Te midden van al deze reuring wordt de emotionele veiligheid van het kind nog wel eens vergeten. In een van zijn shows hoorde ik dr. Phil zeggen dat het karakter van een kind blijvend kan veranderen wanneer hij vaak getuige is (of beter gezegd: moet zijn) van ruzies tussen zijn ouders. Natuurlijk vliegen volwassenen elkaar wel eens in de haren, dat lijkt me volkomen normaal. Maar ouders die elkaar doorlopend afkatten, uitschelden of soms zelfs fysiek mishandelen in het bijzijn van hun kinderen, beseffen vaak niet hoe diep dit in het kinderzieltje kan ingrijpen. Voor een kind zijn zijn vader en moeder het toonbeeld van volwassenheid: zó gedragen grote mensen zich dus. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen de omgangsvormen van hun ouders als een soort blauwdruk gebruiken voor de relaties die zij later zelf aangaan – is het niet als voorbeeld, dan is het wel als spookbeeld. Hoewel het dus beter is hevige conflicten achter gesloten deuren uit te vechten, kun je kleine ruzies juist gebruiken om aan je kinderen te laten zien hoe je meningsverschillen op een constructieve manier tot een goed einde kunt brengen. Maar ja, dit is wederom de theorie. In de dagelijkse praktijk is het natuurlijk verdomd moeilijk je kinderen niet te laten meedelen in de echtelijke twisten, want kleine potjes hebben nu eenmaal grote oren. Toch helpt het volgens mij al wanneer je in elk geval probéért op een gezonde manier met conflicten om te gaan. Niet dat ik nou zo goed weet hoe dat moet. Wanneer mijn ouders mot met elkaar hadden, losten zij dat op door soms dagenlang ijzig te zwijgen. Richards ouders daarentegen maakten juist zeer luidruchtig ruzie, dus in ons eigen huwelijk hebben wij allebei met vallen en opstaan moeten leren hoe je op een opbouwende manier de dingen kunt uitpraten.

En dat is meteen ook het goede nieuws: je hoeft de fouten van je ouders niet te blijven herhalen, net zo min als jouw kind blijvende schade hoeft op te lopen van je eigen opvoedkundige missers. Vroeger heette opvoeden nog gewoon ‘grootbrengen’: als je kinderen zonder al te veel complicaties groot waren geworden, had je het als moeder prima gedaan. Maar het afgelopen decennium is de teneur helemaal veranderd. Als moeder word ik soms hele- maal kriegel van alle doemscenario’s die er op me worden afgevuurd. Wanneer je tijdens de zwangerschap niet de juiste voeding eet, dreigt er voor je kind een groeiachterstand. Wanneer je in de babytijd niet de juiste speelgoedjes aanbiedt, dreigt er voor je kind een ontwikkelingsachterstand. Wanneer je met je kleuter niet de juiste boekjes leest, dreigt er voor je kind een leerachterstand. Wanneer je niet elke dag op de juiste tijd naar boven gaat, dreigt er voor je kind een slaapachterstand. Wanneer je niet op tijd begint met de juiste sporten, dreigt er voor je kind een bewegingsachterstand. En nu moet je dus ook nog verantwoord ruziemaken, anders dreigt er voor je kind een emotionele achterstand. Je vraagt je af hoe die vorige generaties moeders hun kinderen überhaupt groot hebben gekregen zonder al deze waardevolle informatie. Mijn moeder liet mijn broer en mij gewoon in onze bedjes liggen als ze boodschappen moest gaan doen. Dat deed vroeger iedereen, maar tegenwoordig bellen de buren daar bij wijze van spreken de kinderbescherming voor. Natuurlijk zijn ingrijpende trauma’s niet goed voor een kind, maar laten we er ook geen watjes van maken. Ze kunnen het heus wel aan een uitbrander te krijgen, een onvoldoende te halen of door de regen naar school te fietsen; ze zijn niet van suiker! 

