Hoofdstuk 12

Over haar schouder keek Kate naar de koplampen in de verte. 'Weet je het zeker?'

'Hij viel me op doordat zijn linkerlamp het niet deed. Ik weet dat hij achter ons aan kwam toen we de parkeergarage uit reden. En hij zit al die tijd al achter ons.'

'Dat wil nog niet zeggen dat hij ons volgt.'

'Even een klein experimentje.' Hij haalde zijn voet van het gaspedaal.

'Waarom ga je langzamer rijden?' vroeg ze geschrokken.

'Om te kijken wat hij doet.'

Terwijl haar hart in een steeds hogere versnelling ging, minderde de BMW vaart, naar zeventig, naar zestig, vijftig. Ver onder de maximumsnelheid. Nu zou de auto hen in moeten halen, maar in plaats van dichterbij te komen bleef hij in de verte hangen, alsof de auto's door een onzichtbare kracht op gelijke afstand van elkaar werden gehouden.

'Slimme vent,' zei David. 'Hij blijft precies zo ver achter me dat ik zijn kenteken niet kan zien.'

'Daar is een afrit. O, alsjeblieft, laten we die nemen.'

Hij schoot van de snelweg af en nam een twee- baansweg die dwars door een dicht bos voerde. De takken van de met klimplanten begroeide bomen sproeiden de voorruit nat. Kate draaide zich om en zag dezelfde koplampen. Spooklichten die weigerden te verdwijnen.

'Het is hem,' fluisterde ze. Ze kon zichzelf er niet toe zetten zijn naam uit te spreken, alsof, door hem hardop te zeggen, ze een afschuwelijke kracht vrij zou maken.

ik had het moeten weten,' mompelde hij. 'Verdomme, ik had het moeten weten!'

'Wat?'

'Hij hield het ziekenhuis in de gaten. Dat is de enige manier waarop hij je op het spoor kon komen.'

Hij was waarschijnlijk vlak bij me, dacht ze, plotseling misselijk bij de gedachte aan wat er had kunnen gebeuren. En ik heb er helemaal niets van gemerkt.

ik ga proberen hem kwijt te raken. Hou je vast.'

Doordat hij een ruk aan het stuur gaf, werd ze naar de zijkant geslingerd. Het enige wat ze nu nog kon doen, was zich stevig vasthouden. Ze had de situatie niet meer in eigen hand, David had nu de regie.

Huizen zoefden voorbij, een opeenvolging van helder verlichte ramen, onderbroken door de bomen en struiken. Als een slalomskiër zigzagde de BMW door de donkere straten, bochten nemend met een snel- heid die Kate in doodsangst naar het dashboard deed grijpen.

Zonder waarschuwing vooraf draaide David een oprit op. De veiligheidsgordel sneed in haar borst toen hij hard op de rem trapte en ze abrupt tot stilstand kwamen in een pikdonkere garage. Het volgende moment trok hij haar naar beneden in zijn armen. Daar lag ze dan, gevangen tussen de versnellingspook en Davids borst te luisteren en te wachten. Ze voelde zijn hart tegen het hare bonken en hoorde zijn onrustige ademhaling. Hij was tenminste nog in staat adem te halen, dat durfde zij amper.

Met groeiende angst keek ze naar de lichtvlek die groter en groter werd in de achteruitkijkspiegel. Uit de richting van de weg kwam vaag het gebrom van een motor. David hield zijn arm nog steviger om haar heen. Hij had zijn gewicht verplaatst en lag nu boven op haar, haar lichaam beschermend met het zijne. Voor haar gevoel lag ze daar eindeloos lang te wachten tot het geluid van de motor wegstierf. Pas toen het helemaal stil was, kroop ze omhoog en keek door de achterruit.

De weg was donker. De auto was verdwenen.

'Wat doen we nu?' fluisterde ze.

'Maken dat we wegkomen. Nu het nog kan.' Hij draaide het sleuteltje om. Het zachte zoemen van de motor klonk haar oorverdovend hard in de oren. Zonder de autolichten aan te doen reed David langzaam de garage uit.

