Cairns

We wandelen langs de reisbureaus, het ene met nog verleidelijker aanbiedingen dan het ander en net als in Alice Springs denk ik erover na wat het moet betekenen in een stad te wonen die dag in dag uit brutaal in beslag wordt genomen door toeristen. Zeshonderd touroperators maar liefst! Onwennig na zoveel tijd in de natuur, zijgen we neer op het terras van het Art Gallery Café, op de hoek van Shields Street en Abbot Street. Niets onaardigs over Cairns eigenlijk. Bloemperken, palmen, veel van de 150 soorten bomen waar Queensland trots op is, verzorgd, schoon en rechts van ons een heuse Art Gallery. Links van ons een esplanade en veel restaurants. De toeristen zitten buiten en vertellen elkaar wat ze allemaal beleefd hebben, hoe lang ze in Australië zijn en wanneer ze weer naar huis moeten, Ganzen zouden stil worden van dit gesnater en in de verte rolt de zee van verbazing zachtjes heen en weer. Wij doen of we nergens bij horen, drinken onze koffie en besluiten naar de Gallery te gaan. ‘Nog nooit in een stad geweest waar we niet naar een museum zijn geweest,’ zei de snob. En ziet, een mens is nooit te oud om te leren. Want wat valt er te zien in de gallery? Een tentoonstelling gewijd aan het verhaal ‘The Force of Circumstances’ van Somerset Maugham. Daar moet je dus voor naar Cairns komen, vijftien schilders en schilderessen die hun fantasie de vrije loop lieten na lezing van dit verhaal. En opschreven waarom ze uiteindelijk tot hun uiting gekomen waren. Hadden we dat verwacht van Cairns? Van geen kanten.

Blij naar buiten.

Om te schrikken van het verschrikkelijk schone, nette en oninteressante Cairns. Soms kan ik hevig verlangen naar de rotzooi en wanorde in Hollandse steden…

Onze eerste avond in Cairns wordt een gedenkwaardige.

Lout heeft weer ergens gelezen dat je in ‘The Meeting Place’ lekker kunt eten. Daar wandelen we dus naartoe. Makkelijk te vinden, want vrijwel alle Australische steden imiteren New York: brede straten evenwijdig aan elkaar, smallere straten haaks erop, ook evenwijdig aan elkaar. Cairns is een grote stad maar het centrum is klein. Een stukje wandelen we langs de zee, waar Cairns alles aan te danken heeft, want in die zee ligt het Great Barrier Reef en daar komen wij allemaal voor. Om naar de vissen en het koraal te kijken. Wij ook, we hebben onze tickets al besteld. The Reef Magic Tours, overmorgen om negen uur graag melden bij de Cairns Marlin Jetty. Ik houd m’n hart vast als ik lees dat Don en Tim me hartelijk welkom zullen heten en dat ‘onze deskundige medewerkers’ ook mij een ‘complete instructie’ zullen geven hoe ik mijn snorkeluitrusting dien te behandelen… Maar we zijn op weg naar ons eten. Daar links is het, grote letters boven een soort stationshal, The Meeting Place. Nou, men ontmoet elkaar. Noem een land en een inwoner ervan zit hier aan een tafeltje. Thais, Chinees en westers eten, een koffieshop, een drankwinkel, en in de ruimte daartussen tafels en stoelen. Ik kan niet direct zeggen dat het gezellig is, maar de sfeer is opgewonden, lekker. Bruinverbrande jonge mensen die ver van huis zijn en heilig geloven dat dit vrije leven nooit zal ophouden. De een nog sterker en mooier dan de ander en bloot voert de boventoon.

Wij zitten nog geen vijf minuten of een persoon buigt zich naar mij over en vraagt of ik een Hollandse acteur ben. Hij komt dat vragen namens twee Hollandse meisjes die zelf niet naderbij durven komen. Aan een tafeltje verderop zitten ze zenuwachtig te lachen. Ik zwaai en vanaf dat moment hebben we geen controle meer over de avond. De persoon is de 38-jarige Libanees Rahif, zeg maar Roy. Waarom, roepen wij beiden, wij zijn Dutch en wij kunnen best Rahif zeggen. Hij is een en al bewondering wanneer het ons lukt en zwijgt geen moment meer. Na eerst de Midden-Oostenproblematiek toegelicht te hebben gaat hij op ons aandringen over op zijn persoonlijk leven. Zoon van schatrijke ouders – hij zegt het schaamteloos – gestudeerd in Engeland, jaren in Amerika gewoond, nu in Australië werkzaam als kok. Bezeten van zijn vak, zodra hij geld heeft koopt hij kookboeken, soms ter waarde van drieduizend gulden. Ken ik de Italiaanse meester van eind vorige eeuw…? Nee, de naam zegt me niets, ik ben niet zo bezig met koken. O, is dat zo, ken ik dan misschien…? Nee, ook niet, ik zei toch dat ik niet zo veel op heb met koken. Dit alles terwijl Rahif, om zijn staat van rijkdom te bewijzen, of om indruk te maken op de twee Hollandse meisjes, onze glazen vult en de bediening wenkt nieuwe flessen te brengen.

