image

Het noodweer hield de hele nacht nog aan. Pas tegen de ochtend begon het op te klaren.

Dabby was al een paar keer beledigd de grot uitgelopen. Hij vond het maar niets dat de baas hem steeds grommend wegduwde als hij gezellig tussen de twee ineengestrengelde figuren op het bed wilde komen liggen. Waarom mocht dat onbekende vrouwmens wel lekker tegen de baas aankruipen en hij niet? Dat was zijn plekje, daar lag hij altijd.

Nick had vanmorgen echter geen enkele behoefte om zijn bed te delen met een warm hondenlijf. Hij had wel iets anders te doen.

Plagend gleden zijn vingers over Lucy’s blote schouder. “Wakker worden, klein droomstertje.”

“Mm? Wattizze?” Lodderig opende Lucy één oog.

“Tijd om op te staan.” Nick drukte een zoen op het puntje van haar neus. “De storm is voorbij. We moeten naar beneden voor ze de reddingsploegen op ons afsturen.”

Lucy ging kreunend rechtop zitten.

Al haar spieren deden pijn, waarschijnlijk door het ongemakkelijke bed. Of misschien kwam het door iets anders. Haar wangen kleurden rood.

“Hoe laat is het?” bracht ze moeizaam uit, de beelden van hun hartstochtelijke liefdesspel snel van haar netvlies wissend.

“Half zes,” zei Nick. Hij zag er uitgerust en energiek uit en leek helemaal geen last te hebben van spierpijn. “Hoe voel je je?”

“Geradbraakt.” Lucy wreef de slaap uit haar ogen en hoopte dat het schemerige licht in de grot haar verfomfaaide uiterlijk een beetje zou verdoezelen. Ze was ’s ochtends nooit op haar best, maar na een nacht op een provisorisch bed in een grot zou ze ongetwijfeld op een vogelverschrikker lijken.

“Ja, dat is je wel aan te zien,” lachte Nick, haar vermoedens onmiddellijk bevestigend. “Geeft niets, hoor. Ik vind je nog steeds de mooiste vrouw naast wie ik ooit wakker ben geworden.”

Hij sprong uit bed. “Ik ga koffie maken. Daar zijn we allebei wel aan toe, denk ik.”

Lucy, onwillig zijn warme lichaam te laten gaan, onderdrukte de neiging hem tegen te houden. Ze kon nog steeds niet geloven dat dit allemaal echt gebeurde, dat deze vreemde nacht die haar alles had gebracht waarvan ze al die maanden had gedroomd, deze eerste nacht die ze in Nicks armen had doorgebracht, inderdaad echt was geweest.

Ze duwde de ruwe wollen deken van zich af en grimaste even.

Nou ja, in haar dromen was ze natuurlijk wel in een iets andere omgeving wakker geworden. Deze grot vertoonde geen enkele overeenkomst met de romantische slaapkamer die ze voor ogen had gehad, maar het ging om het resultaat, nietwaar?

En dat was zeer bevredigend geweest. Meer dan dat. Het was wonderbaarlijk geweest. Ongelofelijk. Ze reageerde op Nick zoals ze nog nooit op een man had gereageerd. Ineens bleek er nog een heel andere vrouw binnen in haar te bestaan. Een hartstochtelijke, sensuele, spontaan reagerende vrouw, die in niets leek op de Lucy die ze kende.

“Wat zit je daar te stralen?” vroeg Nick die zijn ogen nauwelijks van haar af kon houden.

“Niets.” Ze glimlachte. “Ik ben gelukkig. Dat is alles.” Haar voeten raakten de ruwe vloer van de grot en ze kreunde even. “Nou ja, wat heet gelukkig? Kun je mij mijn sokken even aangeven? Ik geloof dat ze daar liggen, bij dat krukje. De grond is wel erg koud om er met blote voeten overheen te lopen.”

Nick grinnikte en gooide de sokken naar haar toe. “Hier, pak aan. De rest van je kleren moet je zelf halen. Ik wil dat prachtige lijf van je nog even bewonderen voor je het inpakt.”