Terwijl ze hun weg zochten door de woonwijk, bleef ze achter zich kijken, op zoek naar de twee kop- lampen. Pas op de snelweg durfde ze opgelucht adem te halen. Tot haar schrik reed David echter terug naar Honolulu. 'Waar gaan we heen?'

'We kunnen niet naar huis toe. Niet nu.'

'Maar we hebben hem afgeschud!'

'Als hij je vanaf het ziekenhuis is gevolgd, dan is hij ook bij mijn kantoor geweest. Helaas sta ik in het telefoonboek. Met adres en al.'

Geschokt liet ze zich terug in haar stoel zakken en probeerde deze laatste klap te verwerken. Ze kwamen bij de Pali-tunnel. De voorbijflitsende lichten van het tegemoetkomende verkeer brachten haar in verwarring. Waar moet ik nu heen, vroeg ze zich af. Hoe lang zal het duren voor hij me vindt? En zal ik dan nog tijd hebben om te vluchten? Tijd om om hulp te roepen? Ze huiverde toen ze van de tunnel plotseling weer het donker in reden.

'Het is de laatste plek waar ik wil zijn,' zei David, 'maar iets anders kan ik niet verzinnen. In ieder geval zul je er niet alleen zijn. En je bent er hartstikke veilig.' Hij was even stil en voegde er toen vreemd geamuseerd aan toe: 'Drink alleen geen koffie.'

Ze draaide zich naar hem toe en keek hem stomverbaasd aan. 'Waar gaan we dan naartoe?'

Het antwoord kwam er een beetje verontschuldigend uit. 'Naar het huis van mijn moeder.'De kleine grijsharige vrouw die de deur opendeed droeg een sjofele ochtendjas en roze konijnenpantoffels. Als een kat die verrast werd door de poes stond ze met haar ogen te knipperen naar het onverwachte bezoek. Toen begon ze in haar handen te klappen en gilde: 'Hemeltjelief, David! Wat leuk dat je langskomt! O, maar het is wel stout van je om niet eerst even op te bellen. Nou heb je ons betrapt in onze pyjama's. We lijken wel twee oude-'

'Je ziet eruit om te zoenen, Gracie,' kapte David haar af terwijl hij Kate mee naar binnen trok. Snel sloot hij de deur en deed de grendel ervoor. 'Is moeder nog wakker?' vroeg hij met een blik op de gesloten gordijnen.

'Hoezo, ja, ze is, eh...' Vaag gebaarde Gracie naar de gang.

Vanuit een andere ruimte riep een knorrige stem: 'Jezusmina, ik weet niet wie er aan de deur is, maar stuur hem weg en kom terug! Jij bent aan de beurt. En je kunt maar beter met iets goeds voor de dag komen, want ik heb net driemaal de woordwaarde gehaald.'

'Ze verslaat me weer,' verzuchtte Gracie verdrietig-

'Dus ze is in een goed humeur?'

'Ik zou het niet weten. Ik heb haar nog nooit in een goed humeur gezien.'

'Hou je vast,' mompelde David terwijl hij Kate de gang door leidde. 'Moeder?' riep hij opgewekt. Té opgewekt.In de zachtpaarse en roodbruine huiskamer zat een statige vrouw met blauwgrijs haar met haar rug naar hen toe. Haar ingezwachtelde voet lag op een kleine fluwelen ottomane. Op de theetafel naast haar stond een scrabblebord met rijen steentjes. 'Dit geloof ik niet,' zei ze tegen de muur. 'Dit kan niet anders dan een auditieve hallucinatie zijn.' Ze draaide zich om en keek met tot spleetjes samengeknepen ogen naar David. 'Nee maar, mijn zoon is zomaar op bezoek gekomen! Is het einde van de wereld nabij?'

'Leuk je te zien, moeder,' reageerde hij droog. Hij haalde diep adem, als een man die moed verzamelt om eigenhandig zijn tanden te trekken. 'We hebben je hulp nodig.'

