UIT DE REGEN? IN DE DRUP!

Ze zat graag hoog. Op haar keukentrap. En droog. Op een paard. Niet dat het laatste ooit was voorgekomen. Waar zouden ze het geld vandaan hebben moeten halen? Zo'n groot dier. En om er eens een te huren, nou nee. Ze zou trouwens niet eens weten hoe je dat moest doen. Bij wie je daarvoor moest wezen. Ze had er ook nooit over gehoord. Daarom nam ze genoegen met haar brabantia trap. Die klapte ze dan uit nadat ze na het werk voor zichzelf een potje thee had gezet en nam dan plaats op de bovenste tree. Soms was dat in hun gezellige living wanneer ze daar de plinten had gedaan en de ramen gelapt. Of in de slaapkamer toen ze zelf die vettige streep boven het bed met de witkwast te lijf was gegaan en meteen maar de hele muur had meegenomen. Maar meestal in de keuken, haar theeglas op het aanrecht met een handvol bisquitjes erbij. Van zo hoog zag al dat bekende er toch altijd weer anders uit. En dan droomde ze vanzelf weg. Het geblokte zeil werd een wijds weiland. In de zomer. En het fornuis en de tafel goudgele hooioppers. In de zon. Dat goudgele in het overdadige groen. Prachtig was dat altijd. Ze had het verscheidene malen gezien. Op de teevee. In van gewest tot gewest. Bovenop dat grote dikke paard, haar benen tot scheurens toe gespreid over die machtige beesterug, ging ze voort tot aan de boszoom terwijl ze onderwijl naar beneden tastte en handenvol koekjes at. Ook nu weer. Terwijl het rond haar kruimels regende en met een mond vol krokante lange vingers wat voor haar de smaak en sfeer had van ouderlijk huis, zag ze het weer; die zware smoezelige ooien en dat intens wit gehuppel eromheen. Lammetjes! En al voorthobbelend op dat briesend paardebeest, zag ze ook de moederkloek met die zorgelijke rimpels in d'r kam vanwege al dat kuikengebroed, geel als de braderije uit de sterreklame. Ze werd er bijkans beklemd van. Maar reeds waren ze aan de boszoom. Dof ploften de hoeven over de zachte grond, dik van de dennenaalden, kapotte takken en verloren gebladerte dat geelbruin was als van oud goud. Ze hief haar gezicht op maar zag niet het bladderende, met gore barsten doordesemde keukenplafond doch de nesten van het gevogelte en de holletjes van schattige ekertjes. En overal barstte het van leven, van jong geboorte en voortzetting van de soort. En daar ging ze voor de zoveelste keer. In tranen. Waarom was dat nou niet voor haar weggelegd? Waarom bleef haar schoot dor want leeg, hoezeer haar Herman en zij ook hun best gedaan hadden? En de oude huisarts keek bij haar bezoeken nog slechts uit het raam en schreef haar dan valeriaan voor hoewel ze liever valdispert had maar dat werd door het ziekenfonds niet vergoed.

Een doffe bons tegen de voordeur. Dat was de binnenkomer van haar Herman. Sinds ook in hun straat alles werd gestolen of op z'n minst gesloopt, nam hij steeds de brommer mee naar boven. En daar stond-ie in zijn lange leren jas die hem zo mannelijk maakte en de witte integraalhelm op in het halletje en reed de bromfiets naar de slaapkamer. Die zwarte bandensporen op het zeil konden haar niks schelen, blij als ze steeds was dat hij dwars door het drukke verkeer hun huis weer had gehaald.

'Zo troel, zit je weer op je trap,' klonk het dof door het nog gesloten vizier van de helm. En meteen was ze beneden en liep tegen hem aan. Wat was het toch een kolossale vent. Zeker zo groot als het buffet bij moeder thuis.

'Ik ga thee zetten,' zei ze en repte zich.

