4
Een belachelijk voorstel
De ‘oplossing’ kwam uit onverwachte hoek, namelijk van mijn nieuwe vriendin Irene, een vrouw van ongeveer mijn leeftijd. Enkele maanden eerder had ik haar in het uitgaansleven leren kennen. Een paar uur na het telefoongesprek met de deurwaarder had ik haar in vertrouwen genomen. Ze had niet eens raar opgekeken toen ik was uitgepraat. Ik wist inmiddels dat zij al jaren aan de kost kwam als prostituee. Daar was ze heel open over. Last van schaamte had ze niet. ‘Wat lijken wij toch op elkaar, meid,’ had ze luchtigjes geantwoord en ze ging er vervolgens eens goed voor zitten. ‘Ik heb ook ooit met het deurwaardersbijltje moeten hakken omdat ik mijn financiële toestand ietwat had laten verslonzen. Ik kan nog steeds woest worden als ik terugdenk aan die etterbak. Ik was emotioneel net zo’n wrak als jij nu, en die galbak dreigde toen, net zoals dat mens nu bij jou, gewoon de boel onder mijn gat vandaan te verkopen als ik niet snel over de brug zou komen. Via het maatschappelijk werk waarnaar ik door mijn huisarts was verwezen kwam ik terecht bij het stadsdeel. Daar was een afdeling waar je je kon melden voor de schuldsanering. Die zouden mij wel even op het juiste financiële spoor terugzetten. Althans, dat was me door die geitenwollen sok van dat maatschappelijk werk verzekerd. Omdat de tijd nogal drong ging ik er meteen de volgende dag heen. Moest ik me trouwens nog een dag voor ziek melden op mijn werk ook.
Kind, wat ik daar heb meegemaakt vergeet ik van mijn leven niet meer. Het leek daar wel Bananasplit. Ik werd te woord gestaan door een kind van amper tweeëntwintig dat er totaal niet uitzag. Je kent ze wel: te dik, verkeerde kleding, geen make-up en tot overmaat van ramp een snor. Zo’n type dus. Ik had bovendien het idee dat ze net van school kwam, niet aan de bak was gekomen en vervolgens, via een Melkertbaan, op een ochtend wakker was geworden achter de balie van dat stadsdeel. Zie je het voor je?’
Ik had er wel beeld bij. ‘En dat gaat jou dan doodleuk vertellen dat ze over een maandje of zes wel eens zouden bekijken of ik überhaupt in aanmerking kwam voor zo’n schuldsanering. Hoor je me? Of ik in aanmerking kwam! Zelfs dat was dus nog niet zeker! En als ik dat geluk al zou hebben, dan zouden ze me op de wachtlijst zetten. En dat was het. Volgende! Toen ik dat wicht vertelde dat tegen die tijd de deurwaarder al lang en breed mijn zooitje onder mijn gat vandaan had verkocht, zei ze doodleuk dat ik dan nog altijd bij de bijstand een lening kon aanvragen om de boel bij me thuis opnieuw in te kunnen richten. En nou jij!’
Mijn vriendin is intussen rood aangelopen en snuift en gebaart dat het een lieve lust is. Dat de overige cafébezoekers het gesprek woordelijk kunnen volgen deert haar al helemaal niet. Deze schande moet verteld worden. Hoe meer mensen hier weet van hebben, hoe beter. ‘Ben je dan van het paadje af of niet?’ vervolgt ze. ‘Dus ik moet eerst de boel voor een schijntje laten verkopen, om vervolgens achter te blijven met een flinke restschuld. Maar omdat die types van dat stadsdeel de beroerdsten niet zijn, kan ik wel een leninkje krijgen van de bijstand, om de boel thuis opnieuw in te richten. Snap jij hem nog?’ Ze neemt een fikse slok wijn en vervolgt. ‘Wat ze er niet bij zeggen is dat zodra ik de boel thuis weer een beetje knapjes voor elkaar heb, het hele circus weer van voren af aan begint.’ ‘Hoe bedoel je dat?’ val ik haar in de rede. ‘Die deurwaarder kan toch niet aan de gang blijven?’
Mijn vriendin geeft me een keiharde por in mijn zij. Zo veel naïviteit moet afgestraft worden. ‘Denk nou eens na. Als je niet genoeg aflost of naar de pijpen van zo’n deurwaarderstype danst, kan hij gewoon op elk willekeurig moment opnieuw langskomen. En ik hoef er toch geen tekeningetje bij te maken wat er dan gebeurt.’ Ik kijk haar vragend aan. ‘Als die vent dan ziet dat je de boel met wat nieuwe spulletjes hebt opgekalefaterd, schrijft hij ze weer op en begint alles van voren af aan.’ Ik knik.
Terwijl ik onze glazen opnieuw volschenk, legt zij uit waarom deurwaarders ook liever niet hebben dat je in de schuldsanering gaat. ‘Zijn ze aan handen en voeten gebonden. Komt door die regeltjes. Heeft die geitenwollen sok van het maatschappelijk werk me destijds allemaal uitgelegd. Die deurwaarders en al die andere geldwolven komen dan op één en dezelfde stapel te liggen en horen pas weer iets aan het einde van de rit. Die sok had het over hooguit drie jaar. Nou, reken zelf maar uit wat je met een gewone baan kunt verdienen in drie jaar?’
