11
Het was Pasen, 's Morgens was Sara met het hele gezin naar de mis geweest. Daarna kwam het traditionele paasontbijt. De hele dag stond in het teken van de kerk, beter gezegd de hele maand. Het begon met de vasten. Dan Aswoensdag, Witte Donderdag, Goede Vrijdag en dan eindelijk het hoogfeest van Pasen.
Na het ontbijt trok Sara's vader zich het liefst terug in de keuken. Op het aanrecht hakte hij eerst de basis van de salade in piepkleine blokjes. Daarna volgde wat als niemand anders zo kon als hij: het decoreren. Met een engelengeduld bracht hij de ham, asperges, zalm, garnalen en andere ingrediënten tot leven. Net als vroeger in de bakkerij toverde hij van augurken ragfijne steeltjes en bloemblaadjes van tomaten. Zó flinterdun dat ze niet van echt te onderscheiden waren.
's Avonds, vooraf aan de hors-d'oeuvre, werd de gebruikelijke juliennesoep geserveerd. Mam haalde hem uit een pakje, meer om de naam dan om de smaak; de soep smaakte naar niets. Het hoofdgerecht, dat al jaren uit kip bestond, was dit jaar gewijzigd. Dit jaar aten ze wild. Dat was een idee van Jos, de kok van de familie. Het hele huis was doordrongen van een scherpe, ondefinieerbare, duffe lucht. En in tegenstelling tot de vette kippen die ze ieder jaar aten, was het wild meer bot dan vlees. Het beestje had van hen dan ook wel wat langer mogen leven.
Na het eten werd de tafel afgeruimd. Het was tijd voor spelletjes. Sara ging naar de keuken. "Zal ik je even helpen, mam?"
"Graag, doe die deur maar dicht." Sara pakte een theedoek, en wachtte tot haar moeder haar schort voor had, een sigaret had aangestoken, een diepe haal had genomen en de sigaret vervolgens van haar natte lippen lostrok om op de rand van het aanrecht te leggen.
"Denk je dat ik vanavond weg mag? Ik wil zo graag langs Frans. We zien elkaar zo weinig."
Haar moeder keek op van de afwas. Ze droogde haar handen aan haar schort. "Je weet hoe je vader erover denkt. Hij wil gewoon dat iedereen er is op dit soort dagen."
"Asjeblieft, doe een goed woordje voor me."
Haar moeder zuchtte. "Ik doe mijn best maar houd jij je erbuiten.
Een uurtje later zat Sara in de bus. Het was niet gemakkelijk geweest. Maar tenslotte was Frans ook niet zomaar iemand, en daarbij waren ze verloofd. De bus stopte op de hoek, Sara stapte uit en rende tot ze bij de deur van het restaurant was.
Haar ogen moesten even wennen aan de schemerige omgeving. Het restaurant was leeg, aan de bar achterin zaten maar een paar mensen. Mooi, des te meer tijd had hij voor haar.
Frans stond bij de koffiemachine. Hij draaide zich om en keek verrast. Hij zag er knap uit in dat pak. Sara liep automatisch achter de bar en gaf hem een zoen. Ze hield hem even tegen zich aan.
Hij keek angstig om zich heen "Niet hier."
Lachend draaide ze zich om en ging aan de bar zitten. Op de hoek zaten twee meisjes, spichtige types. De één lang, vet haar, de ander een rattenkop. Niet echt meisjes die je in een dergelijke zaak zou verwachten. Aan de andere kant, tegenover hen, zat een vrouw haar nagels te lakken. Het waren de enige klanten.
Sara zocht in haar tas naar sigaretten en een vuurtje. Frans pakte een doosje lucifers en legde het nonchalant voor haar neer. Daarna ging hij weer naar zijn klanten op de hoek. Hij hing over de bar, de meisjes zeiden iets. Hij lachte uitbundig, gooide zijn hoofd achterover en verdween door de klapdeur naar de keuken. Even later kwam hij terug met twee cocktails. Hij gaf ze aan de meisjes in de hoek. Ze giechelden en proostten, waarna ze de felgekleurde rietjes uitdagend in hun mond staken.
