12

Nummer 683

Mijn hoofd tolde de dagen hierna. Ik voelde van alles.

Deels was ik nog steeds boos over het onrecht dat me was aangedaan. Mijn kostwinning was me ontnomen omdat een paar mensen me niet mochten. Maar tegelijkertijd had ik ook het idee dat het in mijn voordeel kon werken.

Diep vanbinnen wist ik dat ik niet mijn hele leven kon spelen voor geld. Ik zou echt niet mijn hele leven op straathoeken liedjes van Johnny Cash en Oasis zingen. Met alleen gitaar spelen zou ik niet de kracht hebben om clean te blijven. Het drong tot me door dat ik op een kruispunt stond, dat ik nu de kans kreeg om het verleden achter me te laten. Die kans had ik eerder ook gehad, maar voor het eerst sinds jaren had ik het gevoel dat ik hem zou grijpen.

Voorlopig was dat nog allemaal theorie, want ik kende ook de harde waarheid: ik had niet veel opties. Hoe ging ik geld verdienen? Niemand zou me een baan geven.

Niet omdat ik dom was. Dankzij het IT-werk dat ik als tiener in Australië had gedaan, wist ik vrij veel van computers. Ik had veel met laptops van vrienden en de computers in de bibliotheek gewerkt en had mezelf aardig wat geleerd. Maar ik had geen enkele referentie of relevante werkervaring in Engeland en als een toekomstige baas me zou vragen wat ik de afgelopen tien jaar had gedaan, kon ik helaas niet vertellen dat ik voor Google of Microsoft had gewerkt. Dus dat werkte niet.

Ik hoefde ook niet te proberen om een computercursus te gaan volgen, want ik zou niet worden aangenomen. Officieel zat ik nog steeds in een afkickprogramma, woonde ik begeleid en had ik niet eens een middelbareschooldiploma. Ze zouden me met geen vinger aan willen en mogen raken. Al met al had ik geen enkele kans op een normale baan. Ongeacht wat normaal was.

Ik realiseerde me al snel dat er maar één realistisch alternatief was. Ik verkeerde niet in de luxepositie dat ik kon wachten op een baan. Ik moest geld verdienen voor Bob en mezelf. Dus ging ik met Bob een paar dagen na de rechtszitting naar Covent Garden – voor het eerst sinds jaren zonder mijn gitaar op mijn rug.

Toen we bij het plein waren, liepen we meteen naar de plek waar Sam meestal stond. Zij was de buurtcoördinator van de verspreiding van de straatkrant Big Issue.

Ik had al eerder de Big Issue verkocht, in 1998 en 1999 toen ik voor het eerst op straat leefde. Ik kreeg mijn accreditatie en werkte op de straten rond Charing Cross en Trafalgar Square. Het was geen succes. Binnen een jaar stopte ik ermee.

Ik herinnerde me nog altijd hoe verschrikkelijk het was.

Toen ik nog de Big Issue verkocht, kwamen er veel mensen op me af die snauwden: ‘Zoek een baan’. Daar werd ik oprecht kwaad over. Die mensen wisten niet dat het verkopen van de Big Issue een baan was. Dat als je een goede Big Issue-verkoper bent, dat betekent dat je je zaakjes goed voor elkaar hebt. Toen ik de krant verkocht, had ik vaste kosten. Ik moest de exemplaren die ik wilde verkopen eerst zelf kopen. Dus iedere dag dat ik bij de coördinator stond, moest ik geld hebben om een paar exemplaren te kunnen kopen. Die oude regel geldt net zo goed voor Big Issue-verkopers als voor ieder ander: je moet geld hebben om geld te verdienen.

Maar veel mensen denken dat het een bedelbaantje is. Dat de verkopers de kranten gratis krijgen. Dat is dus niet zo. Als dat zo was, zouden de verkopers veel meer verkopen dan ze doen. De filosofie achter Big Issue is dat het mensen wil leren zichzelf te bedruipen. Maar in die tijd wilde ik geen hulp. Ik was er nog niet klaar voor.

