‘Het heeft ook lang geduurd voor we accepteerden dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is.’

Interview met Johan Braeckman

Niemand heeft ooit al ondubbelzinnig kunnen bewijzen over bovennatuurlijke krachten te beschikken. Sterker nog: heel wat paranormalisten zijn ontmaskerd of faalden roemloos als ze wetenschappelijk getest werden. Desondanks blijkt het geloof in paranormale fenomenen moeilijk uit te roeien. En dat fascineert me mateloos.

Johan Braeckman, professor in de Wijsbegeerte en actief lid van SKEPP, geeft aan de Universiteit Gent een cursus Kritisch Denken. Daarin behandelt hij op een wetenschappelijke manier de parapsychologie, pseudowetenschappen, complottheorieën en de vele manieren waarop ons brein ons soms de mist in stuurt. Ik was wel eens benieuwd naar zijn kritische kijk op dat hardnekkige geloof in het paranormale.

Braeckman: Er zijn verschillende oorzaken van dat geloof. De belangrijkste is naar mijn mening dat het zit ingebakken in onze natuurlijke psychologie. De mens is een betekenisgevende soort. Wellicht als enige soort proberen wij van nature overal betekenis aan te geven, en orde, patronen en causale verbanden (oorzaak-gevolgrelaties) te zien.

Vergelijk het met kinderen die in hun eerste levensjaren spontaan taal aanleren; ze zuigen die als het ware op uit hun omgeving. Natuurlijk leren volwassenen hun die taal in zekere mate, en natuurlijk leer je de specifieke taal die in je directe omgeving dominant is. Maar nog veel meer leren kinderen zichzelf die taal, omdat ze aangeboren psychologische vermogens hebben om woorden aan te leren en er betekenisvolle zinnen mee te vormen.

Welnu, volgens ontwikkelingspsychologen doen kinderen hetzelfde met het leggen van verbanden en het zoeken van patronen en betekenis. Als een kind ziet dat het regent en het wordt nat, dan legt het terecht een verband tussen ‘regen’ en ‘nat’. Net zoals een kind een ‘gezicht’ herkent als het twee ogen en een mond ziet.

Iedereen kent het kinderspelletje waarbij je cijfers met elkaar moet verbinden om een tekening te vormen. Dat doet de mens voortdurend: to connect the dots, zeggen ze in het Engels.

Maar dat soort verbanden leggen is toch correct?

Braeckman: In het merendeel van de gevallen leggen we wellicht correcte verbanden, inderdaad. En mochten we het vermogen om verbanden te leggen niet hebben, dan zou de wereld een onbegrijpelijk geheel zijn van willekeurige gebeurtenissen.

Vaak zijn die verbanden, en de afleidingen die we eruit maken, tot op zekere hoogte juist en bruikbaar. Bijvoorbeeld: als het regent, groeien de planten. Dus als het lange tijd niet regent, moet de mens zelf zijn planten besproeien.

Vooral in een sociale context leggen wij heel makkelijk verbanden. Stel: je zit in gezelschap, er komt een nieuwe persoon bij en iemand rolt met zijn ogen in jouw richting, zonder dat de andere persoon dat ziet. Zo’n eenvoudige lichamelijke expressie kan enorm veel informatie en betekenis geven. Je kunt emoties aflezen van een gezicht en eruit afleiden wat er in een brein omgaat.

Mensen met normaal ontwikkelde psychologische vermogens leggen die verbanden spontaan, op een niet-wetenschappelijke manier – en meestal gaat dat goed.

Ik heb het gevoel dat er een ‘maar’ zit aan te komen…

Braeckman:Maar … mensen leggen ook vaak verbanden die best bruikbaar zijn voor de praktische manier waarop we ons leven leiden, maar die niet noodzakelijk wetenschappelijk steek houden. Met andere woorden: het vermogen om verbanden te leggen werkt zo sterk, dat het vaak te ver gaat en als het ware doorschiet.

