6

Als niet-aangeboren gekte een ziekte was die bestreden kon worden, zodat je je weer normaal onder de mensen kon begeven, was dat het eerste waar Sara aan moest werken.

De wachtkamer van de psychiater zat vol. Vanuit de verste hoek gluurde Sara vanonder haar wimpers naar de bonte verzameling mensen. Ze dacht aan wat de dokter gezegd had. "Kindje toch. Waarom wil je dat?" had hij met zijn zuidelijke accent gevraagd. "Daar hoor jij toch niet thuis. Wat vindt mama daarvan?" Ze had haar schouders opgehaald, waaruit hij dan maar op moest maken dat ze daar niet zoveel mee te maken had. Het ging nu om haar en niet om 'mama'. De dokter had geprobeerd haar op andere gedachte te brengen, maar had ten slotte zuchtend een briefje geschreven. "Houd me op de hoogte, Sara, en doe de groeten aan mama."

Nu wachtte ze op haar beurt. Haar buurman zat voorover gebogen en praatte tegen een beestje dat in een mandje voor hem stond. Hij aaide het beestje over zijn kop. "Blijf maar lief liggen, baasje blijft bij je. Baasje loopt niet weg. Nee, nou niet huilen," en hij boog zich wat dieper over het mandje heen, "dan moet baasje ook huilen." De tranen liepen over zijn bolle wangen. Onhandig veegde hij met zijn mouw over zijn gezicht, nam het mandje op schoot. Het mandje was leeg.

De vrouw tegenover Sara zat met haar wijsvinger tegen haar hoofd te tikken, pakte een spiegeltje uit haar tas en deed knalrode lippenstift op en om haar mond, waarna ze zichtbaar tevreden het spiegeltje met veel omhaal weer terug stopte. Het was wel een rare tante. Maar die waar je het niet aan zag, waren dat niet de gevaarlijkste?

"Volgende!" De deur ging open en Sara hoorde haar naam.

De psychiater, een kalende man van middelbare leeftijd, stak net boven zijn bureau uit. Hij legde papieren van links naar rechts, waarna hij de stapel met een schuin hoofd bekeek, recht legde en opnieuw weer een voor een de papieren naar links legde. De wand achter hem was bedekt met rijen hangmappen in donkerbruin papier. In het midden van de kamer stond een bureau, op twee stoelen en een schemerlamp na het enige meubel in dit sombere vertrek.

Sara aarzelde. De psychiater leek zich niet bewust van haar aanwezigheid. Ze nam plaats op de stoel tegenover hem. De gordijnen van donkerrood fluweel waren gesloten en lieten slechts in het midden een streep licht door.

Zonder ook maar enige notie van haar te nemen, draaide de psychiater zijn stoel naar de muur. Hij rommelde tussen de mappen, draaide zich weer om en krabde nadenkend op zijn voorhoofd. Hij was nog steeds afwezig.

Met verbazing sloeg Sara het schouwspel gade. Dat kreeg je ervan, dacht ze, als je de hele dag tussen die mafketels zat.

"Wat mankeert jou eigenlijk!" donderde hij opeens.

Als een komeet schoot Sara omhoog, de stoel kantelde en met een arm steunde ze op de grond. Met moeite herstelde ze zich.

Hij wachtte.

"Dat dus," stotterde ze toen ze met een rood hoofd weer op haar stoel zat. Hij knikte alsof hij het tot zover begreep en maakte met zijn hand een ongeduldig draaiende beweging.

"Ik schrik als mensen me onverwacht aanspreken."

"Dus je was er niet op bedacht?"

"Dat is het juist. Ik ben er constant op bedacht." In de stilte die hierop volgde, ademde ze de loodzware lucht in.

De psychiater staarde uit het raam. Sara frunnikte aan de zoom van haar jas.

"Je hoeft hier niet meer terug te komen," verbrak hij plotseling de stilte. "Ga maar een flink eind fietsen... Volgende!" Om aan te geven hoe druk hij het had en dat het gesprek was afgelopen begon hij zijn papieren van links naar rechts te leggen.

In de wachtkamer zat de vrouw weer met haar spiegeltje. Toen ze Sara zag lachte ze waardoor haar knalrode lippenstift uitschoot.

Ze zwaaide tot Sara de deur achter zich dicht trok.

Buitengekomen bleef Sara ontredderd staan. Wat had ze nou verwacht, gehoopt? Een bevestiging van dat ze zo gek was als een deur, of moest ze juist blij zijn dat ze gewoon was. Hoe gek wil je wezen? vroeg ze zich af.