De ogen van de vrouw, helder glimmend als kristallen, richtten zich plotseling op Kate. Toen zag ze Davids arm, die beschermend om Kates schouder was geslagen. Langzaam verscheen er een veelbetekenende glimlach op haar gezicht. Met haar ogen dankbaar naar de hemel gericht prevelde ze vurig: 'Halleluja.'

'Je vertelt me nooit wat, David,' klaagde Jinx Ransom toen ze een uur later met haar zoon in de door planten overwoekerde keuken zat.

Ze hadden allebei een kop chocolademelk voor zich, iets wat niet meer was gebeurd sinds zijn kindertijd. Hoe weinig was er toch voor nodig om terug te keren naar je jeugd, dacht hij. Eén slok chocolademelk, één afkeurende blik van je moeder, en hij voelde zich weer net zo schuldig als vroeger. Die lieve oude Jinx wist wel hoe ze een vent klein moest krijgen. Een jaar of zes voelde hij zich op dit moment.

'Nou is er een vrouw in je leven,' zei Jinx, 'en dan verstop je haar voor me. Alsof je je voor haar schaamt. Of voor mij. Of voor ons allebei.''Er valt nergens over te praten. Ik ken haar nog niet zo lang.'

'Je schaamt je gewoon om toe te geven dat je menselijk bent, nietwaar?'

'Ga me niet zitten analyseren, moeder.'

'Ik ben degene die vroeger je luiers omdeed. Ik ben degene die zag dat je je knieën schaafde. Ik heb je zelfs je arm zien breken op dat verrekte skateboard. Je huilde bijna nooit, David. Dat doe je nog steeds niet. Ik denk niet dat je het kunt. Dat ligt aan een of ander gen dat je van je vader hebt geërfd. De vloek van Plymouth Rock. O, er zitten wel emoties, maar je bent niet van plan die te tonen. Zelfs toen Noah stierf-'

ik wil niet over Noah praten.'

'Zie je wel? De jongen is nu acht jaar dood en je kunt nog steeds zijn naam niet horen zonder te verstarren.'

'Wat wil je nou eigenlijk zeggen, moeder?'

ik wil het over Kate hebben.'

' Wat is er met Kate?'

'Je hield haar hand vast.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ze heeft mooie handen.'

'Ben je al met haar naar bed geweest?'

David sproeide de hete chocola over de tafel heen. 'Moeder!'

'Nou, daar hoef je je niet voor te schamen. Dat doen mensen de hele tijd. Zo heeft de natuur het bedoeld, hoewel ik soms denk dat jij denkt dat je er immuun voor bent. Maar vanavond zag ik die bepaalde blik in je ogen.'

Hij liep naar het aanrecht, terwijl hij ondertussen een laaghangend tak weg mepte. Met een keukenpapiertje wreef hij de chocola van zijn overhemd.

' Heb ik gelijk?' vroeg Jinx.

'Het ziet ernaar uit dat ik morgen een schoon overhemd nodig heb,' mompelde hij. 'Hier zit een vlek op.'

'Neem een van je vaders overhemden. En, heb ik gelijk?'

Hij keek op. 'Waarin, moeder?' vroeg hij met een uitgestreken gezicht.

Ze gooide haar armen in de lucht en zei vertwijfeld tegen een onzichtbare god: ik wist dat het een vergissing was om maar één kind te nemen!'

Boven hoorden ze een harde plof. David keek omhoog naar het plafond. 'Wat is Gracie daar trouwens in godsnaam aan het doen?'

'Kleren aan het zoeken voor Kate.'

David huiverde. Gracies onvergelijkbare kleding- smaak kennende, zou Kate van top tot teen in een walgelijke kleur roze gehuld worden. Met bijpassende konijnenpantoffels. Maar eerlijk gezegd kon het hem geen donder schelen wat ze aanhad, als ze maar snel naar beneden kwam. Hoewel ze pas een kwartier van elkaar gescheiden waren, miste hij haar nu al. Al die lastige emoties die in hem woedden, irriteerden hem. Hij voelde er zich zwak en hulpeloos door en al te... menselijk.