Als je lang naar de wolken kijkt, kun je daar schapen in herkennen of een schip. Het is dus heel makkelijk om patronen en betekenis te zien in de wolken, ook al weten we dat er in werkelijkheid geen sprake is van betekenisvolle patronen. In dat geval weten we dus wel degelijk dat het om pure verbeelding gaat.

Maar soms weten we dat helemaal niet. Sterker nog: soms kunnen we niet eens geloven dat een waarneming of een gebeurtenis, of in het bijzonder iets wat zich aan ons voordoet als een patroon, louter aan verbeelding of toeval toe te schrijven is. Als ik bijvoorbeeld denk aan een vriend die ik drie jaar niet gezien heb, de telefoon gaat en het is die vriend, dan zal ik er moeilijk van te overtuigen zijn dat er géén verband is tussen mijn gedachte en het rinkelen van de telefoon. De suggestie dat zoiets louter toeval is, is voor veel mensen geen bevredigende verklaring.

Het vermogen om verbanden te leggen werkt zo sterk, dat het vaak te ver gaat en als het ware doorschiet

Toch gebeuren er in het persoonlijke leven van alle mensen ter wereld zóveel gebeurtenissen, dat het juist heel vreemd zou zijn als er nooit zulke toevalligheden plaatsvonden. Het is statistisch gesproken helemaal niet abnormaal dat je een bekende tegen het lijf loopt in New York, of dat de persoon naast je in het vliegtuig op dezelfde dag verjaart als je moeder, of – minder aangenaam – dat je van iemand droomt en dat die persoon een dag later overlijdt. Als mensen te horen krijgen dat de vermeende verbanden tussen dergelijke gebeurtenissen net zo min reëel zijn als het schaap in de wolken, reageren ze over het algemeen verontwaardigd. Het geloof in de realiteit van verbanden, relaties en patronen is meestal sterker dan de nuchtere analyse ervan.

Is het dan dom of naïef om in die verbanden te geloven?

Braeckman: Nee, helemaal niet. Dat kan ik niet genoeg benadrukken. Het geloof in zulke verbanden is een spontaan en volkomen normaal nevenverschijnsel van onze natuurlijke psychologie.

Kijk, in een puntjestekening voor kinderen hebben de puntjes op zich geen enkele relatie met elkaar. Maar als wij verbanden leggen, dan verschijnt een patroon en dan is het verdraaid moeilijk om dat patroon weg te denken. Sterker nog: hoe intelligenter mensen zijn, hoe sneller ze patronen denken te zien. Dat verklaart voor een deel waarom veel verdedigers van pseudowetenschappen verstandige mensen zijn.

Is dat ook de reden waarom het geloof in bovennatuurlijke fenomenen zo hardnekkig is?

Braeckman: Het is zeker een van de redenen. En dat is natuurlijk minder goed nieuws. Sceptische mensen, die – volgens mij volkomen terecht – niet geloven in bovennatuurlijke verbanden, kunnen believers heel moeilijk overtuigen. Elke scepticus weet dat uit ervaring. En het zijn, ietwat paradoxaal, vooral de verstandige mensen die het moeilijkst te overtuigen zijn. Die mensen zijn immers het best in staat om onwaarschijnlijke opvattingen, die ze zich ooit om slechte redenen eigen maakten, het best en meest hardnekkig te verdedigen.

Maar de basisproblematiek situeert zich bij onze natuurlijke psychologie. Ik vergelijk het graag met het draaiende masker. Een masker staat recht op een tafel, bijvoorbeeld vastgemaakt op een sokkel, en draait langzaam rond zijn as. Je ziet dus afwisselend de holle en de bolle kant. Maar op een bepaald moment zie je alleen nog de bolle kant. Daar is niets aan te doen, ook al weet je pertinent zeker dat het een illusie is. De holle kant verandert spontaan in een bol, ‘normaal’ gezicht. Zogenaamde paranormale fenomenen zijn, toch volgens onze kennis erover momenteel, ook illusies. Maar veel mensen kunnen of willen dat niet beseffen.

