EEN HEER WIL VEILIG VERKEER

Bij de tramhalte keek hij speurend om zich heen. De sombere, negentiende-eeuwse volksstraat lag er, zo laat op de avond, verlaten bij. Achter de meeste ramen gloeide warm gelig licht, doorschoten met het flitsen van de teevee. In de woningen waar geen licht brandde, was aan de blauwachtige flikkering tegen het plafond te zien dat ook daar de televisie aanstond. Hij stelde zich de gezinnen voor die, de bak knabbels en de blikjes bier voor het grijpen, ineengezakt voor de buis hingen. Waar men elkaar niets meer te zeggen had, liet men een apparaat het woord doen. En dan had je de eenzamen die met een lauwwarme diepvriesmaaltijd op schoot, uitgeblust de eindeloze beeldenstroom op zich af lieten komen, maar niets meer zagen. En hij? Hij stond daarbuiten en liep door de regen. Met een jas die hem op de schouders lekte en een geslacht dat hem zwaar in de broek woog.

Ze stond in de abri, een eiland van licht. Het leek hem onverstandig om hier al tot actie over te gaan. Iemand kon zich met bovenmenselijke kracht van het televisieprogramma losscheuren om eens uit het raam te kijken. Dat was zijn grote angst; erbij betrapt te worden. De spanning eromheen kon hem gestolen worden. Kom nou, hij was een normale vent. Het ging hem alleen om de sex.

Hij kwam naast haar in de abri staan en knikte beleefd. Ze reageerde niet, maar even later deed ze, nauwelijks merkbaar, een stap van hem vandaan. Heel goed. Even proberen. Nadrukkelijk de andere kant opkijkend, verschoof hij een voet in haar richting. En opnieuw, nu minder discreet, deed ze een stap van hem af. Kijk, daar zocht hij naar in een vrouw; een letterlijk gezonde afkeer van mannen. Bij zulke wijven liep je niets op!

Bij het trillende, groengele licht van de TL-buis in de abri, schatte hij haar in de vijftig. Ze droeg een donkerblauwe mantel die haar tot beneden de knieën reikte, waaronder vleeskleurige steunkousen in stevig wandelschoeisel verdwenen. Om haar kleine hoofd zat een strak aangesnoerd plastic regenkapje, waaruit een asgrauw, verbeten gezicht naar voren stak. Ze had wantrouwig heen en weer schietende ogen die door de dikke glazen in haar pinnige brilmontuur tot monsterlijke proporties werden opgeblazen. En dan die nauwe, naarbinnen gezogen mond! Hij kon zich niet voorstellen dat er mannen bereid waren om daar overheen te gaan. En ongetwijfeld hield ze het etui tussen haar benen even fanatiek gesloten als haar zware damestas met die forse, nikkelen sluiting. Het kon een wijkverpleegster zijn of een vertegenwoordigster van een of andere colportagereligie. Ideaal voor hem.

De met een zangerig geluid tegen elkaar slaande draden van de bovenleiding kondigden de komst van de tram aan. De vrouw wendde verwachtingsvol de blik naar het Gemeentelijk Vervoersbedrijf, en hij achtte de tijd gekomen voor wat toenadering.

Manmoedig schraapte hij de keel. 'En nu, dames en heren,' galmde hij tegen de dove gevels der huizen, 'zal ik u demonstreren hoe men met de blote hand een tram tot stoppen dwingt.' De vrouw keerde zich zo mogelijk nog verder van hem af en begon zelfs over de vluchtheuvel de nog aanstormende tram tegemoet te lopen. Ze zag daardoor niet hoe hij door het simpelweg opsteken van een hand de tram inderdaad tot stilstand bracht. En opeens voelde hij zich erg eenzaam.