Hij hoorde de trap kraken en draaide zich verlangend om. Maar het was Gracie maar.

is dat warme chocola, Jinx?' vroeg Gracie. 'Je weet

dat je last krijgt van je maag als je melk drinkt. Je had thee moeten nemen.'

'Ik wil geen thee.'

'Ja, dat wil je wel.'

'Nee, dat wil ik niet.'

'Waar is Kate?' vroeg David.

'O, ze komt eraan,' antwoordde Gracie. 'Ze is in jouw kamer naar je oude modelvliegtuigjes aan het kijken.' Giechelend vertrouwde ze Jinx toe: 'Ik heb tegen haar gezegd dat dat het bewijs is dat David ooit kind is geweest.'

'Hij is nooit kind geweest,' bromde Jinx. 'Hij is als volwassene uit de baarmoeder gekomen. Hoewel wel kleiner, uiteraard. Misschien doet hij het andersom. Misschien wordt hij met de jaren jonger, en zien we hem ontspannen en kind worden.'

'Net als jij, moeder?'

Gracie zette water op voor de thee en zuchtte gelukzalig. 'Het is zo leuk om mensen in huis te hebben, vinden jullie ook niet?' Ze keek geschrokken om zich heen toen de telefoon begon te rinkelen. 'Lieve hemel, het is na tienen. Wie belt er nou in vredes -'

David sprong op. 'Ik neem hem wel.' Hij pakte de hoorn en blafte: 'Hallo?'

Vanaf de andere kant bulderde Pokies triomfantelijke stem: 'Ik heb me toch een nieuws voor je!'

'Heb je die auto opgespoord?'

'Vergeet die auto. We hebben de man.'

'Decker?'

'Ik wil dat dokter Chesne hiernaartoe komt om hem te identificeren. Over een halfuur, oké?'David keek op en zag Kate in de deuropening staan. Haar ogen waren gevuld met vragen. Grinnikend stak hij zijn duim naar haar op. 'We komen eraan,' zei hij tegen Pokie. 'Waar is hij? Op het politiebureau in het centrum?'

Het was even stil. 'Nee, niet op het bureau.'

'Waar dan?'

in het mortuarium.'

ik hoop dat jullie sterke magen hebben.' De lijkschouwer, een raar opgewekte vrouw genaamd M.J., trok een roestvrijstalen lade open. Geluidloos gleed de la naar voren.

Kate kroop tegen David aan toen M.J. achteloos de plastic lijkenzak openritste.

Onder de harde lichten van het mortuarium zag het gezicht van het lijk er onnatuurlijk uit. Dit was geen mens, dit was een soort wassen aftreksel, een bespotting van het leven.

'Een of andere zeiler zag hem met zijn gezicht naar beneden in de haven drijven,' zei Pokie.

David had zijn arm om Kate heen geslagen, en ze voelde dat zijn arm verstrakte toen ze zichzelf dwong het opgezwollen gezicht van de man te bekijken. Hoewel zijn gezicht vervormd was, waren de ogen herkenbaar. Ook in de dood hadden ze die opgejaagde blik. Bevestigend knikkend fluisterde ze: 'Ja, hij is het.'

Pokie begon te grinniken, een reactie die haar als onwerkelijk voorkwam in deze nachtmerrieachtige ruimte. 'Bingo,' bromde hij.

M.J. streek met haar gehandschoende hand over het hoofd van de dode man. ik vermoed dat we hier te maken hebben met een ingedrukte schedel...' Ze trok de lijkenzak weg, waardoor hij met zijn borst bloot kwam te liggen. 'Zo te zien heeft hij een flink tijdje in het water gelegen.'

Plotseling misselijk draaide Kate zich af van het lijk en begroef haar gezicht in Davids schouder. De geur van zijn aftershave zwakte de stank van de formaline wat af.

in godsnaam, M.J.,' mopperde David, 'dek hem toe, wil je?'