Sara inhaleerde diep en volgde de rook die zich boven haar hoofd verspreidde. "Frans," riep ze.
Hij keek om.
"Geef mij maar een cola-tic." Ze keek toe hoe hij de fles van de plank pakte, ijsklontjes in haar glas deed en de cola erbij schonk.
Het was heel bijzonder, dat ze hier zat. Kerstmis of Pasen vierde je thuis. Alleen zwervers liepen dan langs de straat. Verloedering van het roomse leven noemde haar vader het. Hij had er geen goed woord voor over.
Toen Frans het glas voor haar neerzette pakte ze zijn hand. Hij week verschrikt terug en keek in de richting van zijn klanten. Sara moest lachen. "Ze hebben toch wat te drinken." Ze keek achterom. "Of moet je ook in de zaal bedienen?" Hij schudde van nee.
De vrouw was klaar met haar nagels. Ze schroefde het flesje zorgvuldig dicht, kromde haar handen, zoals Sara haar moeder zo vaak zag doen, en blies langs haar nagels alsof ze mondharmonica speelde. Ze pakte het flesje, stak haar hand op en was weg.
Sara observeerde Frans terwijl hij de glazen spoelde, ze kon haar ogen niet van hem afhouden. Hij zou altijd een pak moeten dragen, dacht ze. "Tot hoe laat moet je werken?"
Hij hoorde haar niet.
Sara dronk haar glas leeg en bestelde een nieuwe. De drank maakte haar loom en warm.
Met zijn rug naar Sara toe stond Frans met zijn enige klanten te lachen. Hij had hen inmiddels de derde cocktail gebracht en ze boden hem zijn derde wodka-jus aan. Jammer dat die meiden zo veel aandacht vroegen, maar sommige klanten waren nu eenmaal lastig.
Frans kwam nu op haar af. "Zit je lekker?" Hij wilde meteen weer weglopen.
"Blijf even hier." Sara legde haar hand op zijn arm.
"Sara...," hij liet zijn stem dalen, "ik ga met haar," en hij wees naar een van de meisjes, "naar Amerika."
"Dat doe je goed, voor hoe lang? Grapjas."
"Nee, echt," zei hij. Hij liep weer terug naar de hoek van de bar.
Wij," hij pakte nu de hand van het meisje, "wij samen."
Het meisje, met het vette haar, boog zich naar voren, trok Frans' hoofd naar zich toe en fluisterde iets in zijn oor.
"Zie je Sara, het is menens." Frans lachte verliefd naar het
meisje, en pakte haar hand. "We gaan in ieder geval voor een jaar."
Sara voelde het bloed uit haar hoofd wegtrekken en werd misselijk. Dit was niet waar. Het was een nachtmerrie. Ze zou zo wakker worden en dan had ze het allemaal gedroomd. "En ik dan?" Ze kon het nog steeds niet geloven. "We zijn net verloofd!"
"Toe nou zeg. Als je van me houdt, dan wacht je op me."
"Is ze jaloers?" vroeg het meisje slijmerig aan Frans. Ze hield haar hoofd schuin en nam Sara lachend op. "Mag ik hem niet van je lenen?" Ze lachten nu met z'n drieën.
Was dit Frans? De man waar ze van hield en die ze vertrouwde. Ze keek van de een naar de ander. Door een mist zag ze drie grijnzende verwrongen gezichten. Ze had het gevoel dat ze in een derderangs film zat.
Tergend langzaam stond Sara op en bewoog zich naar de hoek van de bar. Het was zwart voor haar ogen.
"Stel je niet zo aan Sara," klonk de stem van Frans. "Moet je kijken hoe je eruitziet."
"Je bent mijn verloofde." Sara's stem sloeg over. "En jij," schreeuwde ze, terwijl ze naar het magere scharminkel wees, "Jij lijkt op het konijn dat ik vanavond op mijn bord had."
Nu werd Frans kwaad. "Je wordt nu echt grof, Sara, donder op."
