10

Santa Klauw

In de eerste dagen en weken na het drama op Piccadilly waren Bob en ik zo onafscheidelijk als twee overlevenden op een vlot op zee. We waren allebei ontzettend geschrokken.

Ik dacht diep na over onze vriendschap. Weer vroeg ik me af of zijn vlucht een signaal was dat hij meer afstand tussen ons wilde. Diep vanbinnen wist ik dat, als hij terug naar de straat wilde – of waar hij dan ook vandaan kwam – ik daar niets tegen kon en mocht doen.

Ik dacht zelfs na over wat ik zou doen als hij weer een signaal afgaf dat hij wilde weglopen. Als hij dat zou doen en als ik hem te pakken kreeg voordat hij weg was, dan zou ik hem naar de dierenarts of de Battersea Dogs and Cats Home brengen, waar ze een goede kattenopvang hadden. Ik wilde niet zijn cipier zijn. Hij was een veel te goede vriend om zijn vrijheid in te perken. Dat verdiende hij niet.

Gelukkig was het niet zover gekomen.

Een paar keer na het incident wilde hij niet met me naar buiten. Als ik ’s ochtends het harnasje pakte, verstopte hij zich achter de bank of onder de tafel om me duidelijk te maken dat hij er nog niet klaar voor was. Dus liet ik hem thuis. Maar over het algemeen ging hij graag met me mee naar buiten. En buiten gedroeg hij zich iets anders dan daarvoor. Hij hield me beter in de gaten, maar was ook veel ontspannener.

Ondanks wat er op Piccadilly Circus was gebeurd, was hij lang niet meer zo bang in mensenmassa’s als hij daarvoor wel was geweest. Misschien omdat hij nu aan mijn riem vastzat en ik zijn riem stevig vasthield. Maar eigenlijk dacht ik dat hij zich nu hechter met mij verbonden voelde. Onze band was op de proef gesteld – en had standgehouden. Ik had het idee dat hij nog meer dan vroeger bij me wilde zijn.

Natuurlijk was het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Als je in Londen op straat werkt, zijn er altijd momenten dat je je bedreigd voelt. Een paar weken na het akkefietje met die opgeblazen vent op Piccadilly waren we in Covent Garden waar we een groep steltlopers zagen. Het waren ouderwetse Franse kunstenaars en ze hadden fel opgemaakte, doodenge gezichten.

Zodra hij ze boven zich uit zag torenen, was Bob bang en kwam meteen pal naast me zitten. Ik zong verder, maar moest af en toe stoppen met spelen omdat hij zijn staart over de snaren hing.

‘Hou eens op, Bob,’ zei ik dan en verontschuldigde me bij de paar toeristen die stonden te luisteren. Die dachten natuurlijk dat het bij ons spel hoorde. Kon ik Bob maar zo eenvoudig laten doen wat ik wilde.

Zodra de steltlopers voorbij waren, werd het weer een heel ander verhaal. Dan ontspande hij zich weer en ging hij iets van me af zitten. Alsof hij wist dat ik zijn vangnet was. Ik was blij dat ik dat mocht zijn.

Kerstmis 2007 naderde. We waren bijna een jaar samen. Ons leven was routine geworden. Als ik ’s ochtends opstond, zat Bob al geduldig bij zijn bakje in de keuken op me te wachten. Hij schrokte zijn ontbijt naar binnen, waste zich, likte zijn poten en kop schoon. Hij gebruikte nog steeds niet de kattenbak, dus meestal liep ik met hem naar beneden. Soms deed ik de deur open en liet hem alleen naar beneden lopen. Hij kende de weg. Dan ontbeet ik zelf, pakte mijn rugzak en gitaar en vertrokken we naar de stad.

Met de kerst voor de deur waren er nóg meer mensen in Covent Garden. En al die mensen gaven nóg meer geld en cadeautjes aan Bob.

Het eerste kwam van een vrouw van middelbare leeftijd, die op een kantoor in de buurt van James Street werkte en vaak een praatje met ons maakte. Vroeger had ze zelf een rode kat gehad en ze had me verteld dat Bob haar aan die kat deed denken.

