15 Vlucht

 

Het was een koude ochtend.

Leunend tegen een schriel boompje om op adem te komen keek Tinuva achterom. In het vroege ochtendlicht was Wolfgars Palissade makkelijk genoeg te zien, want die stond nu in brand. In de verte rees rook op die zich als een vlek verspreidde door de stille ochtendlucht. De rook hing laag, wat wees op de komst van slecht weer. Hij liet zijn blik langs de hemel dwalen. In het oosten was het nog steeds helder, westwaarts dreef een wolk als een wijzende vinger. Vroeg in de avond zou het weer gaan sneeuwen.

Langzaam strompelde de colonne langs, de hoofden gebogen tegen de ijskoude wind die boven door de pas gierde. De Tsurani, onbewogen als altijd, marcheerden zonder te klagen. De meesten droegen dikke vilten laarzen en wollen broeken, en als hun gelakte wapenrustingen niet onder hun wit-en-grijze camouflage-mantels uitpiepten, zou het moeilijk zijn geweest het verschil tussen hen en de Koninkrijkse troepen te zien, behalve dan dat ze kleiner van stuk waren. Alle mannen droegen primitieve sneeuwschoenen, gemaakt in de vredige dagen bij Wolfgar, maar menig paar was al kapot gegaan, en de ongelukkigen met die uitrustingsstukken moesten zich door de sneeuwvelden ploegen als een zwemmer door een ijzige branding.  

Zonder de paarden zou de stoet het nooit tot de pas hebben gered, want op sommige plaatsen lag de sneeuw meer dan manshoog en moesten de dieren als stormram worden gebruikt om de ijsmuren neer te halen opdat de colonne erdoor kon. Een week geleden zou het nog onmogelijk zijn geweest de pas over te steken. Nog frustrerender was het feit dat het harde, uitputtende werk om door de uitsparing in de bergen te komen hun achtervolgers een begaanbaar pad opleverde.  

De mannen waren stil, en Tinuva kon de spanning tussen de twee groepen voelen. Ondanks de dreiging van achteren was er de hele nacht op fluistertoon gesproken over het gevecht tussen Barry en Sugama en het in de kiem gesmoorde duel tussen Dennis en Asayaga. Sommige Tsurani gaven Dennis zelfs de schuld van Corwins verraad, omdat hij als kapitein de verrader niet had ontdekt en zich aldus met schande had beladen.  

Zonder de komst van de ongelukkige knaap Richard zou de wapenstilstand uiteen zijn gevallen in een algehele slachtpartij, waarna de moredhel alleen nog maar de overlevenden hoefden op te ruimen, en Tinuva vroeg zich af hoe de twee partijen samen de strijd in zouden gaan als het eenmaal zover was, want er zou de komende dag beslist worden gevochten, en anders over hooguit twee dagen.  

Zelfs van deze grote afstand kon Tinuva zien dat Bovai's leger tientallen bereden soldaten buiten de brandende palissade had opgesteld, met minstens nog eens tweehonderd man te voet, en de colonne was al onderweg. De gecombineerde eenheden van Dennis en Asayaga zouden met minimaal twee tegen één in de minderheid zijn, zo niet meer.  

'Komen ze al?' Naast hem stond Gregory, zijn ogen afschermend tegen de opkomende zon, de vallei in kijkend.

'Net aan het vertrekken.'

'Arrogante rotzakken. Na het innemen van de palissade hebben ze de hele nacht geslapen terwijl wij het pad voor hen vrijmaakten.'

'Waarom niet? We kunnen onze sporen toch niet voor hen uitwissen. Ze halen ons in voordat we de veiligheid hebben bereikt.'

Gregory hurkte neer en wreef in zijn handen, kijkend naar de inkeping in de bergen waar ze doorheen trokken.

'Al over nagedacht,' zei Tinuva, 'maar hij is hier te breed, en er is geen dekking. Binnen de kortste keren zitten ze aan onze flanken en zijn we afgesneden.'

'Hadden we de kinderen en de vrouwen maar niet bij ons, dan konden we het tempo opdrijven.'

'Hadden we die dan achter moeten laten?' vroeg Tinuva.

Gregory glimlachte en schudde zijn hoofd. 'Eerbaar gedrag heeft soms zijn nadelen, en dit is er een van.'

'Ja, dat is zo,' fluisterde Tinuva.

De achtersten van de stoet sjokten langs, gevolgd door Dennis en Asayaga, die in stilte liepen. De twee vertraagden hun pas en kwamen bij Tinuva staan, kijkend naar de vallei. Tinuva zag de droefenis in Dennis' ogen bij de aanblik van de brandende palissade.

'Een mooi einde,' zei Gregory zacht. 'Ik wed dat die ouwe dat lied van hem zong, zwaard in de hand. Liever dat dan langzaam wegteren, waar hij hoe dan ook aan zou zijn overleden.'

Geruime tijd zei Dennis niets. 'Nog ergens een verdedigbare positie?' vroeg hij uiteindelijk.

Tinuva schudde zijn hoofd en knikte in zuidwestelijke richting. De berghelling liep omlaag naar een enorm ondoordringbaar woud en de volgende keten van bergen die meer dan twintig mijl verder oprees. 'Lange tijd geleden ben ik hier nog geweest,' zei hij zacht. Hoe lang geleden konden deze mensen zich nauwelijks voorstellen. 'Voorbij de volgende keten herinner ik me een dwergenweg die door hun mijnwerkers werd gebruikt voor het vervoer van erts naar een molen aan de rivier.' Hij wees naar de beboste toppen. 'Jaren geleden hebben de dwergen van Stenenberg de molen en de mijn verlaten toen die was uitgeput.'  