‘Doordat je je kinderen al het geluk gunt, ga je ook harder werken aan je relatie.’ – Paul de Leeuw, presentator, vader van Kas en Toby

Kinderen die bij het opgroeien veel tegenslagen ontmoeten, ontpoppen zich in hun latere leven niet zelden als succesvolle doorzetters. Tom Cruise was (en is) zwaar dyslectisch en werd daardoor in zijn jeugd vaak voor dom versleten. Tel daar nog een gewelddadige vader bij op en je begrijpt dat de kinderjaren van Cruise niet bepaald gelukkig waren. Toch heeft hij zich niet alleen weten te ontwikkelen tot een van de succesvolste filmsterren ter wereld, maar ook tot een liefdevolle vader. Onlangs onthulde Teri Hatcher, ster uit Desperate Housewives, dat zij in haar jeugd herhaaldelijk seksueel is misbruikt door haar oom. Zij vertelde in een interview dat zij met deze pijnlijke bekentenis aan andere slachtoffers wilde laten zien dat seksueel misbruik niet het einde van je leven hoeft te zijn, maar dat je het verdriet kunt ontstijgen. Ook voor Jim Carrey liep het familieleven niet op rolletjes. Met zijn vader, moeder en drie broers en zussen leefde hij jarenlang in bittere armoede, soms zelfs vanuit een gammel minibusje. Maar hij merkte al snel dat hij de gespannen thuissituatie kon verlichten door mensen aan het lachen te maken. Nadat hij uit geldgebrek de middelbare school had moeten verlaten begon hij in kleine comedyclubs als stand-up comedian. Inmiddels is Jim Carrey een van de best betaalde komische acteurs ter wereld en zegt hij in interviews dat het juist zijn problematische jeugd was die hem heeft leren lachen. Wanneer je dit allemaal zo leest, zou je wel eens tot de conclusie kunnen komen dat een gelukkige kindertijd een van de minst productieve dingen is die een kind kan overkomen. Sterker nog: als je niet de juiste conflicten aanbiedt, dreigt er misschien wel een succesachterstand!

Even zonder gekheid: ik wil er alleen maar mee zeggen dat je je als moeder niet zo op stang moet laten jagen door alle deskundologen die de lat van het Verantwoorde Opvoeden steeds hoger leggen. Want, zoals ik in De Ge boorte van een Gezin ook al heb gezegd: je bent dan wel moeder, maar geen Moeder Theresa. Fouten maken hoort erbij, ook dát moeten kinderen leren. En weet je wat nu het mooie is? Kinderen houden van je zoals je bent. Of, zoals Emma het altijd zegt: ‘Jij bent de liefste moeder die ik heb.’ Voor een vijfjarig kind wordt het begrip ‘familie’ heel belangrijk. Waar een vierjarige zichzelf nog graag positioneert als Master of the Universe, begint een vijfjarige te begrijpen dat hij onderdeel is van een lange schakel. Opa’s en oma’s worden nu erg populair; kinderen horen bijvoorbeeld graag verhalen over de kindertijd van hun vader en moeder – en dan vooral verhalen waar- uit blijkt dat papa en mama óók geen lieverdjes waren. Waar de vierjarige dolgraag nieuwe dingen wil ontdekken, is de vijfjarige vooral bezig zijn verworvenheden te consolideren: mijn papa en mama, mijn broertje, mijn kamertje, mijn speelgoed, mijn vriendinnetjes. Hij begint te begrijpen dat hij een veilige plek heeft in de wereld, een plek in een gezin. Zijn vader en moeder worden dan ook prompt gebombardeerd tot Hoogste Autoriteit. Waar kinderen in groep één hevig onder de indruk zijn van hun juf of meester, komen de kinderen in groep twee steeds vaker met het zinnetje: ‘Ja maar, míjn mama zegt…’ Het doktertjespelen verliest nu dan ook snel terrein aan het vadertje-en-moedertjespelen, waarbij de rollen gemodelleerd worden naar de eigen ouders.

