25

 

Irene gaat ook stoppen

 

 

 

‘Heb je het laatste nieuws al gehoord? Je vriendin Irene is er met een rijke stinkerd vandoor!’ zegt Mary tijdens ons dagelijkse gezamenlijke koffiemomentje. Ik kijk haar verbaasd aan en vraag hoe ze daarbij komt. ‘Van de huisbaas gehoord. Die had het op zijn beurt weer van haar huisbaas. Het zijn toch altijd de verkeerden die geluk hebben,’ zegt ze smalend. De jaloezie in haar stem ontgaat me niet.

Ik zou haar het liefste door elkaar willen schudden en zeggen dat ze er niet vandoor is met een rijke stinkerd maar kanker heeft. Maar ik beheers me gelukkig. Ik heb Irene namelijk met de hand op mijn hart moeten beloven om er met niemand over te praten. ‘Wist jij dat?’ Ik schud van nee, en doe verontwaardigd omdat ik dit nieuws van haar moet horen en niet van Irene zelf.

‘Zo zie je maar, schat. Die Tessa had dezelfde streken, weet je nog?’ Ik antwoord niet. ‘Ze zijn allemaal hetzelfde en niet te vertrouwen. De ene dag zijn ze je zogenaamde beste vriendin, om er de volgende dag met de eerste de beste hoerenloper vandoor te gaan en jou hier als een stuk vuil achter te laten. Ik ben er klaar mee. Ik denk alleen nog maar aan mezelf.’

Ik knik zo begrijpend mogelijk. ‘Ik zal haar straks eens bellen,’ zeg ik en verander snel van onderwerp. Mary heeft echter nog meer nieuws voor me, en wel over de mol die die stukken op zaterdag in de krant schrijft. Ik schuif iets dichter naar haar toe. ‘Ik weet bijna zeker wie daarachter zit,’ zegt ze op mysterieuze toon. Ik voel mijn hartslag versnellen. Ik heb het onderwerp van de schrijvende collega tot nu toe steeds angstvallig vermeden, maar nu is er, net als een paar dagen geleden bij mijn psychiater, geen ontkomen aan.

De schrijvende collega is trouwens het gesprek van de dag op de Wallen. Iedereen, van mijn collega’s tot en met de sigarenboer waar ik regelmatig mijn sigaretten koop, is ermee bezig. En stuk voor stuk beweren ze te weten wie het is. De ene keer is het een verbitterde ex-prostituee, of de ex-vrouw van een kamerverhuurder. Dan weer is het een journalist van de krant zelf die die stukken schrijft. Gelukkig heeft tot nu toe nog niemand mijn kant op gekeken. Ik houd me steevast van de domme en doe alsof het me totaal niet interesseert. Het is maar goed dat ik hier nog maar een paar weken hoef rond te lopen, want de spanning dat ik ieder moment kan worden ontmaskerd stijgt met de dag.

‘Ze zeggen dat het die blonde is die tot voor kort aan het begin van de gracht zat. Dat was altijd al zo’n wijsneus. Je weet toch wie ik bedoel?’

En of ik weet over wie ze het heeft. Mary legt omstandig uit waarom ze die blonde is gaan verdenken. ‘Ze zat nota bene altijd met een boek voor haar raam, alsof ze de vrouwelijke versie was van professor Barrabas. En daar trok ze dan een voornaam gezicht bij. Alsof ze zich ver verheven voelde boven ons. Maar niemand kan mij voor het lapje houden. Ik kom altijd achter de waarheid. Trouwens, die show van haar was nergens voor nodig. Want behalve dat ze ook eens bijna gewurgd is zat ze net als wij dik in de schulden, las ik in die krant. En dan met zo veel poeha over de gracht durven lopen.’ Mary trekt een vies gezicht. ‘Ik moet niks van dat soort wijven hebben.’

Ik maak een afwerend gebaar en zeg dat ik het helemaal met haar eens ben. ‘Een paar weken geleden is ze van de ene op de andere dag verdwenen,’ vertelt Mary. Het is duidelijk dat ze ervan geniet mij al deze informatie te kunnen verstrekken. ‘Ik denk dat de grond haar te heet onder de voetjes werd, ze zal intussen ook wel te weten zijn gekomen wat ze hier doen met loslippige types. Als bepaalde huisbazen haar te pakken krijgen, dan hoop ik voor haar dat ze heel hard kan rennen.’