'En de Brede Rivier?' vroeg Dennis. 'Wagen we een poging om terug te cirkelen naar de voorde die we al gebruikten, of gaan we op de brug af?'

Vrijwel iedere avond sinds hun komst bij Wolfgar was hier druk over gespeculeerd: hoe kwamen ze hier uit? Over het algemeen was men het eens over de brug. Tinuva was er lang niet meer geweest, maar Wolfgar en zijn dochter Roxanne hadden er een jaar of vijf geleden nog een tocht naar toe gemaakt, en toen was de overspanning nog intact geweest. Tweemaal was Dennis op patrouille gegaan om te kijken, maar beide keren hadden ze om moeten keren omdat de pas gewoonweg onbegaanbaar was. Een van de mannen was erbij omgekomen in een lawine. Daarom moesten ze het besluit nu blind nemen. Tien mijl voorbij de volgende keten en dan de weg zuidwaarts volgen naar de brug. Al hun plannen hadden echter berust op de hoop dat ze op tijd werden gewaarschuwd voor Bovai's komst, zodat ze nog een dag of wat de gelegenheid hadden om weg te komen.  

'Als de overspanning er nog is en niet wordt bewaakt, steken we over, maken we hem onklaar en zijn we zeker van succes,' zei Dennis, maar er klonk een zekere ironie in zijn stem. 'Maar als hij een spermacht bij de brug heeft geplaatst, of erger nog, hem heeft verwoest, zitten we in de val.' Hij keek zijn metgezellen aan.

'De voorde is in tegengestelde richting,' wierp Gregory tegen, 'terug naar het gebied dat de moredhel nu in handen hebben. En het is nog eens zestig mijl of meer. Voordien hebben ze ons allang onder de voet gelopen.'  

'Een spermacht naar de brug betekent negentig mijl extra,' bracht Tinuva naar voren. 'Als Bovai pas in de afgelopen paar dagen is opgerukt, kunnen we hem nog voor blijven.'

'Denk je dat ze dat niet hebben gedaan?' vroeg Dennis.

'Dat heb ik niet gezegd.'

Dennis knikte.

Op een dikke tien mijl afstand in de vallei wervelde een wolk van vonken op toen het langhuis instortte, duidelijk zichtbaar voor iedereen. Hij hoorde een gedempte snik. Alyssa en Roxanne waren van de kop van de stoet teruggekomen en zaten schrijlings op hun rijdieren te kijken naar de verwoesting van de plaats waar ze hun hele leven hadden gewoond. Asayaga maakte zich los uit het groepje, liep naar Alyssa en legde even zachtjes een hand op haar been.

'Naar de brug dan, en hopen dat hij er nog is,' zei Dennis op de afstandelijke toon die hij bezigde wanneer hij bevelen gaf.

Tinuva knikte.

'En we kunnen niet stilhouden,' vervolgde Dennis. 'Het zal aan één stuk door moeten. We stoppen pas als we de rivier over zijn.'

'Je hebt het over een mars van twee dagen met vrouwen en kinderen en storm op komst,' wierp Gregory tegen.

'Zie jij een andere mogelijkheid?'

Gregory keek om naar Tinuva, die niets zei, zijn blik strak gevestigd op de vallei beneden.

 

Hij is er. Bovai keerde zijn paard en keek omhoog naar de pas die in de verte in het heldere ochtendlicht stond afgetekend. Hij kon de mierachtige colonne zien verdwijnen over de kam, maar veel meer nog dan hij met zijn ogen zag, voelde hij met zijn ziel. Tinuva keek naar hem.  

Het langhuis, de hele palissade, was een vlammenzee. Het had zijn dienst voor de nacht gedaan, onderdak na de lange mars van de vorige dag. Ze hadden zelfs voedsel gevonden, en een paar ouwetjes die zo dom waren om zich levend gevangen te laten nemen. De gnomen hadden zich er uitstekend mee vermaakt.

Vaag herinnerde hij zich iets over de oude Wolfgar en de verhalen over zijn aanvaring met de koning. Jammer, onder andere omstandigheden zou hij hem misschien zelfs hebben toegestaan te blijven leven, maar een vriend van zijn broer was een gezworen vijand, en trouwens, de oude had besloten strijdend ten onder te gaan.

'Had u naar mij gevraagd?'

Het was Corwin, en Bovai knikte, met amper een blik voor de man die nog steeds gekleed ging in het gewaad van een priester. 'Ik verwacht van jou dat je ons te paard de weg wijst.'

'Ze hebben een duidelijk pad achtergelaten, ik denk niet dat u een gids nodig heeft.'

Hij kon de vrees van de ander voelen. Het zou echt iets voor Hartraft en Tinuva zijn om vallen te zetten om de opmars te vertragen. Ze hadden misschien zelfs een paar man achtergelaten, en die dikke was bang voor een hinderlaag. 'Desondanks stijg je op en ga je vooruit.'

'Ik denk dat ik u op andere manieren beter van dienst kan zijn.'

Bovai staarde hem recht aan. 'Je had die knaap voor de zekerheid zijn strot af moeten snijden.'

Corwin had hem gezegd dat de jongen zijn dood tegemoet was gevallen, maar toen hadden ze Richards lichaam op een van de tafels in het langhuis gevonden. Corwin vervloekte zichzelf om het feit dat hij zijn naam eruit had geflapt toen hij hem zag liggen. Had hij zijn mond gehouden, dan zou Bovai nooit van zijn fout hebben geweten, maar Corwin was overtuigd geweest van Richards dood toen de knul van de rotsrand was gevallen, en het zien van zijn lijk, op deze plek, had hem geschokt.  

