7

"Het schijnen nette lui te zijn," klonk de stem van haar vader. Sara stopte en bleef tegen de muur geleund staan luisteren.

"Hoe weet jij dat nou?" hoorde ze haar moeder zeggen. "Ben je bij het arbeidsbureau geweest?"

"Ja, wat dacht jij dan? Dat ik mijn dochter zo maar laat gaan? We kennen die mensen niet eens."

"Ik snap al helemaal niet wat haar bezielt. Naar Amsterdam. Alsof hier in de buurt geen baantjes zijn." Het was stil. "Ze kan nog niet eens voor zichzelf opkomen." Haar stem klonk snoevend. "Wat is er? Zit je te janken?"

"Ik vind het gewoon niet plezierig, zo'n jong ding." "Stel je niet zo aan. Ze gaat niet emigreren. Voor je het weet staat ze weer op de stoep. Let op mijn woorden".

Sara had genoeg gehoord. Haar vader vond het dus erg. Dat had ze wel verwacht, maar om een andere reden.

 

Het was de dag van haar vertrek. Haar tas stond in de gang.

"Ga eens bij tante Rie langs en vergeet niet iedere week te bellen," zei mam.

"Doe een jas aan, het is koud buiten," zei pap terwijl hij de tas van de grond oppakte. "Portemonnee? Sleutel? Het adres? Heb je alles?"

Normaal gesproken zou Sara zich hieraan geërgerd hebben. Nu voelde ze in haar jaszak, gaf haar vader en moeder een zoen en liep de straat uit.

Het huis bestond uit drie verdiepingen. De benedenverdieping lag net als bij het huis van haar oma onder de straat. Zelfs het smeedijzeren hekje voor het smalle raam ontbrak niet. Voorzichtig trok ze aan de koperen bel. Bij het horen van de zoemtoon duwde ze tegen de zware houten voordeur.

Boven aan de trap stond Sue. De kinderen hingen aan haar benen. De zware tas met zich meezeulend (wat zat er allemaal niet in?) trok ze zich aan de leuning omhoog.

"Geef maar." Sue pakte de tas aan en gebaarde de kinderen de kamer in te gaan. "Ze zitten de hele ochtend al te wachten. Koffie?"

Bij het zien van de woonkamer voelde Sara een lichte huivering. Ze rilde en trok de mouwen van haar trui omlaag. De kamer was schaars gemeubileerd. Alles wees erop dat ze hier niet lang zouden blijven. Er stond een grote eettafel met vier stoelen. De eettafel lag vol met kranten, papieren en andere paperassen. Aan de lange muur stond als enige onderbreking een ladenkastje. Tegen de muur bij het raam stond een groene bank, daar tegenover een leren doorgezakte fauteuil. De grond was bezaaid met speelgoed. De kamer zag eruit alsof ze midden in de verhuizing zaten. Alleen een paar grote stukken moesten nog worden weggehaald.

Na het koffiedrinken nam Sue haar mee naar boven. Het bovenste gedeelte was op een enkel ijzeren bed na leeg en werd niet meer gebruikt. Op de middelste verdieping aan de achterkant van het huis bevonden zich twee slaapkamers en een badkamer.

"Dit is jouw kamer." Sue opende de deur van een ruime slaapkamer aan de voorkant van het huis. De slaapkamer keek uit over de Amstel met de woonboten die er gezellig uitzagen. Sara was tevreden. In de kamer naast haar sliepen de kinderen. Ze waren achter moeders rok vandaan gekomen en trokken nu de kasten leeg om hun speelgoed te laten zien. Sue en haar man sliepen aan de andere kant van het huis.

De keuken op de eerste verdieping was ook achter in het huis. Het was een smalle pijpenla waar tegen de wand nog net een tafeltje met vier klapstoeltjes kon staan.

De eerste dagen waren onwennig. Het was Sara niet precies duidelijk wat er van haar verlangd werd. 's Morgens kleedde ze zich aan, ver voor het eerste ochtendlicht door de gordijnen scheen. Vervolgens wachtte ze, gezeten op haar bed, tot de eerste zwakke geluiden uit de kinderkamer tot haar doordrongen. Voordat ze hun ouders wakker zouden maken, stond Sara al naast hun bed. Met de kinderen en hun kleren onder haar arm sloop ze de trap af. Pas in de kamer achter de gesloten deur, werd er gesproken. In de keuken maakte Sara het ontbijt voor de kinderen klaar. Geroosterd brood met jam. Daarna speelden ze spelletjes, gooiden de kinderen het kasje open en haalden alles, maar dan ook alles wat er aan speelgoed in zat, tevoorschijn. Ze liet ze maar, als ze maar stil waren.

Hoewel de lucht er dreigend uitzag, wandelden Sara die middag, gewapend met een boodschappenlijstje, naar het park. Daar liet Sara de kinderen eendjes voeren en spelen op het klimrek en op de schommel. Voortdurend keek ze omhoog. Het begon onheilspellend te waaien en de lucht werd zwart. Het water begon te rimpelen, eenden vlogen op. Aan de rand van de vijver stond een reiger, zijn hals sierlijk gebogen als een 'S', zich niet verroerend.

Toen het begon te regenen zette Sara Melanie in de wandelwagen, de hevig tegenstribbelende Jamy op haar schoot en trok de kap van de wagen over hen heen. Het verkeer raasde met grote snelheid langs, ruitenwissers vlogen over beslagen ramen.

Eenmaal thuis kwamen de moeilijke uurtjes. Zo goed en zo kwaad als het kon, hield ze de kinderen bezig. Ze bleven uit de buurt van hun vader, zodat deze ongestoord de krant kon lezen. Ze gaf de kinderen aan de keukentafel eerder te eten, waste hun handen en hun gezichten en deed alvast de pyjama aan. Daarna mochten ze in bed boekjes lezen, terwijl Sara tegelijk met Sue en Peter in de keuken at, waarna Peter wegging. Peter was een pianist en werkte 's avonds. Soms hoorde Sara hem midden in de nacht thuiskomen en de koelkast opentrekken. Na het avondeten ging Sue naar boven naar de kinderen en Sara ruimde de kamer en de keuken op.

Na twee weken kenden Sara de bewoners van de woonboten, de slager op de hoek en de Turk. De laatste kwam naar buiten zodra hij haar zag. Bij hem lagen de appels, tomaten en sinaasappels opgepoetst en zorgvuldig opgestapeld voor de deur. Als Sara afrekende kon hij het niet laten een paar bosjes verse kruiden, vergezeld van het recept waarin ze thuishoorden, in de tas te laten glijden. Langs de kade, de verschillende woonboten observerend, slenterde Sara naar huis.

Op de groene boot woonden Herman en Hennie. Hennie hield van plastic witte tuinmeubeltjes, maar niet van kunstbloemen. Haar zwarte haar zat als een suikerspin op haar hoofd. Hals, armen en vingers waren behangen met goud. Herman hield van mensen en niet van plastic tuinstoeltjes. Het grootste gedeelte van de dag bracht hij door op een houten klapstoeltje op de kade. Hij had een volle bos grijs haar, dat hem het uiterlijk van een kunstenaar en iets vertrouwds gaf. Middelmatig postuur en een paar vriendelijke blauwe ogen onder zware grijze wenkbrauwen. Het zag ernaar uit dat iedereen hem kende, voorbijgangers zwaaiden of maakten een praatje. Hun boot lag recht tegenover het huis van Peter en Sue.

"Woon je daar?" vroeg Herman toen Sara met de kinderen langsliep. Hij wees naar de voordeur. "Mijn broer verhuurt het huis aan een Engelse familie."

"Klopt, ik zorg voor de kinderen."

De boot zag er verzorgd uit. Hier hingen echte geraniums in bakken aan de reling. Op het dek hing in tegenstelling tot de meeste boten geen was en op het witte plastic zitje stond ook weer een echte geranium. Verder waren alle boten verschillend, maar was de inrichting identiek. Geruite gordijntjes, met een lint opzij gebonden, hingen voor de kleine raampjes. Een plastic bloemstukje pronkte daartussenin.

De avonden bracht Sara door met Sue. Sue verbeterde haar met een glimlach als ze krom Engels sprak. Dankzij de kinderen en Sue's engelengeduld vorderde Sara's Engels sneller dan ze gedacht had. Bij Sue voelde ze zich op haar gemak. Eigenlijk was Sara wel blij dat Peter 's avonds weg was. Ze vertelde over haar familie, de gezellige drukte in huis, haar vader en moeder die zich nog steeds gedroegen als een verliefd stel en over de school die ze voortijdig verlaten had.

"Je kunt altijd nog studeren," zei Sue. "Er zijn zo veel meisjes van jouw leeftijd die van school gaan en hun studie later toch weer oppakken. Zo gek is dat niet."

Sara sprak met Sue zoals ze nog nooit met haar moeder gepraat had.

Iedere dag liep ze met de kinderen langs de woonboot waar - de kinderen wisten het al - ze altijd iets lekkers mochten uitzoeken uit de blikken koektrommel die Hennie tevoorschijn haalde als ze hen zag aankomen.

Maandag was Peters vrije dag. Sue en hij kwamen dan laat uit bed en gingen in de stad lunchen. Deze maandag was Sue vroeger dan anders beneden. In haar ochtendjas kwam ze de keuken in waar de kinderen aan de keukentafel zaten te eten. Sara keek verrast. "Koffie?".

Sue's haren waren met een elastiekje bij elkaar gebonden en zoals gewoonlijk viel het Sara op wat een blozende wangen ze had. Ze gaf de kinderen een kus. "Gaan jullie maar spelen." De kinderen vlogen van tafel. Sue pakte hun borden en leunde tegen het aanrecht. "Peter moet vier dagen weg. Dit theater is te klein en het ligt niet gunstig." De koffiepot pruttelde. Boven uit het kastje pakte ze twee bekers. "Ik wilde eigenlijk vragen. Nou ja, de vraag is..." Ze keek bedenkelijk. "Ik weet niet of ik het je al kan vragen?"

Sara moest lachen.

"Denk je dat je het aankunt, vier dagen alleen met de kinderen?" Ze zette de koffie op tafel en ging zitten. "Ik wil graag mee."

Sara wachtte.

"De kinderen zijn aan je gewend, ze vinden je aardig. Dat kan ik zien.

"Ga maar. Ik red het wel"

"Neem vandaag vrij," zei Sue opgelucht. "Je kunt uitgaan, winkelen, neem tijd voor jezelf. Je zit hier maar alleen met mij en de kinderen."