'Was dat dan nog niet gebeurd?' Zoals altijd trok hij eerst zijn jas uit en zette pas dan de helm, beplakt met greenpeaceplakkaten en de vignetten van zijn voetbalklup, af.

Maar daar floot de ketel al! En terwijl ze wel drie zakjes earl grey in de pot deed, hoorde ze hem in de badroom onder godsgruwelijke lasteringen, zich van zijn werkkleding ontdoen. Zwaar dreunden zijn hoge laarzen op het graniet en ze zag het douchewater zelfs in het halletje spetteren. Ja, hij had temperament, die vent van haar! En ineens wist ze het absoluut zeker. Vanavond zou ze er over spreken. Heel rustig en toch gedecideerd. Over wat ze de laatste maanden alzo gelezen had over hoe het ook kon, een kindje krijgen. Ze wist er nu alles van door die vervolgreportage in de leesportefeuille, dat interessante programma op de middagteevee ook. Bijkans zingend bracht ze de thee binnen waar hij op hun zalige doorgezeten driezitsbank al naar het voetbal zat te kijken.

'Wat is dat toch voor een stank!'

Glimlachend keek ze op hem neer en zag dat zijn huistrui al aardig sleets op de ellebogen werd.

'Dat, lieverd, is de bloemkool die opstaat. Dat geeft altijd even zo'n typische geur. En straks hoor je het spetteren als ik de saucijzen in het pannetje doe. Tenminste, als je het geluid wat zachter zet.'

'Ik denk d'r niet an.' Plensend schonk hij de thee in zijn glas en morste op het bijzettafeltje. 'Ik kom net van me werk. Die rotherrie van de machines. En nou effe sport voor de ontspanning.'

Lachend ging ze terug naar haar plaats, de keuken, en gunde hem van alles want straks gingen ze spreken erover.

Vanuit het raam zag ze neer op de tuinen. Alles knopte al hoewel het toch pas half april was. Zelfs de oude linde van de benedenburen die er steeds stukken vanaf zaagden voor het open haardje, stond in volle bloei...

Rap deed ze het vaatje en smeerde toen haar handen met nivea in. Uit de kamer had eerst de Frank Sina-tra van de rock & roll, Chubby Checker geklonken maar later was dat overgegaan in het geneuzel van de leraar in de computerkunde dus haar ventje sliep. Met het glaswerk op het dienblad liep ze zachtjes naar binnen. Zoals meestal aan het begin van de avond, wanneer er geen sportevenementen waren, lag hij languit op de bank te pitten. Geruisloos deed ze het bestek in de kast en boog zich toen over hem heen. Wat had-ie toch een groot hoofd! En daarin dat kleine, nu wat lubberende mondje dat slap neerhing als de tepel van een reegeit. Vanuit het naaimandje pakte ze de lange schaar en duwde daarmee zijn gebit dat uit het zakje van zijn poloshirt dreigde te vallen, weer terug. Het was in de loop van de tijd een vertrouwde handeling geworden; voorkomen dat z'n protese op de grond viel wanneer hij sliep. En altijd met de lange schaar daar ze weliswaar sinds kort zelf een klein kunstgebitje had maar nog wat moeite ervoer met zo'n maalinrichting waar toch altijd wat etensresten aan plakten.

Rustig wachtte ze nog een uurtje, zette stukje bij beetje de teevee zachter en zachter en maakte koffie. Toen het zo donker geworden was dat ze de schemerlampen kon ontsteken, nam ze d'r geheime wapen, twee maal zes blikjes bier uit de ijskast waarop zich meteen een laag kondens vormde en maakte hem zachtschuddend aan een schouder wakker. 'Herman. Hermanus. Humanitas!'

Grommend kwam hij overend en wreef zijn ogen uit. Meteen greep hij naar de zenderschakelaar maar ze was 'm voor, pakte de knoppendoos van de tafel en ging er resoluut op zitten. 'Nee, Herman, we gaan eerst even praten.' Meteen schoof ze het eerste pakket van tinnetjes bier naar hem toe. 'Hier, dan heb je ondertussen wat te zuipen, lieverd!'