Ik herinner me nog de grimmige, deprimerende dagen dat ik op natte, winderige straathoeken stond en probeerde de Londenaars over te halen om me geld te geven in ruil voor een krant. Dat was echt moeilijk, want in die tijd bepaalden drugs nog mijn leven. En het enige wat ik meestal kreeg voor mijn moeite waren scheldkanonnades of een harde duw.

Maar het was vooral moeilijk omdat ik onzichtbaar was. De meeste mensen negeerden me volledig. Ze deden hun best om me te ontwijken. Daarom was ik voor geld gaan spelen. Zo kon ik met mijn muziek de aandacht van de mensen trekken, kon ik ze laten weten dat ik een levend wezen was. En zelfs toen negeerden de meeste mensen me.

Ik zou er nooit over hebben gepiekerd om de Big Issue weer te gaan verkopen als Bob er niet was geweest. Hij had mijn kansen doen keren. Mijn geluk – en mijn levenslust – op straat was opmerkelijk. Als ik samen met Bob net zoveel succes zou hebben met de Big Issue verkopen als met muziek maken, dan was ons kostje gekocht. Er was nog maar één probleem: ik moest weer worden aangenomen.

Sam stond in een zijstraatje van het hoofdplein van Covent Garden, waar de Big Issue-verkopers hun exemplaren kwamen kopen. Er waren nu niet veel verkopers. En degenen die er waren, waren allemaal mannen. Ik herkende een paar gezichten. Van ene Steve bijvoorbeeld, ik wist nog dat hij de kranten leverde. Op maandag bracht hij altijd de nieuwe kranten.

We waren elkaar een paar keer in de buurt van Covent Garden tegengekomen, maar zochten elkaar niet op. Ik had het vage vermoeden dat hij niet heel blij was me te zien, maar dat boeide me niet. Ik kwam niet voor hem, maar voor Sam.

‘Hoi, spelen jullie vandaag niet?’ vroeg ze en gaf Bob een vriendelijk klopje.

‘Nee, dat kunnen we verder vergeten. Gezeik met de politie. Als ik weer betrapt word op een illegale plek, dan heb ik echt een probleem. En dat kan ik niet riskeren, nu ik voor Bob moet zorgen. Toch, jochie?’

‘Oké.’ Ik zag aan haar gezicht dat ze wist wat ik wilde gaan vragen.

‘Dus,’ zei ik terwijl ik op mijn voeten wipte, ‘nu vroeg ik me af…’

Glimlachend onderbrak Sam me: ‘Tja, dat hangt ervan af of je aan de criteria voldoet.’

‘O, dat doe ik.’ Ik wist dat ik als iemand die ‘begeleid woonde’ in aanmerking kwam om de krant te verkopen.

‘Je zult weer de hele administratieve rompslomp moeten doorstaan en naar Vauxhall moeten om je in te schrijven.’

‘Oké.’

‘Weet je nog waar het kantoor is?’ Ze pakte een plattegrondje.

‘Nee,’ zei ik, want volgens mij was het kantoor verhuisd, nadat ik me jaren geleden had ingeschreven.

‘Neem de bus naar Vauxhall en stap uit bij het treinstation. Het is aan de overkant van de straat, niet ver van de rivier. Het is daar eenrichtingsverkeer. Als je je accreditatie hebt gekregen, kom je weer terug en dan zal ik kijken wat ik voor je kan doen.’

Ik pakte het plattegrondje aan en ging met Bob naar huis. ‘We moeten ons gaan opknappen, Bob, want we gaan solliciteren.’

Ook had ik nog wat papieren nodig voordat ik naar het kantoor van Big Issue kon, dus ging ik de volgende dag naar mijn begeleidster. Ik moest daar toch regelmatig langs. Ik vertelde over mijn huidige situatie en wat er met de Transport Police was voorgevallen. Gelukkig kon ze me een brief geven waarin stond dat ik ‘begeleid woonde’ en dat het verkopen van Big Issue me zou helpen om mijn leven weer op het juiste spoor te krijgen.

Nadat ik me die dag had geschoren, mijn haar in een staart deed, een net shirt had aangetrokken, ging ik met alle paperassen die ik nodig had naar Vauxhall.