Ieder ander zou het als een compliment beschouwd hebben, maar Sara voelde hoe haar handen klam werden en de warmte opsteeg naar haar gezicht. Sue zou wel gedacht hebben dat ze maar een sloom meisje was, dat iedere avond maar thuis zit te hangen zonder ooit de deur uit te gaan. Wie weet had ze wel stiekem gehoopt eens een avond alleen thuis te zijn, had ze een gloeiende hekel aan iedere avond theedrinken en converseren in moeizaam Engels.

"Graag," hoorde Sara zichzelf tot haar verbazing zeggen.

"Heb je al naar huis gebeld?"

"Nog niet." Het klonk scherper dan de bedoeling was. Als ze naar huis wilde bellen moest ze dat zelf beslissen. "Je vindt het toch niet erg als ik na de lunch ga?"

Sue glimlachte. "Ga nou maar."

Eigenlijk wilde Sara zo snel mogelijk weg, hen niet langer tot last zijn. Maar waar moest ze naar toe? Ze kon op de trein stappen en naar huis gaan. Meteen verwierp ze die gedachte. Ze zouden allemaal op school zitten en als ze thuiskwamen zouden haar broers haar bestoken met vragen over Amsterdam. Wat moest ze zeggen? Ik zit al veertien dagen met twee kinderen, we doen spelletjes, gaan aan de wandel en 's avonds drink ik thee met Sue en ga om half elf naar bed. Ik ken 'de Turk' en 'de slager', alleen van af en toe een praatje, en een ouder echtpaar dat de kinderen iedere dag om klokslag half vier als we langslopen iets lekkers toestopt. Voor het donker zijn we weer binnen.

Om één uur vertrok Sara. Ze had zich met zorg gekleed. Een lila truitje met bijpassend vest, een paars strak rokje en schoenen met blokhakjes. Toen ze aangekleed in de keuken verscheen, knikte Sue goedkeurend. Sara klemde haar hand om de schoudertas, zei de kinderen gedag en liep met snelle passen de trap af.

"Heb je een sleutel?" riep Sue over de trap gebogen. Voor de zekerheid voelde ze in haar tas en hield de sleutel omhoog.

"Okay."

Buiten zwaaide ze naar Herman en liep met opgeheven hoofd de straat uit. Het idee was plotseling in haar opgekomen, ze had niet veel keus. Terwijl ze op de rand van haar bed haar geld geteld had en alle zakken en broekzakken nakeek, was ze niet verder gekomen dan vijftien gulden. Net genoeg voor de tram en de bus. Er zat dus niets anders op dan op visite. Sue had haar nog niets betaald. En ze had niet het lef ernaar te vragen. Ze kan nog niet eens voor zichzelf opkomen, vloog het door haar hoofd. Haar moeder had gelijk.

 

De klok hing nog op dezelfde plaats. Tante Rie ging Sara voor door het smalle gangetje naar de kamer. In de kamer stonden dezelfde donkerbruine meubels die ze zich van vroeger herinnerde.

De kast de tafel met de eikenhouten stoelen. Niets was veranderd, alleen de tafel stond tegen de muur geschoven waardoor de kamer kleiner leek. De meubels glommen en overal hing de geur van boenwas. Sara stond in het midden van de kamer en keek om zich heen.

"Is er iets?" Tante Rie hield niet van rommel en droeg nooit schoenen in huis. Mannen hadden haar nooit geboeid of andersom. Haar neus was spits. Spitser dan Sara zich herinnerde; in het smalle gezicht leek het wel een skischans. Tante Rie hield van theeleuten en roddelen.

"Thee?" Ze liet de deur openstaan. In de keuken hoorde Sara haar heen en weer sloffen. Wanneer was ze hier voor het laatst geweest? Bij de begrafenis van haar oma, dat is zes, nee al zeven jaar terug. Wat een tijd.

"Hoe is het met je moeder?" vroeg tante Rie.

Snel stond Sara op en pakte de rammelende kopjes van het dienblad dat tante Rie naar binnen droeg. Uit de kast haalde tante de koektrommel. "De laatste keer op je vaders verjaardag vond ik haar nogal stil," ging ze verder zonder op antwoord te wachten. Ze schonk de kopjes vol. "Hier neem gerust." Ze schoof de schaal met koekjes over tafel. Ze nam er zelf een en nam een slokje van haar thee. Haar pink stak omhoog. "Vertel eens, hoe gaat het thuis?" Ze leunde behaaglijk achterover in haar stoel.

Sara had het kunnen weten. Tante Rie vroeg te veel, had een scherpe blik en een nog scherpere tong, maar volgens Sara bedoelde ze het goed. Haar leven bestond uit opstaan, schoonmaken, kopje koffie, uurtje slapen, boodschappen en zorgen dat 's avonds het eten klaarstond voor haar werkende zussen. En de volgende dag weer hetzelfde. De nieuwtjes hoorde ze bij de bakker of de kruidenier op de hoek.

Sara gaf dan ook geduldig antwoord op de vragen die ze op haar afvuurde en in haar enthousiasme, zodat haar tante die avond tijdens het eten ook eens iets nieuws kon vertellen, vertelde Sara sappige verhalen, hier en daar wat aangedikt, over haar broers en over haar moeder. Vooral over haar moeder. Het waren tenslotte zussen. Ze vertelde hoe haar moeder was opgefleurd sinds ze voor de klas stond.

"Je moeder is totaal ongeschikt voor het huishouden," zei tante Rie snibbig. "Altijd al geweest. En je vader is een goedzak. Blijf je eten?" Ze stond op en verdween naar de keuken.

Sara keek in het rond. Voor geen prijs! Het was belachelijk om hiernaar toe te komen. Wat had ze gedacht? Dat alles nog net zo was als vroeger? Haar moeder had gelijk; met de dood van haar oma had het huis zijn ziel verloren.

"Nou? Blijf je?" Tante Rie kwam terug met een stapel fotoboeken. Ze schoof haar stoel naast Sara en spreidde ze uit. "Kijk, hier staat je moeder, en dat ben ik." Ze wees vol trots naar een vergeelde foto. "Toen waren we nog jong," lachte ze. "En hier," ze wierp een verliefde blik.

"Mag ik de kelder zien?"

"De kelder?" herhaalde ze. "Wat moet je daar? Maar, als je dat echt wilt." Teleurgesteld schoof ze het fotoboek weg.

De kelder, de plek die ze kende uit haar geheugen, was nog hetzelfde. De pilaren, de tussenwanden, het tuimelraam met de tralies aan de straatkant, precies zoals ze het zich herinnerde. Zelfs de geur. Ze liep door de verschillende open ruimtes zonder deuren en keek door het kleine raam met de tralies naar de straatkant. Hier, in deze kelder, kwamen haar herinneringen tot leven. Hier speelden ze met haar broers verstoppertje, zag ze zichzelf achter een pilaar staan, haar handen voor haar ogen zodat ze haar niet konden zien. Bram die haar altijd liet schrikken vanachter de tralies van het raam.

Aan een rek hingen wat kleren en een bontjas; onmiddellijk zag ze het gezicht van haar oma voor zich. Ronde, bolle wangen weggedoken in de kraag van de jas. Daarnaast stond een kist. In de kist zaten hoeden, allerlei soorten. Ze pakte er een uit en zette hem op. Stak haar neus in de bontjas en snoof diep de geur van vroeger. Ze snoof nog een keer.

Tante Rie stond nog in de deuropening. Haar handen leunden tegen de deurpost. "Wat zoek je?" vroeg ze ongeduldig.

"Niets. Ik heb het al gevonden."

Tante Rie sloot zorgvuldig de kelderdeur. "Het is daar zo koud." Ze rilde. "Kom dan laat ik je de foto's zien."

"Ik moet gaan. Om vier uur heb ik een afspraak."

"Heb je een vriend?"

"Nee, geen vriend. Een oude vriendin."

"Dus je blijft niet eten?"

Bij de buitendeur gaf Sara tante Rie een kus.

"Doe je thuis de groeten?" Ze duwde haar een briefje van tien in haar hand.

 

Net zoals ze op de automatische piloot bij het huis van haar oma was gekomen, nam ze op goed geluk de tram naar hun oude huis. Op de Burgemeester van Leeuwenlaan stapte ze uit en bij een telefooncel zocht ze het nummer van Marjolein. Ze zou haar toch nog wel kennen? Zij was haar in ieder geval nooit vergeten. Haar vaste vriendin, die ze uit het oog verloren had toen ze waren verhuisd uit Amsterdam.

"Bremer." Sara's hart stond stil. Ze herkende de stem. "Hallo?"

"Met Sara, een vriendin van Marjolein." Even was het stil aan de andere kant. "Ben jij dat Sara? Marjolein is om vijf uur thuis. Alles goed?"

"Ja hoor, ik bel nog wel." De verbinding werd verbroken. Ze woonde er nog en haar vader, die toch ook al in de zestig moest zijn, wist meteen wie ze was. Dat was gunstig. Nu liep ze wat sneller, het werd schemerig en voor het donker wilde ze in haar vertrouwde buurt zijn. Een lichte misselijkheid overviel haar, ze masseerde haar maag. Als ze eerst maar in de Van Maerlandstraat straat was, dan kon ze een beetje heen en weer lopen, hun oude huis bekijken, het grasveld waar ze altijd speelden voor de deur. En vanaf de bunkers aan de zijkant van het veld had ze een goed zicht op de verschillende portieken en kon ze alles goed in de gaten houden. Als ze Marjolein dan zag, zou ze doen alsof ze net kwam aanlopen.

Ze stond al op de brug toen ze zich omdraaide. Vreemd, de brug was altijd verderop geweest. Had ze iets gemist? Ze liep terug en las de straatbordjes. Deze flats kende ze niet. Ze las nog eens het straatbord, het stond er toch echt.

Voor het middelste portaal bleef ze staan. Op het onderste naamplaatje stond Bremer.

Het was dus echt zo. 'Niemandsland', het grasveld met de bunkers en de bossages die het zicht op de Haarlemmerweg belemmerden, waren verdwenen. Daarvoor waren flats van vierhoog in de plaats gekomen. De flat waar ze vroeger gewoond had was driehoog.

Het was maar goed dat het schemerig was. Haar maag draaide, haar nek deed zeer, niets was meer wat het was, zelfs haar herinneringen waar ze jaren op had geteerd, de plek waar ze jaren naar terugverlangd had, waren bedrog. Bestonden niet meer.

