Derdegroepers gaan steeds meer met de computer werken, dus het is raadzaam geregeld te controleren of je kind wel ziet wat hij moet zien. Daarnaast is het van belang dat je geregeld controleert of je kind niet ziet waar hij nog niet aan toe is. Ze zijn misschien pas zes, maar pas op: de kinderen van nu kunnen veel beter en veel sneller met een computer omgaan dan jij denkt. Het is dan ook géén goed idee ze nu al een internetverbinding op hun kamer te geven; plaats die computer liever in de woonkamer zodat je altijd even kunt meekijken naar het soort spelletjes dat ze spelen en het soort sites dat ze bezoeken. (Kinderen symboliseren dit in hun onderlinge communicatie overigens met de letter f, die uitbeeldt dat er een vader of moeder over hun schouder staat mee te loeren.) 

Er is de laatste tijd veel aandacht voor ‘digitaal pesten’: via MSN, chatrooms en andere virtuele media worden allerlei roddels verteld, bedreigingen geuit en soms zelfs compromitterende foto’s verspreid. Omdat dit op jonge leeftijd begint, moet je je zesjarige kind nu al stap voor stap bewust gaan maken van de juiste ‘netiquette’ en de gevaren die internet met zich kan meebrengen. Pesten is van alle tijden, maar de anonimiteit van het digitale verkeer zorgt ervoor dat sommigen kinderen veel verder durven gaan dan wanneer het slachtoffertje lijfelijk voor hen zou staan. Omdat de dreigementen meestal veilig vanuit het eigen slaapkamertje worden verstuurd, worden de hedendaagse pestkoppen niet rechtstreeks geconfronteerd met de reactie van het andere kind en kunnen zij ook niet door omstanders op de vingers worden getikt. Het akelige is dat ook jouw eigen kind zich tot een digitale pester kan ontpoppen vanuit de gedachte dat ‘iedereen op school het doet’. Daarom zul je als ouder vanaf het allereerste begin moeten toezien op het juiste gebruik van een computer. Met name kinderen met oudere broertjes spelen vaak op (te) jonge leeftijd al gewelddadige computerspelletjes. Ik heb dit in het eerste hoofdstuk al eens gezegd, maar ik wil het hier nogmaals herhalen: kinderen worden bij voorkeur aangetrokken door televisieprogramma’s en computerspelletjes waar zij gezien hun leeftijd nog niet aan toe zijn. Emma en Alec kwamen een keer bij mij klagen dat ‘iedereen’ bij hen in de klas naar Harry Potter mocht kijken. En dus haalde ik de DVD er maar weer eens bij, waar duidelijk op de hoes stond vermeld: twaalf jaar en ouder. De kinderen van nu zijn echter niet voor één gat te vangen. Emma en Alec staken de koppen bij elkaar en daar kwam het weerwoord: ‘Alec en ik mogen wel sámen kijken, want hij is vijf en ik ben zeven. Dus samen zijn we twaalf.’ Leuk geprobeerd, maar het antwoord blijft nee. (Niet veel later werd Alec zes jaar. Toen deed hij weer een poging door te vragen of hij nu de helft van Harry Potter mocht zien. Nee dus.) Televisie is wat mij betreft niet de antichrist waar ze vaak voor wordt gehouden; er zijn een heleboel leuke kinderprogramma’s die verre van geestdodend zijn. De programmering van het Nederlandse Zappelin en het Belgische KETNET is vaak educatief en creatief, span- nend en fantasievol. Ook een serie als Dora is uitermate geschikt voor deze leeftijd: de verhalen rond het ondernemende meisje en haar vriendje Boots zijn lief, leuk én leerzaam. ‘Leerzaam’ is trouwens niet altijd even wenselijk, want Emma heeft mij ook wel eens met grote schrikogen gevraagd waarom Afrikaanse mannen in hemelsnaam hun piemel wilden opwarmen in een peniskoker – met dank aan Discovery Channel. Wanneer kinderen echter regelmatig naar films kijken waar ze geestelijk nog niet aan toe zijn, kan dat niet alleen voor enge dromen zorgen maar ook voor een afgestompte kijk op de maatschappij. Ik ben echt niet van de zwartekousenkerk, maar de cijfers liegen er niet om. Volgens een telling van Patti Valkenburg, hoogleraar Kind en Media, zien Nederlandse kinderen vóór hun twaalfde verjaardag minstens 90.000 geweldsacties op tv, plus nog eens 6000 televisiemoorden en daar zijn de gewelddadigheden in videogames nog niet eens bij gerekend. Een onvoorstelbaar aantal, dat wel een effect op de kinderziel moét hebben. En dat heeft het ook.


