Nieuwsgierig gluurde Sheelagh over Nicks schouder naar de tekening die hij aan het maken was. Ze wist dat hij er niet van hield als ze hem op de vingers keek, maar ze kon het niet laten.
“Mooi, die lichtval op het water,” merkte ze op. “Maar aan die boom daar aan de zijkant moet je nog wel iets doen. Dat lijkt er niet op.”
“Bemoei je er niet mee,” bromde Nick. “Moet jij geen ramen zemen of zo?”
“Nee, ik ben klaar voor vandaag.” Sheelagh ging demonstratief tegenover hem aan tafel zitten. “Bovendien mag ik van jou met mijn zwangere buikje niet meer op een trapleer staan, dus ik heb alle tijd.”
Met een zucht legde Nick zijn potlood neer. “Oké, ik geef me gewonnen. Dacht je dat ik niet in de gaten had dat je al een halfuur mijn aandacht probeert te trekken? Vooruit, zeg maar wat je op je lever hebt.”
Sheelagh sloeg schuldbewust haar ogen neer. “Sorry. Ik wilde je niet storen, maar er is iets wat je moet weten. Toen ik vanmorgen bij Mary in de supermarkt was, vertelde ze me dat er iemand is die naar jou loopt te informeren.”
“Alweer?” Nick fronste zijn voorhoofd. “Zie je wel, ik had nooit toestemming moeten geven voor de verkoop van die mapjes. Ik dacht dat het weinig kwaad kon, maar dat valt toch tegen. Misschien moet ik ze maar weer uit het Sheep and Wool Centre weghalen.”
“Dat zou eeuwig zonde zijn,” protesteerde Sheelagh. “Jouw tekeningen zijn veel te goed om in de kast te laten liggen. Als je niet meer wilt zingen, kun je altijd nog met dit soort dingen de kost verdienen. Je hebt absoluut talent.”
“Dank je wel, maar ik hoef niet meer zo nodig,” zei Nick kortaf. “Daar hebben we het al vaker over gehad. Die tijd ligt achter me. Ik wil gewoon rustig leven zonder dat iedere stap die ik zet met argusogen door de pers wordt bekeken.”
“Oké, oké!” Sheelagh hief afwerend haar handen op. “Je hoeft niet boos op míj te worden. Ik kan er ook allemaal niets aan doen. En je weet best dat iedereen in het dorp eraan meewerkt om je dat rustige leventje te geven. Daarom waarschuwde Mary me ook.” Ze zweeg en pakte afwezig een van de potloden op die Nick voor zich op tafel had liggen.
Nick wachtte ongeduldig af tot ze verderging, maar toen ze bleef zwijgen, griste hij het potlood uit haar vingers en informeerde koeltjes: “Was dat alles?”
“Nee.” Sheelagh zuchtte. “Nick, ik denk dat… Ik weet eigenlijk wel zeker…”
Zenuwachtig beet ze op haar onderlip. “Degene die naar jou vraagt, is Lucy.”
“Wat?”
Abrupt schoof Nick zijn stoel achteruit en vloog overeind. “Lucy? Dat kan niet! Of heeft Kieran dat soms geregeld? Heeft hij haar verteld waar ik ben?”
“Kieran heeft er niets mee te maken,” zei Sheelagh. “Ik heb hem vanmorgen meteen gebeld, maar hij zegt dat hij al in geen maanden contact met haar heeft gehad. Ze heeft je op eigen houtje opgespoord, Nick. Je bent voor haar blijkbaar zo belangrijk dat ze persoonlijk naar Leenane is gekomen om je te ontmoeten.”
“Als dat zo is, jaagt ze nog steeds een droom na,” zei Nick kortaf.
Hij liep naar de kast in de hoek van de kamer en trok een fles whisky tevoorschijn.
Verbaasd keek Sheelagh toe hoe hij een flinke borrel inschonk en die in één teug achterover sloeg. Haar opmerking moest hem beslist van streek hebben gemaakt, want ze had hem overdag nog nooit zien drinken.