M.J. ritste de lijkenzak dicht en sloot de la. 'Geen sterke maag meer, hè, Davy? Als ik me goed herinner, heb je toch wel erger meegemaakt.'

ik zie niet zoveel lijken meer als vroeger.' Hij leidde Kate weg van de laden met lichamen. 'Kom, we gaan hier als de sodemieter weg.'

Er was moeite gedaan om het kantoor van de lijkschouwer gezellig te maken. Er hingen zelfs hang- planten en posters van oude films, een bizarre omgeving voor het gruwelijke werk dat hier werd gedaan.

Pokie schonk koffie in uit de koffieautomaat en gaf David en Kate ieder een kopje. Vervolgens, terwijl hij een zucht van voldoening slaakte, ging hij in de stoel tegenover hen zitten. 'Dus dit was het dan,' zei hij. 'Geen proces, geen gedoe, gewoon een handig lijk. Jammer dat het niet altijd zo gaat.'

Kate keek naar haar koffie. 'Hoe is hij gestorven, inspecteur?' fluisterde ze.Pokie haalde zijn schouders op. 'Die dingen gebeuren. Een vent drinkt een beet je te veel, valt van de pier en slaat met zijn hoofd tegen de rotsen. We vinden zoveel drenkelingen. Meestal lui van boten.' Hij keek naar M.J. 'Wat denk jij?'

ik kan nog niets uitsluiten.' Ze zat voorovergebogen aan haar bureau een laat avondmaal te nuttigen. Een broodje bal waar de ketchup van afdroop, zag Kate, die meteen haar maag weer voelde opspelen. 'Als een lichaam zo lang in het water ligt, dan verandert het heel erg. Na de autopsie kan ik je meer vertellen.'

'Hoe lang heeft hij in het water gelegen?' vroeg Da- vid.

'Een dag ongeveer.'

'Een dag?' herhaalde David. Hij keek naar Pokie. 'Wie zat er vanavond dan in godsnaam achter ons

aan?'

Pokie begon te grinniken. 'Je hebt gewoon een levendige fantasie.'

'Nee, er zat wel degelijk een auto achter ons aan.'

'Er zitten zoveel auto's op de weg en haast alle koplampen lijken op elkaar.'

'Nou, in ieder geval was het niet die vent in de la,' zei M.J., terwijl ze de verpakking van haar broodje verfrommelde. Vervolgens zette ze haar tanden gretig in een knalrode appel. 'Voor zover ik weet, kunnen doden niet autorijden.'

'Wanneer weet je de doodsoorzaak?' vroeg David lichtelijk geïrriteerd.ik moet ook de röntgenfoto's nog hebben. Vanavond snij ik hem open en kijk ik of er water in zijn longen zit, dan weten we of hij verdronken is.' Ze nam nog een hap appel. 'Maar pas als ik gegeten heb. In de tussentijd...' Ze draaide rond in haar stoel, pakte een kartonnen doos van een plank en zette die op het bureau. '...gaan we zijn persoonlijke bezittingen even bekijken.'

Een voor een haalde ze de in een plastic zak verpakte voorwerpen uit de doos. 'Plastic kam, zwart, zakformaat... sigaretten, Winston, halfvol... lucifersdoosje, ongemerkt... mannenportemonnee, bruin vinyl, met daarin veertien dollar... verscheidene identiteitskaarten...' Ze pakte het laatste voorwerp. 'En dit.' De sleutelbos viel op het bureau. Er zat een plastic labeltje aan met opzichtige rode letters. Victory Hotel, stond erop.

Kate pakte de sleutelbos op. 'Het Victory Hotel,' zei ze. 'Sliep hij daar?'

Pokie knikte. 'We zijn er wezen kijken. Wat een pestzooi. Het barst er van de ratten. We weten dat hij er zaterdagavond was, maar dat is de laatste keer dat hij is gezien. Dat wil zeggen levend.'

Langzaam legde Kate de sleutels neer en staarde naar de rode letters. Ze dacht aan het gezicht in de spiegel, aan de gekwelde blik in die ogen. En terwijl ze naar het armzalige hoopje bezittingen keek, voelde ze onverwacht medelijden opwellen, medelijden voor een man wiens dromen wreed verstoord waren. Wat voor iemand was je, Charlie Decker, vroeg ze zich af. Een maniak of een moordenaar? Voor haar lag een deel van zijn spullen, en dat waren stuk voor stuk doodgewone spullen.