‘Zet je tv uit. Zet je leven aan.’ – Amerikaanse bumpersticker



Er zijn al talloze onderzoeken geweest waaruit overduidelijk is gebleken dat kinderen zich agressiever gedragen nadat zij een gewelddadige film hebben gezien. Uit een Fins onderzoek kwam naar voren dat vijf- en zesjarigen na het zien van een geweldsfilm meer geneigd waren andere kinderen te slaan, uit te schelden, te bedreigen en hun speelgoed kapot te maken dan kinde- ren die niet naar die film hadden gekeken. Daar komt nog bij dat ongeveer veertig procent van al het mediageweld wordt gepleegd door de helden van het verhaal, waardoor kinderen leren dat niet alleen ‘de slechten’ maar ook ‘de goeien’ agressief kunnen zijn. Het helpt natuurlijk ook niet dat de volwassenen van tegenwoordig zich soms als idioten gedragen. Zo hadden Ri- chard en ik onze kinderen onlangs voor het eerst meegenomen naar een wedstrijd van Ajax in de Arena. (‘Hup Ajaaaaks!’ brulde Alec over de tribunes. ‘Lekkie’, lachte ik, ‘ze zijn nog aan het inspelen.’ Dat leek hij te begrijpen, want even hield hij zijn mond. Maar toen vroeg hij aan Richard: ‘Papa, wie heeft het inspelen gewonnen?’) Emma was niet zo gefascineerd door het gebeuren op het veld. Zij keek vooral naar het supportersvak van de tegenpartij, waar een hoop gedoe was met illegaal vuurwerk, gezang, geklap en gestamp. ‘Waarom zitten die mensen eigenlijk in een soort kooi?’ vroeg ze ten slotte. Richard en ik wisselden een snelle blik van: jij of ik? maar eerlijk gezegd wisten we allebei niet zo goed wat we hiervan moesten maken. Want hoe ga je aan een kind verkopen dat grote mensen wekelijks met elkaar op de vuist gaan over zoiets als voetbal? Hoe houd je staande dat kinderen niet mogen vechten wanneer blijkt dat zelfs volwassenen dit niet voor elkaar krijgen?

De dag na de bewuste wedstrijd las ik in de krant dat de ‘supporters’ het metrostation in de buurt van de Arena hadden vernield. Er waren een paar raddraaiers opgepakt en (verrassing!) weer vrijgelaten. Daarnaast was er in Brabant een vierjarig stadion-bezoekertje doof geworden door een vuurwerkbom. En dat terwijl het ooit zo léúk was om samen met je papa naar het voetbal te gaan. Maar even voor de goede orde: het zijn heus niet altijd ‘de anderen’ die zich slecht gedragen. Want denk maar niet dat jij nu net dat ene kind hebt dat nooit een leeftijdgenootje pest, buitensluit of tegen de vlakte slaat. En denk ook maar niet dat alle aandacht voor het digitale pesten betekent dat het ‘ouderwetse’ pesten is uitgestorven; dat bloeit helaas nog steeds als vanouds. Eén keer per maand krijgen alle ouders van de school van mijn kinderen een Nieuwsflits uitgereikt, een stencil met de activiteitenagenda en andere wetenswaardigheden. Onlangs bevatte de Nieuwsflits echter ook een hartenkreet met als onderschrift: ‘van een verdrietige ouder’. Het ging over een recent verjaardagsfeest waarbij een hele klas was uitgenodigd, op vier kinderen na. ‘Graag zou ik hierbij aan alle ouders een oproep willen doen’, schreef de verdrietige ouder. ‘Áls je zoon of dochter een groot discofeest mag geven en daarbij vele kinderen mag uitnodigen, laat het dan alsjeblieft de héle klas zijn. Die laatste vier kinderen zullen het feest toch niet gelijk onbetaalbaar maken. Het verdriet en het minderwaardigheidsgevoel dat je ermee bespaart, is wél onbetaalbaar!’ Nadat ik dat had gelezen, heb ik de hele middag lopen piekeren over het grote verdriet dat achter zo’n klein berichtje schuilgaat. 