“Pas maar op dat je het moois er niet van afkijkt,” merkte Lucy nuffig op, maar ze voelde haar lichaam onmiddellijk reageren toen ze onder zijn hongerige blik in haar blootje naar de hoek liep waar ze de avond ervoor haar kleren had uitgetrokken.

“Misschien sturen ze die reddingsploegen nog niet meteen,” zei Nick met een verlangende klank in zijn stem. “We kunnen ons vertrek best nog wel een halfuurtje uitstellen.”

Resoluut schudde ze haar hoofd. “Nee, dat doen we niet. Er komen nog genoeg andere halve uurtjes voor ons. Nu gaan we eerst zorgen dat we weer in de bewoonde wereld komen voor ze ons als vermist opgeven. Ik moet er toch niet aan denken dat de politie mijn familie in Nederland van mijn verdwijning op de hoogte brengt. Mijn vader is in staat om meteen in het vliegtuig te stappen. En anders Agnes wel.”

“Wie is Agnes?” wilde Nick nieuwsgierig weten.

“Mijn tante,” zei Lucy. “Mijn tante en mijn beste vriendin. Maar dat vertel ik je allemaal nog wel eens. Zorg jij nu maar dat die koffie er komt, dan kunnen we hier tenminste weg. Ik heb het nu wel een beetje gehad met al dat primitieve gedoe. Ze hadden toch op zijn minst een fatsoenlijk chemisch toilet kunnen installeren. Die bezoekjes aan het struikgewas kunnen me niet echt bekoren, zeker niet als alles kletsnat is van de regen.”

Alle gevreesde ontberingen waren echter onmiddellijk vergeten toen ze eenmaal buiten was.

Het noodweer had een heldere hemel zonder zelfs maar een klein wolkje achtergelaten en in het oosten zette de opkomende zon de ochtendhemel in een zachtroze gloed. Hier en daar klonk een aarzelend vogelgezang en de koude ochtendlucht had iets puurs, iets zuivers dat verfrissender werkte dan de lekkerste douche. Achtergebleven regendruppels op de bladeren van de bomen en struiken schitterden als kleine diamantjes. De wereld om haar heen leek ineens één grote schatkamer vol kostbare juwelen.

“O, Nick, we moeten echt zo snel mogelijk op pad. Het is zo prachtig!” riep ze opgetogen toen ze even later de grot weer binnenschuifelde. Ze nam haastig een paar slokken van de koffie die hij haar aanreikte. “Schiet op, we gaan. Waar is mijn rugzak gebleven? En mijn jack?”

“Rustig aan,” maande Nick. Hij had hun spullen al bij elkaar gezocht en was nu bezig om de laatste vuurresten te doven. “Die paar minuten om je koffie op te drinken doen er ook niet meer toe. We hebben nog een aardige afdaling te gaan, maar meer dan de koffie en een paar overjarige mueslirepen heb ik je helaas niet te bieden. Dus drink het maar netjes tot de laatste druppel op. Ik heb er lekker veel suiker ingedaan om je een beetje energie te geven, want dat zul je echt nodig hebben de komende uren. Wanneer heb je voor het laatst gegeten?”

“Gistermiddag,” bekende Lucy. “Voor ik ging wandelen.” Ze fronste haar wenkbrauwen. “O, wacht eens, ik geloof dat ik nog een stukje chocola in mijn rugzak heb zitten. Ik had het expres niet helemaal opgegeten omdat ik niet wist hoelang ik nog op de berg vast zou zitten.”

Ze grabbelde in haar tas en haalde er met een triomfantelijk gezicht een halve reep uit. “Hier, eerlijk delen. Jij zult ook wel trek hebben.”

“Meer in jou dan in iets anders,” grijnsde Nick, maar hij pakte de paar stukjes chocola toch zonder protesten aan.

Zwijgend knabbelden ze op de chocola.

Het was heerlijk om zo samen te zijn, bepeinsde Lucy. De kameraadschap, het gevoel elkaar al jaren te kennen… het was vreemd en tegelijkertijd zo gewoon. Alsof het zo hoorde, alsof er nooit iemand anders was geweest. De achterliggende maanden leken in één klap weggevaagd, alsof ze nooit hadden bestaan.