Zoals steeds werd hij meteen enthousiast. Zijn anders zo doffe mannenblik werd glanzend en hij schoot vooruit, nam een tinnetje en brak in zijn haast het ringetje. Zuchtend liep ze naar de keuken voor een blikopener maar Herman had al een nieuwe gepakt en liet het bier gulzig in zijn mond gulpen. Geur van mout en klokkende geluiden. 'Da's lief van je,' bracht hij er tenslotte uit, deed een boer en liet het blikje voor zijn voeten vallen.

'Neem toch een glas!' Ze hield hier niet van, was dit soort manieren van huis uit niet gewend en ervoer nonchalant gedrag als ordinair. Maar allez, de tijden waren veranderd en goede manieren een overwonnen standpunt. Van ergens vandaan klonk aarzelend pianospel dat haar prompt zacht en weemoedig stemde. Ze kende het van vroeger, van les; een etude van Pouffe. Daar had ze ook zo'n moeite mee gehad. Maar Herman hield er niet van, vond zijn lp's beter en had haar instrument dat ze in hun huwelijk had ingebracht toen ze eens een paar dagen bij haar ouders was, laten weghalen. Hij had nooit willen vertellen hoeveel hij er van de opkoper voor gekregen had. En nu moest ze opschieten want hij was al bezig aan het vierde blikje en straks ging hij op zoek naar iets sterkers. Hij kon soms zo'n verschrikkelijke dorst hebben. Maar ja, hij werkte dan ook in een kurkdroge omgeving. Al dat stuivende meel dat in zakken moest. 'Wil je nu koffie?'

'Hoe kom je daarbij!' Hij leek oprecht verbaasd.

'Ja, maar straks ga je weer zingen en heen en weer... En we moeten echt eens praten over...' Het liefst was ze nu in huilen uitgebarsten maar daar schoot ze niets mee op. Trouwens, Herman leek nu toch nieuwsgierig te worden, keek haar aan terwijl een windvlaag uit het halfopen raam de lege blikjes over de vaste vloerbedekking deed rollen. Gingen biervlekken er eigenlijk gemakkelijk uit? Maar dan vermande ze zich, dwong zich eindelijk eindelijk uit te spreken. 'Ik wil het hebben over ons eh een... nou ja, een kindje

'Oh dat!' Pöff! deed een nieuw tinnetje. 'Ik heb danig mijn best gedaan maar het zit er niet in. Dat weet je.'

'Moet je niet zeggen,' zei ze. 'Ze zijn tegenwoordig al zo ver... Zo ver...'

'Zo ver dat ze uit het oog zijn verdwenen,' grapte hij.

'Nu, met die nieuwe technieken,' hield ze vol. 'Het zit zelfs in het ziekenfondspakket. En de staatssecretaris heeft.;, nou ja. Iedereen doet 't!' riep ze tenslotte uit en probeerde Herman manmoedig aan te zien. Straks was alle bier op en was het nog niet ter sprake gekomen.

'Zeg troel, wat wil jij je vent eigenlijk zeggen?'

'Nou, je weet wel.' Moest ze nu beschaamd zijn? Hoewel ze er tegen vocht, voelde ze als het ware, als was ze haar eigen vreemde, dat ze haar hoofd boog. En hoewel ze het liever had willen uitschreeuwen, fluisterde ze alsnog. 'Met filio vetalisatie. Voor ons kindje. Ja Herman, alstjeblieft?'

Ze zag het in hem groeien. Eerst had het nog het meest van woede weg maar het bleek verbazing. Alles, vanaf zijn kin, kwam omhoog. De mondhoeken, bovenlip. De wangen. Zijn wenkbrauwen en tenslotte dat sterke lage en brede voorhoofd. Puntvormige groeven die zijn haargrens naar achter schoof. 'Wat zeg je nou?'