‘Niet al te veel,’ zeg ik.
‘Precies, en dan moet die aalmoes ook nog eens verdeeld worden over iedereen die meent nog wat van je te goed te hebben. En het mooie van alles is’ – ze gooit dramatisch beide handen in de lucht – ‘dat je dan op de koop toe ook nog eens een schone lei krijgt. Kun je als je daar trek in hebt zo weer een leninkje aangaan bij de bank, zonder dat er lampen gaan flikkeren of toeters afgaan.’
Over die schone lei heb ik net nog van alles gelezen op internet. De schone lei wordt uitgesproken door de rechter aan het einde van de schuldsanering, mits je je aan de regeltjes van de bewindvoerder hebt gehouden en geen nieuwe schulden hebt gemaakt. De schuldeisers kunnen je achteraf dan ook niet meer lastigvallen met hun vorderingen. Mijn vriendin kwebbelt intussen druk door. Het lijkt alsof ze blij is dat ze dit verhaal, dat ze al jaren met zich meedraagt, nu eindelijk eens aan iemand kan vertellen. Ze slaat geen detail over. Ik snap haar als geen ander. Ook ik was opgelucht dat ik mijn geheim met haar had kunnen delen. ‘Daarom was ik er ook zo tuk op om in die sanering terecht te komen,’ zegt ze. ‘Eindelijk rust in mijn flikker. Maar ik kwam niet in die sanering terecht. Ik was gelukkig wel zo wijs om de boel niet op zijn beloop te laten, zodat ik in ieder geval niet hoefde aan te kloppen voor dat leninkje bij de bijstand. Zo heb ik mezelf veel ellende bespaard. Anders had je me nu misschien wel aangetroffen bij de ingang van de Bijenkorf, als verkoper van de daklozenkrant. En dat noemen ze bij dat stadsdeel dan helpen. Ik noem het liever een gevalletje van de wal in de sloot. Over mijn lijk. Mij niet gezien. Ik heb me wijselijk omgedraaid en tegen dat kauwgum kauwende kind achter de balie geroepen dat ze de tering kon krijgen en dat ik nog liever de hoer ging spelen dan dat ik mijn lot in hun handen zou leggen.’ En dan vervolgt ze: ‘Nog diezelfde dag heb ik de daad bij het woord gevoegd. Als eerste heb ik mijn baas opgebeld, ik werkte in die tijd bij de HEMA op de Nieuwendijk op de afdeling vleeswaren en gebak. Ik vertelde hem dat ik per direct mijn ontslag nam. De goeie geest wist niet wat-ie hoorde. De volgende dag ben ik naar de Wallen gegaan. Niet dat ik daar iemand kende, sterker nog, ik was er als geboren en getogen Amsterdamse nog nooit geweest.’ Ik hang nu aan haar lippen. Wat een verhaal. Zo raar kan het dus lopen in het leven.
‘Vond jij dat dan geen moeilijk besluit, om van de vleeswaren en het gebak bij de HEMA naar de Wallen te verkassen?’ vraag ik. Ik zag het mezelf nog niet een-twee-drie doen, maar ik wilde er wel alles van weten.
Irene schudt driftig haar hoofd. ‘Ah lieverd, geen moment,’ zegt ze. ‘Ik ben altijd nogal een plantrekker geweest en voor de duvel niet bang. En de werkzaamheden die ze daar uitvoerden leken me niet van dien aard dat ik daar nog eerst de een of andere bijscholingscursus voor zou moeten volgen. Ik had immers in het verleden al genoeg ervaring opgedaan. En als ik afging op wat ze me altijd zeiden achteraf, dan zat het met mijn bedprestaties ook wel snor.’ Na een uurtje rondstruinen, vertelt ze, vond ze een kamer bij het verhuurbedrijf van ‘Dikke Charles’. ‘Je weet wel, die vent aan wie de gemeente een paar jaar geleden een miljoentje of tien doneerde om zijn kamertjes van hem over te nemen, zogenaamd omdat ze hem verdachten van criminele banden.’ Ze proest het uit. ‘Criminele banden of niet, die dikke was een perfecte huisbaas. Zo gek als een deur, maar lachen dat je met hem kon. Hij werkte toen nog met alleen Nederlandse vrouwen. Stuk voor stuk feestnummers. Ik heb het regelmatig meegemaakt dat hij net even wat meer had gedronken dan dat bolle lijf van hem aankon. Het kan ook zijn dat er wat te veel in dat neusgat van hem zat, dat weet ik niet meer. In elk geval, elke keer belandden we met hem en een stel collega’s in de stad om er vervolgens dagenlang aan één stuk door te feesten. Hij was dan altijd wel zo genereus om niet alleen de kamerhuur kwijt te schelden maar ook de misgelopen inkomsten rijkelijk te vergoeden. En ja, we verdienden natuurlijk altijd minimaal een rug,’ knipoogt ze. ‘Dat waren nog eens tijden.’