Zodra de reep op was en de mokken schoongespoeld verlieten ze de grot.

Dabby, die ongedurig heen en weer had gedrenteld voor de grot, sprong opgewonden om hen heen, blij dat ze weer op pad gingen. Hij rende voor hen uit, kwam als een speer weer terug en maakte al blaffend de raarste bokkensprongen.

Lucy moest er vreselijk om lachen.

“Hij is echt leuk,” zei ze terwijl ze naast Nick voorzichtig het smalle bergpad afdaalde. “Ik kan me voorstellen dat hij een gezellige huisgenoot is.”

“Zonder hem had ik die eerste maanden niet overleefd,” bekende Nick. “Ik kreeg hem als puppy van nog geen drie maanden. Sheelagh duwde hem in mijn handen op een moment dat ik het leven helemaal niet meer zag zitten. Ik ben nooit gek geweest op honden, maar toen ik dat zachte bolletje op mijn schoot had en die diepe zucht van tevredenheid hoorde, was ik helemaal verkocht. Hij was nog heel klein, maar het leek wel of hij aanvoelde dat ik niets kon zien. Van het begin af aan waarschuwde hij me als ik bijna op iets trapte of de verkeerde kant uitging. Het was werkelijk ongelofelijk.”

“Ik dacht echt dat hij een reddingshond was toen hij gisteren zo ineens voor me opdook,” vertelde Lucy. “Hij duwde net zolang tegen me aan tot ik de juiste kant opliep.”

Nick keek even opzij. “Wat had je gedaan als Dabby je niet had gevonden?”

“Geen idee.” Ze huiverde even. “Waarschijnlijk was ik van ellende ergens aan de rand van het pad gaan zitten wachten tot de bui over was. Ik weet niet of ik dat had overleefd. Het ging echt goed tekeer vannacht. Ik moet er niet aan denken dat ik die uren onder de blote hemel had moeten doorbrengen.”

“Ik ook niet,” zei Nick ernstig. “Als ik niet…” Hij zweeg abrupt. “Stil eens, ik geloof dat ik in de verte stemmen hoor.”

Hij bleef staan en luisterde aandachtig. “Ja, het komt van links. Dat is vast de ploeg mannen van Eamons boerderij. Hoor je ze?”

Lucy schudde haar hoofd. “Nee, ik hoor niets.”

“Ik wel.” Nick glimlachte. “Een van de overblijfselen van mijn blind zijn. De arts zegt dat het minder zal worden naarmate ik weer meer op mijn ogen ga vertrouwen.”

Hij maakte van de gelegenheid gebruik om snel een kus op Lucy’s mond te drukken. “Mijn reuk, smaak en tastzin zijn ook nog steeds meer dan normaal ontwikkeld, zegt hij. Je smaakt en voelt heerlijk aan, Lucylief. Over de geur zal ik het op dit moment maar even niet hebben. Ik neem aan dat je gewoonlijk iets frisser ruikt.”

“Ben je altijd zo complimenteus?” Lachend duwde ze hem weg. “Ik weet niet of ik nog wel zo blij met je ben. Misschien heb ik in mijn verbeelding wel een heel ander persoon van je gemaakt dan je in werkelijkheid bent.”

Nicks gezicht betrok. “Ja, dat is inderdaad mogelijk. Wat kennen we elkaar nu? Misschien heb je na een paar weken wel schoon genoeg van me. Ik ben nu eenmaal niet de makkelijkste persoon om mee samen te leven. Dat is me meer dan eens onder de neus gewreven.”

“Ach, dat zien we dan wel weer,” vond Lucy schouderophalend. “Het enige wat ik van het begin af aan wilde, was dat hele speciale gevoel dat we voor elkaar hebben een kans geven. Dat werd ons door het ongeluk afgenomen, maar het ziet ernaar uit dat we nog een tweede kans krijgen. En die wil ik met beide handen pakken, of je nu moeilijk of makkelijk in de omgang bent. Wat en óf er verder iets van komt, merken we vanzelf.”