'Eh, je weet wel. Dan moet jij wat doen. Van buiten. Met mijn eitje. Fio in verificatie in het reageerbuisje. En dan komt het later bij me naar binnen om te laten groeien... Ja?'

'Ohhh! Zeg dat dan! Je bedoelt in vitro fertilisatie!' Hij viel achterover in de bank en huilde het uit van het lachen. 'Hoe kom je erbij! Aan mijn lijf geen polonaise. Ik zie me al. Mallert!'

'Nee maar ik doe het toch! De baby groeit gewoon op. In mijn buik. En dan hebben we ons kind. En bovendien hoeft niemand jou toch te zien?'

'Hoezo?' Met een ruk kwam hij overeind en trok de lip van het laatste blikje bier. 'Waarom mag niemand me zien? Wat is er mis met me!'

'Nee, jij zei dat jij je al zag en...' Waren dat tranen in haar ogen? De ramen in de living hingen veelkleurig in hun aluminium sponningen. ,

Ineens was hij naast haar en terwijl hij haar vanuit zijn mond in een bierlucht dompelde, sloeg hij een arm om haar nek. Ze hoorde zijn polshorloge, pal naast haar oor, tikken. Wanneer ze zo zaten en hij zijn arm wegtrok, schramde het knopje van zijn klokje steeds pijnlijk langs haar oorschelp waardoor het" daar soms ging bloeden. Ze had er nooit wat over willen zeggen maar het steeds in liefde gedragen. Nu trok ze, tot haar eigen verbazing, haar hoofd iets terug. O, hoe hoopte ze dat hij haar nu begreep en het haar gunde!

'Kijk eens meid, je weet dat jouw Herman best progressief is,' begon hij en kneep zijn arm hard om haar hals. Soms rook-ie als een dier, een wild beest, zoals nu. En dat was zowel fijn als een beetje angstaanjagend.

Het blikje bier was leeg. Maar Herman liet het voor z'n voeten vallen en verpletterde het onder zijn pantoffel. 'Zo heb ik niks tegen abortus,' ging hij verder. 'Al is het een jaar na geboorte. En euthanasie? Wat! Wat boven de zeventig is, abspritzen die handel. Kom nou! Maar de mannelijk daad doen in een reageerbuisje, over me lijk! Ik ben een vent, niet zo'n miet. Als ik het doe is het recht op en neer. Wat zullen we verdomme nou hebben! Dus ga jij nou fijn het eten klaarmaken en reik me dan meteen de vieux eens aan. Ik heb gister de voorraad in ons mooie eikenhouten wandmeubel aangevuld voor het weekend.'

Soms was hij zo grof. Dan begreep hij niets van die fijnetsende vrouwelijke gevoelens. Met iets van woede stond ze op waarbij zijn horloge even pijnlijk achter haar oorschelp bleef haken. Tak je drank zelf maar!' bitste ze en liep naar de keuken waar ze de rasp greep en de ijsbergsla ging snijden. En toch gaf ze niet op. Nooit niet.

Hoewel ze zich had gehaast, was ze bijna te laat. Herman lag al achterover op de bank, de teevee keihard aan en zong uit volle borst met de Heikrekels mee: Ze was een frisse meid, en oogde zo gezond. Steeds tot iets goeds bereid. Ze was ook nogal nogal blond... En naast hem de bijkans ledige fles Hollandse cognac. Tenslotte kreeg ze hem aan tafel waar hij de vork geregeld naast zijn mond stak en knoeide met het eten. Ze keek naar hem met iets van moederlijke wrevel en was zich ineens bewust dat zij mensen waren die geen weet hadden van de oorlog en alleen maar van horen zeggen op de hoogte van die vreselijke hongerwinter waar een geheel gezin het met één aardappel moest doen. En zelfs geen bakje appelmoes toe. Niets niets niets. Onwillekeurig schoten haar de tranen in de ogen. Misschien was het ook wel goed geen kinderen te hebben. Dan konden die tenminste geen soldaat worden en werkte zij op de haar zo eigen, timide wijze mee aan de vrede en tegen kernwapens.