Zo dicht bij het eindpunt was de tram zoals gewoonlijk leeg. De vrouw had een plaats dichtbij de bestuurder gezocht. Vanuit die veilige positie wierp ze hem als een verontwaardigde kat moordende blikken toe. Hijzelf was achterin gaan zitten en hield haar verder voor gezien. Ze kon een te goed signalement van hem geven. Hij besloot zich aan zijn plan te houden en vanavond in de buurt van de Tugelaweg toe te slaan. Het schaars verlichte spoorwegviaduct aldaar en de door bosjes omsloten kinderspeelplaats, boden hem een unieke gelegenheid.

Terwijl de tram ongeremd voortdenderde en in de nog te renoveren woningen het koffieservies op de tafels deed dansen, bezag hij vertederd zijn in de beregende Securitruiten weerspiegelde gezicht. Een nog jonge, best aantrekkelijke man. Smaakvol, zij het iets te dun gekleed. Zelfs als men hem op heterdaad bij een aanranding zou betrappen, kon men niet geloven dat hij zo aan zijn gerief moest komen. En inderdaad, met zijn salaris als junior partner bij het vermaarde marketingbureau Caldewij, Odufré & Jansen, kon hij zich de mooiste vrouwen veroorloven. Nog niet zo lang geleden maakten ze dan ook een vast onderdeel uit van zijn consumptiepatroon. Ze lieten zich maar al te graag in zijn Porsche van Oblomow of de Richter naar zijn luxueuze grachtappartement vervoeren. Een rit van hooguit drie minuten, waarna vaak nog zeer lang naar een parkeerplaats diende gezocht, die soms wel op een half uur lopen van zijn bed lag... Bijna elk weekend had hij weer een andere dame. De kunst van het versieren was ook niet zozeer het veroveren, alswel het kunnen loslaten. Of beter gezegd: het kunnen laten vallen als een baksteen. Nou, dat was hem wel toevertrouwd! De sexuele daad was voor hem op het laatst net zo'n verplicht nummer als de trimfiets in het fitnesscentrum. Tegenwoordig kon hij zich wel voor zijn kop slaan wanneer hij terugdacht aan de zorgeloosheid waarmee hij zich indertijd onberubberd in die dames had verplaatst. Met afkeer hoorde hij nog het soppen van zijn onbescheiden in een kletsnatte flamoes rondtastende vingers. Gegeneerd herinnerde hij zich het fluiten van ontsnappende lucht als hij zijn zwaar geschapen drijfstang in zo'n nauwsluitende karbies perste. En met niets minder dan berouw zag hij weer hoe de roze kutlipjes zich bij het terugtrekken gulzig vastzogen om zijn dooraderde stamper die dan glinsterde van het vocht. Lichaamsvocht! Zou hij toen besmet zijn geraakt? Hij had zich nooit durven laten testen. Wachtte nog steeds vol doodsangst op het verschijnen van de eerste symptomen.

Zijn angst dateerde van de dag dat hij Jan Danklof tegenkwam. Zijn geachte collega en vroegere studievriend was alweer enige tijd uit the picture en eigenlijk was hij hem al vergeten, toen hij zijn ouwe zuipkompaan tijdens het joggen in het park tegen het lijf liep. Of tegen het lijf... tegen het lijf... van die welgedane brallebal, dat bourgondische tonnetje van weleer was weinig meer over. Had hij zich dan eindelijk aan dat rigoreuze dieet onderworpen dat hij zich al jaren had voorgenomen? Nog napuffend en energiek pas op de plaats makend in zijn felgroene trainingspak, feliciteerde hij Jan met diens slanke lijn, waarop deze hem toebeet dat je over aids geen grappen kon maken. Verdomd, nu begreep hij waarom Jan op krukken liep en van die paarse schandvlekken op zijn gezicht had! Geschrokken had hij een excuus gestameld, nog van harte beterschap gewenst en was snel doorgejogd. En pas toen realiseerde hij zich dat je van Jan veel kon zeggen, maar niet dat het een flikker was. En dat ze ooit een paar van eikaars 'matrassen' hadden beslapen...