Opnieuw voel ik mezelf een kleur krijgen. Wat dat betreft is het maar goed dat onze kamers zo slecht verlicht zijn en ze niets doorheeft. ‘Kijk. Dat vrouwmens heeft natuurlijk wel een punt, er is geen woord van gelogen. Maar of zo’n krant nou de beste manier is om dat allemaal naar buiten te brengen, dat betwijfel ik toch. Ze loopt er een enorm risico mee en ik ben bang dat het niet zoveel zal veranderen. Die kamerverhuurders zullen zich echt niks aantrekken van die tuthola d’r schrijfsels. Dus die bonnentoestand waar ze het over heeft blijft natuurlijk hetzelfde. Zij bepalen en wij betalen. Net zoals we altijd zes dagen moeten afdokken, maar twee weken vakantie per jaar krijgen en zelfs moeten doorbetalen als we ziek zijn. Hoe wil de overheid of de politie dat gaan controleren? Niet dus. Het is ons woord tegen dat van die huisbazen of de politie, daar win je het nooit van.

Maar het beste verhaal vond ik toch dat over die vakbond. Ik heb dat wijf van die vakbond sindsdien nooit meer gezien, hier niet en op de televisie niet. Maar dat is natuurlijk een kwestie van tijd. Binnenkort zal er wel weer ergens een potje met geld te vergeven zijn. Moet jij eens opletten hoe snel ze dan weer op de brug staat met haar wapperende haartjes en een stuk of wat camera’s om zich heen.’

‘Wie staat er met camera’s?’ vraagt Anneke nieuwsgierig als ze binnenkomt.

‘Ah schat, we hadden het over dat stuk in de krant over dat wijf van de vakbond.’

‘O, van onze geheime agente,’ zegt Anneke. ‘Ja, ik vraag me ook nog steeds af wie het is. Terwijl ik de meeste Hollandse vrouwen wel ken. Maar mijn vent zegt dat het net zo goed een buitenlandse griet kan zijn, die hier een boekje opendoet om op die manier alsnog hier te kunnen blijven.’

Mary valt Anneke in de rede. ‘Vergeet het. Die buitenlandse grieten die praten niet. Neem van mij aan dat het die blonde is waar ik het over had.’

‘Ach, wat kan mij het verdommen wie het is,’ zegt Anneke. ‘Ze spreekt in ieder geval wel de waarheid. Heel veel dingen die ik tot nu toe heb gelezen komen me bekend voor, ze hadden mij wel effe mogen vragen of ik ook nog wat had. Dan hadden ze er een extra editie bij kunnen drukken. Dit was nog maar het topje van de ijsberg. En neem van mij aan dat iedereen dat ook dondersgoed weet. Vandaar dat ze allemaal druk doende zijn om hun straatje schoon te vegen. Want dat hier op termijn ellende van gaat komen kan zelfs de grootste Wallenmongool bedenken. De politie is intussen ook al begonnen met vegen. Van de week stonden ze hier plotseling voor mijn raam en vriendelijk dat ze waren. Zegt die kerel: “Heb je even een paar minuten om wat vragen te beantwoorden?” Ik zeg: “Wat voor vragen? Ik heb niks te beantwoorden.” Bleek het over de huisbaas te gaan. Ze wilden opeens weten hoe die ons behandelde. Ik heb ze uit wandelen gestuurd en gezegd dat ik geen verraaier ben.’

‘O?’ zegt Mary verwonderd. ‘Ik heb niemand gezien. Niet dat ik met die kit zou praten, maar ik heb ze ook niet gezien.’

‘Ik ook niet,’ zeg ik.

‘Dan waren jullie zeker bezet. Wees blij. Die kerel had een hele vragenlijst in zijn klauwen. Maar zoals ik al zei, ik had er geen trek in. Wat heeft het trouwens ook voor zin. De politie is net zo corrupt als de rest. Ik ga pas met ze praten als ze eerst al die buitenlandse grieten hier hebben verjaagd, zodat wij tenminste weer een fatsoenlijke boterham kunnen verdienen.’

Ik kijk op mijn horloge en zie dat het al na twaalven is. Aangezien ik om vijf uur alweer moet stoppen omdat ik nog een paar boodschappen moet doen voordat ik bij mijn vriendin op bezoek ga, laat ik mijn twee collega’s achter en ga aan het werk.