Herman was onder de tafel gedoken, op zoek naar zijn gehaktbal die hij had laten vallen. En ineens klonk het van beneden: 'Maar dat kan natuurlijk ook!'

'Wat?' vroeg ze toen hij weer boven was.

Nou, als jij zo verlangt naar een kind, waarom dan niet met een draagmoeder!'

Even stond haar tijd stil. Dan werd alles in een goudkleurige glans gedompeld. En echt niet alleen door de zon die laag boven de romantische lintbebouwing van de Bijlmermeer hing. Zou het dan toch... 'Hoe gaat dat dan?' vroeg ze kleintjes terwijl hij de gehaktbal die onder de tapijtpluis zat, in één keer in zijn mond stak. Hij stikte er zowat in. Zorgzaam haalde ze een glas water en Herman zag het ineens helemaal zitten. Hoppend zat hij in zijn stoel.

'Vertel dan!' drong ze aan.

'Nou, heel eenvoudig. Dat is het modernste wat er is. Als jij een baby wil en het gaat niet, dan doe ik het bij een andere vrouw. Die heeft de zorg, draagt de last en als het geboren is, krijg jij het voor de rest van je leven. Ja?'

Ze had er over gelezen. In de damesbladen. Maar was dat dan geen overspel? In ieder geval gaf je je man weg. Al was het voor één keer. Maar als dit nou de oplossing was? Aan het einde van de rit, hield zij een schat in de armen. Toch had ze iets te overwinnen. 'Maar hoe kom je dan aan...'

'...Een draagmoeder?' vulde hij aan.

'Ja. Gaat dat ook over het ziekenfonds? Moet je zelf een advertentie zetten?...'

'Kom jij eens op de schoot van Herman zitten.' Hij sloeg zijn handen op de knieën en daarmee zijn bord van tafel.

Nadat ze de troep had opgeruimd, schoof ze weer naast hem op de bank, na de knoppendoos van de teevee verstopt te hebben. Anders bleef hij maar schakelen. En opnieuw legde hij zijn arm om haar hals. Loodzwaar was dat. Maar een lieve last.

'Wil je nog wat vla?' vroeg ze en schoof toen gezellig tegen hem aan. 'Hoe gaat dat dan, met zo'n vrouw?'

'Niet zo maar een vrouw. Maar die van hiernaast.'

'Je bedoelt... Nee toch. Annemarie?'

'Ja. Buurvrouw Grewel.'

Annemarie. Die had een half jaar geleden een flat naast de hunne betrokken. Een bijstandsmoedertje met twee schatten van kinderen. Vaak riep ze de hulp van Herman in wanneer een kontaktdoos had losgelaten, de afvoer was verstopt of een van de huishoudelijke apparaten het had begeven. En wat waar was, was waar. Haar Herman had altijd klaar gestaan om te helpen. En dat het geen geringe klussen waren bleek wel. Hij bleef dan uren weg.

En toch had ze d'r twijfels. Moest zo'n vrouw dan geen geld hebben? Het krijgen van een kind was toch geen sinecure al kon je het natuurlijk verdoven of zo. En met zwangerschapsgymnastiek ging het ook heel prima. Maar moest Herman daar dan ook bijzijn? Ze voelde dat ze weer eens nerveus werd. Dan ging haar gebitje, die vreemde eend in haar bijt, weer schuiven en schrijnen. 'Maar... maar zou buurvrouw dat dan willen! Ze heeft al twee kinderen. En omdat ze zwart bij de Bonneterie heeft gewerkt, hebben ze haar ook al gekort op de uitkering, vertelde...'

Herman liet haar los en ging recht tegenover haar zitten. Wat was hij ineens ernstig! En gebronsd. Had zeker weer buitendienst.

'Kijk eens, meid. Ik heb het er al over gehad. Toen ik die v-snaar van de wasmachine van mevrouw Grewel moest spannen.'