Vanaf die dag lag zijn sexleven op z'n bek. Hij nam zelfs weer de masturbatie ter hand. En dat ofschoon hij na het behalen van zijn doctoraal had gezworen zich nooit meer aan die zelfbevlekking te bezondigen! Safe-sex leek het antwoord. Academisch gevormd als hij was, las hij alles wat hij over dit onderwerp kon vinden. Het stelde hem allerminst gerust. Zo bleek dat zelfs de beste condooms microscopisch kleine scheurtjes vertoonden, en dat was groot genoeg om een heirleger aan virussen door te laten. Voortaan diende hij het dus droog te houden. Na van de eerste schrik bekomen te zijn, probeerde hij omzichtig zijn minnaressen voor veilige technieken te interesseren, maar hierbij wreekten zich de fundamentele verschillen tussen man en vrouw. Kijk, als man zijnde droeg hij niet alleen een pantalon, herenschoenen en een stropdas, hij was bovendien behept met een mannelijk lid. En daarmee was hij in het voordeel. Een vrouw kon hem met de hand bevredigen of tussen haar borsten fijn wrijven. Hij kwam wel aan zijn trekken. Maar voor de vrouwelijke lustbeleving was penetratie onontbeerlijk. En dat verdomde hij. Verder dan het eerste kootje van zijn gehandschoende middenvinger wenstte hij zich niet in een vrouw te verdiepen. Dit schoot de dames echter tekort. In het circuit kreeg hij al gauw de naam een drooggeiler te zijn en ze begonnen hem te mijden.

Inmiddels had hij een gezonde afschuw van de vrouwelijke sexualiteit ontwikkeld. Wat was dat ook voor vieze gewoonte om het zaad van een vreemde man in je te laten lopen? Om je benen om hem heen te slaan en die arme donder niet eerder los te laten voordat je de laatste druppel eruit gemelkt had? Weinig mensen wisten dat al die knappe, frisse, jonge vrouwen the day after in luiers liepen. Onvoorstelbaar dat ook hij ooit zijn kostbare kleinood in de harige bloedzuiger tussen die grijpende benen had gewaagd, die het mannelijk deel afslobberde en leegzoog en pas uitspoog als er niet meer dan een smeulende peuk van restte. Bah, voor hem hoefde het niet meer!

Hij begon naar andere relatievormen om te zien en op een avond, toen hij door de eindeloze, schaduwrijke tunnels onder het Muiderpoortstation liep, was het opeens gebeurd. Vóór hem liep zo'n gezellige ouwe schommel en zonder zelfs maar om te kijken of iemand het zag, had hij een hand over haar mond gelegd en haar gezicht tegen de crèmekleurige tegelwand gedrukt. En dat terwijl boven hem het treinverkeer hiervan onwetend voortdreunde, had hij trillend als een hete reu tegen haar op staan rijden. Hij probeerde nog door het Hunkemöller-harnas zoiets als een vrouw te voelen, maar hij had evengoed een baal wasgoed kunnen betasten. En dat was prima, want wel zo veilig. Het grote voordeel was juist dat je de kleren erbij aan kon houden.

Na de eerste keer was hij verkocht. Dit was het wel voor hem! Steeds vaker sloeg hij toe. En altijd in de saneringswijken, want in de grauwe uitzichtloosheid die daar heerste, droegen de vrouwen hun sexualiteit tussen de benen als een stoffige, vergeten pantoffel ergens diep in een kast. En hoe ouder, lelijker en afwerender, hoe minder risico voor hem. Hij kreeg er al echt handigheid in. Bevloeide hij in het begin nog vrijelijk het kruis van zijn pantalon, nu deed hij van tevoren een condoom om zijn nog slappe lid en hield deze met een elastiekje op zijn plaats. Dat waren van die kleine dingen die je je door ervaring wijzer eigen maakte.