Ik had Bob ook meegenomen. Deels verwachtte ik namelijk dat Bob me met de verkoop van de krant net zo zou helpen als bij het muziek maken. Dus zouden hij en ik een team vormen, en dan wilde ik hem ook laten registreren als dat mogelijk was.

Het kantoor van de Big Issue stond in een onopvallend kantorenblok aan de zuidoever van de Theems, vlak bij Vauxhall Bridge en het gebouw van MI6.

Het eerste wat ik zag bij de receptie was een bordje GEEN HONDEN TOEGESTAAN. Blijkbaar hadden die vroeger wel naar binnen gemogen, maar hadden die zo vaak met elkaar gevochten dat het nu verboden was. Maar er stond niets over katten.

Nadat ik een aantal papieren had ingevuld, moest ik gaan zitten en op mijn beurt wachten. Na een tijdje werd ik omgeroepen en naar een man in een van de kamertjes gebracht. Het was een aardige vent en we kletsten even. Jaren geleden had hijzelf op straat geleefd en met hulp van de verkoop van de Big Issue had hij langzaamaan zijn leven weer op orde gekregen.

Ik legde hem mijn situatie uit en hij reageerde begripvol.

‘Ik weet precies hoe het daarbuiten is, James.’

Al na een paar minuten stak hij een duim naar me op en zei dat ik in een ander kamertje mijn pasje zou krijgen. Daar moest ik een foto van mezelf laten maken en wachten op de geplastificeerde kaart met mijn nummer erop. Ik vroeg aan de man die de pasjes maakte of Bob ook een ID kon krijgen.

‘Sorry,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Huisdieren mogen geen eigen kaart. Dat hebben we vroeger wel voor honden gedaan, maar nog nooit voor een kat.’

‘En met mij samen op de foto?’

Hij trok een gezicht alsof hij wilde zeggen: dat weet ik niet. Maar ten slotte gaf hij toe.

‘Schiet maar op.’

‘Lachen, Bob,’ zei ik toen we voor de camera zaten.

Terwijl hij wachtte tot de foto klaar was, zorgde de man voor de rest van de registratie. Als je een Big Issue-verkoper wordt, krijg je een willekeurig nummer toegewezen. De nummers volgen elkaar niet op. Als ze dat zouden doen, zouden we een getal in de duizenden krijgen, want veel mensen die zich door de jaren heen hebben ingeschreven om de Big Issue te verkopen, zijn inmiddels spoorloos verdwenen. Nu gaat het zo dat als iemand een tijdlang niet komt opdraven, diens nummer weer in circulatie wordt gebracht.

Na een kwartiertje kwam de man weer naar de balie.

‘Alsjeblieft, meneer Bowen,’ zei hij en gaf me het geplastificeerde pasje.

Toen ik naar de foto keek, moest ik lachen. Bob stond aan mijn linkerkant. We waren een team. Met Big Issue-verkopersnummer 683.

Het was een lange reis terug naar Tottenham. We moesten met twee bussen. In de anderhalf uur die het ons kostte, bladerde ik het boekje door dat ik had gekregen. Dat had ik tien jaar geleden ook gedaan, maar daar was niet veel van blijven hangen. Eerlijk gezegd had ik het destijds niet al te serieus genomen. Mijn hoofd stond er toen niet naar. Maar deze keer was ik vastbesloten om het veel serieuzer aan te pakken.

Het boekje begon met de filosofie achter Big Issue: De Big Issue is opgericht om daklozen en begeleidwoners de kans te geven om op legale wijze hun geld te verdienen door kranten te verkopen. Wij geloven in een hand toereiken, niet in een aalmoes geven, en willen individuen de kans geven hun eigen leven weer op de rails te zetten.

Dat is precies wat ik wil, dacht ik, een helpende hand. En deze keer pak ik hem.

Vervolgens stond er dat ik een ‘introductie zou moeten volgen en de gedragscode zou moeten ondertekenen’. Die introductie hield in dat ik eerst op een ‘testplek’ zou werken, waar buurtcoördinatoren me zouden beoordelen. Dat wist ik nog van vroeger.