Nu wist ze het zeker. Die lieverd. Dat hij écht zijn best voor haar wilde doen om het liefste in de wereld, zo'n kleine trappelaar, voor haar te verkrijgen. Anders had hij buurvrouw wel bij haar voornaam genoemd. Maar hij zag het echt als officieel. En vol vertrouwen nestelde ze zich tegen zijn schouder terwijl hij verslag deed van de vele gesprekken die hij hierover met Annemarie had gevoerd. Natuurlijk, ze ontkwamen er niet aan buurvrouw hiervoor een maandelijke geldelijke vergoeding te geven maar de tijd van het overwerk brak weer aan en bovendien verdiende hij, na aftrek, nog een behoorlijke jan modaal.

Ze zuchtte eens diep. 'Dus dan moet je het een keer met haar doen?'

' Ja. En dat valt me zwaar genoeg want er is maar één veilige haven waar ik thuis ben. Waar ik de stromingen, de muien en riffen, de diepten en ondiepten ken als mijn broekzak. En die bevindt zich tussen jouw benen. Ik moet bij hiernaast op ramkoers maar het zal zijn of het met jou is. De buurvrouw wordt er financieel mee geholpen en daarvoor is ze je dankbaar en bij voorbaat ontvankelijk.'

Wat had hij mooi gesproken! Ze was er van in slaap gevallen maar daar was hij al met een lekkere cola en wekte haar voorzichtig. 'En? Zal je Herman je zo helpen?'

'Je bent een schat!' zei ze uit de grond van haar hart en voelde zich even op de rug van een paard, klossend door de bossen waar het barstte van leven.

'Zal ik dan meteen nog... Hiernaast. De beslissing...'

'Goed,' zei ze. 'Ga maar gauw. Voor jou is het ook heel moeilijk.'

Ze hielp hem, stelde voor in zijn donkere kostuum te gaan maar het werd z'n badjas. Dat was minder plechtig. Herman behoefde haar tenslotte niet ten huwelijk te vragen. Tenslotte deed hij wat pommade in het haar en bracht een messcherpe scheiding aan in het nu gitzwarte pantser dat als het spiegelgladde schild van een kever over zijn hoofd lag. Ze glimlachte vertederd. Je kon wel zien dat hij van beneden de grote rivieren, het zuiden kwam. Die hadden allemaal iets Italiaans; zeker als ze daarbij ook nog goed konden zingen. En Herman zong graag. Ook nu weer.

Van heen en weer en hoog die bal, het leven is een tranendal..' En dat kwam deze keer echt niet van het bier.

Hier!' Ze voelde tranen van ontroering in haar ogen toen ze hem haar flesje parfum gaf. 'Ruik maar eens lekker!'

Hij glimlachte dankbaar en gooide een scheut BonBonMaMa in de geopende kraag van de badjas. Veel te veel natuurlijk. Dan sloeg hij zijn armen om haar heen en kuste haar. Wat was hij eerbiedig! Dat voelde ze tenminste zo. En allemaal om haar het moedergeluk te schenken.

In het halletje, onder de gezellige plafonnière, draaide hij zich nog eens om. Elke man bleef toch een jongen! 'Ga nou maar.'

'Ja, dat zal ik doen. Even loeren of niemand over de galerij loopt. Anders denken ze er nog wat van.'

Als twee ondeugende schoolkinderen keken ze even samen door de half geopende voordeur, spiedend naar passanten. De avond was inmiddels gevallen en de gele tl-verlichting ontstoken. Dodelijk saai. Een zachte bries bracht de geur van supermarkt mee en ergens klonk een daverende ruzie.

'Nou eh, dag!' Hij opende de deur geheel en stak een van zijn pantoffels in de richting van de balustrade.

En dan sloeg iets van angst alsnog toe. Daar ging d'r vent! Natuurlijk, hij deed het voor haar. Maar inmiddels. 'Gaan jullie nu al meteen...'