'Als jij hem had afgemaakt,' vervolgde Bovai, 'was deze jacht nu afgelopen en waren Hartraft en ... ' Zijn stem stierf weg, want het onderwerp van zijn broer hield hij strikt voor zichzelf.  

'Tinuva,' fluisterde Corwin met een zweem van een glimlach.

Met de rug van zijn hand sloeg Bovai hem op de wang die door Richards dolk was opengescheurd, en Corwin wankelde achteruit. je hebt het recht niet zijn naam te noemen in mijn bijzijn,' snauwde Bovai. 'Ik heb je een opdracht gegeven, en die heb je niet uitgevoerd. Je hebt hen niet naar Brendans Palissade gelokt, je hebt geen tweedracht tussen hen gezaaid, je hebt zelfs die jongen laten ontsnappen zodat hij hen kon waarschuwen.'

'Ik heb u tien jaar lang gediend,' reageerde Corwin koel, met een hand tegen zijn wang gehouden. Tussen de vingers sijpelde een straaltje bloed.

'En?'

Corwin aarzelde.

'Ga verder.'

Corwin kneep zijn ogen tot spleetjes, zijn blik scherp, geslepen, als van een in een hoek gedreven dier. "s Nachts fluisteren uw broeders. Ze zijn kwaad, uitgeput. Ze weten dat Tinuva bij Hartraft is, en ze vrezen hem. Velen fluisteren dat het u meer te doen is om uw vendetta tot een einde te brengen dan om Hartraft te doden zodat ze naar huis kunnen.'

'Je bent nog altijd een rat, hè?'

'Zo blijf ik in leven. Het mooie van mijn methode is dat de mannen, zelfs die van uw ras, mij vertrouwen tot het moment dat ik hun de dolk tussen de ribben steek of een beker brandewijn aanreik. Denk niet te licht over dat talent. Onze meester heeft plannen met mij.'

'En jij zou mij in een oogwenk verraden als het jouw eigen duistere plannen bevorderde.'

Corwin glimlachte. 'Alleen als het onze meester zou dienen. Voor de rest lopen onze paden gelijk op.'

Bovai snoof honend. 'Hoe dan ook, rij vooruit.'

Na een korte aarzeling maakte Corwin een diepe buiging en draaide zich om.

Golun kwam naar hem toe gereden, de blik gericht op Corwin, die wegbeende. 'Ik zou hem nu meteen doden, dan hebben we dat achter de rug,' vond hij.

'Onze meester heeft hem nog nodig. Hij moet naar het zuiden om de weg te bereiden voor een invasie over een jaar of drie, vier. Pas als ik aan Murads rechterhand zit of hem heb vervangen, kan ik het risico nemen de meester tegen de haren in te strijken.'

Erg overtuigd toonde Golun zich niet. 'Eens een verrader, altijd een verrader.'

'Net als mijn broer daarboven?' fluisterde Bovai, knikkend naar de hoge pas. De ochtendlucht was zo helder, en nog steeds had hij het gevoel dat hij hem kon zien, in een klein groepje mannen, een lichtflits van de opkomende zon, weerkaatst op een stukje metaal.

'Maak de Marodeurs af, dat zal u roem brengen en zorgen voor de hereniging van degenen die u nu volgen. Daarna komt Tinuva aan de beurt.' 

Bovai zei niets en knikte slechts, zijn aandacht nog steeds gevestigd op de bergkam en de lichtflits.

 

De sneeuw dwarrelde zachtjes neer, en toen Dennis bleef staan was dat het enige geluid, het stille, carillonachtige tinkelen en sissen van de vlokken die tot rust kwamen op de overhangende takken en de bosgrond.  

Hij hoorde het gehinnik van een paard en draaide zich om, de boog al in de aanslag, pijl op de pees, maar toen liet hij zijn wapen zakken. Roxanne kwam naar hem toe, onder een zwaar beladen tak door duikend.  

'Ik heb je gezegd bij de colonne te blijven,' fluisterde hij.

'Ik ben hier jaren met mijn vader op jacht geweest, ik kan je helpen.'

'Niet nu, niet bij dit soort jacht,' siste hij. 'En nu terug.' In gezwinde pas liep hij verder over het smalle pad. De hele ochtend tot in de middag was hij al bang dat Bovai een spermacht had gestuurd om deze ontsnappingsroute af te snijden. Corwin kende het plan, hij moest het hebben doorverteld, en zomaar blindelings verder vluchten in de hoop dat Bovai geen val op had kunnen zetten, was een snelle weg naar een wisse dood. Als ze de brug hadden gesperd, waren er ook verkenners op pad.  

Diep in het woud van de brede open vallei lag de sneeuw niet zo hoog, maar nu ze weer stegen naar de volgende keten werd het lopen zwaarder. Al geruime tijd geleden had hij zijn mantel afgedaan en rond zijn rugzak gewikkeld, maar niettemin hijgde hij en liep het zweet in zijn tuniek. Doordrenkt als hij was zou hij last van de kou krijgen als de nacht eenmaal was gevallen. Hij zette door, van binnen vloekend toen het meisje hem hardnekkig bleef volgen, op één punt zelfs voor hem uit reed om een pad te maken.

Toen hij eindelijk weer bij haar was, greep hij haar teugels. 'Ga terug, verdomme.'

'Je stort bijna in van uitputting, Hartraft. Laat iemand te paard het pad voor je banen.'