U zegt: ‘willen’ niet beseffen. Zouden sommige mensen bewust weigeren om kritisch te zijn?

Braeckman: Vaak komt er inderdaad wishful thinking kijken bij die paranormale fenomenen. Natuurlijk zou ik graag contact hebben met overleden dierbaren. Wie zou dat niet willen? Natuurlijk zou ik willen dat ik gedachten kon lezen of louter met mentale krachten voorwerpen kon doen bewegen.

Bovendien gaan mensen heel selectief met bepaalde informatie om. Wanneer ze eenmaal een opvatting hebben, zullen ze de informatie die die opvatting bevestigt beter onthouden, en alle andere informatie negeren of minimaliseren en uiteindelijk vergeten. Denk maar aan de cliënten van waarzeggers die er achteraf van overtuigd zijn dat het medium van alles over hen wist. Terwijl uit studies is gebleken dat een medium vaak twintig namen noemt, voordat er één is die een belletje doet rinkelen.

Zelf was ik ooit eens te gast in een tv-programma over paranormaliteit. Een mentalist deed alsof hij in staat was tot telepathie en telekinese. Daarna kregen de kijkers het verzoek om per sms te reageren op de vraag: ‘Gelooft u dat hier paranormale krachten aan te pas komen?’ Het percentage believers lag vrij hoog. Ik was de scepticus van dienst en mocht vervolgens mijn visie uit de doeken doen. Daarna stelde men de kijkers exact dezelfde vraag - en het cijfer van de believers steeg met 10%!

Op zich is dat best grappig, maar het toont iets heel belangrijks aan: als mensen kritiek horen op hun opvatting, gaan ze er vaak extra in geloven. Veel believers voelden zich in eerste instantie wellicht niet geroepen om te sms’en. Maar toen ze iemand hoorden verkondigen dat hun geloof onterecht was, werden ze een beetje kwaad en klommen ze wel in hun (spreekwoordelijke) pen.

Heeft het dan wel zin om tegen dat geloof te vechten?

Braeckman: Sceptici moeten op zijn minst rekening houden met het effect van onze kritiek. Want er bestaan psychologische mechanismen die ervoor zorgen dat mensen met foute opvattingen nog sterker aan die opvattingen gaan vasthouden als ze ontkracht worden.

Neem bijvoorbeeld mensen die voorspellen dat de wereld zal vergaan, op een heel precieze datum. Als dat uiteindelijk niet gebeurt, gaan ze er achteraf vaak nog sterker in geloven! Hoe dat kan? Ze verzinnen hele redeneringen die sowieso in hun voordeel uitvallen. Zoals: ‘Het is juist omdat ík geloofde dat de wereld zou vergaan, dat God ons gespaard heeft.’ Alsof God dacht: omdat er toch één mens was die er geloof aan hechtte – lees: om die mens een plezier te doen – laat ik de wereld nog even bestaan. De voorspelling zelf wordt dus eigenlijk een argument voor de mislukking van de voorspelling. Mensen zijn enorm vindingrijk in het bedenken van argumenten voor opvattingen die kant noch wal raken.

Maar let op: bijna iedereen heeft opvattingen die fout zijn. En vaak weet je niet meer hoe en wanneer je die opvattingen hebt opgedaan. Misschien gebeurde dat al tijdens je kleutertijd. Maar we zijn allemaal heel goed in het verdedigen van die opvattingen. En hoe slimmer je bent, hoe beter je dat kunt.

U had het net over toekomstvoorspellingen. Hoe komt het dat mensen daar nog altijd geloof aan hechten?

