte haar haar glas af en zette hem op tafel. 'Ik denk dat je wel genoeg hebt gehad voor vanavond. Kom op, mevrouw de dokter, bedtijd. Ik zal je laten zien waar het is.' Hij stak zijn hand naar haar uit, maar in een reflex trok ze zich terug, is er iets mis?'
'Nee, het is alleen...'
'Ga me niet vertellen dat je je zorgen maakt om hoe het overkomt. Dat je hier slaapt, bedoel ik.'
'Een beetje, maar niet heel veel. Ik bedoel, niet onder de huidige omstandigheden.' Ze lachte verlegen. 'Angst doet rare dingen met je gevoel voor wat wel en niet hoort.'
'Om het nog maar niet te hebben over wat juridisch wel en niet hoort.' Omdat ze hem niet-begrijpend aankeek, voegde hij eraan toe: ik heb dit nog nooit eerder gedaan.'
'Wat? Een vrouw mee naar huis genomen?'
'Nou, dat heb ik inderdaad ook al een tijd niet gedaan. Maar wat ik bedoelde, was dat ik er altijd op toezie dat ik niet betrokken raak bij mijn cliënten, en zeker niet bij de tegenpartij.'
'Dus ik ben de uitzondering?'
'Ja, jij bent zeker de uitzondering. Geloof het of niet, maar normaal gesproken vergrijp ik me niet aan elke vrouw die mijn kantoor binnen loopt.'
'Aan welke vergrijp je je wel?' vroeg ze met een vaag glimlachje.
Als door een onzichtbare draad werd hij naar haar toe getrokken. 'Aan de groenogige,' mompelde hij. Teder raakte hij haar wang aan. 'Die toevallig een paar blauwe plekken hebben.'
'Dat laatste klinkt verdacht kinky,' fluisterde ze.
'Nee, nietwaar.'
Door de intieme toon van zijn stem viel Kate plotseling helemaal stil. Zijn wijsvinger, die over haar gezicht naar beneden gleed, liet een gloeiend spoor na.
Ze wist dat ze op een gevaarlijk punt was beland. Dit was de man die gezworen had haar kapot te maken. Dat kon hij nog steeds. Heulen met de vijand, dacht ze paniekerig terwijl zijn gezicht steeds dichterbij kwam. Toch leek het wel alsof ze niet in staat was zich te bewegen. Het voelde plotseling onwerkelijk, alsof dit eigenlijk niet kon gebeuren, alsof het alleen maar een hartstochtelijke, dronken fantasie was. I lier zat ze dan, op een bank met uitgerekend de man die ze zo had veracht, en het enige wat ze kon denken, was hoe graag /.«'wilde dat hij haar in zijn armen nam en kuste.
Zijn lippen waren zacht. Het was niet meer dan een vluchtige aanraking van monden, een voorzichtig proeven van wat onvermijdelijk komen ging, maar het was genoeg om een vuur in haar te ontsteken. Jack Daniel's had nog nooit zo goed gesmaakt.
'En wat zal de orde van advocaten daarop te zeggen hebben?' mompelde ze.
'Die zouden het schandalig vinden...'
'Onethisch.'
'En volkomen gestoord. Wat het ook is.' Hij trok zich terug en bestudeerde haar even.
Aan zijn gezicht was duidelijk te zien dat hij worstelde om zich in te houden, en tot haar teleurstelling won zijn gezond verstand het.
Hij ging staan en hees haar overeind. 'Als je je aan- klacht indient, vergeet dan niet te vertellen hoe schuldbewust ik was.'
'Maakt dat wat uit?'
'Voor hun niet. Voor jou wel, hoop ik.'
Ze stonden voor het raam en keken naar elkaar. De wind beukte tegen de ruiten, een geluid dat net zo meedogenloos was als het bonken van haar hart.
'Volgens mij is het tijd om naar bed te gaan,' zei hij schor.
'Wat?'
Hij schraapte zijn keel. 'Ik bedoel dat het tijd is dat jij naar jouw bed gaat en ik naar het mijne.'
'O.'
'Tenzij...'
'Tenzij?'
'|e niet wilt.'
'Wat niet wil?'
'Naar bed gaan.'
Ongemakkelijk keken ze elkaar aan. Ze slikte. 'Beter van wel, denk ik.'
' Ja.' Hij draaide zich om en streek geërgerd met zijn vingers door zijn haren. 'Dat denk ik ook.'
'David?'
Hij keek over zijn schouder. 'Ja?'