'Een ruiter te paard is een schietschijf in deze bossen,' siste hij. 'Wij doen dat te voet. En nu terug.'

'De kinderen en de vrouwen in de colonne hebben rust nodig, en een vuur.'

'We trekken verder.'

'Wat?'

'Je hebt me wel verstaan. We stoppen pas bij de brug.' Zijn mannen wisten het, maar hij had besloten Wolfgars mensen niets te vertellen van zijn plan om door te blijven lopen. Het had geen zin hun een nachtmars in noodweer in het vooruitzicht te stellen tot ze er eenmaal in zaten.

'Dat is nog zeker vijftien mijl, de helft is al dood tegen die tijd,' bitste ze. 'Je kan die mensen 's nachts niet door laten lopen.'

Dennis greep haar bij de arm. 'Je vader kon dit goed begrijpen, en ik had van zijn dochter hetzelfde verwacht. Dit is niet zomaar een wandelingetje. Ze hebben ons overrompeld, en als wij hen niet tot uitrusten dwingen, halen ze ons in en slachten ze ons af. We lopen de hele nacht door. Degenen die het niet bij kunnen houden krijgen een boog en wat pijlen in de hoop dat ze de moredhel kunnen ophouden voordat ze de hand aan zichzelf slaan.'  

'De kinderen ook?' vroeg ze, haar stem even kil als de avondlucht.

'Nee, natuurlijk niet,' fluisterde hij. 'Laat hen meerijden bij de vrouwen op de paarden, die kunnen een kind vasthouden als het in slaap valt. Maar we blijven lopen.' Hij aarzelde. 'Ik heb mijn mannen het bevel gegeven niemand te dragen die achterop raakt, want anders raak ik behalve de achterblijver ook nog een goede soldaat kwijt. Iedereen loopt door tot hij erbij neervalt.'

Ze knikte, haar blik niet op Dennis gericht, maar zwervend door het woud. 'Ze zijn je niet vooruit gesneld. Ik weet de weg hier. De moredhel zouden een mars van minstens zestig mijl moeten maken om rond de vallei te trekken en hier uit te komen om ons de weg af te snijden. Trouwens, er lopen een stuk of vijf paden door deze bergen. Als er een val was opgesteld, dan zou dat in de pas aan het einde van de vallei zijn geweest. Je zal geen last van hen hebben.'

'Het kan fataal zijn om van veronderstellingen uit te gaan,' reageerde Dennis.

'Baan het pad met mijn paard, of jij bent degene die vóór de ochtend wordt achtergelaten.'

Andermaal speurde hij de bossen af. Inmiddels was het al zo donker geworden dat hij amper nog een half boogschot ver kon zien. De hele dag was de sneeuw alleen gerept geweest waar dieren hadden gelopen.

Zijn gevoel verzette zich tegen haar voorstel, maar zijn verstand vertelde hem dat ze gelijk had. Hij kon dit tempo onmogelijk de hele nacht volhouden zonder zich te veel uit te putten. Hij bukte zich en maakte zijn sneeuwschoenen los. 'Neem mijn schoenen en wacht tot de colonne komt. Zeg tegen Asayaga dat hij hen door laat lopen.'  

'Nee.'

'Wat?'

'Dit oude paard is groot genoeg voor ons allebei. Zoals ik al zei, ik weet hier de weg. Ik blijf achterop zitten.'

Hij kwam in de verleiding om haar domweg uit het zadel te sleuren, maar de tartende blik in haar ogen riep een herinnering bij hem op, en uiteindelijk schudde hij zijn hoofd. Hij haakte zijn sneeuwschoenen aan de zijkant van het zadel, pakte zijn mantel, trok hem weer aan en klom op het paard terwijl Roxanne zich naar achteren liet glijden. Na een korte aarzeling sloeg ze haar armen rond zijn middel.

Het paard keek naar hem om, en als het had kunnen praten, zou het zeker hebben geprotesteerd. Het arme dier was uitgeput. Dennis boog zich voorover, klopte het op de hals en fluisterde een paar bemoedigende woorden alvorens het zachtjes de sporen te geven.

Al zou hij het nooit toegeven, het zitten in een nog warm zadel was een hele opluchting. Het paard liep langzaam verder en had slechts zo nu en dan wat aansporing nodig om op het pad te blijven.

Naarmate het donkerder werd, begon het heviger te sneeuwen, en de dikke vlokken kwamen recht naar beneden, geleidelijk aan veranderend in lichtere en drogere vlokken die begonnen te dansen en te wervelen in de opstekende bries.

Hij ving een glimp op van een donkerder schaduw in de sneeuwen hield in. Een hertenbok krabbelde verrast overeind, een gordijn van sneeuw van zijn rug schuddend. Ze staarden elkaar even aan voordat het dier wat bokkig wegsprong.

'Een goed teken,' fluisterde Roxanne. 'Niemand in de buurt.' Hij knikte, en geruime tijd reden ze zwijgend verder.

'Ben je hier al eens op jacht geweest?' vroeg hij.

'Voordat mijn vader kortademig werd, heeft hij me verscheidene malen mee door de pas genomen. Volgens mij was het om wat nieuw land te zien, want er was altijd meer dan genoeg wild in onze vallei. We reden zo, ik achter hem, terwijl hij me verhalen vertelde over koningen, prinsen, steden met wel honderd hoge torens en de grote schepen die naar warme landen voeren.'  

Hij waagde een blik over zijn schouder. Met een droevige glimlach dacht ze terug aan gelukkiger tijden. 'Volgens mij heb ik je nog nooit zo veel horen praten sinds ik je heb ontmoet.'