“Doe je het een beetje rustig aan?” merkte ze bezorgd op toen hij meteen erna een tweede borrel inschonk. “Het is wel erg vroeg om nu al naar de fles te grijpen.”
Geïrriteerd draaide Nick zich om.
“Bemoei je er niet mee,” snauwde hij. “Het feit dat je hier bijna dagelijks over de vloer komt, betekent nog niet dat je mij kunt vertellen hoe ik me moet gedragen.”
“Oké, dan zeg ik toch niets meer.”
Beledigd stond Sheelagh op. Haar steeds dikker wordende buik stak uitdagend naar voren.
“Als jij alleen al bij het horen van Lucy’s naam een borrel nodig hebt, dan is er toch iets flink mis in die bovenkamer van je. Mary vertelde me dat Lucy van plan is om nog een poosje in Leenane te blijven, dus misschien moet je je voorraad whisky straks maar even aanvullen. Je zult haar ongetwijfeld een keertje tegen het lijf lopen.” Ze wierp hem nog een laatste vernietigende blik toe en stormde de kamer uit.
Nick merkte het nauwelijks. Zijn hart bonsde als een gek en het bloed raasde door zijn lijf.
Lucy was in Leenane!
Hij nam een flinke slok en onderdrukte de neiging het glas tegen de muur te gooien. Waarom was ze gekomen? Hij wilde dit niet. Niet nu hij zijn leven net weer een beetje op de rit had. In dat nieuwe leven was geen plaats voor haar.
Als hij één ding had geleerd van het ongeluk was het wel dat een mens ongelofelijk kwetsbaar was. Van het ene op het andere moment konden alle zekerheden wegvallen. Het was een angst die hem op de raarste momenten naar de keel kon vliegen. Daarom wilde hij geen relatie meer. Niet met Lucy, niet met wie dan ook. Hij zou constant in angst zitten dat er iets onherroepelijks zou gebeuren. Dat die ánder iets zou overkomen, dat hém iets zou overkomen.
Waarschijnlijk stelde hij zich aan, want die kans was natuurlijk altijd en bij iedereen aanwezig. Miljoenen mensen konden daar gewoon mee leven en gelukkig zijn in een relatie. Maar híj zou dat niet kunnen. Niet na wat er was gebeurd. Dat wist hij gewoon.
Hij had verwacht dat Lucy hem na al die maanden wel vergeten zou zijn. Per slot van rekening kenden ze elkaar nauwelijks, dus waarom dook ze nu ineens weer op? Waarom liet ze hem niet met rust?
Sheelagh had gelijk. Als Lucy van plan was om een poosje in Leenane te blijven, zou hij haar beslist een keer tegen het lijf lopen.
Zou ze veranderd zijn? Of zou ze nog net zo mooi zijn als hij zich haar herinnerde? Zou haar mond nog net zo zoet smaken als die avond op de parkeerplaats?
Met een klap zette hij het glas op de tafel. Nee, daar mocht hij niet aan denken. Hij had zijn besluit genomen en daar zou hij zich aan houden. Geen Lucy. Nooit meer Lucy.
Ineens voelde hij een natte neus tegen zijn hand.
Dabby duwde zich tegen zijn dijbeen en jankte zachtjes.
“Wat is er, ouwe jongen?” Afwezig streelde Nick over het warme hondenlijf. “Voel je je een beetje verwaarloosd?”
De hond blafte een paar keer enthousiast en rende kwispelend naar de hal waar zijn riem aan de deurhaak hing. Verwachtingsvol keek hij om.
Nick moest lachen. “Oké, ik snap het al. Je wilt naar buiten. Vooruit dan maar, ik offer me wel weer op. Van tekenen komt nu toch ook niet veel meer. Maar niet te lang, hoor je me? Volgens de weersverwachting gaat het weer vanmiddag veranderen.” Al pratend greep hij zijn jack van de kapstok, pakte de riem en deed de voordeur open.