Waar was ze mee bezig? Waarom ging ze niet gewoon terug naar Sue en de kinderen. Maar misschien had Peter wel een vrije avond, waren ze blij dat ze eindelijk eens alleen waren. Ze kon ze niet zo maar overvallen. "Hallo, hier ben ik weer. Jullie dachten een avondje voor jezelf te hebben. Nou vergeet het maar. Deze dame heeft geen vrienden, kent niemand en voelt zich hopeloos alleen." Nee. Ze zou zeker tot elf uur weg moeten blijven.

Haar gedachten werden onderbroken door gelach. Het meisje, opvallend klein, hooggehakt - haar hakjes klikten op de straat -, strakke broek en zwart, strak truitje, lachte uitbundig. Naast haar, zeker twee koppen groter, kort, blond haar en gekleed in een zwarte ribbroek en leren jasje, liep een knul. Zijn schouders wiegden beurtelings van voor naar achter, de ijzers van zijn laarzen hoorde je van een kilometer afstand. Het donkere lange haar, de schuine ogen?

"Marjolein?"

Ze hield haar pas in. Haar blik ging langs Sara. Van haar twinset, haar rok, naar de blokhakken. De jongen liep achteloos door.

"Sara?" Onwennig staarden ze elkaar aan.

"Het is hier nogal veranderd," zei Sara om de stilte te verbreken.

Marjolein haalde onverschillig haar schouders op. "Kom je voor mij? Of was je toevallig in de buurt?"

"Beide."

De lange knul stond buiten tegen de deurpost geleund en wachtte. "Dirk." Hij gaf haar een slap handje.

Toen Marjolein de voordeur opende, raakte ze even van haar stuk. De flat was nog net als vroeger. Overal aan de wand hingen tapijten en in de kamer herkende ze de dekenkisten met houtsnijwerk. De deur van de smalle keuken, die toegang gaf tot het balkon, stond open. Vanuit de kamer kwam een oude man, zijn rug was gebogen, maar zijn gezicht met de pientere ogen zou ze overal herkennen. Hij begroette haar hartelijk, waarna hij zich weer, net als vroeger, terugtrok in zijn kamer.

Vroeger had alles in die kamer Sara ontzag ingeboezemd. De zware kleden, dekenkisten met houtsnijwerk, het rek met allerlei verschillende pijpen dat naast de deur hing. In die kamer, tussen zijn boeken en zijn oudkoloniale meubels, hield hij de sfeer van Indonesië levend. De enige die hem daar mocht storen en thee brengen was het kleine vrouwtje met het gelige gezicht en het grappige accent.

Dirk hing in de kamer op de bank. Zijn lange, magere benen staken ver vooruit. Uit zijn zak viste hij een pakje zware shag. Het was duidelijk dat hij zich helemaal thuisvoelde. Marjolein liet hem alleen en Sara liep achter haar aan de keuken in.

"Waar is iedereen?" vroeg Sara. Bij Marjolein was het altijd druk en gezellig.

"Als je mijn broers en zussen bedoelt, die zijn allang het huis uit.

Natuurlijk. Stom van haar. Marjolein was een nakomertje.

"Ik woon hier alleen met mijn vader. Nou ja, en Dirk natuurlijk."

"Is hij je vriend?"

"Ik heb mazzel, mijn vader is de makkelijkste niet. Maar Dirk vindt hij tof."

"En je moeder?"

"Die is dood. Leeft de jouwe nog?"

Sara schrok. Natuurlijk, haar moeder was nog jong.

Marjolein vulde een pan met water en zette hem op het vuur. "We gaan straks naar een feest, als je mee wil? Je hebt me nog niet verteld waarom je hier bent."

Sara zat met haar rug tegen de muur op een houten opstapje. De balkondeur stond open. Ze keek toe hoe Marjolein uien sneed, gehakt in een koekenpan braadde en een blik tomatenpuree erdoor roerde. Haar moeder hield niet van tomatenpuree. Er was een hoop waar ze niet van hield. Hoe zou het eigenlijk met haar gaan? schoot het door haar hoofd.

Marjolein schudde een pak macaroni leeg in het kokende water. "Wat voor werk doe je? Je zit niet meer op school, toch?"

"Hoe weet jij dat?"

"Nogal wiedes. Anders zat je hier niet."

Sara vertelde over haar baantje, over Sue en de kinderen, hoe ze geboft had en dat ze natuurlijk, nu ze in Amsterdam werkte, haar oude buurtje en wat vrienden, waar Marjolein ook bij hoorde, wilde opzoeken. Ze praatte veel, te vlug en te stoer, waarbij ze de details vermeed. Het beviel haar prima in Amsterdam, ging ze verder. Ze voelde zich er helemaal thuis. Marjolein knikte en roerde in de saus.

Ze aten met zijn drieën in de keuken. Sara zat op het houten krukje, het bord balanceerde op haar schoot, Marjolein en Dirk op het aanrecht en Marjoleins vader at op zijn kamer. Dirk zette zijn lege bord opzij, draaide een shagje, boerde en liet zijn hand op Marjoleins bovenbeen rusten. Af en toe gleed zijn hand omhoog terwijl hij tegen de witte tegeltjes leunde, zijn lange benen raakten de muur tegenover hem. Nadat ze klaar waren met eten zette ze de borden in de gootsteen.

"Moeten we dat niet afwassen?" vroeg Sara.

"Morgen."

Onderweg draaide Dirk twee shagjes. "Als je er ook een wilt? Hij stak Sara het pakje shag toe. Even later staken ze snel de drukke weg over waar twee trams elkaar passeerden, het kostte Sara de grootste moeite hen bij te houden. Nog net op tijd trok Dirk haar de tram in. Twee haltes verder stapten ze uit. Ze sloegen de hoek om en liepen door smalle donkere straten. Hier en daar stond een lantaarnpaal.

Sara liep vlak achter Marjolein en Dirk, en keek schichtig om zich heen. Ze hield helemaal niet van dit soort buurten. Oude lege pakhuizen met aan een kant huizen. De meeste onbewoonbaar.

Ze hielden stil voor een fel verlicht huis. Overal, zowel boven als beneden, brandde licht, de voordeur stond open en door de geopende ramen klonk harde muziek. Een jongeman, geheel in het zwart, met donkere krullen die in een staart bij elkaar gebonden waren, verwelkomde hen. Dirk en Marjolein vielen hem om de hals, begroetten hem, klopten hem op zijn rug en schouder, en duwde haar naar voren. Sara stak haar hand uit, maar hij was alweer met twee blonde dames, type feestbeest, aan het kletsen.

Op de trap zaten stelletjes te lallen, of leunden dronken tegen de leuning. Boven, op de gang, werd geschreeuwd en met deuren geslagen. "Sodemieter op," klonk vanuit een van de kamers waarop de deur lachend werd dichtgesmeten. In de woonkamer, waar slechts een klein lampje in de hoek brandde, lagen matrassen tegen de muur. De enige bank werd bezet door een wirwar van armen en benen, en naar de bewegingen en geluiden te horen zou het niet lang meer duren.

Gegeneerd keek Sara de andere kant op en zag in het schemerige licht drie gasten zitten, met hun hoofden naar elkaar gebogen. Om de beurt namen ze een trek van een sigaret. Een wiebelde met zijn hoofd heen en weer en tuurde glazig in de verte. Sara had geen idee of hij nu naar haar keek of dat hij net een spook gezien had.

Marjolein en Dirk doken op de matras tegenover de bank, waar nu alleen nog wat gehijg vandaan kwam. Alsof ze niet anders gewend was, plofte Sara naast hen neer. Ze vervloekte haar kleren en de stomme schoenen. Dirk haalde uit zijn binnenzak een fles martini en nadat hij hem voor een kwart had leeggedronken gaf hij de fles door. Dankbaar pakte ze hem aan en nam een paar fikse teugen. Na twee maal te zijn rondgegaan legde hij de fles naast zich neer.

De martini deed zijn werk. Ontspannen leunde ze achterover en nam de omgeving in zich op. Er bleven, naar het gelach en geschreeuw uit de gang te horen, steeds nieuwe mensen komen. In de hoek bij de drie jongens werd het nu druk. Het had nu meer weg van een mierenhoop. Jongens en meisjes krioelden door elkaar, overal zag Sara maaiende handen en benen. Naast haar zat Marjolein bovenop Dirk. Vanuit de hoek klonken hoge hysterische gilletjes.

Het raam stond open en een koude wind bezorgde Sara kippenvel. Ze rilde en keek naast zich, waar Dirk de fles martini verstopt had. Dirk zat nu met zijn ogen dicht en hing in extase achterover.

Sara stond op, rekte haar stijve ledematen uit en hing de tas, die ze steeds op schoot had gehouden, over haar schouder. Uit alle macht probeerde ze het schuifraam omlaag te duwen. Waarom ging dat nu niet? Het bleef ergens op hangen. De straat was op een enkele lantaarnpaal na donker. Aan de overkant stonden pakhuizen met ingeslagen ramen. De wind blies door haar truitje. Waarom wilde dat rotraam nu niet dicht? Ze keek over haar schouder, maar het was duidelijk dat ze vanuit de kamer geen hulp hoefde te verwachten.

Voor ze het wist zat ze op de vensterbank, zwiepte haar benen naar de andere kant en sprong ze naar buiten. Haar rok bleef hangen, de stof scheurde en ze landde op handen en voeten. Haar knie schuurde over de straat.

De voordeur stond nog steeds open en vanuit de gang klonk gelach. Zo snel ze kon kwam Sara overeind, wreef over haar pijnlijke knie en handen, en liep, zoals altijd wanneer ze alleen in het donker over straat moest, met stevige mannenpassen. Haar hart bonsde, haar ogen schoten van links naar rechts, angstig keek ze ieder portiek in. Haar oren gespitst op ieder geluid, passen achter, opzij van haar. Steeds sneller liep ze, over haar schouder kijkend, door de lugubere straatjes. De bel van een tram deed haar schrikken, maar stelde haar ook gerust. Ze versnelde haar pas in de richting van het geluid.

 

Het licht op de overloop brandde. Verder was het donker in huis. Zo zacht als ze kon, liep ze de trap op, luisterde aan de deur van de kinderen en ging haar slaapkamer in. Toen ze de gordijnen sloot, zag ze in het schemerige licht van een straatlantaarn de vertrouwde ruggen van Herman en Hennie voor het raam. Sara kleedde zich uit en dook in bed. Haar ogen werden moe, ze trok de dekens omhoog en nestelde zich in haar veilige bed.