Braeckman: Het Barnum-effect, waar horoscopen op gebaseerd zijn, is een mooie illustratie van het anwoord op die vraag. Dat effect houdt in dat sommige vormen van informatie, reclameboodschappen of horoscopen bijvoorbeeld, zo vaag zijn dat iedereen die een beetje welwillend is er een vorm van waarheid in denkt te vinden. Denk aan de beroemde gedichten van Nostradamus. Volgens sommigen voorspelde Nostradamus in de zestiende eeuw onder meer de aardbeving op Haïti. Om meerdere redenen is het zeer onwaarschijnlijk dat iemand in de zestiende eeuw daartoe in staat was. We zijn er helaas zelfs vandaag de dag nog niet toe in staat. Maar het punt is dat de schrijfsels van Nostradamus zo vaag en dubbelzinnig zijn, dat je – zeker als je echt gelooft dat de man de toekomst kon voorspellen – inderdaad wel ergens een passage kunt vinden waar met veel goede wil zo’n voorspelling in te lezen is. Let op: de believers vinden die voorspellingen in de teksten altijd na de gebeurtenissen, nooit ervoor. Dat alleen al moet ons sceptisch maken. Hoe dan ook, opnieuw is de les dat we maar het beste voorzichtig zijn met het leggen van verbanden.

Uiteraard moeten we ook blij zijn met onze cognitieve vermogens om patronen te zien. We kunnen er de wereld door structureren en tot op zekere hoogte begrijpen en betekenisvol maken. Maar helaas is dat mechanisme vatbaar voor vergissingen, fouten, overdrijvingen. En die komen terug in alle pseudowetenschappen.

Daarnet zei u dat sommige verbanden bruikbaar zijn voor het leven dat we leiden, maar niet noodzakelijk juist.

Braeckman: Inderdaad, vele psychologische studies tonen dat aan. Hetzelfde geldt voor de informatie over de werkelijkheid die onze zintuigen ons geven, en de verwerking daarvan door ons brein. Over het algemeen is die informatie bruikbaar, en vaak komt ze overeen met wat zich ‘daarbuiten’ echt voordoet. Maar geregeld levert ze kennis op die in strijd is met wat de wetenschap ons leert. Wij zien en voelen de aarde bijvoorbeeld aan als plat en stilstaand. In werkelijkheid is de aarde evenwel min of meer rond en draait ze met hoge snelheid rond haar as en rond de zon. Wat de wetenschap ons leert, is dus vaak totaal contra-intuïtief. In ons dagelijks leven hebben wij geen behoefte aan die wetenschappelijke kennis. Het volstaat om de wereld te zien als plat en stilstaand, zoals onze natuurlijke psychologie ons vertelt.

Maar daar twijfelt toch niemand nog aan?

Braeckman: Het toont in elk geval aan dat de wetenschap onze natuurlijke psychologie vaak radicaal tegenspreekt. Wat de aardbol betreft, hebben de meeste mensen intussen door dat hun intuïtie niet klopt. Maar dat heeft een tijdje geduurd. Er zijn trouwens nog altijd mensen die niet geloven dat de aarde rond is en rond haar eigen as en de zon draait. En dan heb ik het niet over een indiaan die je uit het regenwoud haalt. Natuurlijk zal die zeggen dat de aarde plat is en stilstaat. Hij mist namelijk de wetenschappelijke kennis die wij door de eeuwen heen hebben opgebouwd. Nee, ook mensen in ontwikkelde landen zoals de Verenigde Staten houden daar nog aan vast. Of ze geloven in andere zaken die door de wetenschap totaal weerlegd zijn, bijvoorbeeld dat de aarde minder dan tienduizend jaar oud is en dat alle mensen van Adam en Eva afstammen.

Bedoelt u nu dat het een kwestie van tijd is voor mensen ook hun geloof in de parapsychologie gaan afzweren?

Braeckman: Dat zal de toekomst uitwijzen. Maar de vergelijking houdt wel steek: ook van veel paranormale zaken is de ware toedracht over het algemeen al lang bekend, maar bij veel mensen is die nog altijd niet doorgedrongen. Of misschien kennen ze de wetenschappelijke inzichten wel, maar zijn ze niet in staat de pseudo-opvattingen te vervangen door de wetenschap. Het is overigens ook geen toeval dat de wetenschap zich vrij laat heeft ontwikkeld, pas vanaf de zestiende tot achttiende eeuw.

