1

 

Het zit erop

 

 

 

‘Tot nooit meer, secreet, mij een beetje snel laten klaarkomen zodat jij je geld gemakkelijk hebt verdiend! Jij werkt hier geen dag meer, daar zal ik persoonlijk voor zorgen,’ sist de man als ik hem uitlaat. In een fractie van een seconde zie ik hoe hij uithaalt en zijn vuist vol op mijn gezicht af komt. Met alle kracht die in mij zit gooi ik mijn voordeur dicht en ontwijk daarmee op het allerlaatste moment zijn gebalde vuist.

‘Opzouten nou, teringbak,’ hoor ik Mary, mijn buurvrouw, tegen de scheldende klant roepen. ‘Als je nou niet een-twee-drie uit mijn zicht verdwijnt, laat ik je ballen door mijn kerel in je bek duwen. Wat denk jij wel niet dat je mijn collega een beetje kan lopen bedreigen!’

De man zet het op een lopen. Als mijn buurvrouw even later komt informeren wat er nu precies is gebeurd, treft ze mij dubbelgevouwen van het lachen aan op mijn bed. ‘Is dit om te lachen?’ vraagt ze. ‘Hij had je tanden wel uit je smoel kunnen slaan.’

‘Ik lach van de zenuwen,’ zeg ik.

‘Zenuwen? Wat mankeert jou? Je doet zo raar de laatste weken. Dit is niks voor jou. Voor de draad ermee. Je bent toch niet ziek? Drugs? Verliefd? Problemen?’

Ik schud lachend mijn hoofd. ‘Gewoon wat last van de najaarskolder,’ lieg ik. Haar bezorgdheid raakt me en ik wil haar het liefst in vertrouwen nemen en vertellen dat mijn tijd erop zit. Maar dat is uitgesloten. Zo werkt dat hier niet. Ook weet ik niet of we nog een keer samen lol zullen maken. Een afscheidsetentje, samen dronken worden, herinneringen ophalen, en aan het eind nog even met z’n allen op de foto – het zit er niet in. Ik ken de procedure. Afscheid nemen hoort er in dit vak niet bij. Je vertrekt even onverwacht als je bent gekomen. Dat zijn de regels voor iedereen. Dus ook voor mij.

‘Drink nog een kop koffie, pak je spullen, kijk nog een keer goed om je heen en ga naar huis voordat er nog ergere ongelukken gebeuren,’ zegt mijn vriendin Irene als ik haar even later aan de telefoon heb. Buiten haar en mijn therapeut weet niemand dat ik vandaag voor het laatst op de Wallen ben geweest. Ze heeft gelijk: wat zou ik het noodlot zitten tarten. Trouwens, voor het geld hoefde ik al weken niet meer te komen. Want sinds ik voor mezelf heb vastgesteld wanneer ik ga stoppen is het afgelopen met geld verdienen. Zelfs mijn vaste klanten lopen tegenwoordig met een grote boog om mijn raam heen, en ik weet precies waarom. Frits Rouvoet, de herder van de Wallen, heeft me eens verteld dat dat komt doordat je niet meer met dezelfde uitstraling voor je raam staat. Wie weggaat, trekt met haar ogen geen klanten meer naar binnen, maar weert ze onbewust juist af. In je hoofd ben je dan al afstand aan het houden.