 

Haar oma stond al op haar te wachten. Ze omhelsde haar en draaide haar in het rond. Ze drukte haar bijna plat tegen haar zachte lijf, dat naar bloemetjes rook.

Door de lange gang liepen ze langs de kamer en de kelder naar de keuken. In de keuken was het warm, rook het naar chocolademelk en zelfgemaakte koekjes. Oma pakte haar schort en knoopte dat om haar middel. Op de tafel lag het rood met wit geruite tafelkleed, het plastic dat er overheen lag, rook zuur. Terwijl oma met haar rug naar haar toe in het steelpannetje roerde, bewonderde Sara de mooie zilveren kam waarmee ze haar grijze haren omhoog hield en haar ronde zachte vormen.

Oma draaide zich om en glimlachte. Sara glimlachte terug, nooit zou ze iets zeggen van dat stinkende plastic. Oma zette twee kommen met chocolademelk op tafel en schoof de schaal met zandkoekjes naar haar toe. Ze legden de zandkoekjes op hun tong en namen voorzichtig een slok. De koekjes vielen in je mond uiteen.

Daarna gingen zouden ze naar het theater gaan. Oma zette de mokken op het aanrecht. "Tijd voor de show!" Sara wist wat dat betekende. Oma hield de kelderdeur voor haar open: ''Artiesten eerst." Ze liet Sara voorgaan en sloot de deur.

Het was een groot theater onder de grond. Lang geleden had haar moeder daar geslapen met haar zussen, daarna was het verbouwd. Er waren vier kamers. Twee kleedkamers voor de artiesten, een garderobe en het theater. Zoals gewoonlijk gingen ze meteen naar de garderobekamer. Er stond een houten kist, met veel houtsnijwerk. Daarin zaten de toneelkleren.

Sara zocht voor dit optreden een paarse, lange jurk met gouddraad. In de kast ernaast stonden muiltjes en schoenen met hoge hakken. Wel honderd! Ze koos de gouden muiltjes en uit de doos met sieraden een armband vol edelstenen. Oma lachte goedkeurend. Zelf pakte ze een hoed met brede rand met een enorme rode roos erop, een geborduurde omslagdoek en schoenen met hoge hakken.

Sara ging naar de kleedkamer voor de artiesten, oma ging alvast het theater in. Het theater was fel verlicht. Haar oma zat op de eerste rij. De omslagdoek gaf haar iets voornaams, de hoed stond een beetje schuin. Onder haar zwarte rok droeg ze roze hoge hakken.

Toen ze binnenkwam ging oma staan en begon te klappen. Sara liep een paar stappen bij haar vandaan, ging op het podium staan, boog naar het publiek en knipte met haar vingers naar het orkest in de hoek.

Daarna begon ze te zingen, zo mooi, zo hoog en zo zuiver.

Nadat de laatste tonen wegstierven, bleef het lang stil. Sara stond met haar hoofd gebogen, haar handen om de microfoon geklemd. Daarna barstte het applaus los. Oma stormde het podium op. Ze had tranen in haar ogen en gaf bloemen aan de artiest, die haar lachend moest van zich moest afschudden om nogmaals naar de zaal te buigen.

Na de voorstelling ging oma met Sara mee naar de kleedkamer, ze deden het licht uit en sloten de deur.

Sara zat op het klimrek. Het dunne piekhaar werd met een speldje opzij gehouden. Marjolein hing ondersteboven. De rok van haar jurk hing omlaag, haar donkere paardenstaart zwiepte heen en weer.

"Je mag het aan niemand vertellen, het is een geheim, "zei Sara.

Marjolein knikte vol bewondering.

"Zullen we tikkertje spelen?" Behendig sprongen ze tegelijkertijd van het klimrek en renden lachend achter elkaar aan door Niemandsland.

 

Toen Sara wakker werd, wist ze even niet waar ze was. De beelden spookten nog levensecht door haar hoofd. Ze zat er nog middenin en vroeg zich af wat ze betekenden.

Het was kil, ze ging rechtop in bed zitten en trok de dekens onder haar kin. Op de gang hoorde ze kinderstemmem. Beneden sloeg een deur. Toen herinnerde ze het zich weer, Sue en Peter... Ze zouden vandaag vertrekken.

Het was negen uur, Sara had zich verslapen. Snel kleedde ze zich aan en haastte zich de trap af. Uit de keuken kwam de geur van koffie en geroosterd brood. Sara putte zich in duizend verontschuldigingen. Gelukkig had Sue het te druk om het haar kwalijk te nemen.

Sue omhelsde Jamy en Melanie, gaf Sara een zoen op haar wang en liep naar de rode Chevrolet, die voor het huis geparkeerd stond. Peter pakte de koffer van haar aan en sloot de achterklep van de auto. Met grote stappen kwam hij de trap op. Hij tilde Jamy boven zich uit en gaf Melanie een kus. Voor Sara had hij een envelop waar op de achterkant telefoonnummers en namen stonden. Hij gaf de kinderen nog een kus en tikte Sara haar arm - "Take care".

Sue zat al in de auto. Sara zag dat Peter zich door het raam naar haar toeboog. Zij zocht in haar zak en knikte. Toen stapte hij aan de andere in. Sue zwaaide naar boven. De kinderen zwaaiden tot de auto de hoek om was.

In de keuken schonk Sara zichzelf een kop koffie in en maakte twee geroosterde boterhammen die ze meenam naar de kamer. Jamy lag op de grond met zijn autootjes. Melanie kroop met een boekje naast haar op de bank. Ze schoof steeds een beetje dichter naar Sara toe, totdat ze zowat bij haar op schoot zat. Sara sloeg haar armen om het meisje en streelde haar blonde haar. Melanie nestelde zich dankbaar tegen haar aan.

Wat gaan we doen? vroeg Sara zich af nadat ze tussen de middag worstjes hadden gegeten. Buiten motregende het. De lucht zag grijs. Het onbehaaglijke gevoel dat ze de hele dag had weggeduwd kwam op in haar maag, maakte haar somber. Ze liep het huis van boven tot onder door, controleerde de ramen en trok de deuren van de kamers die niet gebruikt werden in het slot. De kinderkamer, de overloop en haar eigen slaapkamer baadden in het licht. In de woonkamer deed ze de lichten aan, daarna inspecteerde ze de koelkast. Vissticks, melk, een stuk kaas en een geopend blikje leverpastei. In de kast stonden pindakaas en chocoladepasta. Aan de keukentafel maakte ze een lijstje.

Ze zou naar de supermarkt gaan en zo veel mogelijk meenemen. De boodschappen kon ze onder in de kinderwagen zetten en desnoods kon ze aan het handvat ook nog een tas hangen. Ze moest zorgen dat ze voor het donker binnen waren. Dat ze niet in het donker of de schemering de straat op hoefden. Als er eten in huis was en alle ramen en deuren waren gesloten, voelde ze zich misschien wat beter.

Het was een geluk dat Herman en Hennie zo dichtbij woonden. En tot laat in de avond brandde er licht. Dat was in ieder geval een veilig gevoel.

Nadat ze Jamy geknuffeld had en de haartjes uit zijn gezichtje had weggestreken, zette ze hem in de kinderwagen. Ze bukte zich om Melanie haar jasje dicht te maken en trok haar tegen zich aan.

De supermarkt was hel verlicht en lekker warm. Op haar dooie gemak slenterde ze tussen de schappen. Het felle licht deed haar goed, de kinderen vergaapten zich aan het snoep en legde het in haar mandje. Ze deed of ze het niet zag en vergat voor een moment de onrust die door haar lijf woelde.

Ver voor de schemering liep ze langs de kade naar huis. De kinderen wilden nog naar de speeltuin, Jamy begon te huilen. Dat kon ze er niet bij hebben. Onder uit de wagen haalde ze een zak koekjes. Ze probeerde hem af te leiden, maar hij bleef zich in de wagen in allerlei bochten wringen.

"Het valt niet mee, he?" zei Herman, die zag hoe ze uit alle macht probeerde Jamy, die zich helemaal schrap zette, in de wagen te houden. "Wat is er jongen?" Hij boog zich over de wagen. Jamy duwde hem weg.

"Zijn ouders zijn een paar dagen weg, hij is een beetje van streek." Hennie stond nu ook buiten. "Willen jullie een kopje thee?" vroeg ze vriendelijk.

Sara aarzelde. Dat was een aantrekkelijk aanbod, beter dan alleen zijn, maar ze wist niet of Sue dat wilde en bovendien zou het straks schemerig en dan snel donker worden. Voor het donker wilde ze alles op slot hebben.

"Volgende keer Hennie, ze zijn moe." Ze maakte dat ze wegkwam voordat ze verder konden aandringen.

Hoewel ze zeker wist dat ze boven alles op slot had, controleerde ze het huis van boven tot onder opnieuw. Ze keek in de kasten onder de bedden, controleerde de ramen en wachtte tot ze de deur in het slot hoorde vallen. Ze controleerde de deur van het souterrain die beneden in de gang uitkwam en liep naar de keuken. Ze bakte vissticks en aardappeltjes, verwarmde een potje doperwtjes met worteltjes en opende een blik appelmoes, die ze in een schaal leegde. De keuken was vol met damp. Er was geen raam, alleen een soort gat in de muur, dat als afzuiger dienst deed.

Ze aten in de kamer. De papieren die normaal de hele tafel besloegen, legde ze op een stapel. Ze voerde Jamy, die niet gewend was aan de tafel te zitten, en liep met het bord achter hem aan de hele kamer rond. Melanie at de helft en schoof de rest aan de kant. Het maakte haar niet uit. Ze bracht de borden naar de keuken, waste af, haalde zoals ze thuis gewend was een doekje over het aanrecht en het keukenvloertje. Daarna pakte ze een kan en vulde hem met limonade. Uit de kast haalde ze twee bekers en een flesje voor Jamy. Ze zocht in de kast of ze nog iets vond voor vanavond, als ze alleen zou zijn, en sloot de keukendeur. Achter in het huis hoefde ze niet meer te zijn.

 

In de kamer op de overloop en boven in de slaapkamers brandde licht. Ze trok de kinderen naast zich op de bank en vertelde een verhaaltje over een jongetje en een meisje. Het jongetje heette Jamy en het meisje Melanie. De kinderen hingen aan haar lippen, ze hield ze aan de praat tot Jamy zijn oogjes niet meer open kon houden.