Hoe bedoelt u?

Braeckman: Er zijn studies die aantonen dat mensen – als het om geneeskunde gaat – sneller de buurvrouw zullen geloven dan een wetenschappelijke studie die jarenlang op duizenden mensen is uitgetest en gepubliceerd is in een prestigieus tijdschrift als Nature of The Lancet. En dat terwijl die buurvrouw geen enkele medische achtergrond of kennis heeft, maar zich louter baseert op haar totaal persoonlijke, subjectieve ervaring. Toch heeft die vrouw ongetwijfeld in veel gevallen een verkeerd verband gelegd! Zo gelooft ze bijvoorbeeld dat ze van een griep genezen is door een homeopathisch middeltje. Maar wat als ze tien keer op één been rond een boom was gesprongen en ze was genezen? Dan had ze misschien daarmee een verband gelegd. Dat ze vanzelf genezen kan zijn, daar wordt vaak niet eens aan gedacht.

Als mensen kritiek horen op hun opvatting, gaan ze er vaak extra in geloven.

Waarom geloven wij die buurvrouw? Omdat wij een soort zijn die zich honderdduizenden jaren lang ontwikkeld heeft in relatief kleine groepen. Wij hadden geen andere bronnen van informatie dan de andere mensen van de eigen groep en onze eigen zintuigen. Gecontroleerde experimenten zijn bij wijze van spreken pas gisteren ontwikkeld.

De hele menselijke psychologie is daar nog altijd op afgesteld. En je komt er niet zo snel van af. Het is begrijpelijk dat wij vertrouwen hechten aan wat vrienden en kennissen ons vertellen, want waarom zouden ze ons bedriegen? Ze behoren tot dezelfde stam of clan. Je gelooft dus wat je zelf met je eigen ogen hebt gezien of wat anderen met hun eigen ogen hebben gezien. Maar die ogen zien de dingen vaak fout!

Hebben we de wetenschap strikt genomen dan wel nodig?

Braeckman: Er valt iets voor te zeggen dat we perfect kunnen overleven zonder de wetenschap, ja. We hebben het immers honderdduizenden jaren gedaan. De mens kan zich in het algemeen makkelijk redden met volkswetenschap en volkspsychologie, op basis van intuïtie en persoonlijke en culturele ervaring. In zekere zin is dat niet eens zo slecht, want als je sceptisch zou staan tegenover alles wat je ziet of hoort, dan zou een normaal sociaal leven niet mogelijk zijn, toch? Stel je voor dat je er voortdurend van doordrongen bent dat de aarde draait. Ik weet niet zo zeker of dat een pretje is.

Maar natuurlijk hebben we de wetenschap nodig. Al is het maar om intuïties die niet kloppen te weerleggen, louter omdat het waardevol is de meest betrouwbare kennis te verwerven. Maar in onze tijd kan het natuurlijk ook een kwestie van leven of dood zijn: het is niet met onze intuïties dat we de grote uitdagingen van onze tijd en de nabije toekomst gaan oplossen. Denk aan de klimaatproblematiek, overbevolking, de energiekwestie, enzovoort. Alle belangrijke problemen waarmee we geconfronteerd worden, hebben nood aan de allerbeste wetenschap om opgelost te worden.

Tot op zekere hoogte ben ik nogal pessimistisch over de impact van het wetenschappelijk denken. Niet omdat de mens van nature irrationeel is, maar omdat hij foute intuïties en verworven verkeerde opvattingen zo moeilijk afleert.

Wetenschappelijke kennis integreren in je manier van denken is nu eenmaal heel moeilijk. Wetenschap is iets wat je moet leren op school en waar je uren en uren studie aan moet besteden. Anders begrijp je het niet. Het is natuurlijk niet onmogelijk, want er zijn veel mensen die rationeel, kritisch en wetenschappelijk denken. Maar er zijn duidelijk ook zeer veel mensen die niet in staat zijn om met wetenschap en statistiek om te gaan.