'Welnee! Eerst moet er nog gesproken worden hoe we het zullen doen. En haar kinderen zijn nog op.'

Kinderen. Jeahhh! Ze duwde hem haast naar buiten en, wat haar betreft, het diepe in...

Ze heeft dan de rest van de avond op de keukenstoel in het halletje gezeten en met behulp van een waterglas aan de muur gehoord. Zo had ze als kind ook vaak geluisterd wanneer de slaap haar maar niet kon overmannen. Naar vader. En moeder. En de plannen die ze maakten om er weer bovenop te komen. Maar veel had ze niet kunnen volgen. De zware stem van d'r vent gaf alleen maar geluid. Nu bleek toch wel zijn eenvoudige komaf. Foei, wat articuleerde hij slecht. Maar buurvrouw had het uitgeroepen. Loud en clear hoorde ze 'Joehoe! Nee maar!... O knul wat heerlijk nieuws!' En dit had haar ontroerd. Alleen een vrouw kon een andere vrouw zó begrijpen en met die heel fijne diepe vreugde, vrouwen zo eigen, terwille zijn, ja, helpen! Ook voor haar ging straks de zon van het moederschap schijnen. En dat deed-ie ook; de zon. Die hele zomer lang. Soms liet ze de jaloezieën open. En soms deed ze die weer toe. De buurvrouw was erg op de hoogte van astrologie en allen wachtten op de ideale constellatie der planeten en zo. Herman legde haar dat precies uit en verdween dan weer naar hiernaast. Hij bleef er ook slapen. Niet om wat te doen maar om aan elkaar te wennen. De sexuele daad was tenslotte niet niks. Dat had voorbereiding nodig. Ze wist toch hoe gevoelig-ie kon zijn. Zeker wanneer het hemzelf betrof. En ook buurvrouw was niet van de straat. Soms, zondags, wanneer Annemarie naar de kegelklup was om zich voor te bereiden op het kampioenschap, kwam hij haast sluipend binnen en deed het dan met haar. In de keuken en tegen het dressoir. Het vertederde haar, al vond ze wel dat hij steeds sterker naar drank rook.

Toch duurde het wel lang. Gelukkig kreeg ze het steeds drukker. Steeds vaker kwamen de kinderen van buurvrouw op bezoek en bleven meteen eten. En het was logisch dat ze tenslotte ook voor haar Herman en Annemarie kookte. Dat gaf elke avond weer heel wat heen en weer gehol met de pannen. Maar soms, wanneer ze de teevee op zacht had gezet, kwam er iets van verwondering in haar op. Gek was dat. Buurvrouw kreeg ze eigenlijk nooit te zien, laat staan dat ze elkaar spraken. Soms, tijdens een warme middag, boog ze zich op het balkon buiten de afscheiding om en zag ze de zware gestalte van Annemarie op een rubbervlot in de zon liggen op een manier die haar zo imponeerde dat ze niet durfde te storen. Ook 'savonds keek ze wel eens en zag haar Herman dan vaak in die vreemde keuken met glazen en flessen bezig. Ook hij wachtte op de goede kombinatie van de dierenriem en vergat daarbij zichzelf niet. Nu, dat gunde ze hem. Het ging tenslotte om het beste astrale moment waarop haar kindje ter wereld zou komen...

Maar met de herfst kwam alsnog de eenzaamheid. Het duurde en duurde maar en haar vent begon steeds vaker zijn bezoeken in het weekend over te slaan. Dan belde hij haar en hoorde ze hem zowel in de hoorn als achter de muur. Natuurlijk, ze wist ook wel dat ze vertrouwen moest hebben maar ze werd ondertussen wel erg eenzaam. Overdag had ze het druk genoeg met twee huishoudingen maar in het grote bed wachtte haar alleen de kille auping. En dan hield ze het niet meer. Ze was vroeg naar bed gegaan maar schrok plots wakker. Het was nog geen tien uur. Op het toilet ervoer ze een hevige drang om bij hiernaast op bezoek te gaan. Waarom zouden ze trouwens niet met z'n allen, in één bed... En tussen .Annemarie en Herman in, in een veilig, warm holletje zoals een konijntje zich verschool voor de zwiepende herfststormen en neerdaverende regenbuien waarin de kale bomen zich bogen. En bogen...