'Druist het echt tegen de juridische ethiek in? Dat je me hier laat logeren?'
'Gezien de omstandigheden?' Hij haalde zijn schouders op. 'Ik denk dat ik nog veilig ben. Nog net. Zolang er niets gebeurt tussen ons.' Hij pakte de whiskyfles, zette hem bijna achteloos terug in de drankkast en sloot de deur. 'En dat gaat er ook niet gebeuren.'
'Natuurlijk niet,' zei ze snel. 'Ik bedoel, ik heb geen behoefte aan dat soort complicaties. Zeker nu niet.'
'Ik ook niet. Maar op dit moment hebben we elkaar blijkbaar nodig. Dus zorg ik voor een plek waar je veilig bent. En kun jij mij helpen om uit te zoeken wat er werkelijk is gebeurd in die OK. Een gunstige regeling. I k vraag maar één ding.'
'En dat is?'
'Dat we dit onder ons houden. Niet alleen nu, ook als je hier straks weg bent. Dit soort dingen kan onze reputaties alleen maar schaden.'
'Ik begrijp het. Helemaal.'
Ze haalden allebei tegelijk adem.
'Dus... dan denk ik dat ik je maar welterusten wens,' zei ze. Ze draaide zich om en liep de kamer door. Het leek wel of haar lichaam van rubber was, en ze kon alleen maar hopen dat ze niet onderuit zou gaan.
'Kate?'
Haar hart maakte een salto toen ze zich naar hem omdraaide. 'Ja?'
'Jouw kamer is de tweede rechts.'
'O. Dank je.' Haar acrobatische hart kwam met een klap neer terwijl ze de kamer uit liep. Haar enige troost was dat hij er net zo ellendig uitzag als zij zich voelde.Lang nadat Kate naar haar kamer was gegaan, zat Da- vid in de huiskamer na te denken. Zich te herinneren hoe ze had gesmaakt, hoe ze had getrild in zijn armen. En zat hij zich af te vragen hoe hij zich zo in de nesten had weten te werken. Het was al erg genoeg dat hij die vrouw in zijn huis liet slapen, maar om haar dan ook nog bijna te verleiden op zijn bank... Dat was je reinste waanzin. Hoewel hij het wel wilde. Bij god wat wilde hij het graag.
Uit de manier waarop ze zich tegen hem aan had gedrukt, had hij op kunnen maken dat ze al heel lang niet was gekust. Nou, geweldig. Hier zaten ze dan, twee normale, gezonde volwassenen die al heel lang verstoken waren van seks en die drie meter van elkaar vandaan sliepen. Dat was smeken om moeilijkheden.
Hij dacht er maar liever niet aan wat zijn vroegere professor Ethiek hiervan zou vinden. Strikt genomen was hij nog niet van de O'Brien-zaak af. Tot het moment waarop hij het dossier overdroeg aan een ander advocatenkantoor moest hij handelen als de advocaat van de O'Briens, en was hij verplicht hun belangen te behartigen. En dan te bedenken dat hij altijd zo angstvallig zijn persoonlijke leven van zijn professionele leven had gescheiden!
Als hij ook maar even had nagedacht, had hij deze puinhoop kunnen vermijden door Kate mee te nemen naar een hotel of het huis van een vriend. Alles behalve hiernaartoe. Het probleem was echter dat hij vanaf het moment waarop hij haar had ontmoet, niet meer helder had kunnen nadenken. Deze avond, na het telefoontje, had hij maar aan één ding gedacht: zorgen dat zij veilig, warm en beschermd bleef. Dat gevoel, hoe primitief ook, was zo sterk dat hij er niets tegen kon doen, en dat haatte hij. Hij haatte haar ook om het feit dat ze al die hinderlijke mannelijke reacties bij hem losmaakte.
Kwaad op zichzelf stond hij op van de bank en maakte een rondje door de huiskamer om de lichten uit te doen. Hij was verdorie niet van plan om haar ridder op het witte paard te worden. Trouwens, Kate Chesne was niet het soort vrouw dat op een held zat te wachten. Of op wat voor man dan ook. Niet dat hij niets te maken wilde hebben met onafhankelijke vrouwen. Dat wilde hij wel.
Ook met Kate. Heel graag zelfs.
Misschien wel een beetje té graag.