"Dat zal ik wel doen ook, Jezus, wat ben jij een uitslover!" Sara stond op en liep tergend langzaam naar de hoek, waar het spichtige meisje zat. Frans volgde haar met argusogen.
Het meisje had zich inmiddels omgedraaid en keek Sara triomfantelijk aan. Sara deed alsof ze langs haar liep, maar draaide zich plotseling om en leegde de inhoud van haar glas in haar blouse.
Razend liep Sara naar de uitgang. Bij de deur draaide ze zich om en smeet haar verlovingsring dwars door de tent. "Geef die ook maar aan haar, vette zak!"
Sara liep zonder te denken, gewoonweg maar stom lopen. Ze wist niet waar ze heen liep, het maakte haar ook niet uit. Als ze maar in beweging bleef. Op een goed moment zou ze wakker worden, en bleek alles een groot misverstand. Ze zouden er om lachen...
De volgende morgen werd ze in haar bed wakker. Om vijf uur 's morgens had haar moeder Sara met haar jas aan slapend in de stoel gevonden. Die had onmiddellijk gezien dat er iets mis was. Ze had thee gezet en een kruik bij Sara in bed gedaan. "Ga nu eerst maar eens slapen en zorg dat je een beetje warm wordt," had ze gezegd. "Morgen praten we verder."
Direct toen Sara haar ogen opende stonden de gebeurtenissen van de vorige avond weer helder voor haar geest. Ze moest weg, naar hem toe, alles was een misverstand. Ze zou hem uitleggen dat ze geschrokken was en dat ze van hem hield. Hij zou haar vasthouden, blij dat alles weer goed was gekomen.
Ze kleedde zich snel aan, trok de broek en het vest aan waar hij zo gek op was en maakte zich zorgvuldig op. Ze lachte naar zichzelf in de spiegel - of leek het meer op huilen? Ze trok nog een paar gekke bekken en wenste zichzelf geluk.
De bus zou pas over een kwartier komen. Ze kon het geduld niet opbrengen om te wachten, dus stak ze haar duim op. Een kwartier later stond ze bij Frans voor de deur. Ze besloot de achterdeur te nemen, die was altijd los. Ze kwam gelukkig niemand tegen op de trap en vloog, zoals ze gewend was, zonder kloppen zijn slaapkamer in.
Frans lag in bed en sliep als een roos. Gelukkig. Misschien had ze in haar onderbewustzijn iets anders verwacht. Helemaal niet in bed of... nog erger.
Op haar tenen liep Sara door de kamer en bij het bed aangekomen trok ze haar schoenen uit. Haar vest en broek gooide ze over de stoel en vervolgens stapte ze bij hem in bed. Het vertrouwde gevoel maakte haar rustig. Hij schoof een beetje op en sliep weer verder. Ze legde haar arm om hem heen.
Hij schrok en schoot overeind. "Wat doe jij hier, hoe laat is het? Ik lig net in mijn nest." Hij stonk naar drank en was nu klaarwakker.
"Ik moest je zien. Het was niet zo bedoeld, het is gewoon, nou ja, ik kan niet tegen zulke grapjes," zei ze minnetjes. Ze stak haar armen uit, maar hij duwde haar weg.
"Het is over. Ik wil niet meer, snap je dat dan niet? Neem je spullen mee en vertrek. Verdomme, ik heb nog geen uur geslapen."
Hij geeuwde en de dranklucht kwam haar tegemoet. Zonder haar nog een blik waardig te gunnen vertrok hij naar de badkamer. Als verdoofd pakte ze haar spullen.
Op het strand bij de paviljoens werden de terrassen klaargemaakt voor een drukke, zomerse dag. Sara klom het duin op, liep tot het strand, dat eerst niet meer dan een streep aan de horizon leek, en liet zich vallen in het zand. Ze werd wakker van de zon die pal boven haar stond. Met haar hand probeerde ze haar ogen te beschermen tegen het felle licht. Haar arm weigerde dienst, haar gezicht trok en voelde als perkament; strak van het zand, de zon en de tranen.
Wanhopig probeerde ze overeind te komen. Ze moest iets doen! Het maakte niet uit wat. Niets doen betekende wachten tot je gek werd. Haar hele overlevingsmechanisme kwam hiertegen in opstand.