Als dat goed ging, kreeg ik een vaste plek aangewezen. Ik zou tien gratis exemplaren van de krant krijgen om te kunnen starten. Daarna lag de bal bij mij. Als die exemplaren zijn verkocht, kun je de volgende exemplaren voor £1 inkopen en voor £2 verkopen. Je verdient dus £1 per exemplaar.

Verder stond er dat de verkopers freelance in dienst waren bij Big Issue. We geven geen geld terug voor de exemplaren die niet zijn verkocht. Dus elke verkoper moet zijn handel en financiën zelf goed in de gaten houden. Die vaardigheden, net als het zelfvertrouwen en zelfrespect dat ze met de krantverkoop opbouwen, zijn essentieel voor het herintegreren van de daklozen in de maatschappij.

Dat was de simpele doelstelling erachter. Maar er kwam nog een heleboel meer bij kijken. Daar zou ik snel achter komen.

De volgende ochtend ging ik weer naar Covent Garden, naar Sam de coördinator. Ik wilde zo snel mogelijk met de introductie beginnen.

‘Alles goed gegaan in Vauxhall?’ vroeg Sam toen ze Bob en mij zag.

‘Volgens mij wel. Ik heb deze gekregen,’ zei ik met een grijns en liet trots het geplastificeerde pasje zien.

‘Mooi.’ Sam keek glimlachend naar de foto van Bob en mij. ‘Dan kunnen jullie aan de slag.’

Ze pakte mijn tien gratis exemplaren van de krantenstapel.

‘Alsjeblieft. Je weet dat je de volgende moet kopen?’

‘Yep.’

Ze keek op een papiertje. ‘Eens even kijken wat jullie testplek wordt.’

Al snel zag ik dat ze een keuze had gemaakt.

‘Iets gevonden?’ vroeg ik gespannen.

‘Volgens mij wel.’

Toen ze verderging, kon ik mijn oren amper geloven.

‘Oké, jullie testplek is daar.’ Ze wees naar het metrostation Covent Garden, een paar meter van James Street.

Ik kon er niets aan doen: ik moest lachen.

‘Alles oké? Is er wat? Ik wil wel een andere plek zoeken als je dat prettig vindt?’

‘Nee, nee. Geen punt. Lijkt me een prima plek. Het is voor mij een gedenkwaardige plek. Ik ga er direct naartoe.’

Ik vertrok meteen. Het was inmiddels ruim in de ochtend, een paar uur vroeger dan ik normaal begon te spelen, maar er liepen al massa’s mensen op straat. Vooral toeristen. Het was een zonnige ochtend, waardoor – zo wist ik uit ervaring – de mensen vriendelijker en guller waren.

Als ik aan het spelen was, had ik altijd het idee dat ik het gezag uitdaagde. Maar de Big Issue verkopen was iets heel anders. Ik mocht daar officieel staan. Dus ging ik zo dicht mogelijk bij de ingang van het station staan, zonder er naar binnen te gaan.

Stiekem keek ik naar binnen om te zien of er kaartcontroleurs rondliepen die het me in het verleden zo moeilijk hadden gemaakt. En jawel, daar stond er een. Een grote, zwetende, dikke kerel in een blauw overhemd. Hij had het druk, zodat hij me niet zag, maar dat zou nog wel gebeuren.

Ondertussen begon ik aan mijn krantenverkoopbaan.

Ik wist dat ze me deze plek had toegewezen, omdat de normale Big Issue-verkopers het een verschrikkelijke plek vonden. In- en uitgangen van een metrostation zijn niet de plekken waar mensen tijd hebben om even stil te staan om met iemand te praten die hun iets wil verkopen. Mensen hebben haast. Ze moeten ergens naartoe. Ze hebben met andere mensen afgesproken. Een normale Big Issue-verkoper zou al moeite hebben om een op de duizend mensen aan te kunnen spreken die langs hem of haar racen. Dat was een ondankbare taak. In de tijd dat ik op straat speelde, had ik een hele stoet van verkopers voorbij zien komen die tevergeefs probeerden de aandacht van mensen te trekken.

