24

 

De laatste loodjes

 

 

 

‘Waar zit jij? Ik probeer je al een week te bereiken!’ zeg ik opgelucht als ik Irene eindelijk aan de telefoon heb. ‘Ik ben thuis,’ klinkt het zwakjes vanaf de andere kant van de lijn.

‘Ben je ziek? Je klinkt zo raar!’

Ik hoor een diepe zucht. ‘Ik heb last van een griepje,’ antwoordt ze.

‘Waarom heb je me dan niet gebeld?’

Iets in me zegt dat ze liegt en dat maakt me nog ongeruster. ‘Moet ik jou bellen om te zeggen dat ik griep heb? Wat wil je daaraan veranderen?’ klinkt het.

‘Ik geloof niet dat je griep hebt. Je klinkt anders. Er is iets wat je voor me verzwijgt. Ik kom straks na de dokter bij je langs.’

Weer klinkt een diepe zucht. ‘Doe wat je niet laten kan. Ik zie je wel verschijnen.’

‘Moet ik nog wat voor je meenemen?’

‘Sigaretten, veel sigaretten.’ Mijn vriendin die om sigaretten vraagt, terwijl ik haar al die jaren nooit heb zien roken!

 

‘Dus je gaat stoppen?’ vraagt mijn psychiater als ik hem vertel dat ik het geld voor mijn laatste twee termijnen bij elkaar heb gesprokkeld.

‘Ja, maar niet meteen,’ antwoord ik. Ik heb met mezelf afgesproken om nog een paar weken door te werken, zodat ik een buffertje heb om de eerste maanden door te komen.

Mijn dokter kijkt me verwonderd aan. ‘Je weet volgens mij best dat dit antwoord een uitvlucht is. Je hebt recht op een uitkering zolang je geen inkomsten hebt, dus als geld een reden is om daar langer te blijven werken, kun je er vandaag al mee stoppen.’ Ik trek een vies gezicht. ‘Zoals je weet houd ik niet van uitkeringen. Het zit gewoon niet in me om mijn hand op te houden. Die paar weken zullen ook het verschil niet maken.’

Er valt een beklemmende stilte in de spreekkamer. Hij is me aan het uitdagen, zeg ik tegen mezelf. Het ‘stoppen’-gesprek hebben we het afgelopen jaar al een paar keer gevoerd, en telkens wilde hij weten of ik al een datum had geprikt. Zolang ik dat niet deed, zou ik het stoppen voor me uit blijven schuiven, meende hij.

Volgens mij was dat niet waar. Ik wilde niets liever dan stoppen, maar wel op een verantwoorde manier. Wat had ik eraan om er de brui aan te geven als ik meteen weer in de financiële problemen zou raken? ‘Ik heb nu een kleine 4000 euro spaargeld,’ verbreek ik de stilte. ‘Als ik er 15 heb, dan stop ik.’

Mijn dokter fronst zijn wenkbrauwen en kijkt me strak aan. ‘En je denkt die 11.000 in een paar weken te kunnen verdienen?’

Ik knik. ‘Het is de laatste weken iets drukker. Als ik zuinig leef en hard werk, heb ik dat geld als het een beetje meezit over hooguit een maand.’

‘Aha,’ zegt hij, met een grijns op zijn gezicht. ‘Vijf minuten geleden waren het nog een paar weken en nu is het al een maand!’

‘Dan loop ik nog op schema,’ verdedig ik mezelf. ‘Ik betaal volgende maand 6000 aan de deurwaarder, terwijl ik er normaal gesproken maar drie hoef te betalen.’

Mijn therapeut pakt zijn agenda en bladert erin. ‘Dus we spreken nu af dat je op maandag 31 oktober stopt?’

‘Geen enkel probleem,’ antwoord ik. Om hem duidelijk te maken dat het me ernst is pak ik ook mijn agenda uit mijn tas en schrijf ik in grote letters bij 31 oktober: STOPPEN. VOORBIJ. FINITO.

Als ik mijn agenda weer in mijn tas heb opgeborgen zie ik een tevreden lach op zijn gezicht. ‘Heel goed, Patricia,’ knikt hij me bemoedigend toe. ‘Vanaf nu kun je aan het werk om alles goed af te sluiten en je voor te bereiden op je nieuwe toekomst. Te beginnen met het opzeggen van je kamer.’