Maar wat kon ze doen? Er kwam niets in haar op.
Verwoed zocht ze naar een verklaring, hoop, troost. Het enige wat ze voelde was pijn, ze kende die pijn en wist dat die lang ging duren.
Uren slenterde ze door de duinen, vermeed het strand met spelende, lachende kinderen en stelletjes die genoten van elkaar en de zon. Zonder te weten waar ze naartoe ging stapte ze in de bus. Bij het eindpunt draaide de chauffeur zich om. "Blijf je zitten? We gaan niet verder hoor."
Ze vermeed de hoofdstraat en liep, de stoeptegels tellend, door de smalle achterstraatjes met de scheefstaande pandjes langs de gracht. Obers met volle bladen paradeerden handig op de overvolle terrassen. Om de drukte te ontlopen, dook Sara weer een van de zijstraatjes in.
Daar werd haar oog getrokken door een klein uithangbord: Travel Agent. De gevel was hemelsblauw. Het deed haar denken aan een Grieks schilderijtje dat bij hen thuis aan de muur hing.
Het gebeurde in een flits. Zonder na te denken liep ze naar binnen. Behalve een bureau met aan weerskanten een stoel en rekken met reisgidsen was het leeg. Het leek alsof het niet meer gebruikt werd.
Vanachter een fluwelen gordijn achter het bureau kwam een jonge vrouw, Sara schatte haar ergens in de dertig, tevoorschijn.
Ze had kortgeknipt donker haar met een verwachtingsvolle glimlach op haar gezicht. Ze maakte het Sara direct gemakkelijk. "Ga zitten, kopje koffie? Je treft het, ik heb net verse koffie gezet." Ze verdween weer naar achteren. Sara hoorde haar tegen iemand praten.
Wat kwam ze hier doen? vroeg ze zich af.
De vrouw kwam terug met twee kopjes koffie, ging tegenover Sara zitten, nipte van haar koffie, boog zich naar voren en wachtte.
Nu moest ze toch iets zeggen. De tranen prikten achter haar ogen. Ze raakte in paniek. Dit was waanzin. Ze moest hier weg. "Het spijt me." Zoals gewoonlijk was Sara's stem nauwelijks te verstaan. "Ik dacht dat u me misschien kon helpen. Een baantje. Italië, Spanje, ver weg in ieder geval."
Buiten klonken opgewonden kinderstemmen, een fiets werd tegen de gevel gezet. Waar was ze mee bezig, iemand anders opzadelen met haar ellende. Sara schoof haar stoel naar achteren, veegde met de zoom van haar mouw over haar gezicht en liep naar de deur.
Maar de vrouw was er eerder. Ze nam Sara bij de arm en plantte haar terug in de stoel. "Drink maar rustig je koffie op. Ik heet Annet. En jij?"
Met horten en stoten deed Sara haar verhaal.
"Als je het zeker weet kan ik je wel helpen. Vooral nu het hoogseizoen voor de deur staat. Zou je dat willen, in de horeca?" vroeg Annet toen Sara weer wat was gekalmeerd.
"In deze gids," ze stond voor de kast en speurde het rek af. "Ah, hier is hij." Ze zocht een bepaalde bladzijde en vouwde hem dubbel. "Dit hotel is van een vriendin," ze wees op de opengeslagen bladzijde. "Ik ben meestal onderweg. De klanten worden namelijk steeds veeleisender. Zodoende ken ik veel mensen. Sommigen ken ik al jaren. Maar dit kan ik je aanbevelen. Zij is Duits, en getrouwd met een Italiaan. Spreek je een beetje Duits?"
Sara knikte.
"Dat is mooi. Verder zul je daar niet veel anders horen dan Italiaans." Annet noteerde Sara's adres en telefoonnummer. "Ik bel je zo gauw ik iets weet," beloofde ze. "Intussen regel jij wat we afgesproken hebben, je kunt me altijd bellen. Hier is mijn kaartje en denk erom, geen man is zo veel verdriet waard."