Dabby schoot als een pijl uit de boog weg, het smalle voetpad omhoog de bergen in.
Nick volgde in een wat langzamer tempo. Met bedachtzame passen klom hij naar boven tot hij op een plateau kwam dat een weids uitzicht over de baai bood.
Lichtelijk hijgend van de klim liet hij zich op een grote kei zakken en staarde diep in gedachten naar de fjord beneden hem. Deze keer kon de prachtige omgeving hem echter niet tot rust brengen. Op zijn netvlies zag hij steeds weer het gezicht van Lucy voor zich. Ze was zo dichtbij en toch zo onbereikbaar. Wat moest hij doen als ze elkaar tegenkwamen? Of als ze ineens voor zijn deur stond?
Zijn hoofd ging met een ruk omhoog.
Waarom zou hij eigenlijk wachten tot hij haar toevallig tegen het lijf liep? Waarom zou hij haar niet gewoon opzoeken om haar duidelijk te maken dat haar bezoek aan Leenane zinloos was? Hij zou haar ermee kwetsen, zeker, maar als ze wist, dat hij haar echt niet in de buurt wilde hebben, zou ze ongetwijfeld vertrekken. En ditmaal voorgoed. Zolang zij hier ronddwaalde, zou hij toch geen rust hebben. Hij wilde de confrontatie achter de rug hebben zodat ze allebei verder konden met hun leven. Apart van elkaar.
Hij kreunde even hardop.
Waarom was ze weer in zijn leven opgedoken? Hij had het hoofdstuk Lucy toch al maanden geleden afgesloten? Het leek wel of ze hem wilde pijnigen, steeds weer die oude wond wilde openrijten. Het kon niet, het mocht niet. Lucy en hij… dat was voorbij voordat het ooit was begonnen. Waarom wilde ze dat niet begrijpen? Hij was geen materiaal voor een langdurige relatie. Nooit geweest, en nu al helemaal niet meer. En dat ging hij haar nu meteen vertellen!
Met een scherp bevel riep hij Dabby naar zich toe. De hond gehoorzaamde, al was het niet van harte. Hij had liever nog een poosje rondgerend.
Schuldbewust keek Nick naar de droevige blik in de bruine hondenogen.
“Sorry, ouwe jongen,” mompelde hij. “De baas heeft haast vandaag, maar geloof me, als ik dit eenmaal heb afgehandeld, zullen er nog genoeg wandelingen volgen. Ik denk dat dat de enige remedie zal zijn om Lucy echt uit mijn systeem te krijgen: mezelf uitputten tot ik erbij neerval!” En met een grimmige uitdrukking op zijn gezicht begon hij aan de terugtocht naar huis.
Aan de andere kant van Leenane prikte Lucy op datzelfde moment lusteloos in de clubsandwich die Owen voor haar had gemaakt.
Ondanks haar pogingen om Nick te vinden was ze sinds haar aankomst drie dagen geleden nog niets opgeschoten. O, de mensen die ze ontmoette, waren vriendelijk genoeg. Tot ze Nicks naam liet vallen. Dan leek het alsof er een luik dichtklapte en bleek iedereen ineens vreselijke haast te hebben om weg te komen.
Ze zuchtte en staarde naar haar bord.
“Smaakt het niet?” Owen, met wie ze in de afgelopen dagen al een aardige band had opgebouwd, kwam naar haar toe. Hij keek bezorgd naar de nog bijna onaangeraakte sandwich. “Als je liever iets anders wilt, moet je het zeggen, Lucy. Ik heb ook nog een heerlijk soepje klaarstaan en…”
“Nee, nee, dit is prima,” onderbrak Lucy hem haastig. “Het ligt aan mij. Ik heb niet zo’n trek. Te veel om over na te denken.”
Hij schoof een stoel bij en kwam naast haar zitten. “Oké, lassie, gooi het er dan maar uit. Gedeelde smart is halve smart en ik kan goed luisteren. En misschien kan ik helpen. Ben je nog steeds op zoek naar die landgenoot van je?”