Ik schud mijn hoofd. ‘Op de Wallen doen ze niet aan opzeggingen,’ leg ik hem uit. ‘Je vertrekt even onverwacht als je gekomen bent. Als ik nu al zeg dat ik over een maand ga stoppen, lig ik er meteen uit. En vind maar eens een nieuwe kamer in zo’n korte tijd. Mij niet gezien.’

‘Ik heb nog een ander punt. Heb je wel eens van het uitstapprogramma van de gemeente gehoord?’ vervolgt mijn therapeut nadat we samen hebben doorgelopen wat ik de komende weken allemaal moet regelen, en dat is niet weinig. Om te beginnen mijn huisvesting. Zonder goede baan kan ik niet langer dan een maand of zes in mijn huidige woning blijven. De huur en alle vaste lasten kan ik met het geld dat ik heb gespaard of eventueel met een normaal inkomen niet opbrengen. Ik heb me jaren geleden al ingeschreven bij Woningnet, maar aangezien de gemiddelde wachttijd daar zo’n tien jaar bedraagt kan het nog jaren duren eer ik aan de beurt ben.

Van de herder van de Wallen heb ik al eens gehoord dat ik niet de enige ben met dit probleem. Sommige vrouwen zijn alleen al om die reden op de Wallen blijven werken. Maar voor de gemeente is dat, ondanks het feit dat er miljoenen in het uitstapproject zijn gestoken, blijkbaar geen reden om urgentieverklaringen af te geven. Verder wordt het een hele toer om nu het crisis is en de banen niet voor het oprapen liggen een goede baan te vinden. En dan is er nog het gat in mijn CV. Ik moet dat CV zodanig aanpassen dat het buitenstaanders niet opvalt dat ik er een paar jaar tussenuit ben geweest. En dit zijn nog maar een paar praktische zaken waar ik tegenaan loop.

 

‘Ik las een tijd geleden in de krant dat de gemeente speciaal voor vrouwen die willen stoppen met het werk een instantie heeft aangewezen die daarmee kan helpen.’ Ik knik en zeg dat ik via via ook al gehoord heb van dat uitstapprogramma. ‘Het is heel belangrijk dat jij je professioneel omringt met mensen tegen wie je niet hoeft te liegen over je verleden. Je moet vrijuit kunnen spreken om je uitstappen tot een succes te maken,’ benadrukte mijn psychiater. ‘Daarnaast is het belangrijk om een luisterend oor te hebben, zodat je al je ervaringen van de afgelopen jaren een plaats kunt geven. Want denk niet dat je zomaar zonder enige vorm van hulp kunt stoppen. Daarvoor heb je eenvoudigweg te veel meegemaakt.’

Ik kijk hem niet-begrijpend aan. Ik heb hém toch! ‘Natuurlijk kan ik je helpen, maar zij bieden behalve gespecialiseerde geestelijke bijstand ook de helpende hand met allerhande praktische zaken, zoals het op orde krijgen van je financiën, het vinden van betaalbare huisvesting, sollicitatietrainingen, et cetera,’ legt hij me geduldig uit. ‘Als je wilt kan ik wel eens voor je informeren waar ze zitten en hoe je het beste met ze in contact kunt komen.’

Ik schud mijn hoofd en zeg dat dat niet nodig is. Ik weet bij wie ik moet zijn. Ik heb ze in het verleden immers meer dan eens aan mijn deur gehad.

 

Bij het afscheid informeert mijn dokter langs zijn neus weg of ik de serie verhalen van een prostituee op de Wallen, die al wekenlang op zaterdag in de krant staat, heb gelezen. Ik voel mijn gezicht vuurrood worden, maar houd me van de domme. Zo verrast mogelijk vraag ik waarover hij het heeft. ‘Een prostituee die haar leven beschrijft. Iedere zaterdag in Het Parool. Je moet dat absoluut eens lezen,’ zegt hij. ‘Ze doet me aan je denken. De overeenkomsten tussen jullie zijn treffend.’ Ik veins opnieuw verbazing. ‘Eerlijk gezegd was ik ervan overtuigd dat jij dat was. Vooral toen ik de aflevering had gelezen waarin ze bijna werd gewurgd door een klant. De beschrijving van de man, de aanloop tot zijn misdaad, de reacties van haar collega’s, de brief, alles was identiek aan jouw verhaal.’

Ik schud niet-begrijpend mijn hoofd. ‘Je moest eens weten hoeveel collega’s moeilijkheden met hun klanten hebben en meestal gaat dat om een verliefde klant!’ antwoord ik luchtig.