 

Daarna was ze weer terug bij af. Had ze gedacht dat met het verlaten van school een groot gedeelte van haar probleem opgelost was, dan had ze het mis. Het begon nu pas goed. Sara was zich er terdege van bewust dat de bevrijding, zoals ze het wegsturen van school voelde, maar van korte duur was. Nu moest ze zich gaan beraden op wat ze nu echt wilde. De vraag was: wat kon ze?

In de tussentijd zorgde ze voor haar eigen gemoedsrust en voor een groot gedeelte dat van haar moeder. Mam, die, zoals ze zelf zei, niet voor het huishouden in de wieg gelegd was, liet zo veel mogelijk aan Sara over. Beiden zorgden ervoor, dat de dagen zonder ernstige incidenten voorbij gingen. Het was als een stilzwijgende overeenkomst. Ze zorgden dat ze niet langer dan strikt noodzakelijk in elkaars gezelschap vertoefden, Sara vermeed de keuken met alle daarbij behorende intieme gesprekken. De aanwezigheid van haar moeder kon ze alleen voelen aan de hitte van haar blikken op haar rug.

Had Sara de eerste weken het zoeken naar een baan nog voor zich uit kunnen schuiven om haar geschokte zenuwen tot bedaren te laten komen, nu werkte dat niet meer. Integendeel. Twee was te veel.

Haar moeder was de eerste die een baan had. Ze had er niets voor hoeven doen. Die baan kwam zo maar, onverwacht uit de lucht vallen.

"Denk je eens in, Sara. Hele dagen voor de klas! Ze belden me er zelf over op, ik wist niet eens dat ze iemand vroegen." Ze was uitzinnig van vreugde. "Het is echt niet zo eenvoudig in deze tijd, en dan meteen een vaste aanstelling. Als een van jullie nou eens bij de bakker wat lekkers haalt. Neem maar twee ons gemengde koekjes."

"Geef maar geld," zei Sara.

"Laat maar opschrijven. Het zal de laatste keer wel zijn," zei mam.

"We gaan nu eindelijk eens geld verdienen."

"Jeetje, wat een bof," dacht Sara, terwijl ze naar de overkant van de straat liep. Hele dagen, dan kon zij nog wel even rustig rondkijken.

"Wat zal het zijn, Sara?" De vrouw van de bakker leunde over de toonbank.

"Twee ons gemengde koekjes."

"Iets te vieren?" vroeg ze over haar schouder.

"Mijn moeder heeft een baan."

"Je moeder?"

"Ja, voor de klas, hele dagen."

"Hele dagen, en jullie dan?"

"Dat komt wel goed. We redden ons wel!"

Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe word je onafhankelijk als je afhankelijker bent dan ooit en hoe vind je een baan als je alleen weet waar je niet goed in bent? Dat was waar Sara mee worstelde. Naast het oppassen in de avonduren waarmee ze wat geld verdiende, had ze behalve het huishouden niet veel te doen. De kamer was aan kant, de stoelen waren onder de tafel geschoven, het pluche lopertje dat zo eng aanvoelde, lag schuin over de tafel. In het midden stond de stenen asbak. De stoel naast de kachel stond recht en er lag voor zover ze kon zien geen rommel op de grond.

Toen ze op school zat, zou ze er een moord voor hebben gedaan om ongestoord alleen thuis te zijn, zich te verkneukelen met een boek, weggedoken in een hoek. Nu ze de hele dag alleen was, voelde ze zich schuldig, nutteloos, alsof ze het niet verdiende.

Nog eenmaal keek ze de kamer rond en toen ging ze naar beneden. Ze pakte haar fiets uit de schuur en reed naar de stad. Bij het eerste arbeidsbureau las ze, met haar neus tegen het raam gedrukt, de vacatures die uitnodigend om binnen te komen op een groot bord in de etalage prijkten. Kantoorpersoneel, schoonmaaksters en dat was het wel zo'n beetje. Het was nog maar het eerste bureau. Er waren er zoveel. Bij de vierde begon de afschuwelijke waarheid tot haar door te dringen. Keuzevrijheid is een illusie als je herhaaldelijk wordt geconfronteerd met onopgeloste problemen. Haar maag kwam in opstand, een onbestemd gevoel in haar buik strekte zich uit tot haar benen, haar lijf begon te trillen. Verdomme! Wat was er van haar terecht gekomen, waar waren haar ambities, haar dromen, haar idealen? Ze draaide de Vogelstraat in, een van de zijstraatjes van de hoofdstraat die uitkomt bij de Singel. Op de hoek tegenover VD zag ze het staan: 'Engelssprekend gezin met twee kleine kinderen zoekt oppas. Liefst intern.' Het was nu of nooit. De draaideur ging zwaar, maar door er met haar volle gewicht tegenaan te duwen bracht ze het gevaarte in beweging.