 

‘Waarom stop jij ook niet, Irene,’ zeg ik als ik ’s avonds bij haar in het ziekenhuis ben. Gelukkig heeft haar dokter ervoor gezorgd dat ze op een eenpersoonskamer ligt. Irene is de enige die weet dat ik over een paar weken ga stoppen. Sindsdien hebben we het er regelmatig over gehad of zij ook niet moet stoppen. Even leek het erop dat ze om was en er ook de brui aan zou geven, om zich op de rondleidingen te kunnen storten. Maar na een paar weken zag ze er toch vanaf. Zogenaamd omdat ze haar talen niet sprak.

 

Een paar dagen daarna kwam ze echter met een nieuw plan. Ze zou een vrijschool beginnen. Dat lag dichter bij het werk dat ze al zo veel jaren had gedaan, zei ze. Het idee van de vrijschool had ze opgedaan bij een vroegere collega. Die was zo’n school begonnen omdat ze erachter was gekomen dat veel mannen niet wisten hoe ze zich moesten gedragen in bed. Volgens haar vroegere collega was het een gat in de markt, omdat haar methode veel leerzamer was dan wanneer die mannen hun kennis uit boeken of films moesten halen. ‘Die vrouw heeft het goed bekeken. Je huurt een studio voor een honderdje of zes, richt het in, je adverteert op gespecialiseerde websites, en je bent vertrokken. Moet je eens kijken hoeveel duizenden euro’s aan kamerhuur je alleen dat al scheelt in de maand. Je verplicht de klanten een abonnement te nemen van 1000 euro en daarvoor krijgen ze zes lessen. En aan het einde geef je ze een diploma dat je een vrijbewijs noemt.’ En dat was nog niet alles, want die voormalige collega beloofde volgens Irene haar klanten ook nog een levenslange korting van 10 procent op alle verdere bezoekjes. Dus qua klantenbinding zat het ook meteen snor.

Maar ook dit idee sneuvelde na een week toen mijn vriendin erachter kwam dat het in Amsterdam tegenwoordig bijna onmogelijk is om zonder vergunningen zo’n soort bedrijf te beginnen. Ik was er niet rouwig om. Nu stond de deur om definitief te stoppen tenminste weer op een kier.

 

Sinds ik wist dat Irene borstkanker had probeerde ik zoveel mogelijk in haar buurt te zijn. Want behalve mij had ze niemand op wie ze kon terugvallen. Alleen al om die reden wilde ik er zoveel mogelijk voor haar zijn. Behalve dat ik haar op emotioneel vlak probeerde te steunen, nam ik haar ook zoveel mogelijk de praktische zaken uit handen. Ik deed de boodschappen, zorgde voor de was en maakte haar huis schoon. Hoewel ik de meeste huishoudelijke klusjes haatte deed ik ze bij haar met het grootste plezier.

Gisteren is ze geopereerd. De arts heeft het knobbeltje weggesneden en enkele klieren onder haar oksel verwijderd. De weg naar herstel wordt lang. Want om er zeker van te zijn dat haar klieren helemaal schoon worden krijgt ze na de chemo ook nog bestralingen, en volgens de dokter duurt het minimaal een jaar voordat ze weer een beetje de oude is.

Nog steeds heeft ze haar kamer niet opgezegd, ook al weet ze dat ze voorlopig niet terugkomt. Op mijn vraag of het nu niet echt tijd is om te stoppen haalt ze lusteloos haar schouders op. ‘Ik stoppen? Ik kan niks anders, lieverd. En al zou ik willen stoppen, dan nog zou het financieel niet kunnen. Ik heb veel te hoge lasten om die met een gewone baan te kunnen betalen. Ik neem tenminste niet aan dat je bij de HEMA achter de vleeswaren en het gebak tegenwoordig een ruggetje of vijf kunt verdienen,’ antwoordt ze cynisch. ‘En met het spaargeld dat ik in de afgelopen twaalf jaar heb verdiend kan ik ook al geen potten breken. Binnen de kortste keren zou ik weer in de financiële problemen zitten en terug bij af zijn. Alleen al mijn huur bedraagt 1200 euro! Nee, ik zie mezelf bij leven en welzijn nog wel een jaartje of tien doorgaan.’