Wegmijmerend bij zijn spiegelbeeld in de ruit, was hij bijna zijn halte voorbijgereden. Hij stapte uit en sloeg vanaf de Linnaeusstraat de Tugelaweg in. Met het eenrichtingsverkeer mee (want dan viel hij minder op) de kant van de Wibautstraat uitlopend. Veel verkeer was er niet, want de straat was grotendeels opgebroken; druk doende als men was met renovatie en nieuwbouw. Aan zijn rechterhand lag de spoordijk met zijn armzalige beplanting waarin hij bij het oranje licht van de straatlantaarns slierten toiletpapier meende te ontwaren. Waarschijnlijk afkomstig van de treinen en door de wind hierheen geblazen. Boven hem hoorde hij een plastic zeil in een nog raamloos kozijn klapperen. Hij rook de geur van een bouwwerf; nat hout, cement en bitumen. Over hele straatlengten had hij zijn evenwicht op wankele vlonders te bewaren, maar gelukkig waren er ook stukken trottoir overgebleven waarop de voetstappen van hen die geleefd hadden en nu voorbij waren, nog doorklonken en de schoenzolen die hem waren voorgegaan het eh... hondevuil als pindakaas over de tegels hadden uitgesmeerd. Bewonderend gleed zijn blik langs de gevels van de oudere huizen. Het mocht dan een rachitisbuurt zijn, de architectuur was prachtig. Elk huis had een gezicht. Wat wist men vroeger met veel beperkter middelen toch veel fantasievoller te bouwen dan nu! Vermoedelijk omdat men als aannemer geen sociale premies hoefde af te dragen en zijn geld dus voor werkelijk belangrijke zaken kon gebruiken. Mensen, en zeker bouwvakkers, waren immers zo versleten en vergeten, maar huizen moesten langer mee en dienden er dus goed uit te zien. Ooit swingde deze buurt van optimisme en grote toekomstverwachtingen. Van hogerop! en een beter leven tegemoet. Nu woonde er de door automatisering overbodig geworden beroepsbevolking die achter vergelende en tenslotte in stof uiteenvallende vitrages het leven uitzat. Via zijn relaties in de hogere kringen wist hij dat de uitkeringen binnenkort weer omlaag zouden gaan. De mensen verdienden niet beter. De ene bezuiniging na de andere lieten ze over zich heengaan. Goed, er werd weieens geprotesteerd; een ludieke actie op het Binnenhof, een demonstratie op het Museumplein... Maar na afloop ging men met het openbaar vervoer weer naar huis en wiegde zich met drank en televisie in slaap. Ingepakt en doorgetrokken.

En daar was het spoorwegviaduct al. Vanavond zou hij hier zijn post betrekken. Hij was benieuwd wat de oogst zou zijn...

Ze zette een grote, eeltige voet met brokkelige nagels op de rand van het bad waarin de was lag te weken, daar de Miele het alweer enige maanden geleden begeven had. En nu de badkuip sinds vorige week niet meer wou leeglopen, lieten ze het wasgoed er maar in liggen, want de wasserette kostte ook geld en door een paar dagen geen vlees te eten hadden ze bijna genoeg gespaard om de loodgieter te kunnen laten komen. Hoera! Haar voet rustte dus op de rand van het bad en ze liet Höwelers scheermes over haar ingezeepte scheen ritsen.

'Hè verdomme, Marijke, je weet toch dat m'n mesjes daar bot van worden! Kun je niet zo'n lady kopen, zo'n ding voor dames?' Haar echtgenoot stond op de drempel van de badkamer. Met zijn hoge, klagerige stem, zijn ontevreden gezicht en die wollen pullover die in de loop der jaren tot halverwege zijn knieën was uitgezakt.

'En waar moet ik dat dan van betalen? Van jouw uitkering soms?'

'Nou, ik dacht, misschien kun je er een samen met die klompschoen van hierboven nemen. Die heeft ook van die, eh... geiteharen sokken.'

Ze ging er niet eens op in. 'Zo gaat het ook. Vind je ze mooi?' Ze strekte, naar ze dacht bevallig, haar benen vooruit.