“Ja, je hebt helemaal gelijk.” Hij greep haar hand en begon opgewekt verder te lopen. “Voorlopig ben je nog een dag of tien in Leenane, dus we hebben alle tijd om elkaar beter te leren kennen. En de omgeving. Het is hier zo mooi, Lucy. Ik weet zeker dat je er net zo van zult genieten als ik.”

“Vast wel.” Lucy knikte. “Maar eerst wil ik uitrusten en uren slapen in een echt bed. Ik ben nu al doodmoe. Hoelang duurt het nog voor we beneden zijn?”

“Een uur of twee,” schatte Nick. “Je bent gisteren aardig van de hoofdroute afgedwaald. Maar ik weet zeker dat Eamon en zijn mannen wel iets te eten bij zich zullen hebben. Je zult zien dat je je na een goede maaltijd weer een stuk beter voelt. En anders leggen we je op de stretcher die ze standaard mee hebben op een reddingsoperatie als dit. Dan dragen we je de berg wel af. Beneden komen zul je, daarover hoef je niet in te zitten.”

Nick kreeg helemaal gelijk. Een paar kilometer verderop liepen ze recht in de armen van de reddingsploeg, die inderdaad werd aangevoerd door Eamon Gallagher.

De mannen waren bij het krieken van de dag verder gegaan met de zoektocht die ze de avond ervoor vanwege het weer hadden moeten opgeven. Lucy en Nick werden onmiddellijk voorzien van sandwiches en warme koffie, wat inderdaad hielp om weer nieuwe energie te krijgen voor het laatste gedeelte van de tocht naar beneden.

Terug bij de Portfinn Lodge namen Eamon en zijn mannen snel afscheid. De storm had een hoop schade aangericht die zo snel mogelijk opgeruimd moest worden. Met Lucy weer veilig in haar hotel was de reddingsoperatie afgerond en kon iedereen zijn krachten wijden aan andere dringende zaken.

Owen was opgelucht dat zijn gast weer heelhuids terug was. Hij schoof haar en Nick aan een tafeltje in het restaurant en stond erop eerst een uitgebreid ontbijt voor hen te maken.

“Die sandwiches zijn allang verteerd,” zei hij gedecideerd toen Lucy zwakjes protesteerde dat ze van de reddingsploeg al eten hadden gehad.

En inderdaad, toen hij even later twee borden volgeladen met eieren, spek, tomaten en worstjes voor hen neerzette, liep Lucy het water in de mond. Hongerig viel ze erop aan en ook Nick had geen enkele moeite om zijn bord leeg te krijgen.

Ze zaten net voldaan aan hun zoveelste kop koffie van die ochtend, toen de deur van het restaurant openzwaaide en een jonge, roodharige en duidelijk in verwachting zijnde jonge vrouw naar binnenstormde.

“Nick! Gelukkig, je bent veilig terug.” Ze gaf hem een dikke klapzoen op zijn wang en ratelde opgewonden verder: “Ik heb zo in angst gezeten toen ik hoorde dat je de berg op was. Ik heb de hele nacht nauwelijks een oog dichtgedaan. Maar je bent er weer. En je hebt haar gevonden, hè?” Met een stralende lach op haar gezicht wendde ze zich tot Lucy.

“Hallo, ik ben Sheelagh Gallagher. En jij moet Lucy zijn.”

Lucy kon niet anders dan glimlachen om het onstuimige enthousiasme dat de ander uitstraalde.

“Ja, dat klopt,” prevelde ze, toch een beetje verlegen nu ze oog in oog stond met Nicks vermeende minnares.

Sheelagh schoof naast Nick aan tafel. “Heeft hij je al verteld dat hij van je houdt?” vroeg ze plompverloren. “Want als hij het niet heeft gedaan, dan vertel ík het je nu. Dat stomme gedoe tussen jullie moet maar eens afgelopen zijn.”

“Sheelagh!” protesteerde Nick verontwaardigd, maar het had geen zin.

Sheelagh was vastbesloten haar zegje te doen.