Ze schoot haar duster aan, stak de huissleutels bij zich, en liep de kille galerij op. De natte, niet eens zo koude wind vatte haar en ergens vandaan woei de geur van verbrand eten op haar toe. Wat een verlatenheid. Als ze eenmaal haar kind had dan wilde ze absoluut weg naar een gezellige doorzonwoning in zo'n knusse nieuwbouwwijk. Maar nu? In de keuken van de buurvrouw scheen licht maar de rolgordijnen waren neergelaten. Bellen? Haar hand ging naar de drukknop en toen weer terug. Wat moest ze zeggen? In haar nachtkleding. Dat ze zo alleen was? Langzaam liet ze zich op haar hurken zakken en opende, heel voorzichtig, even de brievenbus. Overal in het huis scheen licht en ze hoorde de teevee. Drumslagen. Joelend volk en een opgewekte kwis-master. Ze durfde niet en met haar voorhoofd tegen het deurpaneel bleef ze op het drempeltje zitten. Alsnog kroop kou in haar en even leek het of er iets heel levends in haar schoot bewoog. Dan hoorde ze de motor van de lift aanslaan en even later het feestelijk geschreeuw van vrolijk gestemde mensen dat omhoog kwam; snel sterker werd. De mens is zo alleen als deze zich voelt, zei haar vader altijd. Ze stond op en liep zo, naakt, ja, bloot onder d'r duster, het gezelschap dat zich juist uitlaadde, tegemoet...

Die nacht werd ze door een stel elegant geklede jonge mensen die zich nog het best liet omschrijven als een groepje yuppies, meegenomen naar een grote vijf kamer flat aan de Tugelaweg waar ze kwiek werd volgegoten met dure sherry en zware rode port. Toen ze tenslotte lallend van de bank gleed, werd ze in een bad gelegd en kaalgeschoren; zowel het hoofdhaar als haar kleine maffe poes, waarna de mannen haar achter elkaar verkrachtten terwijl de extravagant opgemaakt vrouwen, dol van de coke, potten jam, mosterd, sandwichspread en een fles tomatenketchup op de wollige vaste vloerbedekking uitgoten en zich er toen doorheenrolden.

Op haar buik liggend, zag ze het met een lodderige blik aan terwijl haar hoofd heen en weer slingerde onder de stoten van de mannen, vanachter tussen haar dijen.

Besmeurd tot in haar ziel, vond ze zichzelf terug in de zandbak van een kinderspeelplaats, ergens in de Watergraafsmeer terwijl in de verte het verkeer op gang kwam. In het licht van een bleke, beginnende zon en verkild tot op het gebeente, kwam ze duizelig en doodmisselijk overeind en bleef zeker vijf minuten kijken naar haar handen die besmeurd waren door hondeuitwerpsel. Dan boog ze zich voorover en begon met de moed der wanhoop zand tussen haar vingers te wrijven terwijl inmiddels iets definitief in haar stierf. Haar liefde. Voor dieren...

Bent u daar nog? Hier is weder de schrijver-zèlf met de volgende bemerking:

'We zijn natuurlijk niet allemaal van die hardrockers in de sex. Onder ons zijn er ook heel wat gevoeligen, of beter, sentimentelen die hun lust ontwikkelden tot erotiek en kicken op bijvoorbeeld andermans leed. Eigen leed is natuurlijk wat anders...

Voor hen werd dit verhaal geschreven. Heerlijke want diep-droevige gebeurtenissen. En welk een laaiend-hete wind kan zulks niet opwekken! Maar het kan nog erger. Leest u maar verder...'