7 Sint-Oda, patrones van Venray
Ook Venray heeft zijn beschermheilige: Sint-Oda. In 1999 werd in haar naam in het Sint-Odapark uit bamboe een kathedraal gebouwd. Het Sint-Odabeeld uit de Grote Kerk werd voor die gelegenheid gerestaureerd en in de nieuwe kathedraal geplaatst, waarna er een dienst werd opgedragen. Daarna werd het beeld in een processie terug naar zijn vaste stek gebracht.
Venray, vanaf de achtste eeuw n.Chr., door overlevering bekend – Sint-Oda was een blinde Schotse prinses die haar leven aan Christus had gewijd en de gelofte had gedaan maagd te blijven. Om genezing van haar blindheid te vinden, werd ze door haar vader naar het graf van St.-Lambertus gebracht, die onlangs vermoord was. Zijn stoffelijke resten lagen in Luik. Bij het graf van St.-Lambertus werd ze genezen van haar blindheid. Na haar genezing en terugkeer naar Schotland zou Oda, om aan uithuwelijking door haar vader te ontsnappen en om haar maagdelijkheid te redden, opnieuw naar het vasteland zijn gekomen. Uit bronnen die dateren uit de zestiende eeuw blijkt, dat ze toen in Limburg heeft gewoond, als eerst in Venray.
Tijdens haar verblijf in Venray woonde ze met haar vroegere voedster in een hutje op de hei. Aanvankelijk wist niemand dat ze daar woonde, totdat het mensen begon op te vallen dat daar opmerkelijk veel vogels luid kwetterend op takken bij het huisje zaten.
Omdat Oda door het mannelijke deel van de bevolking lastig werd gevallen – anderen zeggen dat het was vanwege een dreigende oorlog – trokken de twee vrouwen verder. Op haar vlucht beklom zij een hoge zandheuvel, waar ze nog met weemoed omkeek naar haar geliefde stad en bad ze voor Venrays heil, ‘dat de stad nimmer verwoest of verbrand mocht worden, en dat de pest er nooit mocht woeden’. Nog altijd wordt die plaats ‘De omziende berg’ genoemd. Er werd een kapelletje opgericht met haar beeld.
Haar tocht bracht Sint-Oda naar het dorp Roden, tussen Best, Boxtel en Veghel, waar ze in 733 stierf. Het dorp stond later bekend als Sint-Oda Roden (nu: Sint-Oedenrode). Daar worden nog altijd het gebeente en enkele tanden van haar bewaard in de Odakerk.
Op ‘De omziende berg’ in Venray heeft een boerenmeid eens een streek uitgehaald. Haar meesteres was slecht voor de dienstboden, liet ze hard werken en gaf ze weinig te eten. Zij woonde dicht bij het dorp, kwam elke dag langs het kapelletje en ging er zitten bidden. De dienstbode had dit opgemerkt en had zich achter het kapelletje verscholen. De boerin bad hardop en zei tot het beeldje: ‘Sinte-Oeike kunde geej ok spreke?’ waarop de dienstbode, heel gevat, riep: ‘Geft ow booje mer beter ete!’ De geschrokken boerin dacht dat Sint-Oda haar een les gaf en antwoordde: ‘Sint Oeike, ik zal doen wà-k-kan,’ waarop de stem weer riep ‘Goa noa huus en doet ’t dan.’
De boerin was ineens genezen en de ‘booje’ (dienstboden) voeren er wel bij.
Het daadwerkelijk spreken van heiligenbeelden is een bekend wonder. In Roermond zou in 1684 een Christusbeeld een vrome vrouw hebben toegesproken. Wellicht dat het verhaal van de slimme boerenmeid uit Venray een verklaring kan geven voor dat mysterie.