Hij knikt begrijpend. ‘Ja, deze was ook verliefd, dat vergat ik je nog te zeggen!’

Opnieuw voel ik mezelf vuurrood worden. Het kan niet anders of ik ben door de mand gevallen. Nogmaals zegt hij dat de gelijkenissen tussen mij en die schrijvende collega treffend zijn. ‘Als jij dat niet bent, hebben we te maken met iemand die meer van dit soort misdrijven op zijn geweten heeft. We hebben het er de volgende week wel over. Misschien moet je er toch maar eens over nadenken of je niet alsnog aangifte wilt doen tegen die man. Want als we hier te maken hebben met een veelpleger moeten we daar actie tegen ondernemen. Ik zal eens kijken of ik die aflevering nog ergens heb liggen. Dan moet je die eerst maar eens lezen.’

 

‘Kan ik een afspraak met mevrouw Van Amerongen maken?’ vraag ik de secretaresse van de deurwaarder.

‘In welk dossier belt u?’ klinkt het zakelijk vanaf de andere kant van de lijn. Ik noem haar mijn naam en het dossiernummer. Het verbaast me enigszins dat ze mijn naam na bijna vierenhalf jaar nog steeds niet kent. Gewoonlijk kwam ik steeds op de eerste maandag van de maand onaangekondigd langs om mijn 3000 euro te betalen. Van Amerongen had ik al meer dan twee jaar niet gezien of gesproken. Maar nu ik mijn laatste deel van mijn schuld ga betalen, wil ik haar nog een keer zelf zien. ‘De deurwaarder is met vakantie. Als u mij uw telefoonnummer geeft bel ik u terug zodra de deurwaarder weer op kantoor is. Ik kan en mag nu geen afspraken maken,’ klinkt het bits.

 

‘Ik heb geen zin om er omheen te draaien. Ik heb van de week te horen gekregen dat ik borstkanker heb, met uitzaaiingen in twee klieren. Overmorgen word ik geopereerd, daarna krijg ik vermoedelijk chemo en volgen er nog achtentwintig bestralingen.’

Er klinkt geen enkele emotie in de stem van Irene als ik tweeënhalf uur later bij haar thuis op de bank zit. Ik hap naar adem. Het duurt zeker tien minuten voordat ik mezelf weer een beetje onder controle heb. Irene, die intussen naast me op de bank is komen zitten, probeert me te troosten en wrijft zachtjes over mijn rug terwijl de tranen over mijn wangen stromen.

‘En nou is het genoeg geweest met dat gejank, gevoelige doos,’ zegt ze, en ze drukt me een glas water in mijn handen. Met een hoofdknik gebaart ze dat ik een slok moet nemen. ‘Ik ben niet van plan om dood te gaan, dus stoppen nu.’

Ik kijk haar aan en zie dat ze zelf ook rode ogen heeft. Die constatering is genoeg om wederom in huilen uit te barsten. Ik voel me zo schuldig dat ik er de afgelopen dagen niet voor haar ben geweest, terwijl zij er de afgelopen jaren altijd voor mij was. ‘Is het nou genoeg met dat gejank? Daar worden die tieten niet beter van, schat! Ik ga thee zetten en als ik terugkom zit jij hier op de bank het zonnetje te zijn.’ Ondanks de trieste situatie krijgt ze me toch aan het lachen.

 

Een halfuur later vertelt ze me hoe ze bij toeval ontdekte dat er iets mis was. ‘Ik was aan het werk en kreeg de tietenklant. Je kent hem wel, die lange snaak van eind twintig met dat vreselijke, pokdalige gezicht, die hier altijd als een hijgend hert over de gracht loopt op zoek naar grote tieten.’

Ik weet meteen over wie ze het heeft. De tietenklant, 200 euro voor een uurtje tieten knijpen. Hij is ook bij mij een keer langs geweest, maar ik werd bloednerveus van dat gefriemel aan mijn borsten en zei dat hij in het vervolg maar naar een ander paar borsten op zoek moest gaan. Diep beledigd was hij vertrokken. Sindsdien werd ik straal genegeerd als hij voorbij mijn raam liep.

