8. Ondergang van een wereld

 

 

Het behoort tot de paradoxen van de geschiedenis dat Hitlers bijna spoorloze verdwijning ertoe heeft bijgedragen dat hij op een eigenaardige wijze voortleeft. In de hoofden van sommigen is hij generaties later nog zeer aanwezig en wint hij zelfs, naarmate de afstand in de tijd toeneemt, voortdurend aan macht.

Wat Hitler tot een verschijnsel maakt zoals er inderdaad in de geschiedenis ‘nooit een is geweest’ komt in het bijzonder daarop neer dat het hem aan elk idee van civilisatie ontbrak. De wereldrijken die op verovering uit waren van het oude Rome via het Heilige Roomse Rijk tot aan het Frankrijk van Napoleon of het Brits Imperium, hebben bij alle onmiskenbare verschillen een belofte voor de mensheid van vrede, vooruitgang of vrijheid voor zich opgeëist — hoe zwak die soms ook was ontwikkeld. Zelfs Stalins bloedig despotisme heeft zich, hoe ongeloofwaardig ook, in een belofte voor de toekomst gehuld. De gretigheid en begeerte naar roem die bijna steeds de drijvende kracht waren geweest voor het streven naar onderwerping van vreemde volkeren, verkregen op die manier een zeker krediet en uiteindelijk niet zelden ook nog een soort vrijspraak door de geschiedenis.

Hitler daarentegen heeft bij de verovering en vergroting van de macht nooit gebruikgemaakt van enige ideële franje en die zelfs niet beschouwd als een noodzaak om die macht te maskeren. Ook de Duitsers die van oudsher zoveel op hebben gehad met de denkbeelden die ze in elk historisch gebeuren ontdekten of aan het werk zagen, zijn bij de volmachten die ze het regime verleenden geen enkel idee achterna gegaan. Ten aanzien van Hitler hebben ze werkelijk geen idee gehad, een veelgebruikte uitdrukking uit die tijd. Alle pogingen die toch wel zijn ondernomen, hem een historische rol toe te dichten, bleven in moeizame hulpeloosheid steken. Wat de meerderheid meesleepte, overweldigde en veel te lang in haar ban hield, was enkel en alleen Hitler zelf, hoe weinig betrouwbaar hij aan velen ook soms toescheen. De tomeloze kracht die hem levenslang voortjoeg, was alleen de oeroude stelling van het recht van de sterkste. Die alleen beschrijft begin en einde van hetgeen hij als zijn wereldbeschouwing ten beste gaf.

Uit Hitlers darwinistisch algemeen devies volgde een aantal vroeg verworven en star staande gehouden denkbeelden die allemaal onderwerping, slavernij en ‘ruilverkaveling naar ras’ ten doel hadden en uiteindelijk altijd ‘verschroeide aarde’ achterlieten. Nooit en nergens heeft hij er, zelfs waar zijn legers eerst als bevrijders waren begroet, onzekerheid over laten bestaan dat hij als vijand was gekomen en van plan was als vijand te blijven. Bijna alle wereldveroveraars die hem waren voorgegaan en in het geheugen van de geschiedenis een plaats hebben, streefden ernaar, wanneer hun heerschappij ten einde liep, bij de veroverden de twijfel te voeden of de tegenstand tegen de indringer aanspraak kon maken op een hoger recht of slechts een poging was zich tegen de toekomst te verzetten. Tegen Hitler kon elke oppositie weten het recht aan haar kant te hebben. Zijn programma — al vroeg uitgesproken — was het ‘formuleren van een oorlogsverklaring... aan elke bestaande wereldbeschouwing’.

Wat daarmee bedoeld werd, hebben de ‘tafelgesprekken’ — op zijn laatst in de jaren veertig opgetekend — en de ‘monologen in het Führerhoofdkwartier’ onthuld. Daarin heeft Hitler zich openlijker dan ergens anders geuit en zo vaak als zich de gelegenheid voordeed viel hij tegen elke vorm van moraal, religie en menselijkheid honend uit. In de wereld zoals die was, verklaarde hij, golden naaktere wetten. De maatregelen die een eeuwenoude traditie had geschapen om mensen tegen elkaar te beschermen, deed hij af als ‘geklets van paapse zwijnen’. Iets dergelijks was niet alleen terug te voeren op bedrog of lafheid. Dat kwam veeleer in de buurt van de ‘oerzonde’ van verraad tegen de natuur. Daartegen zondigen betekende niets anders dan rebellie ‘tegen een firmament’, beweerde hij, en uiteindelijk zette je daarmee ‘niet alleen de wet, maar ook jezelf’ buiten spel. Gehoorzamend aan die ‘ijzeren wet van de logica’ had hij zichzelf geen enkel medelijden toegestaan en de weerstanden in zijn innerlijk alsook het verzet van de ‘mensen van een vreemd ras’ keihard verpletterd. ‘Apen bijvoorbeeld,’ zo verklaarde hij op 14 mei 1942 in het Führerhoofdkwartier, trapten iedere ‘buitenstaander dood omdat hij niet tot hun gemeenschap behoorde. En wat voor apen gold, moest in grotere mate voor mensen gelden.’Verder terug, vóór elke vorm van geciviliseerd denken is inderdaad geen enkele machthebber ooit gegaan.