Pokie schonk haar een grijns. 'Nou, het is voorbij,

Doe. Onze man is dood. Het ziet ernaar uit dat u weer naar huis kunt.'

Ze keek naar David, maar die keek de andere kant op. 'Ja,' zei ze vermoeid. 'Nu kan ik naar huis.'

Wat voor iemand was je, Charlie Decker?

Dat zinnetje speelde keer op keer door haar hoofd terwijl ze in het donker naast David in de auto zat en de straatlichten voorbij zag flitsen. Wat voor iemand was je? Ze dacht aan hoe hij had geleden, aan de pijn die hij had gevoeld, die man zonder stem. Net als iedereen was hij slachtoffer geweest.

En nu was hij 'een handig lijk'.

'Het is te makkelijk, David,' zei ze zacht.

'Wat?' vroeg hij.

'Zoals het allemaal gegaan is. Te makkelijk, te gladjes...' Starend in de duisternis zag ze in gedachten de weerspiegeling van Charlie Deckers gezicht in de spiegel. 'Mijn god, ik heb het in zijn ogen gezien,' fluisterde ze. ik heb het duidelijk gezien, alleen was ik zo in paniek dat ik het niet herkende.'

'Wat?'

'Angst. Hij was doodsbang. Hij moest iets geweten hebben, iets vreselijks. En dat is zijn dood geworden. Net als bij de anderen...'

'Beweer je nu dat hij slachtoffer was? Waarom heeft hij je dan bedreigd? Waarom heeft hij naar het huisje gebeld?'

'Misschien was het geen bedreiging...' Ineens had ze het door. 'Misschien wilde hij me waarschuwen. Voor iemand anders.''Maar het bewijs -'

'Wat voor bewijs? Een paar vingerafdrukken op een deurknop? Een lijk met een psychiatrisch verleden?'

'En een getuige. Je hebt hem in Anns appartement gezien.'

'Stel dat hij de echte getuige was? Een man die op het verkeerde moment op de verkeerde plek was?' Hun koplampen sneden door de duisternis. 'Vier mensen, David. En het enige wat hen verbond, was een dode vrouw. Wist ik maar waarom Jenny Brook zo belangrijk was.'

'Helaas kunnen de doden niet praten.'

Misschien toch wel. 'Het Victory Hotel,' zei ze plotseling. 'Waar is dat?'

'Kate, die man is dood. Van hem word je niets wijzer. Vergeet het gewoon.'

'Maar de kans dat

'Je hebt Pokie gehoord. De zaak is gesloten.'

'Niet voor mij. Voor mij is de zaak niet gesloten.'

'O, Kate, in godsnaam! Zorg dat het geen obsessie wordt!' Het stuur stevig omklemmend, zuchtte hij geïrriteerd. Toen hij weer wat zei, klonk hij rustiger. 'Luister, ik weet hoeveel het voor je betekent om je naam te zuiveren, maar uiteindelijk zal het al die moeite waarschijnlijk niet waard blijken te zijn. Als je uit bent op rehabilitatie, dan ben ik bang dat je dat wel kunt vergeten. In ieder geval niet in de rechtszaal.'

'Je kunt nooit zeker weten wat de jury beslist.'

'Het inschatten van jury's maakt deel uit van mijnwerk. Ik heb goed verdiend aan de fouten van doktoren. En dat heb ik gedaan in een stad waar een hoop advocaten nauwelijks hun huur kunnen betalen. Ik ben niet slimmer dan de anderen, ik pik er gewoon de juiste zaken uit. En als ik dat doe, ben ik niet bang om me te verlagen en een smerig spelletje te spelen. Tegen de tijd dat ik klaar ben, is de gedaagde getekend voor het leven.'