'Ach, 't zijn benen, hè,' zei hij schouderophalend. 'Zolang we nog niet met wieltjes worden geboren, zijn ze mooi meegenomen.' Hij keerde sjokkend naar de teevee terug en stak geen poot uit om haar uit het bad te helpen, waar ze in haar poging om bevallig te wezen in achterover was gevallen. Steunend en kreunend werkte ze zich uit de grijze soep omhoog en liet haar doorweekte duster er maar in achter.

Het weinig galante optreden van haar man maakte haar niet boos. Hooguit wat bedroefd. Hij kon het immers ook niet helpen dat ze vagina dentata had, een chronische aandoening die hem panisch voor haar maakte. Het begon met impotentie en het eindigde ermee dat hij haar zelfs geen hand meer dorst te geven. En alles wat maar enigszins naar tederheid of erotiek zweemde, werd door hem dwangmatig weggehoond. Dokter had verteld dat het haar sexuele honger was die hem zozeer van faalangst vervulde, dat hij niet eens aan de geslachtsdaad durfde te beginnen uit angst hopeloos tekort te schieten. En inderdaad, ze behoefde haar vorstende blik maar even op zijn kleine fransje te laten rusten, of deze kromp bang in elkaar. In de zevenentwintig jaar dat ze met Höweler getrouwd was, waren de keren dat ze geslachtelijk tot elkaar waren gekomen, of althans een serieuze poging daartoe hadden ondernomen, op de vingers van een hand te tellen geweest. Van alles haalde hij erbij om maar niet met haar te hoeven; van de overbevolking tot de vrouw als lustobject. Je kon je afvragen waarom ze bij hem bleef, maar ach, ze was nooit een van de jong-sten geweest en, laten we eerlijk wezen, ook niet een van de mooisten. Daarbij kwam dat ze van de oude stempel was; een vrouw behoorde haar man trouw te zijn. In voor- èn tegenspoed. Bovendien, er was nog wel meer dan sex tussen man en vrouw, al kon ze nu niet zo gauw bedenken wat.

Vagina dentata... de getande vagina! Verdomd als het niet waar was! Ze keek omlaag naar haar nu onbedekte schaamvacht die haar bijkans tot de navel reikte. Ze liet een hand afdalen en in het kroesende haar verdwijnen. Even later hoorde ze al het slurpende pompen van haar zwoegende vuist. Door haar levenslange onthouding kon ze soms op de gekste momenten hartstikke geil worden en moest ze haar huishoudelijke activiteiten onderbreken om haar smachtende, kletsnatte pruttelaar tegen de zijkant van de eerste de beste deur te drukken, waarbij ze dan de deurkruk ritmisch op en neer bewoog. En Höweler maar hoofdschuddend toekijken...

Terwijl ze zo fijn met zichzelf bezig was en de tijd vergat, gingen haar gedachten uit naar de machtige kunstpenissen in de etalage van die sexshop aan de

Tugelaweg; de enige mannelijke voortplantingsorganen die ze ooit in verstijfde toestand had gezien. Was er maar een van vlees en bloed voor haar! Niet dat ze erover peinsde om vreemd te gaan met een andere man; dat deed je niet. Maar verkracht worden, dat kon niemand haar kwalijk nemen!

Ja, de laatste tijd maakte ze steeds langere avondwandelingen, waarbij ze zich vooral in de buurt van het spoorwegviaduct ophield.

Voortsoppend in de badkamer, droomde ze weg bij de mogelijkheid dat een man uit het duister zou opduiken, haar benen tot scheurens toe spreiden en haar met vurige stoten zou binnendringen. Ze zou haar benen om hem heengeslagen hebben en hem net zo lang vasthouden tot de politie kwam. Maar in de tussentijd zou ze haar schade van zovele jaren verwaarlozing ruimschoots hebben ingehaald. Ze zou die kerel helemaal leegknijpen met haar boetserende schedewanden! Haar onderlijf begon te schokken en ze ging in de badkuip staan om er het losbrekende vocht in te laten wegstromen.