Aan het eind van de straat keek Sara nog even achterom. Annet stond nog in de deuropening, voor ze naar binnen ging wuifde ze nog even.
De spanning had Sara te pakken. Het golfde door haar lijf, haar handen beefden, en haar keel voelde dichtgeknepen. Lusteloos prikte ze in haar eten, met haar hoofd gebogen over haar bord.
"Waarom eet je niet Sara?" Mams toon klonk bezorgd. Is er iets?
"Ja, het is uit." Ze boog haar hoofd nog dieper over haar bord. "Uit?" Haar moeder legde haar vork neer, haar adamsappel vloog op en neer. "Met Frans bedoel je?" "Ja, met wie anders."
Haar broers haalden hun schouders op. "Jammer, hij was wel geschikt," zei Bram. Ze gingen verder met eten. Het maakte hen niets uit. Verkeringen gingen uit en een paar weken later stond de volgende weer op de stoep.
"Hij heeft het te druk," zei haar moeder. "Hij is niet gewend zo hard te werken. Het komt wel weer goed."
Sara's bestek viel met een klap op tafel. "Het komt niet goed, hij heeft een ander." Ze rende naar boven en viel languit op haar bed.
Na het eten kwam haar moeder boven. "Hij leek zo gek op je. Ik snap er niets van." Sara snoot haar neus.
"Het kan toch niet allemaal komedie zijn geweest. Hij komt wel weer terug."
Hij kwam niet terug. Thuis ging het leven gewoon door. Iedereen had zijn werk en over Frans werd niet meer gesproken. Sara echter voelde zich beroerd. Ze werd ziek. Vrijwel elke morgen moest ze overgeven. Ze had het gevoel dat ze misselijk was van heimwee en verlangen.
"Hoe oud ben je?" vroeg de vreemde dokter terwijl hij zijn handschoenen uittrok.
"Negentien," antwoordde Sara terwijl ze van de onderzoekstafel opstond.
"Mooie leeftijd om moeder te worden." Hij bekeek haar aandachtig en liet haar uit zonder te feliciteren.
Het was geen verrassing, slechts een bevestiging van wat ze al vermoedde. "Moeder." Ze sprak het woord uit terwijl ze zich richting het park bewoog. Daar ging ze op een bankje zitten. De omvang van wat ze zojuist gehoord had, drong in alle ernst tot haar door. Ze voelde zich klein, nietig, maar bovenal eindeloos eenzaam. Wat nu? Ze had geen idee.
De zon scheen op het rimpelige water dat aan haar voorbijtrok. Het water botste tegen losse voorwerpen die voorbij dreven en vervolgde zijn weg. Ze kon hier niet de hele dag blijven.
Thuisgekomen liep ze langs haar vader naar de geborgenheid van de zolder. Meteen stond hij achter haar. "Mam zei dat je last van je oren had." Zijn scherpe neus voor naderend onheil liet hem nooit in de steek. "Je hebt helemaal geen last van je oren hè, je bent zwanger."
Zijn directheid overviel Sara.
Haar vader zweeg en wachtte.
Ze sloeg haar ogen neer. Tranen prikten achter haar ogen.
"Luister. Waar zeven eten kunnen er ook acht. Het kind kan mijn naam krijgen, ik vertel het wel aan je moeder." Hij draaide zich om en liet haar beduusd achter.
De rest van de dag zag Sara haar vader niet. Obsessief begon ze haar kast leeg te halen. Ze haalde bh's en ondergoed op en neer in een bakje sop tot ze smetteloos waren en hing ze in de zon te drogen. Tegen vieren was de zolder met haar kleren en al aan kant en lag het ondergoed in slagorde in de kast.
De onrust die ze de hele dag min of meer had onderdrukt, kwam nu in alle hevigheid boven. In haar buik beukten allerlei tegenstrijdige gevoelens. Haar spieren stonden stijf en gespannen, en veroorzaakten een lichte trilling.