'Leuk beroep heb je.'

ik vertel je dit omdat ik niet wil dat jou dat overkomt. Daarom vind ik dat je moet schikken. Zorg dat het naar de achtergrond verdwijnt. Voor je naam door het slijk wordt gehaald.'

'Gaat dat altijd zo? Zeg maar dat je schuldig bent en dan maken we Pen dealtje?'

'Er is niets mis met schikken.'

'Zou jij schikken als jij mij was?'

Er viel een lange stilte. 'Ja.'

'Dan zijn we wel heel verschillend.' Koppig keek ze voor zich uit op de snelweg. 'Want ik kan dit niet opgeven, niet zonder te vechten.'

'Dan ga je verliezen.' Het was niet zomaar een mening die hij gaf, het was een verklaring, net zo definitief als het vonnis van de rechter in de rechtszaal.

'En ik neem aan dat advocaten niets moeten hebben van hopeloze gevallen?'

'Deze advocaat niet, nee.'

'Grappig, doktoren wel, die doen niet anders. Probeer maar eens de discussie aan te gaan met een beroerte of met kanker. Wij gooien het niet op een akkoordje met de vijand.''En daar verdien ik dus mijn geld mee,' pareerde hij, 'met de arrogantie van de doktoren!'

Het was gemeen van hem om dat te zeggen, en op het moment dat hij het zei, had hij er al spijt van. Maar ze was niet goed bezig en hij moest haar tegenhouden voor ze gekwetst zou worden. Dat nam echter niet weg dat hij niet zulke harde woorden had willen gebruiken. Het toonde eens te meer aan hoe groot de verschillen tussen hen waren.

Ze reden in stilte verder. Er hing een sombere sfeer. Beiden voelden aan dat het niet meer lang zou duren tussen hen. Dat had er van het begin af aan al in gezeten, meende David. Nu al merkte hij dat ze afstand nam.

Terug in zijn huis liepen ze als twee vreemden naar de slaapkamer. Toen ze haar koffer van de plank trok en aanstalten maakte om te gaan inpakken, zei hij simpelweg 'Doe dat morgen maar' en zette hem terug in de kast. Dat was alles. Hij kon zichzelf er niet toe zetten te zeggen dat hij wilde dat ze bleef, dat hij haar nodig had, hij deed alleen de kastdeur dicht.

Daarna draaide hij zich naar haar om. Langzaam trok hij zijn jasje uit en gooide het op de stoel. Hij liep naar haar toe, nam haar gezicht in zijn handen en kuste haar. Haar lippen voelden ijskoud aan. Hij nam haar in zijn armen en hield haar vast, verwarmde haar.Ze gingen uiteraard met elkaar naar bed. Voor de laatste keer. Hij was er en zij was er en het bed was er. Liefde tussen de brokstukken. Nee, geen liefde. Verlangen. Hartstocht. Iets heel anders, iets wat hem he- lemaal in beslag nam maar dat volkomen onbevredigend was.

Na afloop lag hij naast haar in het donker te luisteren naar haar ademhaling. Ze sliep diep, was zo uitgeput dat ze niet wakker te krijgen zou zijn. Eigenlijk zou hij ook moeten slapen, maar hij kon het niet. Hij had het te druk met redenen bedenken waarom hij niet verliefd moest worden.

Hij was liever niet verliefd. Dat maakte hem te kwetsbaar. Sinds Noahs dood vermeed hij gevoelens zo veel mogelijk. Soms voelde hij zich net een robot en deed hij alles op de automatische piloot. Hij ademde en at omdat het nu eenmaal niet anders kon, en glimlachte alleen als dat van hem verwacht werd. Toen Linda uiteindelijk bij hem was weggegaan, had hij dat amper doorgehad. Hun scheiding was slechts een druppel in een zee van pijn. Hij dacht wel dat hij van haar hield, maar het was niet diezelfde allesomvattende, onvoorwaardelijke liefde die hij voor zijn zoon had gevoeld. Wat David betrof kon je liefde niet los zien van het verlies dat je leed als de geliefde er niet meer was.