Vierjarige kinderen hangen vaak erg aan hun vader, omdat hij voor hen de alleskunner is die zij op dat moment graag zouden willen zijn. De vijfjarige daarentegen trekt iets meer naar zijn moeder: meisjes (maar ook jongens) willen hun mama met alle liefde helpen bij het sorteren van de was, bij het tafeldekken of bij het inruimen van de afwasmachine. Het is aandoenlijk te zien hoe kinderen zich voor je uitsloven wanneer je ze een paar welgemeende complimentjes geeft. Op deze leeftijd imiteert een kind het liefst volwassenen en het volgen van grotemensenregels maakt hen dan ook heel trots op zichzelf. Je kind imiteert echter niet alleen hoe jij de afwasmachine bedient; het zal ook met grote belangstelling bestuderen hoe jij je dagelijkse emoties in- en uitruimt. Gaat mama uit haar dak als ze lang moet wachten voor een rood stoplicht? Vloekt papa het behang van de muren als hij met een hamer op zijn vingers slaat? Kunnen mijn ouders lachen om zichzelf? Sorry zeggen? Lief zijn voor elkaar? Al dit soort observaties zal je vijfjarige kind (bewust of onbewust) opslaan op zijn harde schijf, om zo stapsgewijs inzicht te krijgen in zijn eigen gevoelsleven. Een tweedegroeper begint zijn emoties steeds beter te herkennen en te begrijpen. Zo zei Emma op de avond vóór haar schoolreisje dat ze ‘van die bubbeltjes’ in haar buik voelde, een sensatie die ze zelf al in verband bracht met de positieve opwinding rond het uitstapje. Het is heel gezond dat vijfjarige kinderen hun emoties steeds meer gaan uiten, al moet jij als ouder wel duidelijk maken dat daar een tijd én een plaats voor is. Zelf probeer ik het vaak eerst met humor op te lossen, in de hoop dat mijn kinderen leren dat je grote en kleine drama’s ook van de zonnige kant kunt bekijken. 
Ik denk dat humor als opvoedtechniek een zwaar ondergewaardeerd hulpmiddel is. Natuurlijk hoef je niet alles weg te lachen, maar het grootbrengen van kinderen is tegenwoordig wel érg serieus geworden met al die ‘opvoedingssteunpunten’ en nu zelfs ‘opvoedzuilen’ die op scholen de gewenste informatie uitprinten. Ik weet uit eigen ervaring dat het sneller en makkelijker is om ongewenste situaties te beëindigen met een hartgrondig: ‘Nu is het aaaafgelooopen!’ Maar omdat ik liever niet herinnerd wil worden als de krijsende moederheks, probeer ik meestal toch een grapje te bedenken om de gemoederen tot bedaren te brengen. Het is het principe van de CliniClowns: lachen werkt bevrijdend en helend omdat je lichaam daardoor het stressverlagende ‘gelukshormoon’ endorfine gaat aanmaken. 

Gespannen momenten tussen of met je kinderen kun je dan ook letterlijk ontspannen met een beetje humor. Daarvoor hoef je echt geen Freek de Jonge te zijn; de meeste vijfjarigen vinden het al geestig als je net doet of je over de drempel struikelt. Kinderen zijn dol op grapjes die laten zien dat hun ouders ook niet perfect zijn. Toen ik eens per ongeluk de soep had laten ontploffen in de magnetron, kwamen Emma en Alec niet meer bij van het lachen. Mijn kinderen krijgen naar hun idee (te) vaak kritiek op hun doen en laten en dan is het een verademing dat mama óók onhandig blijkt te zijn. Maar samen lekker lachen schept ook een band; niets is zo heerlijk als de slappe lach hebben met je kind. Overigens kan een vijfjarige nog niet alles hebben; soms kan hij zich door een simpel grapje uitgelachen voelen. Maar daar moet hij dan maar aan wennen, want iemand die kan lachen om zichzelf heeft een leven lang lol.