Kate lag helemaal in elkaar gedoken in haar bed en luisterde naar het rusteloze heen-en-weer geloop van David in de huiskamer. Ze hield haar adem in toen hij de gang in kwam en ze hem langs haar deur hoorde lopen. Verbeeldde ze het zich of stopte hij even voor hij doorliep naar de volgende kamer? Twee tellen later hoorde ze hem ook daar rondlopen, druk bezig met het open- en dichttrekken van laden en hangertjes uit de kast halen en er weer in hangen. Lieve hemel, dacht ze, hij slaapt hier pal naast.
Ze had het nog niet gedacht of ze hoorde de douche. Zou het een koude douche zijn, vroeg ze zich af. Ze probeerde er niet aan te denken hoe hij eruit zou zien onder het stromende water, maar het beeld had zich al in haar hoofd genesteld. In gedachten zag ze het schuimende zeep over zijn schouders naar beneden glijden, de goudkleurige haren op zijn borst die vochtig waren.
Stop ermee! Nu!
Ze beet op haar lip cn deed dat zo hard dat het beeld even vervaagde. Verdomme. Dus dit was lust, pure, onvervalste lust. Nou, misschien een beetje vervalst door de whisky. Hier lag ze dan, dertig jaar oud, en nog nooit had ze zo hevig naar een man verlangd als nu. Ze wilde seks met hem, hartstochtelijke seks en niets anders.
Dat had ze bij Eric nooit gehad. Haar relatie met Eric was hemeltergend beschaafd geweest. Primitieve... dierlijke verlangens waren er totaal niet aan te pas gekomen. Ze waren zelfs op een beschaafde manier uit elkaar gegaan. Ze hadden over hun verschillen gepraat en besloten dat ze niet bij elkaar pasten, waarna ze ieder hun eigen weg waren gegaan. Destijds had ze het verschrikkelijk gevonden, nu realiseerde ze zich dat haar trots nog het meest gekwetst was door de scheiding. Al die maanden had ze de vage hoop gekoesterd dat Eric bij haar terug zou komen. Nu wist ze nog amper hoe hij eruitzag. Het veranderde steeds in het beeld van de man in de douche.
Als de eerste de beste struisvogel begroef ze haar hoofd in het kussen. Briljant, hoor. En zij werd nog wel verondersteld zo verstandig te zijn, zo evenwichtig. Het stond zelfs officieel genoteerd in een van de evaluatierapporten die tijdens haar opleiding waren gemaakt. 'Dokter Chesne is een uitermate competente, evenwichtige arts'. Ha! Evenwichtig? Gestoord, kon je beter zeggen. Gek. Of gewoon dom, dom genoeg om te verlangen naar een man die gedreigd had haar af te maken in de rechtszaal.
Ze had een hoop belangrijke dingen aan haar hoofd: zaken, letterlijk, van leven en dood. Ze dreigde haar haan kwijt te raken. Haar carrière hing aan een zijden draad. Ze werd achternagezeten door een moordenaar.
En wat deed zij? Zij zat zich af te vragen hoeveel haar David Ransom op zijn borst had!
Ze rende een trap van honderden treden af, steeds dieper en dieper het donker in. Wat er aan het eind was, wist ze niet, het enige wat ze wist, wat dat er iets vlak achter haar zat, iets verschrikkelijks. Ze durfde niet achterom naar zijn gezicht te kijken. Er waren geen deuren, geen ramen, er was geen andere ontsnappingsweg. Haar vlucht ging in alle stilte, als bij een stomme film. Die stilte was nog het meest angstaanjagende van alles: niemand zou haar horen schreeuwen.
Met een kreet werd Kate wakker en keek geschrokken naar het voor haar onbekende plafond. Ergens rinkelde een telefoon. Daglicht scheen door het raam, en ze hoorde golven tegen de zeewering slaan. De rinkelende telefoon stopte plotseling. In een andere kamer praatte David zacht.
Ik ben veilig, hield ze zichzelf voor. Niemand kan me wat doen. Niet hier. Niet in dit huis.
Toen er op de deur werd geklopt, schoot ze recht overeind.
'Kate?' riep David aan de andere kant van de deur.
'Ga?'
'Je kunt je beter aankleden. Pokie wil dat we naar het bureau komen.''Nu?'
'fa, nu.'
Het was de toon waarop hij het zei die haar verontrustte. Ze sprong uit bed en opende de deur. 'Waarom? Wat is er?'
Zijn blik gleed even naar haar nachtjapon en richtte zich vervolgens volkomen onbewogen op haar gezicht. 'De moordenaar. Ze weten wie het is.'