Toen ze een beetje bijgekomen was, begon ze zich voor de gebarsten en weer gelijmde badkamerspie-gel op te tutten, want ze ging vanavond weer op pad. Van de confrontatie met haar eigen gezicht werd ze nooit vrolijker. Vooral die te korte neus waarvan de gaten je recht aankeken, was haar een doorn in het loensende oog. Gelukkig dat het tussenschotje nog een beetje bedekt bleef door haar rijke neusbeharing die als bunders wilgetakken naar buiten stak. Ze trok een losse jurk aan die haar eventuele aanvaller niet al te veel problemen zou geven en overwoog even een onderbroek achterwege te laten, maar bedacht toen dat zulks later door de politie als uitlokking bestempeld zou kunnen worden. Ze kon geen schoon exemplaar meer vinden en viste er maar een uit de badkuip. Ze schoot haar zwarte polyester lakjas aan en ging naar de huiskamer voor de schoenen. Höweler zat naar het kanaal met het zendoverzicht te kijken om maar niets te hoeven missen.

'Ik ga even een kop koffie drinken, Wim. Mag ik de schoenen?'

Zonder zijn blik van het teeveescherm af te wenden, zwaaide hij zijn voeten in haar richting. Zie je wel, dacht ze, het is geen kwaaie vent. Snel, voordat hij van mening zou veranderen, trok ze de molières van zijn voeten en gaf hem haar slippers ervoor terug. Höwelers stronthappers voelden zwaar, warm en vochtig.

'Wat wordt het vandaag, meid? De Happerik of Harry's Eterij?'

'Waarom niet allebei?' bitste ze, draaide zich op de hakken om en verliet de kamer. Ze was in het geheel niet van plan ook maar een van beide snackbars te bezoeken; zodra ze het naar kattebak stinkende trappenhuis achter zich gelaten had, zette ze koers naar het spoorwegviaduct aan de Tugelaweg. Die vingersessie in de badkamer had haar liefdessappen pas goed losgemaakt. Het was ronduit Braderije tussen haar dijen!

Huiverend in zijn te dunne jas hurkte hij in de bosjes naast het viaduct en wist een nies tijdig te onderdrukken. Uit de richting van het Krügerplein kwam een vrouw aanlopen. Opnieuw moest hij een niesbui in de kiem smoren. Nou ja, het ergste wat hij bij zijn nachtelijke escapades kon oplopen was verkoudheid. Dat was vroeger wel anders geweest! Hij kon de vrouw nu beter zien. Ze droeg een zwarte lakjas en kwam doelbewust met ferme pas zijn kant op. Dat was natuurlijk om zichzelf en eventuele verspieders wijs te maken dat ze niet bang was. Wat een grafkop! Nou, dat zat wel safe. Hij liet haar voorbijgaan, wachtte tot ze halverwege onder het viaduct was en sprong toen met een Ivanhoe !' uit de bosjes tevoorschijn. En bleef verbouwereerd staan. De vrouw was niet weggehold, zelfs niet versteend blijven staan, maar kwam met gespreide armen op hem toegesneld. Voordat hij haar had kunnen afweren, was ze tegen hem opgesprongen en had haar benen om hem heengeslagen. 'Verkrachten! Verkrachten!' riep ze.

'Mens, ik wil je alleen een beetje aanranden!' kon hij nog uitbrengen voordat zijn mond met natte kussen werd gesnoerd. Walgend wierp hij haar van zich af en begon te rennen. Wat was dit! Een val van de politie? En hoe besmettelijk was speeksel ook alweer?

Pas ter hoogte van het Steve Bikoplein kwam hij tot rust. Met kalmer tred liep hij verder, legde zijn rechterhand troostend op zijn linkerschouder en ging zijns weegs.