Maar eerlijk is eerlijk: humor werkt niet altijd. Sommige emotioneel beladen situaties schreeuwen nu eenmaal om een andere uitlaatklep. In Japan bijvoorbeeld is extreme beleefdheid de nationale norm: omdat niemand in het sociale verkeer zijn ware gevoelens toont, blijft iedereen braaf knikken en glimlachen. Daar word je op den duur natuurlijk knettergek van; niet voor niets is onlangs uit een onderzoek gebleken dat baliemedewerkers die de hele dag aardig moeten blijven tegen vervelende klanten daar letterlijk doodziek van worden. In Japan is voor dit probleem een oplossing bedacht: je kunt er nu speciale kamers huren die als een kantoor, slaapkamer of woonkamer zijn ingericht. Deze kamers mag je vervolgens met een honkbalknuppel helemaal kort en klein slaan. Het zal niemand verbazen dat de kantoorinrichting het populairst is; naar verluidt vinden de Japanse werknemers het een verademing om alle kantoorstress eens lekker van zich af te slaan. Bij kinderen werkt het eigenlijk net zo. Niets is zo demotiverend als gevoelens van machteloosheid: het idee dat je niks mag en dat jouw gevoelens er niet toe doen. Ook kleine kinderen hebben er recht op af en toe in woede te ontsteken, maar jij zult hun wel moeten leren hoe ze dat precies moeten doen. Dus niet op bruiloften en partijen, niet ten koste van anderen en niet kort vóór sluitingstijd in de supermarkt. Sommige ouders leren hun kinderen dat zij hun gevoelens van jaloezie of razernij kunnen uiten door op hun slaapkamertje tegen een kussen te gaan stompen. Ik weet niet of dat de juiste methode is, maar het is in elk geval een stuk productiever dan je kleine broertje in elkaar slaan.
Ik heb gemerkt dat het ook helpt wanneer je de emoties van je kind serieus neemt. Op het hoogtepunt van de knikkerrage kwam met name Alec geregeld huilend thuis omdat hij al zijn ‘bonkies’ was verloren. Mijn eerste reactie was: ‘Kom op zeg, je gaat toch niet snotteren om een paar knikkers?’ maar daar ging hij (misschien niet zo heel verrassend) alleen maar harder van huilen. Dus de eerstvolgende keer gaf ik hem een knuffel en zei: ‘Ik be grijp dat je verdrietig bent over je knikkers, maar zo is nu eenmaal het spel.’
Kinderen willen niets liever dan begrepen worden. Natuurlijk moeten ze een bepaalde hardheid ontwikkelen tegen verlies en teleurstelling, maar juist door ze hierbij te ondersteunen maak je ze mentaal weerbaarder dan wanneer je hun gevoelens wegwuift onder het Oudhollandse motto: niet klagen maar dragen. Maak je goedbedoelde speeches over volhouden en doorzetten echter niet te ingewikkeld; de kans is namelijk aanwezig dat jij en je vijfjarige kind finaal langs elkaar heen praten. Nadat Emma en ik naar een kinderfilm hadden zitten kijken waarin de hoofdpersoon lange tijd moest doorzetten om haar doel te bereiken, vroeg ik aan Emma of zij iets van dat verhaal had geleerd. ‘Huh?’ was haar glazige reactie. ‘De film ging over volhouden’, probeerde ik nogmaals, ‘moet jij ook wel eens volhouden?’ Eindelijk begreep Emma wat ik bedoelde, want ze begon driftig te knikken: ‘Ja! Als ik naar de wc moet en ik kan nergens een toilet vinden, dan moet ik volhouden.’ Over het toilet gesproken: hoe staat het eigenlijk met de zindelijkheid van de vijfjarige? In het vorige hoofdstuk vertelde ik al dat een vierjarig kind steeds minder de behoefte voelt om de inhoud van de wc-pot met jou te delen. Deze trend zet zich voort in het vijfde levensjaar. 