Marieke en Marlous hebben net eindexamen gedaan, komen uit de buurt van Hoorn, een accent dat mij immer ontroert, en vertrokken ‘gewoon’ naar Australië, ‘voor een jaartje of zo’. Ze werken in de koffieshop van de met zijn ouders uit Ceylon naar Cairns gekomen Viranga, een geblondeerde god die zulke verdrietige ogen heeft dat Lout zich onmiddellijk over hem ontfermt. Hij nestelt zich tegen haar aan en vertelt, terwijl Rahif, met een geile blik naar de meisjes, pocht dat iedere Libanees drie benen heeft, over zijn vriendin van wie hij eigenlijk niet houdt maar die zo verliefd op hem is en of Lout weet hoe hij nu van haar af moet komen. Liefst zonder haar verdriet te doen want zo’n jongen is hij niet. Marlous hoort zijn verhaal aan en fluistert dat die vriendin wel toevallig de dochter is van de eigenaar van The Meeting Place, dus dat we met enige reserve naar zijn verhaal moeten luisteren. Maar na zes flessen wijn hebben wij bijzonder weinig reserve, hetgeen de oorzaak is van een groeiende intimiteit.

Rahif is nu zo dronken dat zijn ogen door zijn inmiddels groene gezicht zweven en het articuleren van zijn teksten een bedroevend niveau heeft bereikt. Ten slotte geeft hij het op en valt, hoofd op de tafel, in slaap. Maar James Joyce is bij ons aan tafel komen zitten! En verdomd, hij heeft zojuist de laatste hand gelegd aan zijn eerste roman, ‘een meesterwerk’ zoals hij zelf maar alvast vaststelt. Wij feliciteren hem van harte, maar van James Joyce heeft hij nog nooit gehoord. Garcia Marquez, wie is dat? Maar als je zelf debuteert met een meesterwerk hoeft dat misschien ook niet. Een uitgever heeft hij nog niet gevonden maar als ik zeg dat die uiteraard staan te dringen, klaart zijn gezicht op en informeert hij of iemand bezwaar heeft tegen nog een flesje wijn? Omdat ik hem toevertrouw dat ik hem geweldig vind, zo zeker van zichzelf, ‘dat is de juiste houding, vriend’, – ik nader het stadium van plechtig spreken, ben dan onuitstaanbaar – grijpt hij naar mijn papier en schrijft razendsnel gedichten voor me op. Mag ik houden. Eigenlijk zijn het geen gedichten, meer filosofieën, want dat is hij, meer filosoof dan schrijver. Of ik dat begrijp? Reken maar, en ik lees de gedichten, of filosofieën, pardon. ‘Wanneer de maan geen licht verspreidt is het donker in de nacht.’ Prachtig, schitterend. Marcus, jij komt er wel. Lieve jongen, over een week gaat hij trouwen met een Japans meisje. In Japan, in z’n piere eentje. Spreek je al wat Japans? Schrijven nog niet zo best, spreken gaat heel goed. Die Marcus toch, nog een flesje?

Hand in hand waggelen we naar onze Crocodile Club. Zwaaiend naar de vele palmbomen die statig en lichtelijk gegeneerd terugwuiven. ‘We moeten geen middel schuwen om Australië te leren kennen,’ mompelt Lout.

image

Weggezakt in de modder (Jowalbinna Bush Camp)

image

Road train

image

Tanken in niemandsland

image

Strafkamp Port Arthur op Tasmanië

image

Nimbin

image

Wegwerkers met de baard als statussymbool

image

Perth

image

The Coral Trekker

image

Victoriaanse stijl

Vandaag beginnen we aan het echt toeristische gedeelte van onze reis: de oostkust.

Duizenden kilometers langs de kust. Een verkenningstocht van Cairns naar Palm Cove. Als de rest van de kustplaatsen ook zo is valt het mee. Palm Cove is er in de eerste plaats voor de toeristen, maar de opdringerigheid van gelijksoortige plaatsen aan de Franse en Spaanse kusten is nog niet aan de orde.

Een gezellige boulevard, zeer groen, en dankzij de vele palmbomen ook van een bescheiden allure. Keurige ouders met zeer welopgevoede kinderen op de terrasjes, uit de gesprekken maken we op dat een aantal ‘een paar daagjes uit Singapore is overgevlogen’. Wij kijken uit op het witte strand en de blauwe zee waarin… geen mens zwemt. Vanwege de box jellyfish, een kwal waarmee de aanraking dermate gevaarlijk is dat geen mens aan die wonderschone oostkust een voet in het water durft te zetten. Zwemmen, noem het spartelen, is alleen mogelijk in een met grote netten afgezet speciaal stukje zee, waar die kwal niet kan komen. Ik geloof dat niet en krijg gelijk.’s Avonds lees ik in de krant dat er deze dag wel degelijk kwallen binnen hebben weten te komen in bovengenoemd net.