Op een middag kwam ze langs met een brede glimlach op haar gezicht. Ze had een tas van een bekende dierenwinkel bij zich. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik iets voor Bob heb gekocht,’ zei ze.

‘Natuurlijk niet.’

‘Het stelt niets voor,’ zei ze en haalde een speelgoedmuisje tevoorschijn.

‘Er zit wat kattenkruid in. Maar niet veel, hoor.’

Dat vond ik wel een beetje vervelend. Katten konden verslaafd raken aan kattenkruid. Ik had veel gelezen over hoe gek ze konden gaan doen als het zover was. Het was al lastig genoeg om mezelf clean te houden. Ik wilde niet dat Bob ook verslaafd zou raken.

Maar de vrouw was veel te aardig om haar teleur te stellen. Ze bleef nog even praten en was blij toen Bob met het muisje speelde.

Toen het weer slechter werd, kreeg Bob praktischer cadeautjes.

Een andere vrouw met een Russisch uiterlijk kwam glimlachend naar ons toe en zei: ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt, maar nu het kouder wordt, dacht ik: ik brei wat voor Bob zodat hij het niet koud krijgt.’ Ze haalde een mooie lichtblauwe sjaal uit haar schoudertas.

‘Wauw,’ zei ik bewonderend. ‘Die is prachtig.’

Ik drapeerde hem meteen om Bobs nek. Hij stond hem fantastisch. De vrouw was dolblij. Een week of twee later bracht ze een bijpassend blauw vestje. Ik was geen modekenner, dat zal iedereen die me ook maar één keer heeft gezien volmondig bevestigen, maar zelfs ik zag dat het Bob geweldig stond. Mensen stonden in de rij om foto’s van hem in zijn outfit te maken. Als ik er geld voor had gevraagd, was ik nu rijk geweest.

Daarna brachten minstens vijf mensen – oké, vrouwen – allerlei zelfgebreide kledingstukken voor Bob.

Een vrouw had zelfs de naam Bob in een kleine sjaal gebreid. Het leek wel alsof hij een model was geworden. Regelmatig showde hij een nieuwe creatie die iemand voor hem had gemaakt. Het gaf een nieuwe betekenis aan het woord ‘catwalk’.

En het onderstreepte wat ik al wist: dat ik niet de enige was die erg op Bob was gesteld. Hij leek bijna met iedereen die hij ontmoette vriendschap te sluiten. Een eigenschap die ik graag zelf had gehad. Ik vond het namelijk heel moeilijk om vrienden te maken.

Ook Belle was als een blok voor Bob gevallen. We waren nog altijd goede vrienden, betere vrienden dan geliefden, en ze kwam regelmatig bij ons in de flat langs. Gedeeltelijk om me weer eens te zien en te spreken, maar ik weet zeker dat ze ook voor Bob kwam.

Die twee konden uren op de bank spelen. Ik zag dat Bob haar ook geweldig vond.

Zo’n drie weken voor de kerst kwam ze langs met een plastic boodschappentas en een brede grijns op haar gezicht.

‘Wat zit daarin?’ vroeg ik, want ik voelde dat ze iets van plan was.

‘Dit is niet voor jou, maar voor Bob,’ plaagde ze me.

Bob lag op zijn gebruikelijke plekje bij de radiator, maar stond op toen hij zijn naam hoorde.

‘Bob, kom eens hier. Ik heb een cadeautje voor je.’ Belle plofte met de tas op de bank. Hij trippelde onmiddellijk naar haar toe, nieuwsgierig als hij was.

Belle haalde twee kleine dieren-T-shirts uit de tas. Op een ervan stond een leuke afbeelding van een kitten, de ander was rood met groen afgebiesd en met grote witte letters stond er SANTA KLAUW op, met daaronder een grote pootafdruk.

‘O, dat is leuk, hè Bob?’ zei ik. ‘Dat is perfect voor deze tijd. Die kun je aan als we naar Covent Garden gaan. Dat zullen de mensen leuk vinden.’

En dat deden ze.

Ik weet niet of het vanwege de kersttijd was of vanwege zijn outfit, maar het effect was verbijsterend.