‘Ik ben moeder van drie kids en die zijn voor mij nu belangrijker dan elke drug. En dat terwijl de seks soms toch wel geweldig was met drugs.’  – Anouk, zangeres

De wc-deur gaat steeds vaker dicht en je kleuter begint nu ook enige gêne te voelen voor eventuele onaangename geurtjes. Meisjes ontwikkelen deze gevoelens van ‘sanitaire schaamte’ iets eerder dan jongens. (Veel jongens bereiken dit hogere bewustzijn overigens nooit, gezien de enorme hoeveelheid mannen die menen dat zij in openbare ruimten zomaar overal tegen- aan mogen pissen.) Hoewel de meeste vijfjarigen nu helemaal zindelijk zijn, moeten ze er toch nog geregeld aan worden herinnerd dat ze naar de wc moeten gaan. Dan stond Alec bijvoorbeeld naast me te hupsen en te knijpen, maar als ik dan vroeg: ‘Moet jij soms plassen?’ keek hij me eerst verbaasd aan en zei daarna pas: ‘O ja!’ Maar hoe vaak je het ook vraagt, zo- dra je met de auto gaat rijden wéét je gewoon dat je na vijf kilometer alsnog in de berm moet gaan staan, waar je zoon vervolgens over zijn broeks- pijpen zal gaan plassen en jij de billen van je dochter met een stuk krant mag afvegen. Het is dan ook een goed idee om naast de verbandtrommel ook een doos tissues, een pak natte doekjes en een fles Febrèze in de auto te leggen. Gelukkig zijn de meeste tweedegroepers ’s nachts inmiddels zindelijk, al plast zo’n vijftien procent van de vijfjarigen toch nog geregeld in bed. Los van de logistieke problemen die dit oplevert, is het niets om je druk over te maken. Ook hier geldt weer dat boos worden weinig zin heeft; je kind vindt het zelf al erg genoeg dat hij in een nat bed wakker wordt – daar hoef jij niet ook nog met de mattenklopper naast te gaan staan. Op deze leeftijd is het bovendien heel normaal dat kinderen die al zindelijk zijn toch nog af en toe een plasongelukje hebben. Sommige kinderen slapen bijvoorbeeld zó diep dat ze niet wakker worden van de plasprikkel, terwijl andere het een beetje eng vinden om in het donker naar het toilet te moeten lopen. Het kan helpen je kind ’s avonds weinig te laten drinken en hem vezelrijk voedsel te geven: een langdurige verstopping kan namelijk ook tot bedplassen leiden. Met een plastic beschermhoes onder het laken, een potje naast het bed en bovenal veel begrip en geduld, zal het bedplassen ongetwijfeld binnen afzienbare tijd tot het verleden behoren. 

Wanneer je kind echter al geruime tijd nachtdroog wás maar opeens weer in zijn bed is gaan plassen, moet je misschien wat verder kijken dan zindelijkheid alleen. Vaak is in dit soort gevallen sprake van een dieperliggende oorzaak, zoals spanningen op school of binnen het gezin. Bedplassen komt overigens veel vaker voor bij jongetjes dan bij meisjes. Waarom dit zo is, weet men niet precies. Vanaf het vijfde levensjaar komen echter wel meer verschillen in de ontwikkeling tussen jongens en meisjes aan het licht. Het schoolsysteem zoals wij dat kennen, is eigenlijk meer toegespitst op meisjes dan op jongens. Met name in de onderbouw ligt de nadruk vooral op vaardigheden waarmee meisjes over het algemeen beter uit de voeten kunnen, zoals de fijne motoriek van het schrijven en het knutselen, het stilzitten en het samenwerken. Omdat de meeste docenten in het basisonderwijs vrouwen zijn, wordt er soms gesproken over de feminisering van het onderwijs, waarbij typische jongenstalenten als actiebereidheid en ontdekkingsdrift minder worden gewaardeerd dan ‘meisjesdingen’ als het kringgesprek en het eindeloos fröbelen aan een bloemenketting. Volgens Louis Tavecchio, bijzonder hoogleraar kinderopvang aan de Universiteit van Amsterdam, vinden juffen het beweeglijke en stoere gedrag van jongens niet altijd prettig. ‘Op school krijgen jongens veel meer kritiek dan meisjes’, zei hij in een interview met het blad LINDA. ‘Ze krijgen vaak een stopbord voorgehouden.’ En niet alleen door de juf, ook door mij. Toen er afgelopen winter een dik pak sneeuw was gevallen, nam Emma na schooltijd een vriendinnetje mee naar huis. Ook Alec had een vriendje uitgeno- digd. Om de vier kinderen een beetje in het gareel te houden, had ik een wedstrijdje bedacht: wie kan de mooiste sneeuwpop bouwen? De twee meisjes gingen meteen aan de slag. Ze rolden samen sneeuwballen door de tuin en maakten zo een buik en een hoofd. Ook de jongens begonnen te rollen, maar na een paar meter raakten ze letterlijk en figuurlijk de weg kwijt. Alec en zijn vriendje stuiterden door de tuin, zeepten elkaar in en keken wie de beste sneeuwdouche kon veroorzaken door een sneeuwbal zo hoog mogelijk tussen de besneeuwde takken te gooien. Toen ik na een uurtje kwam kijken, lieten de meisjes mij trots hun resultaat zien: een prachtige sneeuwpop, compleet met ogen, neus, mond, muts, sjaal en bezem. De jongens waren alleen maar heel nat geworden, met ijsklompen in hun haar en een verwilderde blik in hun ogen. Hoewel Alec vond dat hij bijzonder leuk met zijn vriendje had gespeeld, stond ik te mekkeren dat ze niet hadden geluisterd en hun werk niet hadden gedaan. Richard vond mijn reactie echter ‘typisch vrouwelijk’. Volgens hem was het helemaal niet gezond voor jongens om de hele dag te moeten horen: niet rennen, niet schreeuwen, niet gooien, niet klimmen, niet vechten, niet knoeien. De filosoof Plato heeft meer dan tweeduizend jaar geleden al eens gezegd dat ‘van alle wilde dieren de jongeman het moeilijkst onder controle te krijgen is.’ Wat dat betreft is er niet veel veranderd, behalve dan dat de jongemannen van nu óók braaf kralen moeten rijgen. Op zich lijkt het mij helemaal niet verkeerd dat jongens leren stilzitten; de tijd is tenslotte voorbij dat je als man met een speer achter het eten aan moest rennen. Maar als moeder is het best goed om te weten dat je vijfjarige wildebras niet zozeer stout, als wel ‘gewoon’ een jongetje is – en jongetjes zijn van nature nu eenmaal beweeglijker dan meisjes. Dat begint overigens al vroeg. Waar Emma zich als ongeboren baby rustig van links naar rechts bewoog, buitelde Alec voortdurend door mijn buik. Na zijn geboorte bleek hij met zijn acrobatische toeren een behoorlijk strakke knoop in de navelstreng te hebben gelegd; godzijdank was het koord tijdens mijn zwangerschap niet om zijn nekje gedraaid. Inmiddels beweegt Alec zich nog steeds als een Roadrunner door het leven, maar daar hebben wel meer jongetjes last van. Of beter gezegd: hun moeders. Want zoals de meeste vrouwen houd ik van veilig, overzichtelijk en netjes. Jongens zijn echter met een heel ander setje ringtones geprogrammeerd en daar moet je als moeder mee leren omgaan. Een kinderfeestje met vooral jongens heeft bijvoorbeeld een heel andere dynamiek dan een kinderfeestje met vooral meisjes. Feestjes met jongens zijn over het algemeen iets korter, bevatten meer activiteiten en zouden bij voorkeur moeten plaatsvinden in een geluiddichte schuilkelder. Meisjes kun je uren zoet houden met een schaar, papiersnippers en lijm, maar de meeste jongens vinden dat ze na het zingen, de cadeautjes en de taart wel genoeg op hun stoel hebben gezeten.