Maar zo gemakkelijk komt ze niet weg. ‘Weet dat je meer dan welkom bent in mijn huis, mocht het nodig zijn?’ zeg ik. ‘Dus wat let je?’

‘Je kunt het allemaal zo lekker eenvoudig uitleggen, vriendin. Maar in het echte leven loopt het meestal anders.’

‘Ik heb onlangs met mijn dokter gesproken over dat uitstapprogramma van de gemeente. Zij schijnen je met van alles en nog wat te helpen,’ probeer ik opnieuw. ‘Dit is dé gelegenheid om de boel de boel te laten.’ Ik wil koste wat kost nog een poging wagen haar over te halen om een nieuwe start te maken. ‘Zal ik eens informeren?’

Of ze het nou echt wil of het gewoon doet om van mijn gezeur af te zijn weet ik niet, maar tot mijn verbazing knikt ze dat het goed is. Informeren kan geen kwaad. Terwijl ze dat zegt verbeeld ik me in haar ogen te zien dat ze diep in haar hart niets liever wil.

 

‘P&G, goedemiddag,’ klinkt het vriendelijk vanaf de andere kant van de lijn. ‘Hallo, ik bel om wat informatie te krijgen over het uitstapprogramma,’ zeg ik.

‘Ik verbind je door!’ Snel kijk ik op mijn briefje waarop ik de punten heb geschreven waarover ik informatie wil. Huisvesting, uitkering, omscholing, gesprekken met een psycholoog. Alles staat erop.

P&G 292 ken ik al een paar jaar van naam. Ik heb ooit eens een visitekaartje gekregen van twee medewerkers die me bezochten op mijn werk. Ze hadden me toen bijna gesmeekt of ze niet iets voor me konden betekenen. Ik had vriendelijk bedankt, maar het kaartje bewaard. Als ik afga op dat gesprek, zoals ik het me herinner, moet geen zee hun te hoog gaan.

 

Later kwam ik er bij toeval achter dat de gemeente en de overheid P&G sponsorden met een paar miljoen per jaar om het uitstapprogramma uit te voeren. Toen snapte ik hun enthousiasme nog beter. Voor dat bedrag zou ik ook wervend langs de ramen op de Wallen lopen, dacht ik bij mezelf toen ik dat hoorde.

Voorlopig hing ik al bijna tien minuten aan de lijn. Om de tijd te doden tikte ik verveeld het websiteadres van P&G 292 nog even in op mijn iPad. Onder het kopje ‘Uitstaptraject aangeboden’ lees ik: ‘Hulp en begeleiding voor wie wil stoppen met de prostitutie, psychosociale hulpverlening, bijvoorbeeld bij stress in je werk of privé.’ Als zij ons niet kunnen helpen, dan kan niemand het, denk ik hoopvol.

‘Sorry voor het lange wachten’, verontschuldigt de vrouw zich als ik na een kwartier wachten eindelijk aan de beurt ben. ‘Het is zo druk!’ Ik lach in mezelf en stel me voor dat al mijn collega’s zich hebben aangemeld voor het uitstapprogramma en dat de Wallen op slot gaan wegens gebrek aan prostituees. Ik vertel de vrouw waarom ik bel en leg haar de situatie van Irene en mijzelf uit.

‘U en uw vriendin willen dus stoppen?’ vat de vrouw even later samen. ‘Hebben jullie schulden?’

‘Nee, gelukkig niet meer,’ zeg ik, oprecht blij.

‘O,’ klinkt het hoorbaar teleurgesteld. ‘Geen schulden?’

‘Nee, de financiën zijn onder controle,’ zeg ik naar waarheid.

‘Dat hoor je niet vaak,’ zegt de vrouw. ‘Meestal is dat een van de redenen om bij ons aan te kloppen. Maar goed. Samenvattend: jullie zijn dus op zoek naar een nieuw huis omdat het huis waarin u beiden nu woont te duur is, u wilt een tijdelijke uitkering totdat u een baan heeft en in het geval van uw vriendin totdat ze beter is en ze weet wat ze eventueel kan gaan doen, want ze heeft al heel lang niet gewerkt en ook geen opleiding?’

‘De prostitutie is anders ook werk, hoor,’ corrigeer ik de uitstapconsulente. In gedachten zie ik mezelf het goede nieuws aan mijn vriendin vertellen. Zou het dan toch lukken? ‘En nu we toch bezig zijn,’ zeg ik, ‘een psycholoog zou ik ook wel fijn vinden, want ik zit nog wel met een paar zaken waar ik niet alleen uit kom.’

