29 De verborgen schat bij spookkasteel Montfort

In 2006 werd de derde prijs bij de Limburgse Filmdagen gewonnen door drie studenten van de Hogeschool Zuyd. Ze hadden een korte speelfilm gemaakt rondom ‘De legende van de vrouwe zonder kop’, een spookverhaal dat zich afspeelt op kasteel Montfort, vlak bij Echt. Ook hier zou een grote schat verborgen liggen...

Kasteel Montfort, lang geleden, door overlevering bekend – In het schuchtere voorjaar, wanneer de blaadjes nauwelijks nog durven te gluren, en de lucht van bedeesde blauwheid is, en het zonlicht zich heel verlegen verschuilt, lag bij de ruïne van het Sleutje een boerenjongen te slapen. Wellicht – wie zal het zeggen? – had hem het bier uit Susteren te goed gesmaakt, en sliep hij zijn roes uit op de eerste lentedag. De verliefde zon vluchtte zodra de avond kwam, héél snel, en een gure wind verdrong meedogenloos alles wat er nog restte van de onvolkomen, tedere poëzie.

Drikus, de boerenjongen, bleef snurken, eerst in de milde warmte, daarna in de barre kou. Ja, hij ontwaakte zelfs niet toen er drie eikels op zijn neus vielen. Toch had hij wakend bewustzijn genoeg – een ondeelbaar deel van een seconde – om zich te verbazen dat er eikels daalden in de vroege lente, een tijd die meer is aangewezen op het moeizaam zetten, dan wel op het rijpen van de vrucht. Het bleef echter bij deze verwondering, en het snurken ging bijna geheel ononderbroken verder, zonder dat hij lette op de tijd die verging, en op de plaats, waar hij lag... Het was beter geweest als hij erover had nagedacht: want middernacht naderde, en op deze plek spookt de juffrouw zonder hoofd die de bewoners van Echt wraak heeft gezworen. Eeuwen geleden is ze door de burgers van de stad aangevallen, en zonder absolutie gestorven. Wee gebeente degene die haar op woensdag of vrijdag ontmoet!

Gelukkig was het een andere dag dat Drikus bij de ruïne lag te slapen! Nauwelijks was de klok van middernacht uitgeslagen, of hij ontwaakte door een allervreemdste hitte, dichtbij hem. Hij richtte zich op en wreef zich over zijn ogen.

‘Wat is dat?’ vroeg hij bevend.

Wat betekende dat? Een blauwe vlam spartelde en sprankelde, en ineens rammelde een ketel door de lucht, die haastje-repje op het vuur aanvloog, en daar juist boven bleef hangen. Daar begon het in de ketel te broddelen en te pruttelen en te sissen en te zieden, en de damp kwam eraf, niet aangenaam riekend als wanneer tante Trees pannenkoeken bakte, maar het stonk zonder genade.

‘Hatsjie!’ zei Drikus. ‘Hatsjie! Hatsjie!’

Boven tegen de hemel begon het te rommeldonderen. De wilde wind woei en teisterde de takken van de bomen. Drikus durfde niet omhoog te zien, en toch kon hij er niets aan doen dat zijn nekspieren zich kromden en hij zijn hoofd ophief. O ijselijkheid! Aan de hemel reed een gloeiende koets, getrokken door twee zwarte bokken met knoestige hoornen en in hun razende vlucht klapwiekten de vleermuisvleugelen die uit de zijden van de spookdieren schoten. In de wagen zat een dame in een witte mantel. Drikus had nog net de tijd om zich achter een struik te verstoppen.

Al snel was de juffrouw zonder hoofd uitgestapt en vlug liep ze op de ketel toe. Ze nam er het deksel af, maar eensklaps wendde ze zich om en liep tot Drikus’ schrik recht naar de struik. Ze wierp het witte gewaad van zich, en zo zag de jongen haar bloedrood lichaam, dat eindigde in de afgesneden strot. Bloed droop in grote druppels van haar keel naar beneden, en bloed droop van haar neerhangende linkerhand, en bloed droop van het hoofd dat ze in de rechter hield. Bloed mengde zich met bloed, het daalde naar de aarde, en scheen weer het rode lichaam op te kruipen, als het gevallen was. Ze was een fontein van bloed, en niets ging er verloren, het keerde tot de bron weer, waaruit het ten tweeden male, ten derden male, ten duizendste male ontvlood.

Van haar wendde de ongelukkige man zijn blik naar de ketel die op het blauwe vuur stond, en welks stank een angstwekkend geheim verborg.

‘Mensenhoofden,’ zei zij. ‘Ik braad mensenhoofden uit Echt.’

In de ketel lag het vlechtpaard te roosteren, de ogen van de dode (melkwit opgezet met in het midden de appel van zielloos zwart) staarden onafgewend naar de jonge man die met afschuw zag hoe al het vuur de ogen naderde...