'En jij hebt nog nooit zo veel tegen mij gezegd sinds ik jou heb ontmoet.'  

Weer volgde er een lange stilte waarin het opnieuw harder sneeuwde, soms zo hevig dat het zicht nog amper tien voet was, waarna het weer even opklaarde. Ze staken een beekje over, en het paard gleed bijna uit over de ijsafzetting aan de overzijde. Het water reikte nauwelijks tot aan de kuiten, maar vormde niettemin een enorme hindernis. De mensen zouden nat worden en door moeten marcheren met bevriezende laarzen. De kou zou veel van hun krachten vergen. De kans bestond dat er minstens een zou uitglijden en in het water vallen, een doodvonnis wat anders slechts een bron van vermaak zou zijn geweest.  

Hij liet het paard halthouden, niet zeker hoe ver ze de colonne voor waren.

'Hoe komt het dat jij nooit praat, Hartraft?'

'Met wie moet ik dan praten?'

'Met mij.'

'Zo veel heb ik nooit te zeggen.'

'Je wilt Alyssa, hè?'

Een boomtak, te zwaar beladen met pas gevallen sneeuw, schudde vlak bij hen krakend zijn last uit in een witte stortvloed, waarbij de vlokken hun om de oren wervelden.

'Asayaga is veel beter in die dingen dan ik. Hij heeft iets hoffelijks.'

'Vader heeft me verteld van jouw Gwenynth. Het spijt me.'

'Had ik maar geweten dat het Corwin was,' zei hij kil. 'Ik had het moeten weten, moeten voelen. En wekenlang is hij binnen mijn bereik geweest.'

'Is dat het enige waar je aan denkt?'

'Wat?'

'Wraak?'

'Het is een begin,' antwoordde hij op een toon die aangaf dat het gesprek was afgelopen.

'Ik heb vannacht mijn vader verloren. Als we toch moeten vechten, hoop ik mijn deel bij te dragen, maar om mijn hele leven achter hen aan te blijven jagen... dat zou vader toch niet van me willen.'

Dennis gaf geen antwoord.

'Hij maakte zich zorgen om jou.'

'Let eens een beetje beter op de bossen.'

'Hij herinnerde zich jou nog als jongen met een fonkeling in zijn ogen, een hang naar avontuur, en zelfs iets dichterlijks. Hij zei dat jullie samen altijd grappige rijmpjes verzonnen. Dat je graag naar de zonsondergang keek, dat je graag zong, dat je boeken verslond.'

'Toen was ik nog klein.'

'Nee, dat was jij, alleen lang geleden. Dat deel van je aard ben je gewoon wat uit het oog verloren.'

'Ik hoef niet van een ander te horen dat ik het verleden achter me moet laten,' fluisterde Dennis. 'En maak je nu eens nuttig en let op de bossen.'

'Niemand kan hier verder kijken dan dertig voet,' zei ze.

'Met die instelling zou ik geen negen jaar oorlog hebben overleefd.' Terwijl hij het zei, ving hij een glimp op van de naderende colonne doordat iemand aan het hoofd ervan een afgeschermde lantaren droeg. Hij wilde al uitvaren tegen de idioot die hem had aangestoken, maar besefte toen dat Roxanne in zekere zin toch gelijk had. Buiten deze radeloze stoet was hier niemand.

Het was Asayaga die voorop liep met de lantaren in zijn hand. Aan de rand van de beek bleef hij staan.

'Gewoon oversteken,' zei Dennis.

'We hebben rust nodig; we dragen de helft van de kinderen.'

'Zet ze allemaal op de paarden en blijf lopen.' Hij keerde zijn paard en dreef het de helling op, de groep achterlatend bij het ijskoude water.

De uren verstreken, het sneeuwde steeds harder, in dikke pakken waarin de wereld werd gedempt, waarin alle geluid verloren ging, behalve het zwoegend snuiven van hun paard. Boven aan een heuvelkam bleef hij staan en steeg af om het dier te laten rusten. Terwijl Roxanne half ineengezakt bleef zitten, verkende hij het pad aan weerskanten in de hoop dat het smal genoeg was om te verdedigen. Het terrein was echter open met slechts een ondiepe holte, en teleurgesteld kwam hij terug en trof een van zijn korporaals, Alfred, dubbel gebogen, naar adem snakkend, met naast hem Roxanne die uit het zadel was gekomen om hem te laten drinken uit haar wijnzak.  

'Kapitein Asayaga heeft me gestuurd om u te zoeken,' hijgde hij, steun zoekend tegen het bezwete, huiverende paard. 'Gregory is verslag komen brengen van de achterhoede. Ze hebben verscheidene schermutselingen gehad, twee verkenners - mensen - gedood, maar wij zijn er ook twee kwijt, allebei Tsurani die gewond zijn geraakt en achterbleven.'

Dennis knikte. Vlak over de pas had hij een verlaten hut gezien, die volgens Roxanne van een oude kluizenaar was. Hij had gehoopt het gezelschap daar een half uur te laten uitrusten en er een vuurtje te stoken om de kinderen warm te laten worden, maar dat kon nu niet meer. 'Hoe ver nog naar de dwergenweg?' vroeg hij Roxanne.  

'Met goed weer hooguit twee uur te paard. Naar de brug nog eens een half uur met goed weer.' Ze steeg weer op.

Dennis zuchtte en schudde zijn hoofd. Als de weg was overwoekerd, zou dat schelen, maar dwergenwegen waren doorgaans goed aangelegd, recht, en goed geplaveid. Niemand kon het steenwerk van de dwergen evenaren. Dat zou nu een nadeel blijken. Eenmaal daar zou Bovai zijn hele colonne cavalerie de achtervolging in laten zetten in plaats van verkenners te sturen.  