Ze knikte. “Ja. Hij moet hier echt ergens in de buurt wonen, maar niemand wil me vertellen waar. Ik snap het niet. Waarom doet iedereen zo geheimzinnig?”
“Misschien omdat hij geen landgenoten wil ontmoeten?” merkte Owen droogjes op.
Net als alle anderen in het dorp was hij op de hoogte van Nicks verzoek om zijn verblijfplaats voor buitenstaanders geheim te houden. Het had iets te maken met zijn verleden als zanger, maar het fijne wist hij er niet van.
Hij kende Nick wel. De lange Hollander kwam regelmatig een hapje bij hen eten en ook in de pub dronken ze wel eens een biertje met elkaar. Dan hadden ze het over het weer, over de mooie omgeving en over Nicks tekeningen, maar nooit over zijn verleden. Het scheen dat de man stekeblind was geweest toen hij in Leenane arriveerde, maar die periode had Owen niet meegemaakt. Toen zat hij nog in New York.
Nu keek hij peinzend naar de jonge blonde vrouw die speciaal hierheen was gekomen om Nick te ontmoeten. Was ze een fan van hem? Wilde ze alleen maar een handtekening of zat er een andere reden achter haar zoektocht? Ze leek hem niet het type om achter een man aan te lopen alleen omdat hij beroemd was.
“Vertel het me,” drong hij aan. “Misschien kan ik helpen.”
“Echt?” Hoopvol keek Lucy hem aan. “Ken je hem dan?”
Owen aarzelde. “Laten we het er maar op houden dat ik weet wie je bedoelt,” zei hij ontwijkend.
“O, Owen!” Lucy’s gezicht begon te stralen. “Eindelijk iemand die toegeeft dat hij bestaat. Gaat het goed met hem? Heeft hij geen last meer van zijn ogen?”
“Ho, ho, ik zei niet dat ik hem kende, ik zei dat ik weet wie je bedoelt.” Owen keek haar streng aan. “Jij gaat me eerst vertellen waarom je hem wilt ontmoeten. En ik beloof niets.”
“Oké.” Lucy haalde even diep adem. “Nick en ik… Nou ja, het komt er eigenlijk op neer dat er tussen ons een aantal dingen uitgepraat moet worden. Of liever gezegd, ík vind dat er gepraat moet worden. Ik hoopte dat als ik eenmaal hier was…” Haar stem stokte en ze sloeg haar ogen neer.
“Dat het anders zou zijn?” Owen zuchtte.
Aan haar blozende gezicht te zien was ze tot over haar oren verliefd op Nick. Een liefdesgeschiedenis dus. Waarschijnlijk had ze vroeger een relatie met hem gehad die was misgelopen en nu was ze hierheen gekomen in de hoop dat het weer goed zou komen.
Met een blik vol medelijden keek hij haar aan. “Och, lassie, lassie, soms is het beter om het verleden te laten rusten.”
Lucy keek op. Ze schudde haar hoofd. “In dit geval niet, Owen. Dat héb ik namelijk al geprobeerd, maar het verleden laat míj niet met rust. Daarom moet ik met hem praten. Hij is zo koppig, weet je, en…”
“Ik denk niet dat het een goed idee is,” onderbrak Owen haar zachtjes. “Ik weet dat Nick hierheen is gekomen om een nieuw leven te beginnen en dat is hem gelukt.” Hij aarzelde even en voegde eraan toe: “In álle opzichten.”
In alle opzichten?
Niet begrijpend staarde Lucy hem aan. Plotseling zag ze de tekening van het lachende meisje in de deuropening van de cottage weer duidelijk voor zich. Ineens drong het tot haar door wat Owen haar duidelijk wilde maken.
Dus toch.
Nick had inderdaad een vriendin.
Ze beet op haar lip om de tranen die ineens achter haar oogleden brandden tegen te houden.