Is dit eigenlijk niet al te toeristisch? Met de Daintree River Tour in een bootje naar krokodillen turen? We zijn al zo vaak op krokodillenjacht geweest, dat we de moed hebben opgegeven, maar de gidsen – één op de achterplecht, met verrekijker de rivierbedding bestuderend, de ander sturend en onderwijl uitleg gevend, in een ‘Australisch’ dat met geen mogelijkheid te volgen is – bezweren ons dat er grote kans bestaat dat we er een in zijn slaap zullen betrappen. Luid gejuich als dat gebeurt, een joekel van twee meter die, met de ogen open, – slapen krokodillen altijd met de ogen open? – onschuldig ligt te drogen. Maar plots schrikt hij wakker en met een snelheid die mij volkomen verrast, schiet hij het water in. We zien nog twee babykrokodilletjes maar volgens de gidsen hebben we uitzonderlijk veel geluk gehad. Ik vind dat het met dat geluk nogal meevalt, maar vooruit, we hebben een fikse krokodil gezien en daar ging het om.

De volgende dag is dan de dag van ons bezoek aan een toeristische attractie waarvoor duizenden naar de oostkust van Australië komen: het Great Barrier Reef. Duiken of snorkelen om te kijken naar de wonderschone wereld onder water. In de talrijke folders staat het wat bloemrijker beschreven, maar hier komt het op neer. 2000 kilometer koraal, het grootste gebied ter wereld. In duizenden jaren werd het rif opgebouwd. Bij het stijgen van het zeewater, dat aan het einde van de IJstijd het land binnendrong, werd een nieuwe kustlijn met eilandjes buiten de kust geschapen. Het bijzondere van het Great Barrier Reef is dat het koraal vlak voor de kust ligt. Iedereen wil daar dus een blik op werpen. Slecht voor het koraal, maar ‘bevoegde instanties’ beweren de situatie van minuut tot minuut in de gaten te houden.

Laat ik het direct zeggen, de tocht met Reef Magic Cruises overtreft onze stoutste verwachtingen. In het begin heb ik het moeilijk. Op een boot met enthousiastelingen en een bemanning die de opdracht heeft gekregen blij en beleefd te zijn, daar moet ik aan wennen. Kapitein Bob geeft het goede voorbeeld, bij het aan boord komen krijgt ieder een hand, hij kijkt je warm en diep in de ogen en even later houdt hij een bewogen speech. Maar hij blijkt echt aardig, hij weet verschrikkelijk veel, en zijn bemanning is onwaarschijnlijk behulpzaam en vriendelijk. Ze doen hun werk gewoon verdomd goed. Elaine komt uitleg geven hoe je moet snorkelen, ze gebruikt daarbij haar gehele lichaam en aangezien dat welgevormd is, mag ze van mij nog lang les geven.

Van de inleiding van conferencier Andy onthoud ik het slot. ‘Is er iemand uit Nieuw-Zeeland aan boord?’ Even wachten, rondkijken en dan tot groot vermaak van alle aanwezigen: ‘Nee, dan hoef ik het niet nog eens te vertellen.’

De boot gaat voor anker, wij hijsen ons in glibberige pakken, en klauteren het trapje af, op weg naar het rif. Ik behoor tot een groep van vijf, die onder leiding van Elaine, les krijgt in hoe je het best, dus eigenlijk het ontspannendst, door je bril naar de koralen en de vissen kunt turen. Ik ben haar diep dankbaar want dankzij haar constante aanwijzingen lukt het mij – toch een notoire onhandige – ongehinderd door ademnood of verslikkingen te genieten van de pracht binnen handbereik. Mocht ik in ademnood geraken dan komt dat door de kleuren van de vissen. Ze houden een schandalige wedstrijd wie het meest te bieden heeft. De concurrentie is onbarmhartig en het is uitgesloten hun rugnummers in de gaten te blijven houden. Ik, lid van deze vijfkoppige jury, zou niet weten wie ik de eerste prijs moest geven.

Als we iets heel moois zien houden we een duim op, en ik doe daar aan mee! Ik toon mijn duim aan een mevrouw die ik nog nooit gezien heb en ook nooit meer zal zien. En zij toont mij haar duim, met moeite want ze is gezakt voor watertrappen, maar ze houdt vol want ze is net zo enthousiast als ik. Ik zoek Lout die een eind verderop ligt, maar die is één met de vissen en wenst niet gestoord te worden.

Ik heb tot nu toe in Australië papegaaien gezien met kleuren die zich op mijn netvlies vastzetten, voorgoed. Over de kangoeroe kun je een heleboel zeggen, de emoe danst elegant en is aardig vanwege de vorm, maar geen beest valt wat de kleur betreft te vergelijken met wat zich onder water aan je vertoont. Combinaties die geen schilder ter wereld aan zou durven, worden door de meester onder water probleemloos toegepast. En het is net als met een dierentuin, ik heb prachtige vissen in aquaria gezien, zoals ik kangoeroes in een dierentuin heb gezien. Maar kangoeroes in volle ren door de outback te zien springen, dat is heel wat anders. Zoals het nu wat anders is, daar in het water, En die vissen die nieuwsgierig komen kennismaken en dan, na te hebben vastgesteld ‘weer zo’n zonderling’ hooghartig wegzwemmen. Zich bewust van hun uitwerking op ons, ondanks het kortstondige contact!