23
Soms is het gras ergens anders toch groener
‘Typisch hoerengelul, dat eeuwige geklaag,’ antwoordt een van mijn vroegere collega’s snibbig als ik haar zeg dat het de laatste tijd wel heel erg stil is op de Wallen. Of het nu komt doordat ik over een paar maanden ga stoppen of doordat de crisis ook de Wallen heeft bereikt, weet ik niet. Maar eerst deed ik met gemak een klant of tien op een dag, en tegenwoordig mag ik al blij zijn als het er vijf zijn. En met die hoge huren, de moordende concurrentie en hoerenlopers die het onderste uit de kan willen, is het bepaald geen sinecure om aan mijn vaste verplichtingen te voldoen, laat staan nog wat te sparen. Dit alles maakt dat het bepaald geen pretje meer is om ’s morgens aan een nieuwe werkdag te beginnen.
‘Hoe vaak heb ik je niet gezegd dat je net als ik op zijn tijd je tentje ergens anders moet opslaan?’ klinkt het aan de andere kant van de lijn. ‘Die stilte heeft niets met de crisis te maken. Die hoerenlopers zijn gewoon op je uitgekeken.’
Daar zit wat in. Misschien moet ik toch maar eens kijken of het gras ergens anders groener is. Dan kom ik er meteen achter hoe het elders geregeld is met bijvoorbeeld de huren, het krijgen van bonnetjes en de inrichting van de kamers. Dat kan me later van pas komen voor mijn serie in de krant.
Omdat ik mijn vaste kamer onder geen beding kwijt wil en het ook niet zie zitten om in mijn eentje aan zo’n expeditie te beginnen, pols ik Mary of zij er wat voor voelt om samen met mij eens in Groningen te gaan rondkijken op onze vrije dag. Ook zij heeft last van teruglopende inkomsten. Op voorwaarde dat we ook in Den Haag, Utrecht en Haarlem gaan kijken stemt ze toe.
Omdat zowel Mary als ik niet weet welke kamerverhuurder in Groningen deugt en welke niet, struin ik in de avonduren het internet af. Na lang zoeken vind ik een site waarop alle kamerverhuurders van ramen met naam en telefoonnummer staan vermeld. Een leuke bijkomstigheid is dat andere collega’s berichtjes op de site hebben achtergelaten en vertellen hoeveel ze voor de kamer hebben betaald en wie wel en wie niet deugt. ‘Je kunt een kamer huren, voor 530 euro in de week, dan heb je hem dag en nacht,’ zegt de vrouwelijke kamerverhuurder vriendelijk. ‘Dat scheelt nogal met de prijzen in Amsterdam, hè?’
Ik zeg dat we het eerst een dagje willen proberen. Dat kan ook. Voor 130 euro is de kamer vierentwintig uur van mij. Omdat we allebei belasting betalen en zowel onze reiskosten als de kamerhuur mogen aftrekken vragen we onze huisbazin om een bon, maar dat zit er voor die prijs niet in. Als we een week gaan huren, kan ze de helft wel wit doen. Maar waarom zouden we wat willen opgeven? Zowel de belastingcontrole als de politie heeft volgens haar niet de hoogste prioriteit in Groningen.
Mary informeert voor alle zekerheid ook nog hoe het gesteld is met de veiligheid. Ook dat zit volgens de verhuurster wel snor. Er gebeurt bijna nooit iets.
Onze vroegere collega heeft niets te veel gezegd. De kamers zijn ruim, luxueus en voorzien van alle gemakken, zoals televisie, radio en een complete keuken. En de verdiensten zijn ronduit fantastisch. Vanaf het moment dat we onze gordijnen opendoen krijgen we behalve de nijdige blikken van de veelal buitenlandse meisjes heel veel aanloop. Het is lang geleden dat ik op zo’n gemakkelijke manier mijn geld verdiende. Ik hoef maar te lachen en ze staan al binnen.
Tussen de klanten door worden we door de lieve, behulpzame boodschappenman voorzien van alles wat we wensen. Uiteraard tegen betaling. Behalve de boodschappen voorziet Nico, zo heet de man, ons ook van alle informatie over de buurt. Zo komen we erachter dat we tegen twaalven wel kunnen stoppen omdat er dan geen droog brood meer te verdienen is.
Groot is de schok als ik twee weken later bij Opsporing Verzocht zie dat Nico op wrede wijze is vermoord. De dader is spoorloos.