Met lood in haar schoenen, het vervelende gevoel in haar buik negerend, liep ze met hen naar boven, knuffelde ze en legde ze in hun bedjes. Voor ze de deur sloot, sliepen ze al bijna. Nu was ze echt moederziel alleen.

In de kamer ruimde ze het speelgoed op en trok de kussens van de bank recht. Ze richtte zich op en keek door het raam. Mistflarden maakten de overkant bijna onzichtbaar. Wat moest ze in hemelsnaam de hele avond doen. De onrust, het gevoel van eenzaamheid dat de hele dag aan haar had geknaagd, speelde nu in alle hevigheid op. Nog nooit was ze een dag alleen in huis geweest. Wat deed ze thuis als ze zich alleen voelde? Dat was geen vergelijking. Thuis voelde ze zich alleen; hier was ze alleen en verantwoordelijk voor twee slapende kinderen. Thuis zouden ze nu gaan eten of net klaar zijn. De tafel zou worden afgeruimd en de kaarten tevoorschijn komen. Zouden ze haar missen? Ze nam zich voor morgen naar huis te bellen.

De gebeurtenissen van de vorige dag schoten door haar hoofd. Ze had gezocht naar een plek waar ze zich thuis zou voelen. Ooit was Niemandsland van hen, was Marjolein haar beste vriendin en het huis van haar oma een warm en vertrouwd onderkomen. Nu was alleen de geur in de kelder nog hetzelfde.

Haar mond was zo droog als kurk. Op de vensterbank stond de glazen kan met limonade. Alleen die vieze zoete lucht al! Stom, ze had voor zichzelf een fles martini moeten kopen. Een paar glazen voor het slapen gaan had geen kwaad gekund.

Buiten werd de mist dikker, de overkant was niet meer te zien. Ze stond op en luisterde onder aan de trap. Het was stil. Boven brandden alle lichten. In de gang naar de keuken was het donker. Ze was altijd bang geweest in het donker. Zolang ze zich kon herinneren, zelfs in hun eigen huis, waar zo veel mensen sliepen, had ze 's nachts niet in het donker naar de wc gedurfd.

Terwijl ze onder aan de trap luisterde of het boven stil was keek ze het diepe donkere gat in naar de benedendeur. Had ze de voordeur wel op slot gedaan? Ze dacht erover de gordijnen dicht te doen. Ze besloot van niet. Ze ging in de stoel voor het raam zitten. Vanaf die plaats kon ze zowel de kamerdeur als de straat in de gaten houden.

Waar zouden Sue en Peter de drank bewaren? Eigenlijk had ze Sue nog nooit met een drankje gezien en Peter al helemaal niet. Misschien in de keukenkast. In de kamer, in het enige kastje, dat uitpuilde van het speelgoed, stond het zeker niet. Met de moed der wanhoop begaf ze zich, steeds over haar schouder kijkend, naar de keuken. Het duurde even voor ze het knopje vond en het licht aanflitste. Onder in de keukenkast tussen lege limonadeflessen en conservenblikken stond een aangebroken fles cognac. Hij zat nog voor de helft vol. Ze pakte een beker, ze zag zo snel geen glas, en schonk hem vol. Het merk cognac kende ze wel. Ze kon altijd nog een nieuwe fles kopen voor ze thuiskwamen.

Ze ging op de stoel bij het raam zitten en zette de beker aan haar lippen. Ze hoopte dat de drank haar zenuwen enigszins tot rust zouden brengen. Het spul smaakte naar eau de cologne, het brandde in haar keel. Snel nam ze nog een slok. Morgen zou ze iets anders kopen, maar vandaag moest het maar. Een loom gevoel maakte zich van haar meester, haar zenuwen kalmeerden. Ze voelde zich niet meer zo gespannen en zakte onderuit.

Beneden werd aan het slot gerommeld. Was het de drank of was het echt? Al haar zintuigen stonden direct weer op scherp. Zachtjes, zonder geluid, zette ze de beker op de vensterbank. Haar hart bonsde in haar keel; nu kwam er iemand de trap op. Waar ze altijd bang voor was geweest gebeurde nu echt!

Het raam haalde ze van de knip en gooide het wijdopen.

Aan de overkant bij Herman brandde nog licht, al was het door de mist nauwelijks te zien. Ze wist dat ze geen geluid uit zou kunnen brengen. Als aan de grond genageld bleef ze staan. De voetstappen op de trap kwamen nu dichterbij.

Haar mond hing open, haar keel werd dichtgeknepen, haar adem stokte. Niet in staat zich te verroeren wachtte ze tot ze het traphekje hoorde.

"Hallo."

Ze verstijfde. Ze kende die stem.

"Mag ik verder komen?"

Langzaam zette ze zich in beweging. "Ben jij het?" vroeg ze, haar handen voor haar borst houdend, haar spieren gespannen.

"Alles goed?" vroeg Herman bezorgd.

"Jezus man. Ik schrok me rot. Waarom heb je niet gewoon aangebeld? Ik kreeg zowat een beroerte."

"Sorry, niet bij nagedacht. Ik moest wat uit het souterrain halen en dacht, ik zal maar even gedag zeggen, anders denkt ze dat er wordt ingebroken. Zo te zien kun je wel wat gezelschap gebruiken."

Ze dacht na. Ze wist zeker dat ze die deur op slot had gedaan. Of niet? "Nou ja in ieder geval ben ik blij dat jij het bent."

Hij ging zonder te vragen op de bank zitten, rilde, stond op, pakte de beker die voor het geopende raam stond, snoof eraan en sloot het raam. "Wat drink je?"

Ze voelde zich betrapt "Cognac. Ik ben niet gewend alleen te zijn," liet ze er beschaamd op volgen.

"Geef mij er ook maar een, dan houd ik je wel gezelschap. Dan komt er geen mens binnen, niet dat je daar bang voor hoeft te zijn. Het is hier een nette buurt."

Haar knieën knikten nog toen ze naar de keuken liep. Morgen zou ze een nieuwe fles kopen. Ze had het geld van tante Rie nog in haar zak.

"Ik heb geen glazen, dus je zult het zo moeten drinken," verontschuldigde ze zich.

"Geeft niets. Proost." Hij hief de beker omhoog. "Neem alsjeblieft zelf ook een slok, je ziet er uit als een lopend lijk. Mooie meisjes moeten niet hele avonden alleen zitten. Ik weet er alles van, mijn dochter is netjes getrouwd, maar nu zit ze thuis luiers te verschonen, terwijl hij gaat biljarten. Ze had vrienden zat, kon ze uitzoeken, maar ze moest hem. Je weet hoe dat gaat met vaders. Kom niet aan hun meisie."

De drank ontspande haar, maakte haar week. Ze dacht aan haar eigen vader, of het gemis, tranen prikten achter haar ogen. Buiten begon het te regenen, de druppels tikten tegen de ruiten. En vanuit de kant van de keuken klonk een heftig getik alsof een vogel met zijn snavel tegen de ijzeren dakgoot tikte. Ze was blij dat Herman er was. Geluiden in het donker waren anders dan overdag. Nu maakten die geluiden haar niet angstig, maakte ze zich geen zorgen waar ze vandaan kwamen.

Ze keek op haar horloge; het was nog vroeg. Nu de drank haar slaperig gemaakt had, wilde ze dat hij ging. Wat zou Hennie wel niet denken? Haar moeder zou het nooit goed vinden als haar vader zo lang ergens bleef hangen. Dat wist ze zeker. Het idee dat Herman en Hennie aan de overkant nog uren op waren, stond Sara wel aan.

Morgen zou ze naar huis bellen. Wie weet vond een van haar broers het wel leuk om een paar dagen naar Amsterdam te komen. Daar zou Sue toch geen bezwaar tegen hebben.

Sara voelde dat ze begon af te dwalen, dat haar oogleden omlaag vielen. "Morgen staan de kinderen weer vroeg voor mijn neus, ik wil eigenlijk naar bed."

"Je hebt gelijk. Ik drink dit op en dan moest ik er maar eens vandoor." Hij dronk het laatste restje op en stond op. "Doe de deur achter me op slot."

Achter hem aan liep ze de trap af. Bij de deur draaide hij zich om. Daarna ging alles in een flits. Hij duwde haar tegen de muur en voor ze wist wat er gebeurde, drukte hij zich tegen haar aan, zijn hand verdween onder haar rok en hij drukte zijn natte lippen op haar mond. Een straaltje speeksel droop omlaag.

Ze probeerde hem van zich af te duwen, krabde hem over zijn gezicht. Zijn greep werd steviger, zijn hand bewoog ruw tussen haar benen, hij boog zich omlaag en begroef zijn hoofd onder haar rok. Een arm zo zwaar als een boomstam klemde om haar middel. Hij duwde haar tegen de trap en wierp haar achterover. Hij lag nu bovenop haar. Ze voelde hoe hij hard werd en driftig met één hand zijn broek probeerde los te maken.

De klap kwam hard aan. Als een wilde stier rolden zijn ogen door zijn hoofd. Grommend kwam hij overeind; haalde naar haar uit. Met ongekende kracht liet ze de staaf op hem neerkomen. Hij draaide om zijn as en als een drenkeling greep hij naar het touw van de trapleuning. Toen zakte hij omlaag. Het bloed sijpelde van zijn schouder in zijn openstaande overhemd. Hij ademde roggelend. Zijn ogen schoten omhoog, hij vloekte.

Met één trap lag hij buiten. Het was hondenweer, er was niemand te zien. Sara vergrendelde de voordeur, sneed het touw om hem open te trekken door en zette een bezem onder de klink van het souterrain. De paraplu zette ze terug in de bak. Daarna dronk ze in één teug het laatste restje cognac uit de fles en ging naar bed.

 

Ze wordt wakker van de stilte. Badend in het zweet probeert ze haar ogen open te houden Er klopt iets niet. Ze ziet iets over het hoofd. Hij is er nog, hij is nog in de buurt. Ze voelt het. Al haar zintuigen staan op scherp. Hij kan overal zijn, vlak naast het bed, in de hoek van de kamer, op de gang achter de deur. Ze durft zich niet te verroeren, houdt haar adem in. Ze voelt zijn aanwezigheid van alle kanten.

De leegte van de stilte, het totale ontbreken van leven, zelfs geen ademtocht. De wereld is opgehouden te bestaan. En heeft mij vergeten, alleen achtergelaten, hier in dit bed. Waar zit hij? De stilte is angstaanjagend. Dit is geen droom, dit is echt.

 

Pas tegen de ochtend, toen het licht door de gordijnen naar binnen scheen en de dag begon, durfde ze haar vermoeide ogen te sluiten.

