Epiloog

Het was 26 januari. De winter was streng, net als de winters ervoor. Wat was het allemaal snel gegaan, dacht Sara. Frans' terugkeer, het berouw, de vreugde en de tranen.

Ze herinnerde zich de bruiloft. Zij, in een wit jurkje met een roze boeketje, haar buik trots vooruit. Hij, in een donker pak.

De maanden daarna. Frans, die bij Sara introk en iedere dag van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in de bouw werkte. De weekends samen, zoals vanouds. Het meisje dat ze op aanraden van Annet had aangenomen en ingewerkt.

En de dag dat Frans haar zomaar van haar werk had opgehaald. Onverwacht, op een doordeweekse dag. "Ga maar," had Annet samenzweerderig gezegd. "Ik red het hier wel." Frans nam haar mee naar Leiden en toonde haar het nieuwe filiaal. De tranen van vreugde door de tekst GESPECIALISEERD IN JONGERENREIZEN op het raam. Al die tijd had Frans gewerkt aan het nieuwe pand en het woonhuis erachter met de babykamer, terwijl Sara had gedacht dat hij aan het overwerken was.

Waarom moest ze daar juist nu aan denken? In deze kamer die rook naar zweet en desinfecterende middelen, terwijl ze lag te bevallen.

Weer een wee, een scheut van pijn trok door haar heen. Frans draaide zich bezorgd naar de deur. De weeën volgden elkaar nu snel op. Hij boog zich over haar heen. "Waar blijft dat mens toch?"

Sara kronkelde in het bed en was zich niet meer bewust van haar omgeving. Een zachte hand masseerde haar buik. Een stem zei: "Persen maar."

Haar laatste, langgerekte kreet ging over in het gehuil van de baby. Uitgeput zakte Sara terug in de kussens.

Niet lang daarna hield de vroedvrouw het rood spartelende kind omhoog. "Gefeliciteerd, een gezonde dochter."

De jonge vader glimlachte door zijn tranen heen.