Maar ik was geen normale Big Issue-verkoper. Ik had een geheim wapen, dat zijn betoverende werking allang bewezen had op Covent Garden. En al snel lukte het hem ook hier.

Ik zette Bob naast me op de stoep, waar hij tevreden in de zon zat. Veel mensen zagen hem niet, omdat ze voorbij renden met in de ene hand hun mobiel en met de andere hand zochten ze in hun zakken naar hun kaartjes. Maar een paar mensen wel.

Ik stond er nog maar net, toen twee jonge Amerikaanse toeristen stilstonden en naar Bob wezen.

‘Ahhh!’ zei een van hen en pakte haar camera.

‘Mogen we een foto van je kat maken?’ vroeg de ander.

‘Tuurlijk, waarom niet?’ zei ik vriendelijk, omdat heel veel mensen dat niet eens vroegen, maar gewoon deden. ‘Maar willen jullie dan een Big Issue kopen? Dan hebben hij en ik vanavond te eten.’

‘Natuurlijk,’ zei de tweede vrouw. Ze leek zich te schamen dat ze daar zelf niet aan had gedacht.

‘Het hoeft niet, hoor, als je geen geld hebt. Het is niet verplicht.’

Maar al voor ik was uitgepraat, had ze me een briefje van vijf pond gegeven.

‘O, maar ik heb nog geen wisselgeld. Ik ben net pas begonnen,’ zei ik en voelde dat ik bloosde. Ik weet dat veel mensen denken dat Big Issue-verkopers dat altijd zeggen, maar ik had echt niet veel losgeld op zak. Toen ik dat telde, had ik nog geen pond bij elkaar.

Dat gaf ik aan de vrouw en zei: ‘Meer heb ik niet.’

‘Dat geeft niet. Hou het wisselgeld maar, koop er wat lekkers van voor je kat.’

Toen de Amerikaanse vrouwen weg waren, kwam er een groep Duitse toeristen voorbij. En ook zij vonden Bob geweldig. Ze kochten geen krant, maar dat vond ik niet erg.

Ik wist inmiddels dat ik die tien exemplaren zonder al te veel moeite zou verkopen. Misschien zou ik al voor het eind van de middag bij Sam nieuwe kranten moeten kopen.

Binnen een uur had ik zes kranten verkocht. De meeste mensen betaalden met gepast geld, maar een oudere man in een net pak gaf me vijf pond. Ik was ontzettend blij dat ik deze stap had gewaagd. Natuurlijk zou het niet altijd zo goed lopen, dat wist ik best. Er zouden ups en downs komen. Maar ik voelde nu al dat ik een grote stap in de goede richting had gezet.

Het was nu al een goede dag, maar de slagroom op de taart kwam zo’n tweeënhalf uur later. Toen had ik nog twee kranten. Ineens werd het onrustig in het station en liep er een groepje metropersoneel naar de in- en uitgang. Ze waren druk in gesprek en een paar praatten in hun walkietalkies.

Ik dacht meteen aan wat me nog niet zo lang geleden was overkomen en vroeg me af of er een nieuw akkefietje was gebeurd en of een arme sloeber met een misdaad zou worden opgezadeld die hij niet begaan had.

Maar wat er ook gebeurd was, het werd al snel rustig en de groep wilde zich terugtrekken. Tot die grote, zwetende kaartcontroleur Bob en mij zag staan. Onmiddellijk beende hij onze kant op.

Hij zag er opgewonden en boos uit en had een hoofd als een biet. Het schijnt dat je van wraak het meest geniet als je rustig blijft, dus besloot ik rustig te blijven.

‘Wat doe jij hier, verdomme?’ snauwde hij. ‘Ik dacht dat je vastzat. Je weet dat je hier niet mag staan.’

Ik zei niets, maar haalde heel langzaam en rustig mijn Big Issue-pasje tevoorschijn en hield dat voor zijn neus.

‘Ik doe gewoon mijn werk, man,’ zei ik en genoot van zijn woedende en verbijsterde gezicht. ‘En als jij het jouwe nou eens ging doen.’