PENDELEN EN WICHELROEDELOPEN
Ik moet toegeven: het was niet makkelijk om een indeling te bepalen voor dit boek. De paranormale sector springt namelijk heel creatief om met de verschillende gaven en technieken. De paranormalen schuimen parabeurzen af, stelen met hun ogen en brouwen nadien een ‘origineel’ amalgaam van wat ze er hebben gezien.
Een techniek die letterlijk voor duizend en een dingen wordt aangewend, is het pendelen. Je kent het wel, zo’n slinger waar professor Zonnebloem soms mee rondloopt: een kettinkje of touwtje met een klein voorwerp aan het uiteinde dat heen en weer beweegt. Of het nu gaat om gedachtelezen (telepathie), mensen genezen, de toekomst voorspellen of contact leggen met de doden, een pendel kan het allemaal. Van een multifunctioneel hulpmiddel gesproken!
Multifunctionele paragnosten
Een mooi voorbeeld van een hoogst origineel gebruik van de pendel ondervond ik aan den lijve op een parabeurs. Een kerel wilde bepalen in welke mate ik paranormaal potentieel had. Eerst tekende hij op een papiertje een soort radar. Daarna bewoog hij met een opvallend kort pendeltje boven die tekening heen en weer. Dus niet eens rond mijn hoofd, waar al mijn paranormale gaven, mocht ik die al hebben, zich toch zouden moeten bevinden. Daarna gaf hij mij een score in helderziendheid, helderhorendheid en – houd je vast – helderruikendheid. Wat? ‘Ja, als je bijvoorbeeld de geur van een versgebakken biefstuk opvangt met je neus, kan dat erop wijzen dat daar de geest van een kok rondwaart’, antwoordde de man met een onverstoorbare ernst. Of dat iemand in de buurt zich heel binnenkort te goed kan doen aan een lekker stukje vlees, dacht ik bij mezelf en ik beet op mijn tong. Ik beet nog harder toen de paragnost eraan toevoegde: ‘Alstublieft, meneer, dat is dan 40 euro.’En dat was dan nog de goedkoopste in het rijtje!
Als kind was ik gefascineerd door een pendelaar in onze buurt, die echt van alle markten thuis was. Zo ging hij bij mensen langs om het geslacht van jonge konijntjes te bepalen. (Je weet het of je weet het niet, maar dat is niet altijd even duidelijk. Mijn vader heeft ooit een moer bij een rammelaar gestopt, in de hoop dat ze zouden kweken. Maar in plaats van te rampetampen, begonnen ze elkaar te stampen. Het bleken twee rammelaars te zijn.) Het geslacht van een konijn bepalen is natuurlijk de kleinste gok die je kunt wagen, want er zijn maar twe mogelijkheden. Idem voor voorspellingen over het geslacht van baby’s in de buik, want ook dat is een favoriete bezigheid van pendelaars.
Diezelfde man ging ook op bezoek bij mensen die slecht sliepen. Zo vertelde hij iemand dat hij een houten kist moest timmeren. Die moest hij vol stro stoppen en er een zware ijzeren moersleutel in leggen. Vervolgens moest hij die kist onder zijn bed schuiven. Als bij wonder sliep de ‘patiënt’ daarna stukken beter. Van een placebo-effect gesproken!
Als tiener ging ik naar spreekbeurten van die pendelaar en daar hoorde ik hem onder meer vertellen dat je nooit in een stoel mocht zitten waar de poes altijd ligt te slapen. Onzin, als je het mij vraagt, maar die theorie sluit tenminste aan bij de historische achtergrond van het pendelen.
Oorspronkelijk werden de pendel en de wichelroede (een Y- of L-vormige tak, tegenwoordig vaak een zelfgemaakte variant) gebruikt om aardstralen te lokaliseren. De achterliggende theorie is de volgende: in het begin was de aarde een gigantische vuurbol, maar die is plots gaan afkoelen. Door stolling ontstond een aardkorst, die nu nog steeds aan het afkoelen en het krimpen is. Daardoor vertoont die korst dan weer barsten. Pendelaars en wichelroedelopers beweren via die barsten negatieve energie uit het binnenste van de aardbol op te vangen.
Op basis daarvan raden ze mensen bijvoorbeeld aan om hun huis anders in te richten of op een andere plaats te slapen. En om diezelfde reden mag je dus nooit gaan zitten op de vaste slaapplek van een kat. Katten zoeken die negatieve energie namelijk op. Vandaar dat zij altijd heksen vergezellen, net als uilen trouwens. Uit die symbolische dieren putten de heksen hun negatieve, zwarte energie. Niet toevallig eten katten en uilen hun prooi met huid en haar op: hun spijsverteringsstelsel creëert zuur, waardoor ze de haren en de botten nadien weer uitspugen.