En nu lag deze vrouw naast hem. Lange tijd keek hij naar haar gezicht, de donkere haren op het kussen. Hij dacht aan de laatste keer dat er een vrouw in zijn bed had gelegen. Een blondine, lang geleden. Maar haar naam wist hij echt niet meer. Zo weinig had ze voor hem betekend.

Kate daarentegen... Hij zou zich haar naam wel herinneren. Hij zou zich dit moment herinneren, de manier waarop ze sliep, opgekruld als een jong poes- je, de warmte van haar aanwezigheid. Hij zou het zich herinneren.

Hij stond op en liep naar de gang, door een vreemd verlangen naar Noahs kamer getrokken. Hij stapte naar binnen en bleef even staan in het maanlicht dat via het raam naar binnen viel. Hij had deze kamer zo lang vermeden. Hij vond het vreselijk om dat lege bed te zien staan. Hij zou zich altijd herinneren hoe het geweest was, dat hij op zijn tenen de kamer in sloop om zijn zoon te zien slapen. Noah voelde dat op de een of andere vreemde manier altijd aan en werd dan wakker. En in het donker voerden ze dan altijd hetzelfde gesprekje.

' Ben jij dat, pappie?'

'Ja, Noah, ik ben het. Ga maar weer slapen.'

'Eerst een knuffel. Alsjeblieft.'

'Slaap lekker, mannetje van me.'

David ging op het bed zitten en luisterde naar de echo's van het verleden, zich herinnerend hoeveel pijn die liefde had gedaan.

Ten slotte liep hij terug naar Kate, kroop naast haar en viel in slaap.

Hij werd nog voor het licht begon te worden wakker. In de douche waste hij met opzet alle sporen van hun liefdesspel weg. Hij voelde zich als herboren. Hij kleedde zich voor zijn werk en trok ieder kledingstuk aan alsof het een stuk harnas was om hem tegen de buitenwereld te beschermen. Daarna dronk hij in zijn eentje een kop koffie in de keuken.Nu Decker dood was, had Kate geen reden meer om te blijven. David had zijn morele plicht gedaan; hij had voor redder in de nood gespeeld en gezorgd dat ze veilig was. Hij had haar niet in de steek gelaten en had een zuiver geweten. Nu was het tijd voor haar om naar huis te gaan, en dat wisten ze allebei. Misschien was het maar beter ook dat ze vertrok. Als ze elkaar een paar dagen of weken niet zouden zien, zou hij misschien weer een gezondere kijk op de dingen krijgen. Misschien was dit gewoon een kwestie van tijdelijke, hormonale gekte.

Of misschien hield hij zichzelf wel voor de gek.

Hij maakte zich zorgen om wat er allemaal met haar kon gebeuren als ze in Charlie Deckers verleden bleef wroeten. Hij wist ook dat ze er niet mee zou ophouden. De vorige avond had hij haar niet de waarheid verteld: dat hij dacht dat ze gelijk had en dat er meer aan de hand was dan een gek die uit was op wraak. Vier mensen waren dood, en hij wilde niet dat zij de vijfde werd.

Hij ging staan en spoelde zijn kop af. Daarna liep hij terug naar de slaapkamer. Daar ging hij aan het voeteneind van het bed - op veilige afstand - naar haar zitten kijken terwijl ze sliep. Wat een mooie, koppige, gekmakend onafhankelijke vrouw. Hij had altijd gedacht dat hij van zulke zelfstandige types hield. Nu wist hij dat niet meer zo zeker. Hoe ontzettend egoïstisch dat ook was, hij zou bijna willen dat Decker nog leefde, zodat Kate hem nog steeds nodig had.Het volgende moment besloot hij dat ze hem inderdaad nog steeds nodig had. Ze hadden twee nachten hartstochtelijk gevreeën, en daar moest hij nog wat voor terugdoen.

'Kate?' Voorzichtig stootte hij haar aan.

Langzaam opende ze haar ogen, die slaperige groene ogen, en keek hem aan. Hij wilde haar dolgraag kussen, maar besloot dat hij dat beter niet kon doen.

'Wil je nog steeds naar het Victory Hotel?' vroeg hij.