 

Tot de onvoorwaardelijke politieke en militaire algehele capitulatie verliepen na de dood van Hitler nog enige dagen. Dat kwam niet alleen door de hier en daar nog steeds voortgaande gevechten, maar het was ook te wijten aan de beslissing van de regering-Dönitz om de loop der dingen door deelcapitulaties te vertragen om zoveel mogehjk troepen en burgers in staat te stellen de overgang te maken naar die delen van het land die door de westelijke mogendheden waren bezet.

De algehele capitulatie volgde in de nacht van 7 mei in het hoofdkwartier van de Amerikaanse opperbevelhebber generaal Eisenhower in Reims, nadat al eerder een gedeeltelijke capitulatie voor de Britse strijdkrachten onder veldmaarschalk Montgomery had plaatsgevonden. Het staken van de vijandelijkheden was voor de 8ste mei om middernacht overeengekomen. Omdat Stalin per se een capitulatie in aanwezigheid van zijn hoogste militairen wilde, werd de ceremonie overgedaan op de plek van het sovjetoppercommando in Berlin-Karlshorst. Tijdens de beraadslaging moest de Duitse delegatie wachten in een zijvertrek en ze werd er alleen ter ondertekening van de oorkonde bijgehaald. Keitel was met maarschalksstaf en gouden partij-insigne verschenen. Toen een van Keitels adjudanten tijdens de korte formele handeling een diepe zucht slaakte, snauwde de generaal-veldmaarschalk hem toe:‘Laat dat!’

Pas langzamerhand kwam in het verwoeste Berlijn, met behulp van het sovjetmilitair bestuur het leven weer op gang. Bergingscommando’s doorzochten de onafzienbare puinheuvels naar doden en brachten ze op karren en ladderwagens naar de overal gedolven massagraven. Daarnaast zochten opruimingsploegen naar mijnen die nog op het allerlaatst waren ingegraven. Anderen transporteerden de geweldige puinbrokken voor een deel naar de diep weggezakte straten waar alleen nog ruïnes stonden en maakten ze provisorisch begaanbaar. Tot eind juni dreven dag en nacht lijken en kadavers in de waterlopen van de stad. Toen Harry Hopkins, de adviseur van twee Amerikaanse presidenten, in die dagen naar Berlijn kwam en de omvang van de verwoesting zag, meende hij geschokt: ‘Dit is het nieuwe Carthago!’Jarenlang was de stad de magneet voor de moderne ‘grand tour’ voor wie verwoestingen wilde zien.

 

191

 

Begin juli trokken, volgens afspraak, de westelijke geallieerden Berlijn binnen. Op de 16de van die maand, een dag voor het begin van de conferentie van Potsdam, bezocht Winston Churchill de stad. Met grimmige trots aanschouwde hij de nog steeds machtige ruïne van de Rijkskanselarij en Het zich door een sovjetwachtpost naar de tuinuitgang achter het terrein brengen waar Hitlers lijk was verbrand. Vervolgens wilde hij de ondergrondse bunker bezichtigen waarin Hitler de laatste maanden had doorgebracht. Hij volgde de soldaat van het Rode Leger één trap naar beneden. Maar toen hij hoorde dat er daarna nog twee trappen kwamen, keerde hij hoofdschuddend terug. Hij was niet geschikt voor een verscholen bestaan meters onder de grond en wilde niet eens weten hoe het daar was geweest. Weer in het daglicht liet hij zich een stoel brengen en bleef een ogenblik zitten, in gedachten verzonken, voor hij met zijn lijfarts zwijgend naar Potsdam reed.

 

In een wanordelijke reeks gebeurtenissen eindigde het Hitlerrijk en eigenlijk is er geen andere geschiedenis zo vol tegenstrijdigheid, verblinding en drama. De beschouwer komt oneindig veel afschuwwekkende, ook tragische lotgevallen tegen. Toch heeft hij er moeite mee van een tragedie te spreken. Daarvoor was er, tenminste gelet op de hoofdrolspelers van het laatste bedrijf, te veel gelatenheid en blinde onderdanigheid in het spel. Geen van de officieren in de bunker kwam zelfs maar op het idee om Hitler bij de staf-bespreking van 22 april letterlijk op te vatten en te erkennen dat de oorlog verloren was. Mensen als Keitel, Jodl, Krebs en anderen praatten juist wanhopig op hem in de zinloze strijd voort te zetten. Ook was geen van de hoge militairen na Hitlers zelfmoord bereid de witte vlag te hijsen. Integendeel, ze verzwegen de dood van de Führer om de wil tot tegenstand nog een paar uur overeind te houden. Daarbij namen ze zelfs op de koop toe dat Zjoekow en Stalin eerder over het overlijden van Hitler waren geïnformeerd dan Hitlers opvolger Dönitz. Het was een houding van gehoorzaamheid die alle begrip en verantwoordelijkheid te boven gaat. Principes waren er niet meer in te herkennen. Wat in plaats daarvan in de opeenvolging van gebeurtenissen overheerst en talloze slachtoffers heeft gekost, waren een in zijn waanwereld opgesloten, voor niets terugdeinzende wil aan de ene en de al te gedresseerde volgzaamheid aan de andere kant. Er waren uitzonderingen, maar aan hen heeft de loop der gebeurtenissen, niet onlogisch, slechts bijrollen toegewezen. In het licht van de schijnwerpers stonden anderen en die zeiden steeds dezelfde slaafse teksten op. Maar in echte tragedies is geen plaats voor de knechten. Ook niet op het toneel van de geschiedenis.