Owen legde even zijn hand op de hare.
“Ik ken Nick niet echt goed,” zei hij zacht, “maar ik weet wel dat hij veel omgaat met Sheelagh Gallagher. Of Quinn, zoals ze nu heet. Ze is getrouwd, maar haar man zit al maanden op zee. En…” Hij aarzelde even. “Sheelagh is in verwachting. Er wordt gefluisterd dat Nick de vader is.”
Een baby? Had Nick een getrouwde vrouw zwanger gemaakt?
“Ik wil best voor je informeren of hij bereid is om met je te praten,” zei Owen aarzelend. “Maar ik denk niet dat het veel zin heeft. Zoals ik al zei, ik ken hem niet zo heel goed, maar ik weet wel dat hij een vent met verantwoordelijkheidsgevoel is. Zelfs als hij nog gevoelens voor je heeft, zou hij daar niet aan toegeven. Hij laat een zwangere vrouw niet in de steek voor een oude liefde.”
Met een ruk schoof Lucy haar stoel achteruit.
Haar knieën trilden. Ze moest weg. Ze moest nadenken. Alleen.
“B-Bedankt dat je me dit hebt verteld,” zei ze beverig. “Ik begrijp het. Zeg maar niets tegen Nick. Dat ik hier was, bedoel ik.”
Ze wilde gillen, krijsen, iets aan stukken scheuren, maar dat kon niet. Ze moest de schijn ophouden, net doen of ze blij voor hem was dat hij een nieuwe liefde had gevonden.
“Weet je, toen hij destijds uit Nederland vertrok, was hij er heel slecht aan toe. Al die tijd hoorde ik niets van hem, dus ik maakte me nogal ongerust. Maar nu ik weet dat het weer goed gaat met hem, is er geen enkele reden om hem te confronteren met iemand uit zijn verleden.” Ze probeerde te glimlachen, maar het lukte niet erg.
“Kan ik iets voor je doen? Wil je soms een borrel?” vroeg Owen met een bezorgde blik op haar witte gezicht. Hij had zielsmedelijden met haar. Het arme kind. Helemaal uit Holland gekomen met een hart vol hoop en liefde, alleen om te horen dat Nick een ander had en binnenkort vader zou worden. Dat was tenminste wat er in het dorp werd gezegd. En hij geloofde het wel. Sheelagh Gallagher was een mooie, warmbloedige vrouw. Er waren weinig mannen die niet hun hoofd omdraaiden als zij voorbijkwam. Hij had gehoord dat ze al maanden dagelijks bij Nick over de vloer kwam, zelfs al voor ze met die zeeman van haar was getrouwd. Met een man die maandenlang op zee zat, was dat natuurlijk vragen om moeilijkheden.
Lucy griste haar handtas van de grond en schoof haar stoel onder de tafel. “Ik hoef niets, Owen. Dank je. Ik ga naar mijn kamer. Inpakken. Nu ik dit weet, wil ik liever zo snel mogelijk uit Leenane vertrekken.”
Owen wierp een blik uit het raam. Boven de fjord scheen de zon, maar boven de Maamturk Mountains begon het al te betrekken. Hij fronste zijn voorhoofd. De weermannen hadden voor later op de dag flinke buien voorspeld en het zag ernaar uit dat ze gelijk kregen.
“Misschien kun je beter tot morgen wachten,” adviseerde hij. “Er is slecht weer op komst en dan is het niet prettig om in je eentje op de weg te zitten.”
“Slecht weer?” Lucy keek ongelovig naar de blauwe lucht boven de fjord.
“Het kan hier zomaar omslaan,” zei Owen.
Hij stond ook op en legde even zijn hand op haar schouder. “Geloof me maar, lassie, ik weet waar ik het over heb. Dat ene nachtje maakt ook niet meer uit en bovendien heb je dan de tijd om even bij te komen. Ik ben niet gek, ik zie heus wel dat mijn woorden je meer hebben geschokt dan je wilt toegeven. Waarom ga je niet lekker een poosje slapen? Na een lekker middagdutje ziet de wereld er vast weer heel anders uit.”