Vijfjarige jongetjes zijn dan ook prima kandidaten voor het zogeheten C1000-feestje: geen fratsen. Gewoon een leuke speurtocht door het bos of een beetje schatgraven aan het strand en klaar ben je. De meeste kinderen zijn zó opgewonden over de gang van zaken dat ze toch niet registreren wat ze nu eigenlijk precies aan het doen zijn. Zo kwam Alec een keer thuis van een verjaardagspartijtje en vertelde dat hij bij het weggaan een cadeautje ‘uit de prullenbak’ had mogen pakken. Pas later begreep ik dat de moeder van het jarige kindje veel moeite had gedaan om een leuke grabbelton in elkaar te zetten. Bij het organiseren van iets simpels als een speurtocht loop je weer een ander risico: de hedendaagse asociale mentaliteit. Vrienden van mij hadden vorig jaar een speurtocht uitgezet voor het partijtje van hun vijfjarige dochter. De vader was uren bezig geweest om lintjes, pijlen en ballonnen op te hangen, maar toen hij even later met de vriendjes en vriendinnetjes van zijn dochter in het bos arriveerde, bleken alle lintjes van de bomen te zijn gerukt, de ballonnen lekgeprikt en de pijlen verscheurd. Wie doét nou zoiets? Het meisje was natuurlijk in tranen, want voor een vijfjarige is een verjaardagspartijtje heel belangrijk. Dit is de leeftijd waarop kinderen voor het eerst écht begrijpen wat het betekent om jarig te zijn: de cadeautjes, het feestje, de hele dag in het middelpunt van de belangstelling. Alec begon bijvoorbeeld al in de zomer af te tellen – en dat terwijl hij pas in mei jarig is. Maar niet alleen de jarige ploft bijna uit elkaar van de opwinding, ook de genodigden vinden het allemaal reuze spannend. Tot het vierde levensjaar blijven ouders vaak bij een partijtje aanwezig, maar vanaf nu gaat een kind meestal alleen. Wees echter niet verbaasd als je stoere kleuter op de drempel alsnog een acute aanval krijgt van feestjes-vrees: aan de ene kant verheugt hij zich enorm op het partijtje, maar aan de andere kant kijkt hij als een berg op tegen alle sociale druk. Want wat als de jarige mijn cadeautje niet leuk vindt? Wat als ik per ongeluk in mijn broek plas? Wat als de andere kindjes mij niet leuk vinden? Wat als ik de taart niet lust? Iets stuk maak? Een scheet laat? De reeks blunders die een kind kan bedenken zijn schier eindeloos. Eigenlijk begrijp ik het wel. Feestjes van volwassenen zijn tenslotte ook niet altijd even leuk. De gemiddelde Nederlandse verjaardag lijkt nog het meest op groepstherapie, met al die stoelen zo netjes op een rij. Wanneer je kind moet huilen of aan je been gaat hangen zodra jij hem op een partijtje wilt achterlaten, zet hem dan alsjeblieft niet voor gek waar zijn klasgenootjes bij zijn. Probeer hem niet met vernederende grapjes of harde woorden te ‘vermannen’ (zoals ik ooit een vader heb zien doen) maar neem hem even mee naar buiten waar je zijn gevoelens rustig kunt bespreken. Voor een vijfjarige kan zo’n verjaardag in het begin nogal overweldigend zijn maar zodra hij eenmaal op kamertemperatuur is gekomen, valt het over het algemeen wel mee met de feestjes-vrees. Geef dan ook niet te veel toe aan zijn angsten, maar leid hem met zachte hand weer naar binnen – je kind kan vaak meer hebben dan je denkt. Toen we laatst ergens een tuin inliepen voor een kinderfeestje, ging Alec heel dicht achter me lopen. ‘Ach schatje, ben je een beetje verlegen?’ vroeg ik. ‘Nee hoor, mama’, kwam het eerlijke antwoord, ‘maar er hangen vaak spinnenwebben tussen de struiken en die vang jij nu op.’