‘Zullen we proosten op je verhalen in de krant,’ zegt mijn vriendin als we een fles hebben opengetrokken. We vieren dat ik ben gestopt en dat haar chemo is aangeslagen. Ze werkt al maanden niet meer, is zichtbaar vermagerd en heeft nog een kleine dertig bestralingen voor de boeg. Haar mooie lange haren hebben plaatsgemaakt voor kleurrijke hoofddoeken, maar ze is nog steeds even scherp en cynisch als altijd. Door haar ziekte is onze vriendschap verdiept, hechter en oprechter geworden. Maar desondanks had ik haar toch niet durven vertellen dat ik diegene was die deze stukken in de krant schreef. Ik was bang dat ze het zou afkeuren omdat ik sprak over zaken die eigenlijk alleen ons aangingen. Nu ben ik alsnog door de mand gevallen. Verlegen geef ik toe dat ze gelijk heeft. Gelukkig neemt mijn vriendin het goed op. Ze is zelfs wel een beetje trots op me. ‘Al na de eerste aflevering was me duidelijk uit welke hoek de wind waaide,’ zegt ze. ‘Van alle meiden die ik ken ben jij de enige die hiervoor in aanmerking kwam. En weet je waarom?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Je gevoel, lieverd. Dat heeft je verraden. Dit kon alleen maar door iemand worden verteld die overloopt van gevoel en die er nog steeds van droomt dat ze deze wereld kan veranderen. En laat jij nou precies zo’n type zijn.’

 

De schulden zijn betaald, mijn werkkleding is ritueel op een geheime plaats in het Vondelpark verbrand, de leugens zijn opgeborgen. Mijn afscheidsbrief, die al die tijd op het prikbord heeft gehangen, is verscheurd. Na 39408 uren, vierenhalf jaar, zit mijn Wallenleven erop en keer ik terug naar daar waarvan iedereen zegt dat het er beter is, die andere wereld. Mijn dubbelleven is voorbij. Fysiek althans. Ver weg van de vernedering ga ik nu proberen die ontelbare mensen die me jarenlang dagelijks met hun ongegeneerde blikken keurden, beoordeelden, verwensten, minachtten, bespuwden en bedreigden proberen te vergeten. Maar de tienduizend klanten met wie ik in die afgelopen vierenhalf jaar seks heb gehad zijn niet meer te vergeten. Ik kan hooguit proberen om met ze te leven.

 

‘Heb je al een idee wat voor werk je gaat doen?’ vraagt mijn vriendin als we het laatste restje wijn in onze glazen hebben geschonken. Ik wil niet meer liegen en beken haar dat ik eigenlijk al een baan voor mezelf heb gevonden. Ik heb de laatste tijd in het geheim ook aan een boek gewerkt. ‘Toe maar,’ lacht ze. ‘Het ene moment is mevrouw prostituee en ligt ze met jan en alleman te neuken, het volgende moment verklaart ze doodleuk de liefde aan de pen! Ik ga die schrijfsters ineens met andere ogen bekijken.’

Diep vanbinnen weet ik dat ik blij zou moeten zijn. Want in tegenstelling tot veel anderen ben ik betrekkelijk ongeschonden van het front teruggekeerd. Maar ik ben onzegbaar verdrietig over het feit dat mijn boezemvriendin achterblijft, mijn lieve collega’s die mij hebben opgebeurd op dagen dat het me even niet goed afging, die mij hebben gered uit de klauwen van mensen die het niet goed met me voorhadden, en met wie ik heb gelachen en gehuild. Zij kunnen of willen diezelfde stap nog niet zetten. En dan heb ik het nog niet over al die andere meiden die onder de meest vreselijke omstandigheden hun brood op de Wallen verdienen. Want ik besef nu, vierenhalf jaar later, meer dan ooit hoeveel geluk ik heb gehad dat ik niet een van die meisjes ben die hier ver van huis, dag in dag uit, worden gedwongen tientallen keren seks te hebben met mensen die ze niet hebben uitgekozen.

 

Ook ben ik verdrietig om al die mensen die ik in de afgelopen jaren willens en wetens heb bedrogen met woorden en emoties. En als ik heel eerlijk ben misschien ook wel een beetje om mezelf. Nu pas besef ik dat de prijs die ik heb betaald hoger is dan ik me van tevoren heb gerealiseerd. Maar hoe gek het ook klinkt, spijt heb ik niet. Ik heb destijds met mijn volle verstand de beslissing genomen. En nu besluit ik ook weer zelf te stoppen.