Ze boog zich vertrouwelijk naar Lucy toe en zei: “Al die maanden heeft hij om jou lopen kniezen. Maar hij is zo eigenwijs, hè, hij vertikte het gewoon om het toe te geven. Ik mocht niet eens je naam noemen, dan vloog hij al in de fik. Je hoefde echt geen helderziende te zijn om te zien dat hij helemaal smoor op je was. Het is dat hij me net voor was en zelf de stoute schoenen heeft aangetrokken, anders zou ik hem eigenhandig naar je toe hebben gesleept.”

“Zo is het wel goed, Sheelagh,” zei Nick streng, maar zijn ogen lachten. “Ik denk dat de boodschap is overgekomen. Bovendien kan ik heel goed mijn eigen boontjes doppen, zoals je inmiddels zou moeten weten.”

“Dat betwijfel ik,” merkte Sheelagh plagend op. “Als ik de troep zie die ik iedere ochtend bij je moet opruimen, dan mankeert er nog wel het een en ander aan dat boontjes doppen van jou.”

Ze wendde zich weer tot Lucy. “Weet je, misschien is het toch beter om er nog even over na te denken of je hem echt wel wilt, Lucy. Ik kan je heel wat verhalen over hem vertellen.”

“Doe maar niet,” adviseerde Nick. “Er doen al te veel verhalen de ronde. Wist je dat volgens de tamtam jouw bolle buik aan mij te danken is?”

“Natuurlijk wist ik dat.” Sheelaghs ogen begonnen te twinkelen. “Ben je daar nu pas achtergekomen? Dat verhaal bestaat al vanaf het moment dat mijn zwangerschap bekend was.”

“Wat? Waarom heb je mij dat niet verteld?” Nick was oprecht geschokt. “Als ik het had geweten, zou ik het niet goed hebben gevonden dat je zo vaak bij me over de vloer kwam.”

“Precies, en daarom heb ik niets gezegd.” Sheelagh pikte een overgebleven geroosterde boterham van zijn bord en beet er uitdagend een stukje vanaf. “Ik wist dat je me dan zou verbieden om nog langer voor je te werken en met de baby op komst kon ik me dat niet permitteren. Het geld dat ik bij jou verdien, is hard nodig om de toekomstige nieuwe wereldburger te voorzien van een aantal noodzakelijke dingen. Nevan mag dan aardig verdienen, een vetpot is het niet.”

Ze nam nog een hapje en ging met volle mond verder: “Je hoeft je helemaal niet schuldig te voelen, hoor. De mensen roddelen toch, zo werkt dat nu eenmaal. En ik heb het er al lang en breed met Nevan over gehad in onze brieven. Hij had er geen enkel bezwaar tegen dat ik bij jou bleef werken. Je moet niet vergeten dat het in de winter bijna onmogelijk is om een betaald baantje in de buurt te vinden. Bovendien zit niemand te wachten op een zwangere vrouw. Nee, ik had het uitstekend naar mijn zin bij jou. Dat geroddel zegt meer over de roddelaars dan over mij.”

“Het was anders wel de reden dat ik gisteren de berg ben opgegaan,” bekende Lucy. “Toen Owen me over jou en Nick en de baby vertelde, was ik er zo van ondersteboven dat ik onmiddellijk mijn koffers wilde pakken om naar huis te gaan. Ik wilde geen moeilijkheden tussen jullie veroorzaken. Owen haalde me over om toch nog een nachtje te blijven vanwege het voorspelde noodweer, maar ik voelde me zo rot, dat ik niet binnen kon blijven zitten. Daarom besloot ik die wandeling te maken met alle gevolgen van dien.”

“Geloofde je die roddels dan echt?” Sheelagh keek haar verbaasd aan. “Nick is toch helemaal geen man om iets met een getrouwde vrouw te beginnen? Daar heeft hij veel te veel verantwoordelijkheidsgevoel voor. Geloof me, hij heeft zich al die maanden keurig gedragen.”