Het spreekt voor zich dat de bovenstaande theorie met haken en ogen aan elkaar hangt en nauwelijks wetenschappelijk onderbouwd is. Maar dat is nu net zo typisch aan de historische ontwikkeling van paranormale fenomenen. Door de eeuwen heen worden verhalen met elkaar vermengd en aangedikt, waardoor hardnekkige mythen ontstaan. Sommige mensen nemen die voor waar aan en gebruiken ze om totaal andere theorieën of gaven te bevestigen. Zoals ik al zei, ontstaat er op die manier een totale mengelmoes van technieken en fenomenen.
Zo beweren heel wat pendelaars niet alleen aardstralen aan te voelen, maar ook water onder de grond te kunnen lokaliseren. Op basis van hun informatie kan dan besloten worden om een waterput te boren. Ik daag iedereen uit om in België een gat in de grond te boren en géén water te vinden. De kans dat dat lukt, is uiterst gering. Bijna de hele Belgische bodem bevat namelijk water. Daarom zul je geen enkele pendelaar horen beweren: ‘Hier mag je nog zo diep boren als je wilt, nooit zul je water vinden.’ Het risico op een mislukking is veel groter!
Niet waterdicht!
James Randi ontwikkelde nog een meer wetenschappelijke manier om die gave te ontkrachten. Enkele pendelaars beweerden aan te voelen waar zich onder de grond water bevond. Dus liet Randi onder een terrein ter grootte van een tennisveld een viertal buizencircuits aanleggen. Die buizen liepen kriskras door elkaar van de ene kant naar de andere. Randi liet door een van de buizen water stromen en daagde de pendelaars uit om de loop van het water te volgen. Geen enkele kandidaat slaagde…
Andere pendelaars laten hun hulpmiddel boven een foto bewegen. Om een onopgeloste moord op te helderen, om het lot van de afgebeelde persoon te achterhalen of om die persoon terug te vinden. In het vtm-programma Het Zesde Zintuig was dat oneigenlijke gebruik van de pendel schering en inslag. Met een pendel worden doorgaans dingen gelokaliseerd die zich ter plaatse bevinden. Maar hoe kan een foto nu energie uitstralen en informatie geven over iemand die zich op een totaal andere plaats bevindt?
Eén voorbeeld wil ik je niet onthouden. In Het Zesde Zintuig gaf een van de kandidaten, Philip Desimpel, een totaal nieuwe dimensie aan het begrip ‘pendelen’.
Om te beginnen is zijn touwtje belachelijk kort en staat hij er uitdagend mee te zwaaien. Bovendien doet hij iets waarvoor andere pendelaars hem ongetwijfeld als een ketter zouden bestempelen. Soms houdt hij de pendel namelijk tegen met zijn vingers, iets wat absoluut not done is! Een ‘echte’ pendelaar laat het voorwerp aan het uiteinde van het kettinkje rusten op een oppervlak (zoals een hand of een tafel), tot het volkomen stil hangt. Pas dan kan het pendelen (her) beginnen.
Dankzij zijn pendel wist de kandidaat waar de presentator zich verborgen hield, namelijk boven op het monument van de Leeuw van Waterloo. De man beschouwt dat nog altijd als zijn grootste verwezenlijking, getuige daarvan de enorme foto van de Leeuw van Waterloo in zijn ‘kabinet’. Want Desimpel is fulltime paragnost, moet je weten. Sinds zijn tv-optreden staat zijn telefoon roodgloeiend.
Ik heb Desimpel al genoeg aan het werk gezien om te weten dat hij absoluut niet paranormaal begaafd is. Ik heb hem al proeven zien doen waarbij hij niets anders deed dan gokken. En daarbij faalde hij heel dikwijls. Op andere momenten hanteerde hij technieken die ik in die situatie ook zou hebben aangewend en waarmee ik ook heel sterk gepresteerd zou hebben. Ik ben er dan ook van overtuigd dat hij in Het Zesde Zintuig gewoon geluk heeft gehad en waar mogelijk de kneepjes van het vak heeft gebruikt.
Ten eerste: waarom die pendel? Met een pendel kun je toch niets voelen over iemand die zich kilometers verderop bevindt? Ten tweede: de presentator belde alle kandidaten op met de vraag: ‘Waar sta ik?’ Iedereen had duidelijk gehoord dat hij zich op een open plaats bevond met veel wind. En dan is er nog een aantal belangrijke vraagtekens: Hoelang daarvoor hadden ze de presentator nog gezien? En waar was dat? Als dat een halfuurtje geleden was, konden de (slimme) kandidaten al afleiden hoe ver hij zich verplaatst kon hebben? Zo konden ze bijvoorbeeld al uitsluiten dat de presentator zich aan zee bevond. Bovendien is het niet verwonderlijk dat de presentator een bekende toeristische plaats zou kiezen waar mooie beelden konden worden geschoten.