"Ik neem zo spoedig mogelijk contact met u op." De jonge vrouw achter het bureau tegenover de deur keek op en maakte een uitnodigend gebaar naar haar bureau. Ze droeg een zwarte coltrui en had donker, kort, krullend haar. Haar ogen leken groot achter haar brillenglazen met rood montuur.

Bang dat de wanhoop van haar gezicht te lezen was en haar volledig zou verlammen, zette Sara haar ene voet voor haar andere en schuifelde naar het bureau.

"Ga zitten."

Iets binnenin zei haar, dwong haar, nu in actie te komen, dingen te doen, maatregelen te nemen, die er voor zorgden dat ze bleef functioneren.

"Wat voor werk zou je willen doen?"

Ze verstijfde.

"Kantoorwerk, zou je daar iets voor voelen?" stelde de jonge vrouw voor.

"In de etalage," stuntelde Sara, "oppas voor dag en nacht. Dat lijkt me wel iets."

"Wil je koffie?" Zonder op antwoord te wachten stond het meisje op en liep naar de hoek.

Aan een bureau tegenover hen ging het nu wat feller toe. "Het lukt toch wel hè? Ik kan niet eeuwig thuis blijven zitten, Ik heb een vrouw en een gezin."

De jonge vrouw kwam terug en schoof een beker koffie over de tafel. "Wat heb je hiervoor gedaan?" vroeg ze vriendelijk terwijl ze een formulier voor zich neer legde.

"School, maar daar ben ik mee gestopt." De vlammen sloegen naar haar gezicht. "Ik wilde liever iets met kinderen doen."

"Spreek je Engels?" Sara knikte. De vrouw pakte de telefoon en draaide een nummer. Nadat de zoemtoon een paar keer was overgegaan, legde ze hem neer.

"Heb je ervaring met kinderen?"

"Genoeg." Het kwam er overtuigend uit. Sara wist niet waar ze in eens de moed vandaan haalde.

"Ik zal proberen zo snel mogelijk een gesprek voor je te regelen. Ik weet niet of dat vandaag nog lukt, maar ik doe mijn best. Je krijgt in ieder geval een telefoontje."

Een halfuur later stond ze buiten. De zon scheen. Op de hoek voor VD stond de bloemenman, zijn kar vol met irissen, gladiolen, rode papavers en emmers vol zonnebloemen. In het warenhuis baanden moeders met kleine kinderen zich een weg, hun stemmen licht en vol blijdschap. Boven aan de roltrap botste Sara, nog met haar hoofd in de wolken, tegen een knul. "He, ben je niet goed bij je hoofd?" snauwde hij.

"Dat zeggen ze." Vandaag kon niemand haar meer uit haar humeur halen. Bij het rek met badkleding bleef ze staan en haalde er een rood katoenen setje uit. Verliefd staarde ze naar het topje dat was afgezet met een rand witte broderie. Zoiets moois had ze nog nooit gehad. Ze zag zichzelf al in het zwembad, vol bewonderende blikken. Ze draaide het prijskaartje om en begon het geld dat ze met moeite met oppassen bij elkaar gespaard had uit te tellen.

In de paskamer bekeek ze zich zelf in de spiegel. Dit was het helemaal. Ze draaide zich om.

"Leuk hè? Helemaal in deze zomer," zei een verkoopster. "De maat is ook goed."

Sara rekende af en liep blij de zaak uit. Het was een vreemd gevoel. Haar eerste zelfgekochte kledingstuk. Deze dag had een onverwachte goede wending genomen. Wat zouden ze thuis wel niet zeggen!

Op het terras waar ze langs liep kwam een tafeltje vrij. Ze ging zitten en maakte meteen het pakje open om er nog eens extra van te genieten. Haar ogen streelden de nieuwe aankoop. De ober was al twee keer langs geweest maar steeds had ze het zogenaamd te druk met andere dingen. Haar geld was bijna op en ze had geen idee wat een consumptie hier kostte. Ze kon nog even naar het toilet gaan en dan stiekem op een kaartje kijken naar de prijzen. Ze besloot op te stappen. Ze fietste langzaam. Voor vieren was er zeker niemand thuis en ze had zo veel te vertellen, dat ze het niet zou kunnen verdragen om lang alleen in huis te zitten. Thuisgekomen hing ze haar jas aan de kapstok en zette de koffiepot aan. Haar moeder wilde altijd graag even zitten als ze thuiskwam en ze kon al helemaal niet tegen rommel. De sleutel in de voordeur werd omgedraaid.

