Natuurlijk was het niet alleen maar kommer en kwel. Ik heb ook erg gelachen met Emma en haar goedbedoelde geworstel met de Nederlandse taal. Zo waren we samen eens een verhaaltje aan het lezen over een oude heks. ‘Slof, slof, slof’, las Emma, ‘de heks loopt door haar hut.’ ‘Goed gelezen’, zei ik, ‘maar weet je ook wat het betekent?’ ‘Ja!’ riep Emma opgetogen. ‘De heks heeft drie sloffen.’ Overigens las ik pas veel later een artikel waarin stond dat het helemaal niet zo erg is wanneer een kind zich zogenaamd wat minder snel in het AVI-niveau ontwikkelt. Kinderen die heel precies en nauwgezet zijn (zoals bijvoorbeeld Emma is) zullen de toegestane tijd voor een niveau vaak niet halen. Daarbij loopt de spelling altijd iets achter bij het leesni- veau, dus wanneer het één eenmaal aantrekt, komt het ander er vanzelf achteraan. Er zijn heel wat zesjarigen die aanvankelijk extra aandacht nodig hebben bij het leren lezen en schrijven, maar dit maakt deze kinderen nog niet dyslectisch (woordblind). Wel is het zo dat dyslexie vaak in groep drie aan het licht komt, omdat de kinderen dan met het echte leeswerk gaan be- ginnen. Wanneer je kind veel letters verkeerd blijft spellen, moeilijk namen kan onthouden en na het maken van zijn eerste werkje niet meer weet wat zijn tweede werkje ook alweer was, kan een dyslexietest worden afgenomen. Dyslectische kinderen zijn niet slordig of lui; het taalgebied in hun hersenen werkt gewoon een beetje anders dan bij anderen. 

Gelukkig is iedereen er inmiddels van doordrongen dat deze kinderen niet ‘dom’ zijn of simpelweg ‘niet willen’ lezen. Met behulp van een positieve remedial teacher (en geduldige ouders…) kunnen de meeste dyslectische kinderen toch goed leren lezen, iets wat hun zelfvertrouwen een enorme oppepper zal geven. Soms denken ouders dat hun kind niet goed kan lezen terwijl het in werkelijkheid niet goed kan zien. Het komt dan ook regelmatig voor dat de schoolarts constateert dat een derdegroeper dringend een bril nodig heeft. Dan denk je als ouder: hoe heb ik dat nu in hemelsnaam kunnen missen? Maar groep drie stelt voor het eerst specifieke eisen aan de ogen van een kind: het moet veel vanaf het bord gaan lezen en tegelijkertijd met kleine priegellettertjes leren schrijven. Vaak beseffen kinderen niet eens dat ze slecht zien, totdat ze voor het eerst een bril op hun neus krijgen en er letterlijk een wereld voor hen opengaat. Bij de schoolarts kunnen echter ook nog andere verrassende dingen aan het licht komen. De dag dat Alec zich bij de dokter moest melden, waren Richard en ik allebei verhinderd. Omdat ik niet verwachtte dat er iets bijzonders uit de bus zou komen, hadden wij aan mijn moeder gevraagd of zij met Alec naar de schoolarts wilde gaan. Daar aangekomen, bleek Alec gezond, atletisch en… kleurenblind. Toen was het míjn beurt om uit te roepen: hoe heb ik dat nu in hemelsnaam kunnen missen? Alec had als peuter meer moeite om de kleuren te leren dan Emma, maar ik dacht dat dat kwam doordat hij een jongetje was. Want laten we eerlijk zijn: mannen komen tijdens de feestdagen altijd met de verkeerde servetten thuis omdat ze totaal geen verschil zien tussen bijvoorbeeld rood- bruin, roestbruin en terracotta. Maar uiteindelijk kon Alec gewoon alle kleuren aanwijzen – dacht ik. De schoolarts had echter een aantal standaardtestjes met hem gedaan, waarbij hij bijvoorbeeld een rood cijfer moest benoemen in een cirkel van bruine stipjes. Hij had geen idéé. Een groene boot tussen de blauwe stipjes? Kansloos. Op internet vond ik nog meer van dit soort testen en tot mijn verbazing kon Alec er inderdaad geen chocola van maken. Maar wanneer ik vervolgens een aantal viltstiften op de tafel legde, kon hij de verschillende kleuren wél benoemen. Hoe zat dat dan? Ik belde naar mijn vader (je weet wel, die van de biologieboeken) en hij vertelde dat mensen die kleurenblind zijn, afgaan op de helderheid van een kleur. Ze kunnen de tint niet waarnemen maar hebben geleerd dat een bepaalde helderheid blijkbaar voor ‘groen’ staat. Als de kleuren in helderheid te weinig van elkaar verschillen, zoals bijvoorbeeld ‘groen’ en ‘zeegroen’, raken ze dan ook al snel het spoor bijster. Overigens weet Alec niet dat hij kleurenblind is. Dat het ‘rood’ dat hij ziet niet hetzelfde is als het ‘rood’ dat wij zien, is ook een moeilijk te begrijpen fenomeen. Ik heb die testen dan ook aan hem gepresenteerd als een spelletje en niet als een toets waarvoor hij ‘dus’ gezakt is. Bij de eerste paar plaatjes werd ik zelf echter behoorlijk verdrietig omdat Alec een knalrode vijf overduidelijk niet zag. Ik had een diep gevoel van verlies voor mijn zoon die de wereld om hem heen een stuk minder kleurrijk bleek te kunnen waarnemen dan hij daadwerkelijk is. En dat gemis had hij ook nog van mij geërfd! Omdat Richard niet kleurenblind is, ben ik blijkbaar draagster van het X-chromosoom dat bij jongetjes vijftig procent kans geeft op kleurenblindheid. Maar ik heb me snel over deze negatieve gevoelens heen gezet omdat er voor Alec nog genoeg kleuren overblijven die hij wél kan zien. En bovendien: hij weet toch niet wat hij ‘mist’. Nee, hij kan later niet bij de Explosieven Opruimings Dienst gaan werken: in een wirwar van bontgekleurde elektriciteitsdraden zou ik het niet aan Alec overlaten om de juiste draad door te knippen. Maar of dat zo erg is? Daarnaast is er nóg een pluspuntje: mensen die kleurenblind zijn, blijken ’s nachts beter te kunnen zien. (Aha. Geen wonder dat mijn zoon zo vaak uit zijn bed komt.) Het is overigens belangrijk dat jij de leerkracht ervan op de hoogte brengt dat je kind kleurenblind is. Wanneer zijn juf met een rood krijtje op een zwart bord zou schrijven, zou Alec daar niet veel van terugzien. Ook werkjes als: ‘onderstreep alle groene letters’ zijn voor kleurenblinden moeilijk te behappen, dus die zal de leerkracht anders moeten formuleren. Een kind dat kleurenblind is, kan soms ook wat moeite hebben met een beeldscherm, met name wanneer er sprake is van gekleurde letters tegen een getinte achtergrond.