Ze grinnikte ondeugend. “Misschien was het maar goed dat de bruiloft plaatsvond voor Nevan naar zee ging. Ik denk dat ik wel een poging had gewaagd om Nick te versieren als ik nog vrij en ongebonden was geweest. Wist je dat hij wordt beschouwd als de meest begeerde vrijgezel van Leenane? Het pubbezoek is aardig toegenomen sinds hij er regelmatig over de vloer komt.”

“Meen je dat?” Lucy glimlachte. “Des te meer reden voor mij om hem niet meer uit het oog te verliezen.”

“Zo mag ik het horen.” Sheelagh stond op en stak haar hand op. “Mensen, ik ga. Ik denk dat jullie wel aan een paar uurtjes rust toe zijn na het avontuur van vannacht. Het uitgebreide verhaal hoor ik nog wel, maar het zit in ieder geval goed tussen jullie twee, Lucy, dat kan ik wel zien aan die schaapachtige grijns van Nick.” Ze wierp hen nog een kushandje toe en maakte dat ze wegkwam.

“Dat was dus Sheelagh,” merkte Nick nogal overbodig op.

Lucy glimlachte. “Ik vind haar leuk. Ze komt heel enthousiast en doortastend over.”

“Dat is ze ook. En vooral die eerste maanden had ik dat heel erg nodig.”

Nick legde zijn hand even op de hare en gaf er een klein kneepje in. “Ik moet je even aanraken, Luus. Even zeker weten dat ik niet droom, dat je echt tegenover me zit.”

Lucy keek in zijn diepgroene ogen en zag haar eigen gevoelens erin weerspiegeld.

“Ik denk niet dat Owen het heel erg vindt als je je in mijn kamer even opfrist voor je naar huis gaat,” merkte ze een beetje schor op. “Tenzij jij nodig weg moet?”

“Ik heb helemaal geen haast om naar huis te gaan,” zei Nick. Hij stond op en trok haar achter het tafeltje vandaan. “Dabby ligt lekker te slapen in de auto. Die heeft voorlopig wel genoeg beweging gehad, dus ik heb alle tijd. Alle tijd van de wereld.”

Hij duwde haar het restaurant uit, de gang in naar de hotelkamers en fluisterde in haar oor: “En ik kan me niets beters voorstellen dan die tijd met jou door te brengen. We hebben al genoeg tijd verloren.”

“Dat was niet míjn schuld,” zei Lucy. Ze maakte de kamerdeur open en trok hem snel over de drempel. Met haar voet schopte ze de deur achter hen dicht voor ze haar armen stevig om zijn nek sloeg. “Je hebt dus heel wat goed te maken. Het lijkt me een prima idee om daar maar meteen mee te beginnen.”

“Ik doe niets liever,” murmelde Nick. Hij boog zijn hoofd en kuste haar tot ze allebei buiten adem waren.

Hijgend maakte ze zich uit zijn armen los. “Nick… even… even pauze, alsjeblieft. De… de douche… Ik stink…”

Nick grijnsde. “Inderdaad. Als een otter. Maar daar kunnen we wel wat aan doen.”

Een voor een begon hij haar kleren uit te trekken. “Ik ben namelijk een kei in het rugwassen.” En grijnzend duwde hij haar de badkamer in.

De dagen vlogen voorbij.

Lucy zei haar kamer in de Portfinn Lodge op en nam haar intrek in Rose Cottage. Nick en zij waren onafscheidelijk. Er was zoveel te bepraten, zoveel te leren over elkaar.

Hij vertelde haar over zijn tijd in de kliniek, over Marilou die hem had gedwongen zijn weg te vinden in een donkere wereld, over de eerste weken in Leenane. Zij op haar beurt vertelde hem over de maanden waarin ze zichzelf was kwijt geweest, de doffe wanhoop, haar vlucht in de armen van Koen.

Ze maakten urenlange wandelingen met Dabby, bezochten samen het gedenkteken van de Famine Walks en spendeerden menig uurtje in de pub, waar Lucy kennismaakte met de mensen die Nick hadden geholpen zijn leven opnieuw op te bouwen.