"Hallo!"

"Ik heb net koffie gezet."

"Gezellig," zei mam. "Precies wat ik nodig heb. Kopje koffie en een sigaretje. Zullen we buiten gaan zitten?" Sara schonk drie kopjes koffie in.

"Waar blijft je vader?" vroeg mam. Ze zette haar handen op de leuning van de stoel en rekte zich uit om door het raam te kijken. Zuchtend liet ze zich weer vallen, "Wat een drukte vandaag, er is vast storm op komst." Ze trok nog een stoel bij en wreef over haar vermoeide voeten. "Waar blijft die man nou? Zijn koffie wordt koud. Ben jij nog iets opgeschoten? Was je nog naar het arbeidsbureau?"

"Het meeste is kantoorwerk, vreselijk, dat kan ik echt niet. Afschuwelijk, de hele dag in zo'n benauwd hok."

"Nee, eerlijk gezegd geloof ik ook niet dat je daar geschikt voor bent." Haar moeder ging weer zitten, stak een nieuwe sigaret op.

"Vandaag of morgen word ik gebeld."

"Je bent er dus wel geweest!" zei mam verheugd.

"Ja, uiteindelijk zag ik een advertentie in de etalage bij een Engels gezin."

"Schoonmaakster?"

"Voor de kinderen."

"Werkster dus."

"Ze vragen oppas voor twee kleine kinderen, liefst intern."

"Intern! Wat is dat nu weer voor onzin. Dat vindt je vader nooit goed."

"Ik zal je wat leuks laten zien," zei Sara om het over een andere boeg te gooien.

Ze liep naar de deur en botste tegen haar vader.

"Koffie Sara!" zei pap terwijl hij de tuin in liep. "Daar kom je zo maar niet vanaf, wat een kletskous, die buurvrouw."

Mam keek hem geërgerd aan. "Jij kunt er anders ook wat van. Ze is alleen maar nieuwsgierig. Dat zeg ik je nou zo vaak."

Sara schonk hem het laatste beetje koffie in en liep omhoog. "Even iets pakken," riep ze over haar schouder. Boven trok ze haar nieuwe bikini aan. Ze liep naar de slaapkamer van haar ouders en stond boven op het bed om in de spiegel te kijken. Het stond echt leuk! Tevreden liep ze de trap af en ging de tuin in.

"Nou? Zeg er eens wat van, mooi of niet? De laatste mode." Het was stil. Verbaasd keek ze van de een naar de ander. "Niet mooi?" Haar vaders mond hing open, zijn blik stond op storm, haar moeder keek van haar man naar haar dochter. Onzeker draaide Sara zich om.

Haar vader was de eerste die in actie kwam. Zijn ogen strak op haar gericht kwam hij langzaam overeind. "Hoe durf je? Hoe durf je?" Zijn ogen schoten vuur, speeksel liep langs zijn mond. "Wie denk je wel dat je bent? Mam, kijk nou toch eens, onze dochter ziet er uit als de eerste de beste hoer!" Zijn stem sloeg over. "Ik zal het persoonlijk van je lijf rukken, dat smerige ordinaire ding. Hoe durf je er zo bij te lopen!"

Snel duwde Sara een tuinstoel tussen hen in en probeerde weg te komen. Hij haalde over de stoel naar haar uit. "Hier...! Ik zal je..."

Maar nu kwam mam overeind. "Blijf van haar af", siste ze en ging voor hem staan. "Als je haar met een vinger aanraakt zal ik haar eens wat vertellen."

Haar vader verschoot van kleur en liet zich voor een seconde overrompelen. Toen haalde hij weer uit.

"Ga naar binnen, pap," mam was vastberaden. "Nu! Alsof je zelf niet graag naar meisjes kijkt."

"Zie je dan niet hoe ze er uitziet? Je trekt dat vieze ding nu uit en dan verscheur ik het persoonlijk." Hij liep naar binnen en gooide de deur met een knal dicht.

Daar stond ze dan. Sara snapte er niets van, de lol was eraf. Tranen van woede liepen over haar gezicht. Het was gewoon maar een tweedelig badpak. Wat vals om er zo over tekeer te gaan.