Ik had ademloos naar haar verhaal zitten luisteren. Ik was nog steeds benieuwd naar wat haar in financiële problemen had gebracht. Maar daar wilde ze ondanks mijn herhaalde aandringen niets over kwijt.
‘Waarom denk je er ook niet eens over na,’ zegt ze als ze terugkomt van de wc en mij in gedachten aantreft. ‘Als je het goed aanpakt, ben je binnen een paar jaar van die schuld af. En dan doe je er nog een jaartje bij om een lekker bedragje voor je spaarpot bij elkaar te pezen en klaar is kees.’ Ze zegt het op een toon alsof ze me vraagt om even snel een witbrood bij de bakker te gaan halen.
‘Lieve schat, besef jij wel wat je tegen me zegt? We hebben het wel over het verkopen van mijn lijf!’
‘En dan? Is daar wat verkeerd aan soms?’ antwoordt ze verontwaardigd. Ik schud mijn hoofd en leg haar uit dat ik het niet denigrerend bedoel. Maar ze moet ook niet denken dat iedereen er net zo gemakkelijk over denkt als zij. ‘Je hebt niks te denken, jij moet handelen, schat. De tijd dat jij het moest hebben van de inhoud van je mooie koppie moet je even vergeten. Vanaf nu moet je met je kut aan de slag.’ Ik begin te lachen. Typisch Irene. ‘Als je nu even door de zure appel heen bijt, kun je daarna ongestoord verder met je leven. Moet jij eens kijken hoe jij over een paar jaar jezelf de pleuris lacht als je terugdenkt aan deze periode. Je hebt echt geen vent nodig om je kop weer boven water te krijgen.’
‘Stop, ik wil er niets meer over horen. Het is en blijft een belachelijk voorstel.’ Maar ze luistert niet.
‘Bekijk het nou eens van de andere kant, lieverd,’ zegt ze. ‘Zeg eens eerlijk, hoe vaak is het niet voorgekomen sinds je vrijgezel bent dat je in bed lag met een vreemde vent?’
Ik zie het verband niet.
‘Geef nou eerst maar eens antwoord.’ Ik kom uit op zeven. Ze kijkt me ongelovig aan en is er stellig van overtuigd dat ik er nog minimaal tien verzwijg. ‘En die binken hebben natuurlijk geen van allen betaald,’ stelt ze, met een vies gezicht.
‘Nee, natuurlijk niet.’
Ze veert overeind. ‘Nou moet jij eens goed naar me luisteren, kindje’, en ze port me in mijn zij. ‘Die kerels nemen met jou de hele Kamasutra door en beleven de nacht van hun leven. En wat heb jij daaraan? Met een beetje geluk zat er één bink tussen die jou ook heeft laten genieten. Toch?’
‘Ga door,’ zeg ik, nog steeds niet begrijpend waar ze naartoe wil.
‘De rest was alleen maar uit op eigen genot. Niks op tegen, maar dan kun je er net zo goed geld voor vragen. Zijn jullie alle twee geholpen. Hij is klaargekomen en jij hebt geld, dat lijkt me een win-winsituatie.’
‘Zullen we het nu over iets anders hebben,’ zeg ik. ‘Ik denk trouwens dat het ook beter is als we overstappen op koffie, want die tweeënhalve fles wijn die we inmiddels hebben leeggedronken begint bij mij in elk geval zijn werk te doen.’ Maar Irene laat zich niet op andere gedachten brengen. Op net iets te luide toon zegt ze dat ik mijn mond moet houden en naar haar moet luisteren.
‘Jij zit helemaal niet in de positie dat jij zo hoog van de toren moet blazen. Dus het minste wat je nu kan doen is even naar me luisteren.’ Maar ze gaat onverstoorbaar op dezelfde luide toon door. ‘Ik zeg hier niks waarvoor ik me moet schamen. Iedereen mag weten hoe ik aan de kost kom. Voor mij is de prostitutie een uitkomst geweest, en nog! Ik vond het vanaf de allereerste klant een waar genot om na de daad ook een gevulde portemonnee te hebben. En dat staat in schril contrast met vroeger, toen ik alleen een volle blaas had als ik na een avondje stappen met een bink in bed was beland.’
Vanuit mijn ooghoek zie ik dat de twee zakenmannen die aan het tafeltje naast ons zitten en tot dan toe druk met elkaar in gesprek zijn geweest, nu allebei gebiologeerd ons gesprek volgen. ‘We zijn nu acht jaar later en een klant of veertien-, vijftien-, nou, zeg achttienduizend verder, en een schuld die al jaren is afbetaald. En kijk me eens aan, zie ik er nou uit alsof ik ieder moment opgenomen kan worden in paviljoen 3? Ik zal het je sterker vertellen, ik ben dat snotkind bij het stadsdeel achteraf gezien gewoon dankbaar. Ik zou haar een bloemetje moeten brengen.’