Ook dat verklaart waarom we zo snel de buurvrouw geloven. Dat duurt slechts dertig seconden, en we zullen over het algemeen haar uitleg kunnen volgen. Maar hoeveel mensen zijn in staat om wetenschappelijke artikelen in wetenschappelijke tijdschriften te lezen en te begrijpen? Wetenschappelijk denken is gewoon een stuk moeilijker!

Mensen zijn enorm vindingrijk in het bedenken van argumenten die kant noch wal raken.

Is het te kort door de bocht om van gemakzucht te spreken? Hebben mensen geen behoefte aan een referentiekader waarin alles is voorgekauwd, omdat dat makkelijker is dan zelf de realiteit te doorgronden?

Braeckman: Je mag de mensen geen mentale luiheid toedichten. Heel veel mensen stoppen heel veel energie in pseudowetenschap. Ze lezen allerlei boeken, omdat ze juist heel bewust op zoek zijn naar zingeving, naar betekenis, naar orde in de dingen en hun leven. En daar is niets mis mee.

Maar het klopt ook wel dat, wanneer je eenmaal een zingevend kader hebt gevonden, je vooral die dingen onthoudt die stroken met je opvatting. Maar dat is niet noodzakelijk luiheid. Die mensen zijn daar heel hard mee bezig.

Als wij sceptici er simpelweg van uitgaan dat mensen die in pseudowetenschap geloven dom, lui of gemakzuchtig zijn, dan zullen we nooit ontdekken waarom ze irrationele opvattingen hebben. Ikzelf hecht geen waarde aan de irrationele opvattingen in religie, maar ik kan onmogelijk beweren dat gelovigen of geestelijken daar intellectueel geen moeite voor hoeven te doen. Integendeel, probeer maar eens theologie te studeren!

Hebt u voor paragnosten ook zoveel begrip?

Braeckman: Het is heel belangrijk om een onderscheid te maken. Enerzijds zijn er mensen die onzin verkopen en weten dat dat onzin is. Dat zijn de onethische charlatans en bedriegers. Anderzijds zijn er mensen die oprecht geloven in die onzin. Die bedriegen op de eerste plaats zichzelf, dus het is moeilijker om kwaad te zijn op hen.

Maar de effecten zijn helaas dezelfde. Als iemand echt gelooft dat hij met de doden praat, dan kan hij mensen ook echt emotionele schade berokkenen. Op een paranormale beurs zag ik ooit een medium dat gespecialiseerd was in contact met overleden kinderen. Een koppel dat duidelijk een kind verloren had, schoof bij haar aan tafel. De Kleenex werd erbij gehaald, want er was zogezegd contact met dat kind. Ik vind dat compleet immoreel. Of dat medium echt gelooft in haar krachten, wat ik in dit geval zeer betwijfelde, maakt in essentie niets uit: er wordt misbruik gemaakt van de emoties van die ouders. Weet ze dat ze de boel bedriegt, dan is het nog onethischer. Maar voor de slachtoffers, want zo noem ik die cliënten, is er geen verschil.

Kijk, het valt niet te ontkennen dat veel mensen hun leven zinvoller vinden als ze geloven dat er meer is tussen hemel en aarde. Of het nu gaat om telepathische krachten, engelen of een interveniërende god. Ik persoonlijk vind mijn leven bijzonder zinvol zonder in al die zaken te geloven. Ik zoek de zin in datgene waar ik tenminste zeker van weet dat het er is: mijn werk, mijn gezin, mijn vrienden. Daarom vind ik het ergens wel een droevige vaststelling dat er zoveel intellectuele en emotionele energie verloren gaat in de hele wereld van het paranormale. Mochten diezelfde mensen al hun emoties en verstand toepassen op reële kwesties, stel je dan eens voor wat er mogelijk zou zijn!