‘Ach, kijk nou toch, Santa Klauw,’ hoorde ik om de paar minuten.

Veel mensen stopten en wierpen munten in mijn gitaarkoffer, maar andere wilden Bob iets geven.

Op een dag keek een dame op hoge hakken naar Bob en kirde: ‘Hij is geweldig. Wat zou hij voor de kerst willen hebben?’

‘Geen idee, mevrouw.’

‘Oké, laat ik het dan zo zeggen: wat heeft hij nodig?’

‘Eh, een reserveharnasje. Of iets wat hem warm houdt als het echt koud wordt. Of wat speeltjes. Iedere jongen krijgt graag speelgoed met de kerst.’

‘Prima.’

De dame liep weg en ik vergat ons gesprek, tot ze een uur later terugkwam met een brede lach op haar gezicht. Ze had een leuke, zelfgebreide kous met kattenpatronen erop bij zich. Ik keek erin en zag dat het vol cadeautjes zat: eten en speeltjes en zo.

‘Je moet me beloven dat je het pas met kerst openmaakt,’ zei ze. ‘Je moet het tot kerstochtend onder jullie boom laten liggen.’

Ik had de moed niet om haar te vertellen dat ik geen geld had voor een kerstboom of andere kerstversieringen. Het enige wat ik had was een kerstboom op USB-stick, voor in de oude X-box die ik in een kringloopwinkel had gekocht.

Maar nu nam ik een besluit. Die mevrouw had gelijk. Ik wilde een echte kerstboom. Ik had iets te vieren. Ik had Bob.

Waarschijnlijk deed kerst me niets, omdat ik het al jaren niet had gevierd. In feite had ik er een gloeiende hekel aan.

De afgelopen tien jaar had ik de kerstdagen meestal gevierd in een opvang, waar ze een grote kerstlunch voor de daklozen organiseerden. Dat was goedbedoeld en het was best gezellig, maar het deed me vooral denken aan wat ik niet had: een normaal leven en een normale familie. Het herinnerde me er alleen maar aan dat ik mijn leven verprutst had.

Een of twee keer had ik het alleen gevierd en dan probeerde ik te vergeten dat mijn familie aan de andere kant van de wereld woonde. Nou, ja, de meesten dan. Soms ging ik eerste kerstdag naar mijn vader. Na een jaar geen contact toen ik op straat was beland, belde ik hem heel af en toe, en één keer nodigde hij me uit om naar zijn huis in Zuid-Londen te komen. Dat was geen groot succes geweest. Hij vond me maar niets en ik kon het hem niet eens kwalijk nemen. Ik was niet echt een zoon om trots op te zijn.

Ik was blij met de lekkere lunch en de drankjes, en toch ook met zijn gezelschap. Maar we hadden het nooit meer herhaald.

Maar dit jaar was het anders. Ik nodigde Belle uit voor een drankje op kerstavond. En op eerste kerstdag zou ik uitpakken met een kant-en-klare kalkoen met toebehoren. Koken was niet echt mijn ding en ik had ook niet echt veel kookspullen. Voor Bob kocht ik lekkere hapjes, onder meer zijn favoriete kattenvoer met kip.

Eerste kerstdag stonden we redelijk vroeg op en maakten een wandelingetje, zodat Bob zijn behoefte kon doen. Buiten liepen al gezinnen uit ons flatgebouw, op weg naar vrienden en familie. We wensten elkaar glimlachend een gelukkige kerst. Ook dat was meer dan ik in lange tijd had meegemaakt.

Terug in de flat gaf ik Bob zijn sok. Hij had hem een paar dagen eerder al gezien en duidelijk geraden dat die voor hem was. Stuk voor stuk haalde ik de spullen eruit. Het waren lekkere hapjes, speeltjes, balletjes en zachte dingen met kattenkruid erin. Hij vond het allemaal geweldig en speelde als een uitgelaten kind op kerstochtend met zijn aanwinsten. Het was een leuk gezicht.

Vroeg in de middag maakte ik onze lunch, zette ons allebei een kerstmuts op, pakte een blikje bier en keek de rest van de middag en avond televisie. Het was de beste kerst sinds jaren.