"Doe maar gauw uit," zei haar moeder bezorgd.

"Waarom?"

"Daarom."

"Omdat die idioot het zegt?"

"Ja, en tussen haakjes: zo praat je niet over je vader."

"Nou, ik wil je niet ongerust maken maar die vent is knettergek."

"Zo is het wel genoeg, Sara. Je vader is alleen maar bezorgd."

"Dat ben ik ook."

Uiteindelijk was Sara gezwicht, tenslotte had haar moeder het voor het eerst waar ze bij stond voor haar opgenomen.

"Goed, maar dan ga ik bij Hanneke langs en als haar moeder het goed vindt, blijf ik daar eten. Ik heb geen zin om met 'die man' aan tafel te zitten."

"Die man, is je vader."

Sara trok wat anders aan en vroeg zich af waar ze het kledingstuk zou verstoppen. Ze was er zeker van dat hij het ging zoeken als ze weg was. Uiteindelijk stopte ze het onder haar trui. Ze stak haar hoofd om de hoek van de keukendeur. "Ik ben weg."

"Alles goed, Sara?" Dat was de buurvrouw, die natuurlijk alles had gevolgd van achter de schutting.

"Ja hoor! Nou ja, een beetje ruzie, verder niets."

"Komt in de beste families voor," zei ze, maar ze bleef haar nastaren tot ze de hoek om was.

's Avonds werd er nergens meer over gepraat. Zoals gewoonlijk na een ruzie deed haar vader overdreven vrolijk en amicaal tegen haar. Hij maakte de gebruikelijke grapjes waar ze zo'n hekel aan had. "Wij kunnen het best met elkaar vinden, hè Sara?" Hij wilde haar aanraken, ze ontweek hem. Hij wilde iets zeggen, maar durfde het niet.

Ze verbaasde zich er iedere keer weer over. Nooit zei hij eens 'het spijt me' of iets dergelijks. Misschien was het dan beter te verteren, maar hij kon de woorden niet over zijn lippen krijgen. Ze kon alleen maar hopen dat ze morgen gebeld werd door het arbeidsbureau. Voor dag en nacht. Dat was nog het beste. Bij het idee begon ze te zweten, vroeg zich af of dat wel echt was wat ze wilde.

Wilde ze wel bij haar familie weg?

Hoe kon het nu dat wat vanmiddag nog de oplossing had geleken, haar nu ineens een weeïg gevoel in haar buik bezorgde. Vanmiddag was ze nog vol goede moed. Om de tafel zaten de jongens te kaarten, ze lachten en maakten een hoop herrie. Van boven klonken luide kinderstemmen, in de keuken rinkelden de kopjes. Sara voelde zich eenzamer dan ooit.

 

Het voelt alsof ze tegen de stroom in zwemt, steeds harder moet vechten om boven te blijven. Wat het ene moment voelt als moed, voelt het volgende moment als machteloosheid, een laffe vlucht.

In Amsterdam stapte ze uit de trein en liep met de stroom mee naar de uitgang. Boven aan de trap bij de ingang bevond zich de stationsrestauratie. In de deuropening tussen de gordijnen bleef ze staan. De wanden waren tot de helft met hout bekleed. Het rook er naar vers gemalen koffie. Het grote restaurant werd door houten schotten en planten onderverdeeld in intieme ruimtes, waarachter geroezemoes klonk. Boven de tafeltjes hing sfeervolle, melkachtige verlichting.

De deur van het damestoilet ging open en er kwam een vrouw met twee kinderen naar buiten. Ze ging bij een man zitten. De vrouw was gezet en had blond, krullend haar tot op haar schouders. Sara schatte haar een jaar of vijfendertig. De man zag er veel jonger uit, bijna een jongen nog. Verder waren er geen kinderen in het restaurant, dus zij moesten het gezin zijn waar ze naar zocht. Schoorvoetend naderde Sara hun tafeltje en stelde zich voor.

Sara zat tegenover de vrouw en zag dat ze er van dichtbij jonger uitzag. Ze had lichtblauwe poelen van ogen en een open vriendelijk gezicht. Haar rust, haar natuurlijke manier van spreken; geen eindeloze ondervragingen, haar totale gebrek aan ijdelheid of snoeverei en haar enthousiasme wanneer ze het over haar kinderen had, werkte aanstekelijk. Het klikte meteen.

Sara leunde ontspannen achterover en bleef het liefst de hele dag zo zitten.