Zo gemakkelijk als we ons geld in Groningen verdienden, zo moeilijk ging het in Den Haag. Van klanten hadden we gehoord dat we in de Geleenstraat moesten zijn. De andere straat, de Doubletstraat, was voor de goedkopere types. Met de ervaringen en verdiensten van Groningen in ons achterhoofd hadden we optimistisch als we waren voor 230 euro per stuk twee kamers weten te bemachtigen voor de dag en de avond. Voor alle zekerheid, en omdat we ons paspoort niet aan wildvreemden wilden meegeven, hadden we ieder een kopie gemaakt van onze pas. Maar omdat we Nederlands spraken interesseerde het de huisbaas niet aan wie hij nu precies een kamer had verhuurd. En op de vraag of we een bonnetje konden krijgen zei hij dat we daarvoor eerst een maand onafgebroken bij hem gewerkt moesten hebben.
De kamers waren hier nog slechter dan in Amsterdam. Behalve dat je elk moment door je bed kon zakken was het vies. Heel vies. Gelukkig had Mary haar fles ontsmettingsmiddel mee, zodat we de boel eerst goed konden schoonmaken voordat we onze koffers uitpakten.
De klanten waren al niet veel beter. Ja, als we voor dertig euro zonder condoom hadden willen pijpen om het neukend af te maken met condoom, dan hadden we misschien meer kunnen verdienen, maar we bedankten allebei voor dat aanbod. Tegen twaalven gingen we naar huis met een lege maag omdat we alleen een broodje hadden kunnen scoren bij de broodjeskraam op de hoek. En met de verdiensten was het helemaal triest gesteld. In de portemonnee van mijn vriendin zat 300 euro en in de mijne 150.
In Utrecht was het ook bedroevend. Ik had gelezen dat je daar eerst door een soort screening van de GGD moest. Pas als zij een pasje hadden verstrekt mocht je een kamer huren. Om die reden wilde ik Utrecht overslaan. Maar Mary was via een oud-collega te weten gekomen dat de huisbazen ook zonder de goedkeuring van de GGD een kamer aan een Nederlandse wilden verhuren. We kwamen niet terecht in een huis, maar op een boot, die we met veel moeite voor een dag hadden kunnen huren. Eigenlijk mocht het alleen per week. 250 euro moesten we betalen. Ook hier geen bonnetjes, of verdere controle van onze papieren. Wat de inrichting betrof zou de Arbodienst hier ook eens een kijkje moeten komen nemen. En de verdiensten waren al niet veel beter. Na zes uur kreeg ik mijn eerste klant en na twaalf uur werken moest ik nog 50 euro uit mijn eigen portemonnee pakken om de huur te betalen.
In Haarlem kwamen we bij ’t Poortje terecht. Zowel mijn vriendin als ik had het gevoel dat we incheckten in een hotel in plaats van in een bordeel. We arriveerden om elf uur en boekten een kamer voor de dag en de avond, voor 250 euro. Dat was behoorlijk prijzig omdat we maar tot twaalf uur mochten blijven, maar we kregen tenminste netjes een bon, met btw. Ook werd een kopie van ons paspoort gevraagd en ons uitgelegd hoe alles werkte. Vervolgens werden we door de gastvrouw, zo noemden ze de verhuurster daar, naar de keuken gebracht, waar we tot onze verbazing een ontbijt kregen, een badjas en genoeg handdoeken om drie keer in bad te gaan. Daarna kwamen we in een kamer terecht waar ik ook privé wel een paar dagen had willen doorbrengen. Alles was spic en span, er was een douche en een televisie en hij was ook heel gerieflijk ingericht. Tegen drieën kregen we via de huistelefoon te horen dat we werden verwacht in de woonkeuken, waar de snacks inmiddels klaarstonden. En tegen zessen werden we erop geattendeerd dat het avondeten werd opgediend. Drieënhalf uur later volgden de avondsnacks. Dat we tussendoor ook nog klanten moesten afwerken vonden Mary en ik gewoon jammer. En qua verdiensten: we vertrokken beiden met een gevulde portemonnee.
Op de terugweg bedacht ik hoe jammer het was dat ik nu pas achter het bestaan van ’t Poortje was gekomen. Dan waren de vierenhalf jaar die ik in de prostitutie heb gezeten, hoe zwaar het werk ook was, veel fijner, veiliger, gezelliger en bovenal menselijker geweest.