Als moeder wil je zó graag dat je kind gelukkig is. Dat het ’s ochtends blij opstaat, vriendjes heeft, met plezier naar school gaat. Voor veel kinderen is de schooltijd echter een martelgang. Ze worden gepest, buitengesloten of soms zelfs compleet genegeerd. In Nederland zijn dit naar schatting 385.000 kinderen. Bij dit soort grote aantallen wordt vaak over het hoofd gezien dat elk afzonderlijk geval een poel van kinderverdriet betekent. Zo las ik ooit het verhaal van een moeder wier tienjarige dochter Sandra werd gepest. Onder aanvoering van één bepaald meisje werd Sandra door de andere meisjes uit haar klas genegeerd en nooit op een feestje uitgenodigd. Pesten hoeft lang niet altijd fysiek te zijn. Sociale uitsluiting is typisch zo’n meidenstreek die keihard aankomt bij het slachtoffertje. Levenslange gevoelens van minderwaardigheid zijn hiervan niet zelden het gevolg. De moeder van Sandra probeerde met haar dochter mee te denken en stelde voor om zélf een feestje te geven, als gebaar van goede wil. Enthousiast deelde Sandra de uitnodigingen uit. Ze versierde de kamer, schoof de stoelen opzij voor een dansvloer, kocht met haar moeder chips en cola en trok haar mooiste kleren aan. Op de avond van het feestje was Sandra dolgelukkig: alle meisjes hadden beloofd dat ze zouden komen. Maar er kwam helemaal niemand. Toen ik dat las, sprongen de tranen in mijn ogen. Ik zag dat meisje zitten, met glitters in haar haren. Haar moeder, met witte knokkels van machteloze woede. Het verpieteren van de taart, het terugschuiven van de stoelen. Een diepgekwetst kind dat huilend op haar bedje ligt. Een moeder met een gebroken hart die de troos- teloze slingers weer naar beneden haalt. Het gegiechel van die rotmeiden de volgende dag op school. Zou je ze niet door elkaar rammelen? Ik ken overigens een moeder die precies dát heeft gedaan. En toen waren de poppen aan het dansen. In al die jaren dat haar dochter werd gepest, greep niemand in. Geen leraar, geen remedial teacher, geen directeur. Maar toen zij zélf zo’n klier in zijn kraag greep, moest ze prompt op het matje komen. Gepest worden is niet zoiets als je been breken. Deze wond heelt nooit: het kruipt in je botten en het krast in je ziel. Ik weet dat het geen leuk nieuws is, maar ook jouw kind kan een pestkop zijn. Wat misschien ook niet leuk is om te horen, is dat een kind dat gepest wordt vaak bewust of onbewust bijdraagt aan deze situatie. Het klinkt onaardig, maar een groep schoolkinderen lijkt nog het meest op een roedel hyena’s: ze ruiken onzekerheid, loeren op het buitenbeentje en hebben een feilloos instinct voor lichaamstaal. Leer je kind dan ook dat het met zijn hoofd omhoog moet lopen, rug recht, schouders breed. Vertel hem dat hij niet angstig, agressief of zelfs lollig op de pesterijen moet reageren, maar met opgeheven hoofd moet weglopen. Wanneer de pestkoppen zien dat het beoogde slachtoffer niet met de staart tussen de benen van het schoolplein verdwijnt, zullen zij hun werkterrein in de meeste gevallen gaan verleggen. Voor slachtoffertjes van pesterijen geldt dan ook: géén reactie is de beste reactie, al is dit voor een verdrietig en getergd kind lang niet altijd vol te houden. Wel is het van belang dat jij als ouder samen met je kind zo snel mogelijk de school inlicht over het wangedrag van de betreffende leerlingen, zodat het zogeheten ‘pestprotocol’ in werking kan worden gezet. (Of dat vervolgens ook werkt, is weer een ander verhaal.) Genoeg ellende nu; gebeurt er ook nog iets leuks in groep drie? Jazeker. De motoriek van een zesjarige is inmiddels dusdanig verfijnd dat hij dol wordt op knutselen. Dus daar komen de veelkleurige vouwblaadjes, de timmerdo- zen en de bouwpakketten. Derdegroepers storten zich vaak vol overgave op het maken van pronkstukken zoals een asbak (homp klei met gat), een egel (homp klei met tandenstokers) of een auto (homp klei met flessendoppen). Door te knutselen en te tekenen drukken zij hun stempel op de wereld: ik maak, dus ik besta. Kinderen zijn enorm trots op hun creaties en je doet er als ouder goed aan dat enthousiasme te delen. Voor een derdegroeper is elk kunstwerk namelijk een verlengstuk van hemzelf, waardoor eventuele kritiek hem recht in het hart raakt – zeker wanneer het een speciaal cadeau betreft dat hij met bloed, zweet en tranen in elkaar heeft gefröbeld. De zesjarige is sowieso bijzonder lichtgeraakt: er hoeft maar iets kleins te gebeuren en hij barst in huilen uit. Kinderen van deze leeftijd vinden het vreselijk om fouten te maken; ze willen dolgraag de beste, de leukste en de liefste zijn en reageren als door een wesp gestoken wanneer ze zich ‘uitgelachen’ voelen. Toen Emma zes jaar was, leek ik af en toe wel de Stichting Correlatie, omdat ik elke keer met veel begrip en bezorgdheid op zo’n emotionele uitbarsting reageerde. Inmiddels weet ik dat het vanzelf weer overwaait, dus Alec krijgt met zijn theatrale huilbuien geen poot meer aan de grond. Het is zoals mijn oma vroeger altijd zei: jengelende kinderen en een pak sneeuw voor de deur zijn de enige twee problemen die zich vanzelf oplossen als je er geen aandacht aan besteedt.

‘Als kind speelde ik niet graag met andere kinderen omdat ik ze moeilijker manipuleerbaar vond dan volwassenen.’ – Arnon Grunberg, schrijver