“Een flinke wandeling trekt me meer aan,” merkte Lucy met een zucht op.
Haar hoofd klopte en bonsde. Owen had gelijk. Ze was helemaal van slag en om in zo’n toestand achter het stuur te kruipen was niet verstandig. Zeker niet als het weer inderdaad om zou slaan en ze over allerlei natte en onbekende landweggetjes op zoek zou moeten naar een nieuw onderkomen. Maar slapen was geen optie. Daarvoor zat haar hoofd te vol met al deze nieuwe informatie. Ze had meer behoefte aan frisse lucht.
“Denk je dat het weer nog een uurtje goed blijft?” vroeg ze aarzelend.
“O ja, wel meer dan een uur,” stelde Owen haar gerust. “Je kunt nog best een wandelingetje maken. Als je er maar voor zorgt dat je om een uur of vier terugbent. Ik denk dat het pas tegen zes uur echt gaat losbarsten.”
“O, maar dan ben ik allang terug,” beloofde Lucy met een blik op de klok.
Het was net half twee, en een wandeling van tweeënhalf uur was lang zat. Dan ging ze daarna haar koffers pakken zodat ze morgenochtend na het ontbijt meteen weg kon rijden. En vanavond at ze hier in de Lodge, dat verkleinde de kans dat ze Nick toevallig tegen het lijf zou lopen. Voor geen goud wilde ze hem nu nog onder ogen komen. Ze zou zijn medelijdende blik niet kunnen verdragen.
Wat had ze zich ook in haar hoofd gehaald om hierheen te komen? Hij had haar toch meer dan eens gezegd dat hij niets meer met haar te maken wilde hebben? Dat zij zo stom was geweest om hem niet te geloven was niet zijn schuld.
Ze beet op haar lip toen ze de tranen weer in haar ogen voelde springen. Niet hier. Niet in het bijzijn van Owen. Straks, buiten, in de vrije natuur, daar mocht ze haar verdriet uitschreeuwen. En vanavond zou ze Agnes bellen om haar te vertellen dat ze zo snel mogelijk naar huis kwam. Om uit te huilen. Uit te huilen en opnieuw te beginnen.
Gehaast liep ze naar haar kamer om haar wandelschoenen aan te trekken. Ze stopte een reep chocola en een flesje water in haar rugzakje, griste haar regenjack van de kapstok en nog geen tien minuten later liep ze al op het smalle voetpad achter het hotel, dat haar volgens de kaart die Owen haar had meegegeven naar een klein meertje zou moeten brengen.
Ze zette er flink de pas in, wat niet meeviel, omdat het pad behoorlijk steil omhoog ging. Af en toe bleef ze even staan om op adem te komen. Dan keek ze hijgend om naar de fjord die inmiddels al ver onder haar lag. Maar echt genieten van het mooie landschap deed ze niet.
In haar hoofd tolden de verwarde flarden van Owens verhaal en haar eigen reacties alsmaar rond en rond. Ze wilde gillen en huilen om alles wat er vanaf het allereerste begin was misgegaan, razen en tieren om alles wat er niet had mogen zijn en er nu zeker ook nooit zóú zijn.
Het feit dat Nick zich niet door háár had willen laten troosten, maar er blijkbaar geen enkel bezwaar tegen had gehad om uit te huilen bij een getrouwde vrouw die hij en passant ook nog even zwanger had gemaakt, deed pijn.
Heel veel pijn.
Hete tranen van woede en verdriet stroomden over haar wangen. Blind voor de donkere wolken die in steeds grotere getale boven de bergen opdoemden, klom Lucy over het stenen bergpad moeizaam verder omhoog. Dat de wandelkaart ergens halverwege uit haar rugzakje was gevallen, merkte ze pas op toen het al veel te laat was.