'Zeg Asayaga dat we sneller moeten,' zei Dennis. 'Blijven lopen.' Hij steeg op, en Roxanne gleed naar achteren om plaats voor hem te maken.

Alfred salueerde en begon aan de terugtocht.

'Nee, wacht hier tot ze je hebben ingehaald, korporaal. Het heeft geen zin om twee keer deze bult op en neer te rennen.'

'Bedankt, kapitein,' hijgde hij en hield de wijnzak op naar Roxanne, die hem echter wegwuifde. Dennis spoorde het paard aan, maar het vermoeide dier weigerde een stap te verzetten, en tenslotte moest Dennis flink met zijn hielen trappen om het in beweging te krijgen.  

Alle voorzichtigheid liet hij nu varen. Als ze hier het pad nog niet versperd hadden, dan moest het tot aan de weg vrij zijn. Eenmaal op de weg kon hij op tekenen letten. Het gaf hem een verschrikkelijk kwetsbaar gevoel om midden in de nacht zo hard te rijden in plaats van het met de jaren ingesleten lopen, wachten, luisteren en zich dekken wanneer het de beurt was van je metgezel om vooruit te gaan.

Verscheidene malen gleed het paard bijna uit. Eenmaal raakte Dennis het pad helemaal kwijt en moest hij langzaam terug tot hij het in de onophoudelijke sneeuwval ternauwernood terugvond. Een uur geleden was de derde maan aan het fIrmament verschenen, en het was licht genoeg als hij een langzaam, gestadig tempo aanhield. Hij vocht tegen de neiging om de vaart erin te zetten, maar 's nachts door de bossen galopperen over een bergpad was je reinste gekkenwerk.  

Hij voelde Roxanne in slaap sukkelen, de armen rond zijn middel slap, haar hoofd heen en weer rollend op zijn schouders, haar adem warm in zijn nek. Hij liet haar een poosje rusten en gaf haar toen een klopje op het been. 'Wakker blijven, ik heb je ogen nodig.'

Ze slaakte een zucht, mompelde iets en ging rechtop zitten.

'Waar zijn we?'

'Weet ik niet,' fluisterde ze.

Hij voelde een smalle open plek recht vooruit nog voordat hij de bomen daadwerkelijk iets uiteen zag wijken. Hij hield in, liet zich uit het zadel glijden en pakte zijn boog die aan de zadelknop hing. Nadat hij de beschermende doek rond de pees had afgewikkeld, zette hij er een pijl op en sloop verder, bleef staan en liet zich uiterst langzaam naar de grond zakken. Zelfs in het donker kon hij de lijnen van het pad zien, een rechte snee door het woud, breed genoeg om twee karren elkaar te laten passeren. Voorover gebogen sloop hij naar het midden, bleef op zijn hurken zitten en speurde zorgvuldig het pad af. Na geruime tijd begon hij de poedersneeuw weg te vegen en opzij te schuiven, een pak van bijna een voet diep verwijderend voordat hij op de harde laag eronder stuitte.  

Hij vloekte zachtjes. In het donker was het moeilijk te zien, dus het ging meer op de tast, maar er waren voetafdrukken. Gnomen, en minstens één paard.  

Hij pakte zijn proviand tas, haalde er wat brandbaar materiaal uit en nam zijn kostbare vonkenschieter ter hand. Hij spande de veer, hield het mechaniek dicht bij het aanmaakmateriaal, en met zijn mantel als scherm over zijn hoofd en schouders haalde hij de trekker over. Een regen van vonken spatte over het pluizige dons met flinters witte boombast, en met zijn handen eromheen blies hij er zachtjes op, zodat er een piepklein vlammetje opflakkerde, niet meer dan het licht van een uitdovende kaars, maar na de uren van duisternis was het bijna zo helder als klaarlichte dag. Hij hield één oog dicht om zijn nachtzicht niet te bederven.

De voetafdrukken onderzoekend, schopte hij nog meer poedersneeuw weg en blies het vlammetje uit. Als een kat kwam hij op zijn knieën overeind, deed zijn ene oog open en speurde beide richtingen af, maar er bewoog niets.  

'Roxanne,' siste hij, en ze kwam tussen de bomen vandaan de weg op, hun paard meevoerend. 'Hij heeft een paar man vooruit gestuurd. Het zijn minstens vier gnomen en één ruiter. Vlak voordat het begon te sneeuwen zijn ze hierlangs geweest.'  

'De brug,' fluisterde ze.

Hij stond op en veegde de sneeuw van zijn broek. 'Ofwel verdedigen, ofwel vernietigen,' zuchtte hij en overwoog de mogelijkheden. Teruggaan om een paar man te halen en erop af. Kostte minstens een uur. Het was moeilijk te zeggen hoe lang het nog duurde voordat het ochtend werd. Eén man in het donker kon hen echter mogelijk verrassen.

'Ik ga,' zei hij. 'Wacht jij hier, wijs de colonne op dit pad en zeg Asayaga dat ik vooruit ben gegaan en waarom. Zorg dat hij verkenners vooruit naar de brug stuurt voor het geval het me niet lukt.'

'Ik ga met je mee.'

'Om de donder niet.'

'Wat wou je dan doen, op deze ouwe knol in galop erop af?' bitste ze. 'Je kent het terrein voor de brug niet eens.'

'Vertel het me dan nu maar, meisje. Vertel wat ik zie voordat ik bij de brug kom.'