De volgende morgen werd ze wakker met een barstende hoofdpijn en kon ze zich niet precies herinneren hoe het allemaal was gegaan. Beelden en gevoelens tolden door elkaar. Was het echt gebeurd of had ze het gedroomd? Had ze eerst de cognac leeggedronken of was dat nadat ze hem naar buiten geschopt had?

In de keuken maakte ze toast met jam voor de kinderen en zette koffie. Haar handen klemden zich om de beker hete koffie. Ze keek hoe Jamy zijn gezicht onder de jam smeerde. Melanie kleurde, met haar tong uit haar mond, in haar kleurboek. Haar blonde vlashaartjes hingen voor haar gezicht. Vertederd veegde Sara de haartjes naar achteren.

Zo op het eerste gezicht was het een normale morgen. De koffie maakte haar geest helder. De beelden in haar hoofd begonnen zich te rangschikken. Ze stond op, het touw om de deur te openen was doorgesneden. Vluchtig stak ze haar hoofd om de keukendeur, gaf de kinderen allebei een donut die ze dankbaar aannamen, maakte een theedoek nat en ging de trap af. Ze poetste de bloedvlekken van de onderste traptreden en maakte het touw met een lus weer vast aan het slot. De bezem bij het souterrain liet ze staan. Ze opende de voordeur. Niets te zien. De grijze kinderhoofdjes glinsterden van de ochtendnevel. Tevreden sloot ze de deur en deed hem op het nachtslot.

"Ik weet wat we gaan doen," zei ze tegen de kinderen. Ze voelde zich volkomen kalm. "We gaan eerst het huis mooi maken." Kleertjes en speelgoed slingerden over de grond. Op de vensterbank stond de lege fles cognac. De limonadekan, die nu alleen op de bodem nog een vage kleur rood vertoonde, zag er troebel uit. "We ruimen alles op. Jullie gaan me helpen. Dat kunnen jullie toch wel? Dan maken we alles heel mooi voor als papa en mama weer terug komen. Een verrassing. Zullen we dat doen?" Daarna gaan we naar de supermarkt en mogen jullie iets uitzoeken.

"Mag je ook twee dingen?" vroeg Melanie.

"Vast wel. We kopen ook bananen en mandarijntjes en zetten een schaal met koekjes op tafel. Maar jullie moeten ook bloemen uitzoeken," zei ze met een serieus gezicht.

Ze begonnen in de kamer. Vuile spullen werden naar de keuken gebracht en rondslingerende kleren werden op de trap gelegd. Ze keerde de bovenste lade van het enige kastje dat in de kamer stond om en legde er de papieren die op tafel lagen in. Melanie en Jamy moesten het kastje, dat uitpuilde van het speelgoed, opruimen. Melanie deed de spelletjes in de bijbehorende dozen en stapelde ze keurig op in het kastje. Om Jamy uit de buurt van Melanie te houden gaf ze hem een uitgewrongen vaatdoekje, waarmee hij over de vloer aaide.

Terwijl ze zelf een doek over de vensterbank haalde, gluurde ze stiekem naar de gisteren nog zo vertrouwde overkant. De vitrage was gesloten. Er was nog geen beweging te zien. Vreemd genoeg kon het haar niet schelen. Ze had altijd geweten dat er een monster in haar sloop. Dat er een dag zou komen waarop hij zich zou openbaren. Ze haalde haar schouders op. Niets was wat het was, niets was wat het leek.

Boven maakte ze de bedden op, zette de ramen open en liet de frisse lucht binnen. "We gaan ons extra mooi aankleden." Ze liet het bad vol lopen met warm water en een flinke scheut badschuim. Ze kleedde zichzelf en de kinderen uit en gleed in het warme water. Ze kneep haar neus dicht en verdween onder water, waste haar haren en stapte als eerste uit bad. Met een handdoek wreef ze haar haren droog en drapeerde de handdoek om haar lichaam. Daarna haalde ze de stop uit het bad. Het water verdween en twee rillende kinderen stonden klaar om eruit getild te worden. Ze kleedde ze snel aan en zette ze gewapend met een stapel boekjes op haar bed.

De wasserette was om de hoek, maar dat kon wachten tot morgen. Uit de keuken haalde ze een tas en de portemonnee. Ze voelde of het geld van tante Rie en de sleutel in haar zak zaten.

Via de Keizersgracht wandelden ze naar het Waterlooplein. Op de markt was een hoop te zien. Amerikanen stonden stil bij de kraampjes met spullen, waarvan Sara niet eens meer wist dat ze bestonden. Curiosa,. houten pijpenstandaards, tafelaanstekers met paardenkoppen. Bontjassen, leren jassen, tassen, hoeden, een rieten kinderwagen met dichte witte wielen die haar herinnerde aan de plaatjes in de boeken van Ot en Sien. Antieke lijsten, kastjes, pilotenjacks. Afrikaanse maskers. Het was een gezellige drukte. Bij de tweedehands boeken bleef ze staan. "Vijf voor een joetje, juffie." Ze nam er drie voor zichzelf, en liet de kinderen er ieder een uitzoeken.

Een oudere vrouw had in haar geblondeerde touwhaar een rode bloem gestoken. Ze droeg dezelfde kleren die zowel aan hangertjes als uitgespreid op de grond om haar heen lagen: een wapperende gebloemde rok, een blouse met ruches en een rode omslagdoek.

Aan haar riem, die ze om haar middel droeg, hing een met gele stof omhulde zakflacon. Ze danste om de rekken, haar rok cirkelde in het rond. Mensen bleven staan en maakten foto's. Door ernaar te kijken voelde Sara zich blij worden. Ze wist sowieso niet wat haar vandaag bezielde, na gisteren voelde ze een eigenaardig voldaan gevoel. Ze was vergeten hoe het was om je blij en zorgeloos te voelen.

De bloemenstal was uitgedost met enkel blauwe bloemen. Van margrieten, rozen tot blauwe frêle veldbloemetjes, als een blauw tapijt, stonden ze te pronken in de heldere najaarszon. Met een bos margrieten en een zak met tien oliebollen verlieten ze de markt. In de supermarkt herinnerde Melanie haar eraan dat ze nog één en misschien wel twee dingen mochten uitzoeken. Beladen met boodschappen wandelden ze langs de gracht naar huis. De kinderen hadden het lekkers dat ze uitgezocht hadden onder hun arm geklemd en weigerden het los te laten. Zelf had ze nog geaarzeld bij de drank. Een fles martini. Het was tenslotte feest. En als Sue, wat waarschijnlijk niet het geval zou zijn, naar de cognac zou vragen, zou ze zeggen dat ze iedere avond een glaasje had genomen.

Thuisgekomen wilde ze de bloemen in een vaas zetten. Een vaas, ja, waar haalde ze een vaas vandaan? De limonadekan. Ze schikte de bloemen, legde het fruit op het grootste bord dat ze kon vinden en zette het op de opgeruimde tafel. Goedkeurend keek ze in het rond. Ze deed het licht boven de tafel aan. Het zag er meteen gezellig uit. Een beetje huiselijk. Met de schaal oliebollen tussen hen in, nestelden ze zich met de boeken die ze gekocht hadden op de bank. Gejaagd door de wind was het eerste boek dat ze zou lezen. Al snel zat ze er middenin en vergat de wereld om zich heen.

Een gil van Melanie bracht haar tegen haar zin weer terug in de werkelijkheid. Jamy maakte vreemde kokhalzende geluiden. Haar boek opzij leggend, zocht ze naar iets dat ze voor zijn mond kon houden. Te laat. Met een grote boog, terwijl ze probeerde zijn truitje zover uit te rekken dat het voor zijn mond zat, spuugde hij zijn broek en de bank onder. Met zijn handen omhoog duwde ze hem voor zich uit de trap op naar de badkamer.

Voor de tweede maal die dag liet ze het bad vollopen en kleedde ze hem uit. Onder luid gebrul waste ze zijn haren en boende hem schoon. Melanie stond in de deuropening en keek onthutst toe. Gewassen en in hun pyjama zaten ze even later met zijn tweeën op de vensterbank. Jamy had weer wat kleur op zijn wangen. De bank was voor het grootste gedeelte nat, maar schoon.

De schaal met oliebollen was leeg. Ze had beter op moeten letten. Als ze ook eenmaal in een boek zat... In plaats van eten te koken, maakte ze een schaaltje fruit voor ze. Een appeltje, vooral niet te grote stukken en schijfjes banaan. Daarna tilde ze Jamy de trap op. Zijn hoofdje rustte op haar schouder. Dankbaar liet hij zich toestoppen. Sara knuffelde hem en veegde de haartjes uit zijn gezicht. Ze trok de dekens wat verder omhoog. Hij draaide op zijn zij, zijn duim in zijn mond. Melanie zat op de rand van haar bed.

"Zal ik nog een verhaaltje vertellen?" fluisterde Sara in haar oor. "Schuif eens op, dan kom ik naast je liggen." Zachtjes pratend vertelde ze over Bas, het konijntje, dat ontroostbaar was omdat zijn vriendje uit de dierenwinkel was verkocht en nu bij andere mensen woonde. Melanie kroop dichter tegen haar aan. Gelukkig liep het allemaal nog goed af. Melanie strekte haar armpjes naar haar uit en hield haar stevig vast. Ze streelde het gezichtje van het kind en drukte er voor de derde keer een kus op. Ze wachtte tot ze de rustige ademhaling van het slapende kind hoorde en liet zich uit het bed glijden. Ze wilde de gordijnen van de slaapkamer sluiten, maar staarde in het donker naar buiten. Het was een heldere nacht, sterren stonden aan de hemel en op het water weerkaatste het licht van de lantaarnpalen. Ze liet alleen het licht op de overloop branden.

In de keuken roosterde ze een paar boterhammen met kaas, sneed ze door de helft, zette water op voor thee en nam het brood en de thee mee naar de woonkamer. De bank was nog nat, dus ging ze met het boek op schoot in de stoel naast het raam zitten. Na een half uur was ze nog op bladzijde een. Ze las de zinnen over en over. Het lukte haar niet haar aandacht erbij te houden. Haar gedachten dwaalden af naar de afgelopen twee dagen, ze probeerde te begrijpen wat er was gebeurd. De dingen waren niet meer hetzelfde als vroeger, niet meer zo vanzelfsprekend. Ze had gedacht in

Amsterdam iets terug te vinden waar ze steeds stiekem naar verlangd had, maar dat ze eigenlijk al lang geleden was kwijtgeraakt.