Sheelagh kwam nog steeds elke ochtend langs om het huis aan kant te maken en de twee jonge vrouwen konden het uitstekend met elkaar vinden. Ze giechelden heel wat af tijdens de afwas als Sheelagh haar visie gaf op Nicks gedrag in de afgelopen maanden.

Van haar hoorde Lucy ook dat Nick al die maanden zijn gitaar niet had aangeraakt.

Het schokte haar, want ze had altijd gedacht dat de muziek hem juist in die donkere tijd troost zou hebben gebracht.

“Hij wilde niet voelen,” legde Sheelagh haar tijdens een van hun onderonsjes uit. “Muziek maakt emoties los, brengt gevoelens onder woorden en dat was nu net wat Nick niet wilde.”

Ze keek Lucy onderzoekend aan. “Jij kunt hem de muziek teruggeven, dat weet ik zeker. Je móét hem de muziek teruggeven, want anders zal er altijd een stukje van zijn hart gevoelloos blijven.”

Lucy dacht veel over Sheelaghs woorden na.

Natuurlijk had ze het met Nick over de toekomst gehad. Hij had verteld dat hij er sterk over dacht om terug te keren naar zijn boerderij in Groningen nu het ernaar uitzag dat ze aan het begin stonden van een vaste relatie.

“Misschien wil je er alvast over nadenken om over niet al te lange tijd bij me in te trekken,” had hij schuchter voorgesteld. “Als je wilt, zou je op zoek kunnen gaan naar een baan in de buurt, maar noodzakelijk is het niet. Ik heb genoeg op de bank staan om er samen de eerstkomende jaren riant van te leven en misschien kan ik met mijn tekenwerk wel het een en ander verdienen. Hier zijn ze er in ieder geval enthousiast over, dus misschien is het een goed idee om dat verder te ontwikkelen.”

“En Red Valley dan?” had ze verbaasd gevraagd.

“De band bestaat niet meer,” was het korte antwoord geweest en ondanks haar aandringen had hij geweigerd er verder over te praten.

Het klopte niet, dacht Lucy, toen ze aan het eind van haar vakantie afwezig haar spullen inpakte voor de terugreis.

Nick was al van kleins af aan bezig geweest met muziek. De band was zijn leven geweest, de andere bandleden zijn familie. Hoe kon hij dat alles zomaar aan de kant schuiven? Het excuus van niet willen voelen was niet meer van toepassing nu zij weer in zijn leven was.

Dus misschien had zijn weigering een andere oorzaak. Misschien was het wel angst. Angst om weer op het podium te moeten staan na zo’n lange afwezigheid. Angst dat een optreden met de band hem iedere keer opnieuw zou herinneren aan het ongeluk.

Ze deed de koffer dicht en staarde nog even in gedachten voor zich uit. Moest je niet zo snel mogelijk weer in het zadel als je van je paard was gevallen?

Een vaag plan kwam bij haar op. Een plan dat voor Nick misschien de eerste stap zou kunnen zijn om zijn angst te overwinnen. Ze zou er hulp bij nodig hebben, maar ze wist zeker dat ze die zou kunnen krijgen. Zijn vrienden, zijn échte vrienden, zouden hem niet laten vallen, ook al had hij hen sinds het ongeluk moedwillig op afstand gehouden.

Glimlachend richtte ze zich op. Ze had ertegenop gezien om terug te gaan naar Nederland, om Nick hier te moeten achterlaten tot hij alles had geregeld voor zijn terugkeer. Nu was ze er blij mee. Het gaf haar de kans om haar plannetje rustig voor te bereiden. Nick mocht er niets van weten.

Ze wist zeker dat hij het er niet mee eens zou zijn, maar dat zou haar er niet van weerhouden om het toch door te zetten. Per slot van rekening had hij zich ook verzet tegen haar aanwezigheid in haar leven en kijk eens hoe gelukkig hij nu was? Sheelagh had meermalen uitgeroepen dat ze hem bijna niet meer herkende, zo vrolijk ging hij nu door het leven.

Met een vastberaden uitdrukking op haar gezicht greep Lucy haar koffer.

Het was tijd om naar huis te gaan.