Eén blik op de klok was voldoende. Het zou nog zeker een kwartier duren voordat haar broers thuiskwamen. Ze nam plaats aan de eettafel met haar rug tegen de muur. Na vijf minuten begonnen haar benen ongecontroleerd te wiebelen. Haar handen ondersteunden haar hoofd. Ze stond op en keek in het rond. Ze ging op de stoel tegenover de deur zitten, rechtop, met haar beide voeten op de grond, en haar handen gevouwen in haar schoot.
Buiten werd het tuinhekje geopend en op het pad klonken de driftige stapjes van haar moeder. In de deuropening bleef ze staan. Sara zag dat ze gehuild had. Haar moeder keek haar aan en schudde meewarig haar hoofd.
Sara voelde zich verstijven en sloeg haar benen over elkaar. Haar nekspieren spanden zich, haar hoofd begon te schudden. Met haar hand in een kom over haar voorhoofd wrijvend probeerde ze het schudden tegen te gaan.
Haar moeder stond nog steeds bij de deur. Haar gezicht was een mengeling van ongeloof en verbijstering. "Kind! Wat heb je nu weer uitgespookt? Wat doe je ons aan?" Na nog een paar maal met haar tong geklikt te hebben verdween ze naar haar keuken.
Als een geslagen hond zakte Sara steeds verder weg in de stoel. Een ijzige koude trok over haar rug. Vanbinnen groeide de onrust.
De volgende morgen ging ze op tijd de deur uit. In plaats van de bus te nemen naar haar werk, liep ze naar de telefooncel, twee straten verder. In haar zak zat het kaartje. Ze draaide het nummer. Door het beslagen glas hield ze de straat in de gaten. Ze wachtte tot ze er zeker van was dat er niemand meer thuis zou zijn. Toen ging ze naar huis, pakte op zolder een tas en propte er zo veel mogelijk kleren in. Ze keek de zolder in het rond, zag nog een foto van zichzelf met Frans, scheurde hem van de muur en legde hem tussen haar kleren.
De tas woog als lood. Het hengsel sneed in haar schouder. Voor het laatst liep ze door de straat met zijn grijze huizen en kleine erkertjes, waarachter grijze muizen hun brillenglazen achter stoffige vitrages oppoetsten.
Er restte nog één ding. Aan het eind van de straat stak Sara over en liep ze langs het water tot het pad waar de volkstuintjes begonnen. Het was nog vroeg. De oude caravans aan het begin stonden er verlaten bij. Door de dichtbegroeide bossage worstelde ze zich naar de oude boom.
Ze wilde schreeuwen, krijsen, gieren, maar er kwam slechts een raspend, piepend geluid uit. Met beide armen omklemde ze de boom. Haar nagels drukten in de bast. Ze wilde hem pijn doen, fijnknijpen, de lucht eruit zuigen, zoals jaren met haar gebeurd was. Haar nagels schraapten over de stam. Het bloed gutste eronder vandaan, maar de lichamelijke pijn deerde haar niet. Integendeel. Ze kon hem verwoesten, tegen zijn bast schoppen. Met alle kracht die in haar was rukte ze aan de takken, knakte ze en zwiepte ze half afgetrokken in het rond, tot ze het opgaven en slap op de grond vielen, waarna zij er als een wilde op ging dansen. Vanuit haar tenen welde een grommend geluid op. Ze hief haar gezicht en armen omhoog. Met de schreeuw van een gewond dier zakte ze omlaag. Het gehuil, steeds luider en luider, ontlaadde haar borst. Het had niets menselijks meer. Ze krijste tot alle lucht uit haar longen verdwenen was en ze op de grond neerzakte.
Mijn God, wat was ze aan het doen? Ze krabbelde overeind en keek om zich heen. De zon wierp een oranje licht door de bomen, het gras glinsterde. Ze legde haar hand tegen de zere plek, daarna omhelsde ze de boom en liet haar handen over de kapotte bast glijden.
Toen zocht ze in haar zak naar de huissleutel en smeet hem met een grote boog in het water. Ze wilde rennen, vliegen, op zoek naar een stem die al lang geleden verloren was gegaan. Nu ze eenmaal niets meer te verliezen had, voelde ze dat ze alles aankon.