'Aan m'n reet. Je hebt iemand nodig om je dekking te geven.'

Hij wilde lachen maar was te moe om een poging te doen.

'Ik ga mee, of je strompelt in je eentje in de val. Er is geen plaats voor al die flauwekul van Wolfgars dochter beschermen, Hartraft. Als het je niet lukt, gaan we er allemaal aan. Ik kan op vijftig el een vent raken. Behalve bard was mijn vader ook een verrekt goede boogschutter, en hij heeft het me goed geleerd.'

Dennis slaakte een zucht en schudde zijn hoofd. 'Je doet precies wat ik je zeg.' Hij steeg op en vocht tegen de verleiding om zijn hielen in de flanken van het paard te zetten en er gewoon vandoor te galopperen. Nee, dat zou verkeerd zijn. Geen blinde aanval. Hij moest het hebben van snelheid en verrassing, en een extra boog kon het verschil uitmaken. Hij trok haar achter zich omhoog.

Hij spoorde het paard aan tot alles wat het nog kon geven, wat op zijn best een langzame, zwoegende draf was. Het arme dier snakte naar adem en kon op haar rubberachtige benen nauwelijks nog overeind blijven.

Roxanne protesteerde eenmaal, hem smekend het stervende beest een paar minuutjes te laten uitrusten, maar hij zette door. Hij had geen idee hoe groot de brug was, en óf hij er nog wel was, maar zo ja, en als het middendeel uit hout bestond, dan was hij misschien nog heel, want als de gnomen in het donker waren aangekomen, was het typisch iets voor hen om eerst te gaan slapen en hun klus de volgende ochtend pas te doen.

Roxanne hief haar hoofd en keek opzij. 'Dit herken ik,' siste ze in zijn oor, wijzend. 'Het is een zijpad naar een oude groeve. Mijn vader heeft me daar het marmer laten zien. De brug is nog maar een paar minuten rijden.'

Nog voordat ze was uitgesproken, voelde hij dat hun paard op instorten stond. Hij probeerde haar aan te sporen, maar het dier bleef gewoon staan, met trillende flanken, en kreunend zakte ze door de knieën.  

Vloekend liet hij zich uit het zadel glijden en pakte zijn boog uit. 'We gaan te voet verder.'

Ze steeg af, haalde haar eigen boog te voorschijn en zette de pees vast. Hij wachtte ongeduldig en wilde net iets zeggen toen ze een hand uitstak en het paard zachtjes achter het oor krabde. 'Het spijt me, oude vriendin,' fluisterde ze. 'Rust nu maar.' Toen ze hem weer aankeek, zag hij tranen in haar ogen fonkelen, en ze rilde, maar of dat van de kou was of van angst, kon hij niet zeggen.

'Neem de rechterkant van de weg, blijf tien passen achter me, ik zit links. Als ik sneuvel, maak je dat je hier weg komt. Geen heldendaden, gewoon omdraaien en rennen tot je Asayaga tegenkomt.'

Ze knikte.

Hij besefte dat het lichter aan het worden was. De ochtend naderde. Hij klopte haar op de schouder, een onhandig gebaar, en trok zijn hand terug. 'Denk eraan, wegwezen.' Daarop draaide hij zich om en vertrok op een holletje, met lange passen, zonder om te kijken.

De weg beschreef een lange, flauwe bocht naar rechts, omlaag langs de flank van de heuvel. Links van hem hoorde hij het donderende geraas van de rivier die over een waterval ging. Mooi, het geluid zou zijn nadering maskeren.

Het zicht was nu zo'n honderd voet, en had het niet gesneeuwd, dan zou hij helemaal tot aan zijn doel hebben kunnen kijken. En toen zag hij het: een dof flakkerende lichtgloed.

Hij versnelde zijn tempo, een pijl op de pees, de boog half gespannen.

In de lichtgloed werd de vallende sneeuw verderop een zachtroze werveling. Ook zag hij een roze werveling opstijgen, zich verspreidend. Toen een flits van vuur, een explosie van licht, en dansende demonische gedaanten, zwaaiend met hun armen. Een ervan slingerde nog een pot met olie in de vlammenzee die het middendeel van de brug omvatte.  

Hij zette het op een lopen, dwars door de poedersneeuw; zo snel dat hij bijna uitgleed op het ijs eronder. Bij de rand van de brug bleef hij staan, op het stenen bruggenhoofd dat in een boog omhoog liep naar het houten middengedeelte dat van voor tot achter in lichterlaaie stond.  

Zijn eerste pijl trof een gnoom midden in de rug, op nog geen vijftig voet afstand. De gnoom struikelde voorover en deed krijsend een paar wankele stappen de brandende balken op. Eén kostbaar moment dachten de vier metgezellen van de stervende gnoom dat hij dronken was, wat ook zo was, en ze schaterden het uit om de bokkensprongen van hun kameraad, tot een tweede om zijn as tolde nadat er een pijl dwars door zijn lichaam was gegaan.  

Eindelijk draaiden de andere drie zich om, en een van hen wees naar Dennis. Het waren volmaakte doelen, afgetekend tegen het vuur, en zijn volgende pijl doorboorde de derde, die op zijn knieën zakte, zo hard gillend van de pijn dat hij boven het gebulder van de vlammen uit te horen was.

Een van hen zette de aanval in, de ander aarzelde, op zoek naar een vluchtweg. Weer snorde een pijl heen, de aanvallende gnoom in het hart treffend, maar hij rende nog een tiental stappen door voordat hij vlak bij Dennis in elkaar zakte. De laatste overlevende begon te gillen, verwoed heen en weer rennend aan de rand van de vuurzee, op zoek naar een uitweg. Met brute kilheid pakte Dennis een nieuwe pijl, zette hem zorgvuldig op de pees en hief zijn boog.  