Het antwoord zet me meteen weer met beide voetjes op de grond. Aan onze huisvesting kunnen ze niets doen, om de doodeenvoudige reden dat de gemeente in dit soort gevallen nooit een urgentie afgeeft. Dat hebben ze immers al vaker geprobeerd, beweert ze. ‘U heeft beiden wel een inschrijving bij Woningnet?’ Ik antwoord bevestigend, maar zeg dat het nog een kleine tien jaar kan duren voor we voor een woning in aanmerking komen. Dat heeft de vrouw bij Woningnet me vanmorgen al laten weten.

De vrouw van het uitstapprogramma snapt mijn teleurstelling, zegt ze. Maar daar kan ze nu eenmaal niets aan veranderen. Regels zijn regels. Trouwens, ze heeft nog meer slecht nieuws. Omdat we beiden in een te duur huis wonen komen we ook niet in aanmerking voor een uitkering. En alsof dat nog niet genoeg is moet ze bekennen dat ze eigenlijk ook niet zomaar een sessie bij de psycholoog kan toezeggen. Dat kan alleen als de maatschappelijk werker dat nodig acht, dus als ik van de diensten van een psycholoog gebruik wil maken moet ik eerst op gesprek bij haar.

De moed zinkt me in de schoenen. Tot nu toe is er weinig over van het enthousiasme dat de uitstapdames een paar jaar geleden nog aan de dag legden. Maar gelukkig heeft ze toch ook goed nieuws! Ik klem de hoorn nog dichter tegen mijn oor om niets te missen van wat ze te zeggen heeft. Een onderzoekje om te kijken welke baan eventueel geschikt is voor mijn vriendin moet mogelijk zijn.

Ik kan mijn teleurstelling nauwelijks verbergen en zeg haar dat we dus nog even ver zijn als een halfuur geleden. Dat we hiermee totaal niet geholpen zijn kan ze maar moeilijk begrijpen. Snibbig klinkt het vanaf de andere kant van de lijn: ‘U heeft toch ook een eigen verantwoordelijkheid. Wij zijn er om u bij te staan. Maar dat wil niet zeggen dat we u als vanzelfsprekend met van alles en nog wat kunnen helpen!’

Ik voel mijn nekaderen opzwellen en tel om rustig te blijven in gedachten tot vijf. ‘Natuurlijk. Maar ik dacht dat jullie echt hulp boden! Zonder uitkering en een betaalbaar huis zal het in ieder geval voor mijn zieke vriendin heel moeilijk worden om ermee te stoppen,’ zeg ik. ‘En dat vind ik om het netjes te zeggen heel erg jammer. Dat snapt u toch wel?’ Ik voel hoe de tranen van machteloosheid over mijn wangen lopen. Vanaf de andere kant van de lijn wordt begripvol gereageerd, maar daar heb ik natuurlijk weinig aan. Ik bel niet voor begrip maar voor daadwerkelijke hulp.

Na enig nadenken zegt ze dat er nog één mogelijkheid is om op onze hulpvraag in te gaan. Als we daarmee akkoord gaan kunnen we zelfs op korte termijn voor zowel een huis als een uitkering in aanmerking komen. Ik veeg met de mouw van mijn T-shirt de tranen van mijn gezicht terwijl ik met de andere hand gespannen de hoorn tegen mijn oor geklemd houd. Zou het dan toch lukken? Op een toon alsof ik heel dankbaar moet zijn hoor ik: ‘Als jullie nu eens je spullen opslaan in een container en jullie dan melden bij de daklozenopvang van het Leger des Heils. Dan heb je kans dat jullie na verloop van tijd misschien wél voor een urgentie in aanmerking komen,’ zegt ze opgetogen. ‘En dan krijgen jullie ook nog eens leefgeld!’

Zonder nog wat te zeggen verbreek ik de verbinding. Een halfuur zit ik alleen maar voor me uit te staren, om vervolgens in een onbedaarlijke huilbui uit te barsten. Als het allemaal niet zo triest was had ik er misschien nog wel om kunnen lachen. Maar er valt niets te lachen. Hoe moet ik dit nieuws in godsnaam aan mijn vriendin vertellen?