Ze sloeg het boek dicht. Ze voelde zich moederziel alleen. Was ze maar weer thuis! Alles beter dan dit. Ze dacht aan haar broers die met hun luide stemmen en hun humor het hele huis vulden. Ze rook de bekende geur van aardappels en jus, zag het natte wasgoed dat aan het rekje voor de kachel stond te dampen en voelde de lucht die begon te trillen als haar vader thuiskwam.

En nu, terwijl ze hier in Amsterdam in haar eentje zat, werd ze overvallen door weemoed. Waarom kwamen spookbeelden altijd gelijk met het donker worden? Het was of er dan een kast geopend werd waarin gedachten opgeslagen waren die het daglicht niet konden verdragen. Om een eind te maken aan deze gevoelens pakte ze haar boek weer op.

Aan de overkant gingen de buitenlichten aan. De deur ging open en Herman, gekleed in een donkere schipperstrui die tot de hals gesloten was, tuurde de kade af. Na een tijdje in een bepaalde richting gekeken te hebben, ging hij terug naar binnen en sloot de deur.

 

Na vier dagen met niemand anders dan alleen met de kinderen gesproken te hebben, was ze blij toen de rode Chevrolet voor de deur stopte. De kinderen renden naar het raam en Sara haastte zich naar de deur.

Sue omhelsde de kinderen die uitbundig op haar afvlogen. Sara hielp Peter de bagage naar boven te dragen. In de kamer keek hij goedkeurend om zich heen. "Ziet er gezellig uit." Het kleine verschil was dus wel te zien. De kamer was aan kant, de papieren waren van de tafel. In plaats daarvan stonden er bloemen en fruit.

Ze liet Sue en Peter met de kinderen alleen en ging naar de keuken om koffie te zetten. De kinderen waren druk en scheurden vol ongeduld het papier van de kadootjes. Het huis leefde weer. Sue kwam naar de keuken. "Hier, dit is voor jou, ik hoop dat je het mooi vindt," zei ze terwijl ze een pakje op de keukentafel legde.

"Voor mij?" Ze schonk het water op de koffie en maakte het open. "Dank je wel." Ze drapeerde de mosgroene omslagdoek om haar schouders. Heerlijk warm en wat een mooie kleur!

"Ik dacht wel dat je die kleur mooi zou vinden." Sara deed de doek weer af en vouwde hem zorgvuldig op. Ze schonk koffie in, legde de speculaasjes, pepernoten en de chocoladekoekjes die ze de kinderen had laten uitzoeken op een schaaltje. De kinderen lagen op de grond met hun nieuwe speeltjes. Bij het zien van de koekjes veerden ze overeind. Sara keek Jamy die een hand vol pepernoten pakte, veelbetekenend aan. Hij liet er een terugvallen en draaide zich snel om. Peter dronk zijn koffie, en gaf Sue en de kinderen een kus.

"Is het al zo laat?" vroeg Sue.

"Het is kwart voor een," antwoordde Sara automatisch.

"Zo laat? Dan mag je wel opschieten. Ik had geen idee." Sue gaf Peter zijn jas en liep met hem mee naar de voordeur.

"Het gaat allemaal niet zoals gepland," zei ze toen ze de kamer weer inkwam. "Mij benieuwen hoe dit afloopt." Ze trok Jamy op schoot. "Wat hebben jullie zoal gedaan? Zijn jullie een beetje lief geweest?"

"Ze waren erg lief," zei Sara snel. "We zijn naar de markt en naar de speeltuin geweest, hebben oliebollen gekocht." Jamy knikte. "We hebben boekjes gelezen en spelletjes gedaan."

"Je hebt goed je best gedaan," zei Sue tegen Sara. "Was je bang 's nachts?"

Sara dacht aan de stok onder de klink van het souterrain en voelde dat het bloed van haar hals naar haar hoofd steeg. "Een beetje."

"Geeft niets. Het is een oud huis," zei Sue, die zag dat ze haar in verlegenheid had gebracht. "Neem het weekend vrij. Dat heb je wel verdiend. Peter is het hele weekend thuis en zoals het er nu uitziet zal hij niet blij zijn, of er moet een wonder gebeuren. Het oude theater - dat weet je - lekt, dus dat is gesloten en het andere in Den Haag dat ze op het oog hadden, is nog tot eind december volgeboekt. Als het tegenzit, ziet het ernaar uit dat deze tournee voortijdig wordt afgebroken," ze zuchtte.

"Dat betekent dat jullie terug naar Engeland gaan?" vroeg Sara.

"Daar ziet het wel naar uit".

Daar schrok Sara van. Ze wilde niet met hangende pootjes weer thuiskomen. Maar het was nu, na drie weken, in elk geval wel eens tijd om bij haar ouders langs te gaan. Ze mistte hen, en vooral haar broers, ook wel een beetje.

De volgende dag liep Melanie aan Sara's hand mee. In de telefooncel op de hoek tilde Sara haar op en liet haar het geld in de gleuf doen. Ze wilde net de hoorn er weer opleggen toen er werd opgenomen.

"Mam?"

"Ben jij dat Sara?" hijgde ze. "Ik kom van buiten gerend. Waarom heb je niets van je laten horen?"

"Je hoort me nu toch."

"Dat is waar."

"Je moet de groeten hebben van tante Rie."

"Ja, ze heeft me gebeld. Ze vond je een beetje vreemd, erg onrustig."

"Was dat het enige wat ze te vertellen had? Geen wonder dat ze nooit getrouwd is. Het is en het blijft ook een oude zeur."

"Wanneer zien we je weer?"

"Daar bel ik juist voor. Vanmiddag." Het was stil aan de andere kant. Een vrachtwagen denderde voorbij. Melanie werd zwaar. "Ben je er nog?" Sara zocht in haar jaszak naar los geld.

"Je vader is bezig met de slaapkamers. De hele bovenverdieping staat op zijn kop."

"Oh, is het weer zover?"

"Ik begrijp niet waar je het over hebt." Zelfs door de telefoon herkende Sara dat toontje. Ze wist precies wat er aan de hand was. Als haar moeder weer aan het stressen was, reageerde haar vader daarop door het huis te schilderen.

"Jouw kamertje," hoorde ze aan de andere kant van de lijn, "staat vol verf, en je bed staat zolang op zolder. Waarom kom je niet volgende week? Dan is het klaar."

"Ik ben voor het eten thuis." Spinnijdig gooide ze de hoorn op de haak. Eerst zitten ze te zeuren dat je niet naar Amsterdam mag, te gevaarlijk. Doen ze achter je rug om een onderzoek naar het gezin waar je terecht komt en als je dan je hielen gelicht hebt, vinden ze het wel lekker rustig.

"Hoe laat gaat je trein?" vroeg Sue toen Sara weer terug was. "Wil je hier nog eten?"

Sara schudde van nee. "Geen idee. Volgens mij ieder halfuur."

Op het moment had ze andere dingen aan haar hoofd. Ten eerste het gesprek met haar moeder en ten tweede, hoe kwam ze aan geld? Haar moeder had groot gelijk, ze kon nog niet eens voor zichzelf opkomen. Het enige wat ze had, waren een paar losse guldens, daar kwam ze niet ver mee.

"Is er iets?" vroeg Sue, toen Sara maar bleef dralen.

"Kan ik wat geld lenen voor de trein?"

"Lieve hemel kind." Sue sloeg haar hand voor haar mond. "Geen seconde aan gedacht." Ze liep naar haar tas. "Ik geef je vast wat. Als je terugkomt, zullen we het precies uitrekenen." Zonder na te tellen pakte Sara met een rood hoofd het geld aan en zorgde dat ze wegkwam.

Met twee treden tegelijk rende ze het perron op. De coupés zaten vol jongelui die voor het wekend naar huis gingen. Opgezweept door hun drukke en enthousiaste gepraat verheugde ze zich op haar thuiskomst. Het zou allemaal wel meevallen. Haar boze bui van vanmorgen na het telefoongesprek maakte plaats voor nieuwsgierigheid.

Ze keek uit het raam. Het glooiende landschap trok in een sneltreinvaart aan haar voorbij. Toen ze op het perron uit de trein stapte, was het of ze thuiskwam. De lucht was blauw. De vogels zongen. Zelfs de mensen op het station leken bekenden.

Sara's thuiskomst was echter nog maar een greintje van wat haar moeder haar beloofd had. Sara moest haar gelijk geven. Ze had beter een week later kunnen komen. De bovenverdieping stond op zijn kop. Ieder had op zijn manier haar afwezigheid aangegrepen om er beter van te worden. Haar kamertje was ontruimd en om praktische redenen voor Jan, die in dienst zou gaan en alleen in het weekend thuis zou komen, gereserveerd. De jongens gingen naar de voorkamer en de ouderkamer verhuisde naar achteren. Restte nog een klein hok aan de achterkant en de zolder. Het hokje aan de achterkant was net groot genoeg voor een eenpersoons opklapbed.

"Waar hadden jullie mij gedacht?" vroeg ze sarcastisch nadat ze haar vader, de enige die thuis was, gedag had gezegd. "Waar is iedereen?" vroeg ze terwijl ze om zich heen de rotzooi op de bovenverdieping in ogenschouw nam.

"Ik heb je moeder naar de kapper gestuurd. Je weet hoe ze is."

Benedengekomen liep Sara de kamer in. Die zag er gelukkig netjes uit. Tenminste nog een plek in huis waar je fatsoenlijk kon zitten. Maar daar was haar vader alweer. Hij gebaarde haar om mee te komen en sloot de deur.

Ze liep de krakende trap op. Haar vader kwam zenuwachtig achter haar aan. "Mam komt zo thuis," zei hij. "Ik reken erop dat je aardig tegen haar bent en niet meteen begint te blazen."

"Nou nog mooier. Ik word van mijn kamer verdreven en moet maar zien waar ik slaap. Mijn moeder, die wist dat ik thuiskwam, vlucht het huis uit en van mij verwacht je dat ik een en al toewijding ben."

"Ik wijs je er alleen maar op." Hij pakte zijn poetsdoek, gooide hem over zijn schouder en liep verder naar boven.