‘Stil!’ beval de juffrouw zonder hoofd, ‘en luister naar mij.’

Drikus stond bevend voor haar.

‘Het was in tijden van oorlog dat ik gedood werd, maar vóór die tijd heb ik mijn goud en mijn juwelen in drie kisten geborgen, en ze onder de aarde begraven, hier op deze plek. Neem dit berkenrijsje en plant het, opdat u niet vergeten kunt waar het is! Het is voor mij ook van belang... want ik moet blijven zwerven, zolang de schat nog niet door mensenhanden op een dinsdag is opgedolven. Hoe moet u graven? Met een nieuwe spade. Hoe diep moet u graven? Zeven, zeven, zeven voeten. Wat moet u spreken? Geen woord, geen woord... Neem een helper mee.’

Eén kist – één kist

Is voor de armen,

De tweede, geef de kerk

Uit uw erbarmen

Met de derde, moogt gij

Uzelf verwarmen

Rrrrt! Daarmee verdween ze, en Drikus bleef alleen achter, zich achter de oren krabbend. Hij liep zo haastig hij kon naar Echt, om een gezel te zoeken die hem de volgende dinsdag zou willen helpen, en wie was daar beter geschikt voor dan Hannes, de broer van zijn vrouw? Hij zei tegen hem: ‘Je mag geen woord spreken,’ en Hannes antwoordde: ‘Natuurlijk niet.’

Wonderlijk langzaam gaan de uren voorbij wanneer u wacht. Het zonlicht weigert te verschijnen na de lange, lijzige nacht en als het eindelijk komen moet, op het allerlaatste ogenblik, dan klimt het treuzelig en traag zijn vaste baan aan de hemel, net of het zeggen wil: ‘Kom ik er vandaag niet, dan kom ik er morgen wel,’ en vóór het twaalf uur is, heeft het wel een etmaal geduurd.

Zijn gang van het zuiden naar het westen geschiedt al even kreupel, maar als het ten leste besluit de aarde maar weer te verlaten, dan bezint het zich plotseling, en doet of het ik weet niet hoe aangenaam bij ons is. Weggaan? Geen sprake van. Het denkt er niet aan. Het blijft op de banken van de horizon rusten, strekt zich daar welbehaaglijk uit in zijn volle lengte, en werpt een laatste, zéér lange, weemoedige blik naar de tintelende vlakte. Het heeft ruim spel, want de avond weigert ondertussen op zijn beurt te komen. Vóór er een ster aan de lucht is, schijnt er geen tijd meer te bestaan. Zon en maan willen niet komen en niet verdwijnen, en ze lijken in dit opzicht op het slag mensen dat veel bezwaren maakt om u te bezoeken, maar dat, als het eenmaal een visite maakt, niet weg is te krijgen.

Drikus en Hannes, ze beidden hun tijd ongeduldig, en ook voor hen werd het ongeduld beloond: immers, de eeuwigheid lokt het heden in haar afgrond, en alle tijd valt hierin geruisloos neer. De dinsdag kwam, en de twee kornuiten begaven zich samen op weg, de lippen vast opeengeklemd, om zich in het zwijgen te oefenen. Ze droegen fonkelende spaden op de rug, en ze voelden zich gelukkig als mensen die in de toekomst hun vertrouwen stellen.

Ze vonden spoedig het berkenrijsje, en Drikus trok het uit de grond.

Vroom begonnen ze te delven in de gewillige aarde. ‘Zeven, zeven, zeven voeten,’ zong het in Drikus’ ziel. Hij was er zeker van dat hij de schat zou bereiken, en eensklaps hoorden ze dat de schoppen stieten tegen een kist. Hannes sprong van vreugde in de hoogte.

‘Drikus! Daar zit de heks,’ schreeuwde hij.

Klingeleklingekling! De geldstukken hadden haast om weg te komen, diep, diep, dieper in de grond, al maar zinkende, zó ver weg ten laatste dat het gerinkel niet meer te horen was.

En daarom spookt de juffrouw zonder hoofd nog altijd bij Echt; er is geen mogelijkheid dat ze ooit verlost zal worden.

Kasteel Montfort werd in 2006 grondig gerestaureerd. Tv-maker Endemol nam hier afleveringen op van het avro -programma ‘Restauration’, dat al drie seizoenen een succes is op de bbc . De schat is, ondanks alle verbouw- en graafwerkzaamheden, nog altijd niet gevonden.

Mysteries in Limburg
titlepage.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_0.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_1.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_2.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_3.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_4.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_5.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_6.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_7.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_8.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_9.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_10.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_11.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_12.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_13.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_14.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_15.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_16.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_17.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_18.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_19.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_20.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_21.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_22.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_23.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_24.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_25.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_26.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_27.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_28.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_29.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_30.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_31.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_32.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_33.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_34.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_35.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_36.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_37.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_38.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_39.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_40.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_41.xhtml