‘Hij was al zo vaak bij me geweest, dus ik wist wat ik kon verwachten. Eerst een halfuur op de stoel en vervolgens nog een halfuurtje op bed. Na tien minuten op de stoel stopte hij ineens, en eerlijk gezegd was ik daar wel blij mee, want zijn gefriemel irriteerde me dit keer mateloos. Ik had het idee dat hij veel hardhandiger te werk ging dan anders en dat vooral mijn linkerborst het moest ontgelden. Hij zei niks en begon zich meteen aan te kleden. Ik snapte er niks van. Ik zei nog: “Je weet dat ik de HEMA niet ben, hè? Je krijgt je geld niet terug, dat besef je toch?” Hij knikte. Toen hij was aangekleed, ging hij op de rand van het bed zitten. “Irene, ik heb in mijn leven veel tieten mogen onderzoeken en betasten en volgens mij is er wat met die van jou aan de hand. Je moet ze laten nakijken. Ik weet niet wat je geflikt hebt, maar d’r zit een knikker in je linkertiet.”

Ik wees met mijn vinger naar mijn voorhoofd en zei dat hij niet spoorde. Een knikker in mijn tiet, hoe verzon-ie het. Toch hield ik nadat ik hem naar buiten had gebonjourd mijn gordijnen nog even dicht en deed ik het grote licht aan, zodat ik mijn borsten zelf kon onderzoeken. Ik had meer last van mijn linkerborst dan van mijn rechter. En hij voelde ook wat gespannen aan. Maar een knikker kon ik niet ontdekken. Ik was er echter niet gerust op en bevoelde mezelf nog een keer en toen stuitte ik op een knobbel in mijn linkerborst. Ik dacht bij mezelf: krijg nou de pleuris, ik zal me hier toch geen borstkanker hebben. Ik heb me meteen aangekleed en ben even langs de dokter op de Oudezijds gelopen. Dat is wel niet mijn eigen huisarts, maar ik ken die twee huisartsen al jaren van gezicht en ik wist dat ze de prostituees een warm hart toedroegen. Wilde die assistente me eerst niet eens toelaten bij de dokter. Maar ik maakte zo’n kabaal bij de receptie dat de dokter zelf zijn hoofd om de hoek stak om te kijken wat er gaande was. Toen hij mij herkende gebaarde hij naar die muts dat het goed was en kon ik meteen mee naar binnen. Ik vertelde hem wat ik had meegemaakt met die klant en hoe ik daarna zelf op dat knobbeltje was gestuit. Vijf minuten later had hij al een verwijsbrief voor me geschreven. Er zat wel degelijk een knobbel, alleen kon hij aan de buitenkant niet zien of het goed of slecht was.

Hij zei wel: “Irene, ik ben bang dat je even een paar dagen vrij moet nemen. Dit ziet er op het eerste gezicht niet goed uit.” Hij drong erop aan dat ik meteen de volgende dag voor verder onderzoek naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis zou gaan. Hij had de telefoon al in zijn hand om een afspraak te fiksen. Ik zei: “Hoho, dat doe ik zelf wel. Ik moet eerst even aan het idee wennen dat er iets aan de hand is met mijn twee meiden. Het zal wel niet op een dag aankomen.”’

 

Irene buigt zich voorover en pakt een sigaret uit mijn pakje. Ik heb geweigerd sigaretten voor haar mee te nemen omdat ik wist dat ze nooit rookt. Ik kijk haar verwijtend aan. ‘Je gaat nu toch niet roken?’ Ze begint te lachen. ‘Waarom zou ik niet roken? Ik ben vijftien jaar geleden gestopt en krijg alsnog kanker. Roken of niet roken maakt dus geen flikker uit. Dan kan ik er net zo goed weer eentje opsteken, lijkt me.’

Even later vertelt ze dat ze meteen daarna weer aan het werk is gegaan. Ik schud ongelovig mijn hoofd. ‘Ja, ik wist ook wel dat als ik de volgende dag naar het ziekenhuis zou gaan, ik voorlopig niet meer aan werken zou toekomen. Kon ik net zo goed proberen om nog even wat te verdienen.’ Ze neemt een slok van haar inmiddels koud geworden thee. ‘’s Avonds heb ik de huisbaas opgebeld om te zeggen dat ik voorlopig niet kwam. Omdat ik hem niet wilde vertellen wat ik had zei ik dat mijn moeder plotseling was overleden. Ik kon niks beters bedenken. Antwoordt die gek: “Jij hebt een bijzondere moeder, Irene, was dat mens drie jaar geleden al niet overleden?” Was ik dat door de zenuwen toch vergeten. Zo zie je maar, leugens zijn niet mijn specialiteit.’