Nee, volgens mij heeft Desimpel daar ongelooflijke mazzel gehad. Bewijzen kan ik het niet, maar kan hij het tegendeel bewijzen? Hij beweert van wel, hoor. In een weekblad daagde hij mij uit om hem eens op te bellen. Dan zou hij raden waar ik mij bevond.
Kijk, Desimpel mag altijd contact met mij opnemen om te zeggen wanneer de proef voor hem het beste zou plaatsvinden. Want als ik hem onverwacht zou opbellen, dan kun je er donder op zeggen dat hij precies dát als excuus zou inroepen als hij zou falen!
Ideomotorisch effect
In de hierboven vermelde gevallen is het duidelijk dat de pendelaar zelf (letterlijk) de touwtjes in handen heeft. Sommige pendelaars en wichelroedelopers zijn er zich echter niet eens van bewust dat ze zelf zorgen voor de beweging. Ze houden bij hoog en bij laag vol dat de pendel of de wichelroede buiten hun wil beweegt. En dat dit dus wel íéts te betekenen moet hebben.
Maar hoe kan het dat een slinger bij de ene pendelaar van rechts naar links beweegt en bij de andere, op dezelfde plaats, een cirkelbeweging maakt? Passen de energiestralen zich dan aan naargelang de pendelaar met wie ze te maken hebben?
Er is een logische verklaring voor die ‘onvrijwillige’ beweging. In werkelijkheid bewegen die pendelaars wel degelijk zelf hun hand, omdat ze onbewust aan die beweging denken. Als ze denken aan ‘ja’, dan beweegt de pendel bijvoorbeeld zus, denken ze aan ‘nee’, dan beweegt hij zo. Dat effect, waarbij mensen spierbewegingen maken omdat ze er onbewust aan denken, wordt de ideomotorische respons genoemd. Andere benamingen zijn het motorisch automatisme of het Carpenter-effect. Die laatste naam verwijst naar de ontdekker van het fenomeen. Hij stelde vast hoe mensen die met een ouijabord geesten opriepen, de bewegingen nabootsten die ze onbewust bij anderen voelden. (Meer daarover lees je in het hoofdstuk over spiritisme, in deel 2).
In feite doen veel pendelaars dus niets anders dan hun eigen zintuigen misleiden! Ze beseffen niet eens dat ze hun pendel zelf aan het slingeren brengen. Sommigen weigeren dat ook in te zien en blijven benadrukken dat ze hun hand niet bewegen. Toch is dat eenvoudig te bewijzen. Leg een spiegeltje op de vlakke rug van hun hand en schijn er met een klein laserstraaltje op. Je krijgt een luchtballet van stralen te zien. Hun hand beweegt dus wel degelijk.
Als mentalist maak ik dankbaar gebruik van dat ideomotorische effect. In mijn show Iedereen Paranormaal geef ik er een meer telekinetische draai aan. De pendel beweegt niet onder invloed van stralingen, maar dankzij pure geestelijke kracht. Ik roep enkele vrijwilligers het podium op en geef hun allemaal een pendel. Ik leg hun uit dat ik hun ja- en nee-vragen ga stellen en dat ze zich heel hard moeten concentreren op de pendel. ‘Als het antwoord “ja” is, zal de pendel vanzelf van voor naar achter bewegen (zoals een hoofd dat “ja” knikt). Is het “nee”, dan zal de pendel van links naar rechts bewegen (zoals een hoofd dat “nee” schudt).’ Uiteraard benadruk ik dat ze hun hand niet mogen bewegen. De beweging mag louter door hun concentratie veroorzaakt worden.
Ik weet natuurlijk beter. Bij de een lukt het beter dan bij de ander, maar er zal altijd een aantal pendels aan het slingeren slaan. Iedereen kan dus wel degelijk paranormaal zijn … als hij het maar hard genoeg wil!
Met die laatste act kun je zonder probleem zelf uitpakken. Je geeft je gezelschap een pendel, stelt ja- en nee-vragen en benadrukt dat ze zich moeten concentreren op het antwoord. Als de pendels bewegen en je vraagt of ze zeker hun hand niet bewegen, zullen ze zweren van niet.
Een leuke variant, met een telepathische toets, is deze.
WERKWIJZE
Vraag
een haar aan een meisje (of een langharige jongen) en hang er een
ring aan. Geef de geïmproviseerde pendel aan de proefpersoon.
Vraag
hem of haar om aan een getal van 1 tot 10 te denken. Vervolgens
laat de proefpersoon de ring neer in een glas.
De
proefpersoon moet de pendel licht laten slingeren in het glas. Op
een gegeven moment begint de ring tegen het glas te tikken. Jij
telt die tikjes hardop mee.
Je zult merken dat de slinger, vlak voor het bewuste getal bereikt wordt, even niet meer tegen de wand zal tikken.
Een slagingskans van 100% biedt deze tip niet… maar het is het proberen waard!