Niet goed wetend wat ze moest doen liep Sara maar achter hem aan. Ze liet de deur wijdopen, knipte het knopje van het licht naar zolder aan en klom de zoldertrap op. De late middagzon scheen door het schuine raam en bracht schaduwen aan op de ruwe planken. In het midden tussen de opeenstapeling van oude spiralen, potjes, kopjes, oude wandschemerlampjes met vergeelde kappen en wat voor rotzooi nog meer, overzag ze de ruimte. Als alle rommel eruit zou kunnen? Ze begon het voor zich te zien. De wanden en balken, fris wit geschilderd. De planken moesten geschuurd. Haar bed zou dan daar kunnen. Ze liep een paar treden naar beneden, stak haar hoofd boven het trapgat uit. Helemaal goed. Vanaf dat punt kon je het bed niet zien. En dan naast haar bed een wastafel, daar een kast. De kast was een probleem. De kast moest tegen de enige rechte muur staan. Geen punt, dan kon ze aan de zijkant een spiegel hangen. Het idee begon haar wel aan te staan. Een plek voor zichzelf. Op kamers in haar eigen huis. In de hoek stonden dozen met spullen, dik onder het stof.

"Die dozen, mogen die weg?"

"Wat mij betreft mag alles weg. Als mam het tenminste goed vindt."

Beneden werd de sleutel in het slot omgedraaid.

"Help mee even, Sara." Hij pakte zijn potten verf en veegde de kwast schoon aan de lap over zijn schouder.

"Ben je boven?" vroeg mam onder aan de trap.

"Ik kom mam." Hij greep naar zijn schouder en veegde met de verflap het zweet van zijn voorhoofd.

"Heb je nog geen koffie gezet?"

"Ik kom toch?" herhaalde hij.

"Ben je nou nog niet aangekleed?" vroeg ze afkeurend omhoog kijkend.

"Barst."

"Wat zeg je schat?"

"Niets mam."

"Ik dacht dat je wat zei."

Hij maakte een hoofdbeweging naar Sara. "Ga jij maar vast naar beneden." Met zijn verfhanden knoopte hij zijn overhemd dicht en stopte hem in zijn broek. Hij trok zijn riem aan en liep achter haar aan.

Beneden botste Sara tegen haar moeder. "Hoi," zei ze tegen haar moeder, terwijl ze haar met tegenzin een kus gaf.

Haar moeder draaide zich om en wierp een korte blik op haar echtgenoot. Hij stonk naar terpentijn.

"Je bent vroeg mam," zei hij.

Ze negeerde zijn toontje. "Hoe zit mijn haar?" Koket draaide ze met haar hoofd.

"Netjes."

"Is dat alles? Netjes?"

"Die rommel moet van zolder," ging hij onverstoorbaar verder. "Nu we het boven toch grondig aanpakken," ging pap verder, "kunnen we het beter in een keer goed doen. Dan hebben we weer wat meer ruimte en een slaapkamer erbij," voegde hij er triomfantelijk aan toe.

"Voor haar? Voor die enkele keer dat mevrouw thuiskomt! Eens in de twee, wat zeg ik, drie weken. Geen telefoontje, geen ansicht, niets, gewoon niets." Ze spuugde de woorden eruit.

"Als het tegenzit, of meezit, net hoe je het bekijkt," zei Sara, "ben ik over een week, uiterlijk twee weken, weer thuis."

"Nou, wat heb ik je gezegd." Mam hief haar handpalmen omhoog en keek over Sara heen naar haar vader.

"Een wastafel en een stopcontact," mompelde haar vader, meer in zichzelf dan tegen iemand in het bijzonder, "en ik zal aan Piet vragen of hij de schuine wanden wil behangen." Oom Piet kwam ieder jaar de kamer behangen, dus dat zit wel goed, dacht Sara.

Hoewel mam nog steeds tegensputterde begonnen ze zondag met het leeghalen van de zolder. In het midden van de zolder stonden de dozen vol spullen, die Sara een voor een door haar vingers gaan. Het deed bijna zeer; oude potjes, kopjes zonder oor, schoteltjes, suikerpotjes en wat al niet meer. Allemaal rotzooi en toch hadden ze allemaal hun geschiedenis. Was het ooit iemands favoriete theepot of kopje geweest? Wat een mens al niet verzamelt in al die jaren!

Het ergste was dat alles door de achterdeur naar de schuur moest. "Het gaat de buren niets aan," zei Sara's moeder, "en bovendien is het zondag." Ze verschanste zich met een kop koffie en haar wekelijkse lijfblad voor het raam.

Toen Sara weer in de trein naar Amsterdam zat, en de watertoren en het groene vlakke landschap aan zich voorbij zag flitsen, bedacht ze dat het weekend zo slecht nog niet was gegaan. Bram had haar geholpen met haar zolderkamer en zelfs haar vader scheen schik te hebben in haar enthousiasme.

In Amsterdam werd ze opgewacht door een paar uitgelaten kinderen, die blij waren haar te zien. Ze trokken haar de kamer in en haalden al hun speelgoed tevoorschijn.

Het was gegaan zoals verwacht. Sue vertelde het uitgebreid en verontschuldigde zich honderdmaal. Het was voor hen vervelend, maar - en dat besefte ze al te goed - het was ook vervelend voor Sara. Die overtuigde Sue er echter van dat het nu eenmaal zo was en dat het voor hen het vervelendst was. Zij vond wel weer wat anders.

De dag voor hun vertrek naar Engeland nam Sue Sara mee de stad in. De kinderen gingen uitgelaten met hun vader naar Artis.

"We gaan eerst winkelen," zei Sue en sleepte Sara mee door de draaideuren van de Bijenkorf. Sue bleef staan bij de parfums en spoot uit de overvloedig aanwezige grote monsterflessen.

"Dit is mijn lievelingsgeur." Ze snoof de geur op van haar pols.

Verbaasd over zo veel luxe keek Sara om zich heen en wierp een terloopse blik in een van de vele spiegels. Thuis had ze er goed uitgezien; voor ze wegging was er nog niets dat haar stoorde. Maar naast deze luxe verbleekte alles. Zelfs de verkoopsters zagen eruit of ze zo uit een modeblad kwamen. Sara's jas voelde armoedig en haar schoenen waren hopeloos ouderwets.

Sue pakte haar argeloos bij haar arm en loodste haar langs de tassen, de sjaals en andere verleidelijke accessoires de roltrap op. De prijskaartjes aan de kleding beloofden niet veel goeds. De prijzen gingen Sara's budget ver te boven en dus zocht ze voor de vorm tussen de truitjes. Sue moest niet denken dat ze zich verveelde. Maar zelfs een truitje zou niet gaan lukken. Het goedkoopste kostte al meer dan ze in haar zak had.

Een eindje verderop struinde Sue aandachtig tussen de rekken. Af en toe hield ze een kledingstuk voor zich, draaide en bekeek zichzelf van alle kanten in de spiegel. "Dit is net iets voor jou." Met glimmende ogen trok ze een jas uit het rek. "Pas eens." De jas paste precies. De kleur was prachtig en de lengte helemaal goed. "Die krijg je van mij," zei Sue enthousiast. "Hij staat je fantastisch."

Sara voelde het bloed naar haar wangen stijgen.

"Kijk maar niet zo verbaasd. Ik was toch al van plan je iets te geven."

Na de Bijenkorf nam Sue Sara mee naar, volgens eigen zeggen, de beste chinees. In de Binnen Bantammerstraat werd de deur voor hen geopend. Sara keek haar ogen uit. De rode vloerbedekking waar je in wegzakte, de vergulde drakenkoppen, de zachte muziek, de roodfluwelen stoel die werd aangeschoven. Ze voelde zich weer die onnozele tiener die overal nerveus van werd. Haar spieren spanden zich.

"Iets drinken?" vroeg de kelner.

"Twee droge martini met ijs," zei Sue zonder erbij na te denken. De kelner bracht de drankjes en de kaart.

Na twee martini's en een rijsttafel voor twee personen leunde Sara relaxed achterover. Ze wreef over haar buik. Ze voelde hoe haar spieren zich ontspanden door de drank en de zachte, sfeervolle muziek.

Sue bestelde koffie en sloeg haar ogen ten hemel toen ze daarna een slok van haar likeurtje nam. "Wil je echt niets meer? Je kunt toch wel iets nemen? Een cognacje?"

Sara voelde hoe haar wangen begonnen te gloeien. "Oké, een kleintje dan."

Daarna hadden ze in dezelfde straat lampen gekocht. Sara was direct verguld van rode papieren lampen met de kwastjes eraan. Ze leken op de lampen bij de Chinees. Ze kocht er twee van verschillende grootte, voor haal zolderkamertje. Voor op het bed kocht ze Chinese kussentjes. Van de verkoper kreeg ze, hij moest lachen om haar enthousiasme, een asbak van vijfentwintig voor tien gulden. In een souvenirwinkel besteedde ze haar laatste geld aan cadeautjes voor de kinderen.

Gearmd liepen Sara en Sue, een beetje lacherig van de drank, de gracht op. Toen Sue de sleutel in het slot stak, hoorden ze boven stemmen. Beladen met tassen liepen ze de huiskamer in.

In de deuropening bleef Sara als aan de grond genageld staan. Het was of ze geen lucht meer kreeg. Haar hart bonsde als een wilde.

"Dit is Herman de overbuurman." Peter maakte een gebaar naar de man in de stoel.

"Dag Sara," zei Herman alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.

Peter trok zijn wenkbrauwen op, keek van de een naar de ander. "Jullie kennen elkaar dus al."

Sara knikte."Des te beter."

"Ze slapen als rozen." Sue kwam van boven. "Trek je nieuwe jas eens aan."

Ook dat nog. Met een rood hoofd trok Sara, om Sue een plezier te doen, de jas aan en trok de kraag hoog op. Ze hoopte maar dat ze niet zagen hoe haar knieën knikten.

"Hoe ziet ze eruit?" vroeg Sue, zich omdraaiend naar de mannen.

Peter kwam overeind en knikte goedkeurend. "Staat je heel mooi."

Sue gaf Sara een knipoog.

Peter ging naar de keuken en kwam terug met vier glazen en een fles. "Zullen we iets drinken op het afscheid?" Hij schonk de glazen halfvol en zette de fles op de vensterbank.

Sara herkende het merk en voelde het bloed naar haar wangen stijgen. Ze trok haar jas uit, hing hem aan de kapstok en klemde haar koude handen om haar verhitte gezicht, daarna vermande ze zich en liep de kamer in.

Peter reikte de glazen aan. Met twee handen pakte Sara haar glas aan.

"Proost. Hoe zeggen ze dat ook alweer in Holland: een goede buur is beter dan een verre vriend?" Hij hief het glas naar Herman en nam een teug.