'Hartraft!'

Hij hoorde een pijl langs zijn wang suizen, en toen viel hij op de grond na een hevige klap in zijn rug. Enkele duimen bij zijn keel vandaan flitste een dolk in de sneeuw. Hij schopte, rolde zich om, en zijn aanvaller zat boven op hem. Weer kwam het mes omlaag en het lemmet miste zijn ogen ternauwernood.

Zijn belager was een moredhel, sterk, pezig, die met zijn linkerhand Dennis' rechterarm tegen de grond gedrukt hield en zijn mes alweer ophief voor de volgende stoot. Dennis probeerde hem schoppend met zijn benen op het achterhoofd te raken, maar de reactie was een knie in zijn kruis, wat Dennis naar lucht deed happen.

En toen zag hij nog net de schaduw van Roxanne van achteren komen en de fonkeling van haar dolk, waarmee ze de moredhel van opzij in de keel stak. Zonder geluid te maken krabbelde de moredhel overeind. De dolk gleed uit zijn vingers, en met beide handen greep hij naar zijn keel, waar het slagaderlijk bloed tussen zijn vingers door spoot. Met grote ogen van verbazing keek hij naar Roxanne, alsof ze een regel had overtreden en een gemene, onsportieve grap met hem had uitgehaald. Hij viel op zijn knieën.

Dennis rolde zich naar opzij. Een wazige glans van pijn beheerste zijn wereld. De andere gnoom...

Hij keek op. Roxanne had Dennis' boog gepakt en haalde uit haar koker een pijl, zette hem op de pees en richtte. Het was een zwaar wapen, en ze had moeite de pijl naar haar wang te trekken. De gnoom, nog steeds aan de rand van het vuur, krijste, de handen smekend opgeheven.

Even aarzelde ze en liet toen los. De pijl velde het wezen maar doodde het niet. Bevend pakte ze nog een pijl en liep naar de gnoom.

'Kijk uit,' hijgde Dennis, op zijn knieën overeind komend, de ogen gericht op de stervende moredhel.

Op tien passen afstand bleef ze staan. Trappend en maaiend met zijn benen probeerde de gnoom weg te komen.

'Lig stil, zodat ik het af kan maken,' riep ze. Het tweede schot was helemaal mis. Een derde pijl pakkend, begon ze tegen de gnoom te schreeuwen, en ze stapte dichterbij om bijna recht naar beneden te mikken. Met opgeheven handen bleef het wezen smeken om genade in de gemeenschappelijke taal. Ze liet los, en de pijl maakte een einde aan het gegil, veranderde het in een gorgelend gekreun, bijna dat van een gewond konijn. Ze tastte al naar een vierde pijl, maar eindelijk rolde de gnoom zich op en bleef stilliggen.

Ze kwam terug naar Dennis en knielde bij hem neer, behoedzaam kijkend naar de moredhel.

De zwarte elf staarde haar aan. 'Dat ik ben verslagen door een vrouw...' fluisterde hij. 'Zeg mijn broeders dat het Hartraft was, dan heeft Bovai een reden te meer om wraak te nemen.'

Ze knikte.

'Zeg Tinuva dat zijn neef Vakar aan gene zijde op hem wacht.' Nog steeds zittend op zijn knieën liet hij zijn hoofd zakken en bewoog niet meer.

Snikkend boog Roxanne zich voorover en braakte, happend naar lucht. Op onvaste benen kwam Dennis overeind en wreef haar zachtjes over de schouders.

'Het spijt me,' huilde ze. 'Ik zag hem aankomen, ik schoot, miste, en raakte jou bijna.'

'Het geeft niet. Het is je eerste gevecht. Het geeft niet.'

'En die gnoom bleef maar gillen. Ik wilde hem niet laten lijden, ik wilde alleen maar dat hij doodging.'

'Het geeft niet,' zei hij, haar in het gezicht kijkend. De tranen stroomden uit haar grote ogen en over haar wangen. Hij probeerde een glimlach. Je hebt het goed gedaan.' Hij draaide zich om en keek naar de brug.  

Het hele middendeel was een knetterende hel. De moredhel had zijn gnomen dus niet eerst laten slapen. Ze hadden de sneeuw van de houten overspanning geschept en volgelegd met struiken en droog hout uit de molen boven de brug en de brand erin gestoken.

Terwijl Dennis stond te kijken, begaven de vloerplanken het, zodat een van de twee steunbalken eronder zichtbaar werd. Ook daar waren de gnomen bezig geweest. Beide balken waren bewerkt met een bijl.

De balken hielden het niet meer, en de hele constructie stortte in de kolkende rivier eronder, waaruit een wolk van stoom en sissende deeltjes opsteeg.

Hij zuchtte en merkte amper dat Roxanne overeind was gekomen en tegen hem aan leunde, nog steeds huilend, haar arm rond zijn middel. 'Het spijt me,' snikte ze.

Hij drukte haar tegen zich aan en veegde voorzichtig de tranen van haar gezicht.

'Ik ben bang, Hartraft,' fluisterde ze.

'Het komt allemaal wel goed.' Hij keek weer naar de brug. 'Ik zorg voor jou, Roxanne,' fluisterde hij. 'Ik breng je zus en je mensen in veiligheid, en alles komt goed.'

Kijkend naar de vlammenzee vroeg hij zich met een wee gevoel in zijn maag af of hij zich wel aan die belofte kon houden.

Ze zaten in de val.