Onhandig schuifelde Nick door zijn kamer in de privékliniek. Zijn handen hield hij angstvallig voor zich uitgestrekt. De paar meter die hij moest overbruggen van de badkamer naar zijn bed leken vol te staan met obstakels die hem een vrije doorgang belemmerden.
Hij wist dat het niet zo was. Hij wist dat er maar heel weinig meubels stonden in de ruime kamer die hem was toegewezen. Marilou, de jonge vrouw die hem hier in de kliniek leerde om met zijn handicap om te gaan, had hem elk stukje van de ruimte met zijn handen laten ontdekken. En toch voelde hij zich nog zo onzeker dat hij alleen maar kon schuifelen, op de tast, zijn handen als bescherming voor zich uit.
Zijn evenwichtsorganen waren door zijn plotselinge blindheid in de war, had Marilou hem uitgelegd. Hij moest opnieuw leren lopen, opnieuw zijn evenwicht leren vinden.
Nick gromde. Gefrustreerd liet hij zich op de rand van zijn bed zakken. Ze hadden allemaal makkelijk praten. Marilou, de artsen, de verpleegsters, de psycholoog. Ze probeerden hem allemaal wijs te maken dat het leven nog steeds waard was om geleefd te worden. Ze begrepen er niets van. Vier weken waren er voorbijgegaan sinds het fatale ongeluk. Vier weken van pijn, frustratie, opstandigheid en machteloosheid.
Zijn gebroken pols genas goed, zeiden ze. Het gips was er gisteren afgegaan, maar het zou nog zeker een week of acht duren voor hij hem weer goed kon gebruiken. Of hij met gitaarspelen ooit nog het niveau van voor het ongeluk zou kunnen bereiken, was natuurlijk de vraag. Daarvoor moest zijn pols soepel zijn en dat was nu net waar het aan mankeerde. Het zou terugkomen, had de arts hem verzekerd, maar Nick geloofde er niet in.
Op dit moment geloofde hij nergens in. Wílde hij nergens in geloven. Zijn leven was voorbij, afgelopen, geëindigd op het moment dat hij boven op die stilstaande vrachtauto was geknald. Van het ongeluk zelf herinnerde hij zich weinig. Alleen die plotseling opdoemende vrachtauto en de paar seconden waarin hij had beseft dat hij niet meer op tijd kon stoppen. Een paar seconden waarin hij zichzelf in slow motion op de vrachtauto af zag stormen. En toen… toen was het donker geworden.
Ze hadden hem verteld dat de eigenaar van een boerderij vlak bij de plek van het ongeluk door de klap wakker was geworden. Dat was zijn geluk geweest, want op de buitenweg waar het allemaal was gebeurd, werd ’s nachts maar weinig gereden. Hij moest er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn als ze hem pas ’s morgens hadden gevonden.
Voorzichtig liet Nick zich achteroverzakken. Hij kreunde even toen zijn ribben ondanks zijn behoedzame bewegingen toch protesteerden.
In het begin, toen hij net bij bewustzijn was gekomen, had alleen ademhalen al pijn gedaan. Ze hadden hem zware pijnstillers gegeven en dat was waarschijnlijk ook de reden geweest dat het eerst niet echt tot hem was doorgedrongen dat het nog steeds donker was om hem heen. Dat besef was pas later gekomen. Toen de arts hem onomwonden had verteld dat hij blind was. Een blindheid waarvan ze niet wisten of het permanent of tijdelijk zou zijn.
Het kon door shock komen, had de arts gezegd. Dan zou zijn gezichtsvermogen op den duur weer terug kunnen komen. Maar de blindheid kon ook veroorzaakt zijn door de klap van het ongeluk. En dan was de kans op genezing nihil.
Diep vanbinnen had Nick vanaf het eerste moment geweten dat het blijvend was. Hij zou de rest van zijn leven blind zijn. Niemand die daar ook maar iets aan kon veranderen. En hoe eerder hij zich daarnaar zou gedragen, des te beter het voor iedereen was. Voor zichzelf, voor de band, voor zijn moeder.
En voor Lucy.
Zijn hart kneep samen.
Lucy…
Hij wilde niet aan haar denken. Hij moest haar vergeten. Zo moeilijk kon dat toch niet zijn? Wat kenden ze elkaar nu? Een paar zoentjes op de parkeerplaats, dat was alles geweest. Geen enkele reden om haar gezicht in zijn dromen voor zich te zien. Want dat was het rare. In zijn dromen kon hij wel zien. In zijn dromen zag hij haar blonde haar, haar violette ogen, haar zachte rode mond.
Het kwam natuurlijk omdat dat het laatste was wat hij had gezien. Niet omdat het had aangevoeld alsof ze in zijn armen thuishoorde. Dat was verbeelding geweest, een wrange speling van zijn fantasie. Hij had er meer van gemaakt dan het was.
Misschien, als hij dat ongeluk niet had gehad, misschien had hij haar dan de volgende ochtend wel gebeld. Om te vertellen dat hij nog steeds dat vreemde, onwerkelijke gevoel voor haar had dat hen de avond ervoor in elkaars armen had gedreven. Maar het had niet zo mogen zijn. Wat er ook tussen hen was geweest, het was nu voorbij. Het móést voorbij zijn. Een relatie met een blinde was wel het laatste waar een gezonde jonge vrouw als zij op zat te wachten. Zoiets kon hij haar niet aandoen. Kon hij geen enkele vrouw aandoen.
Daarom had hij die ochtend, toen ze hem in het ziekenhuis had opgezocht, net gedaan alsof hij was vergeten wat er tussen hen was gebeurd. Hij had haar beleefd bedankt voor alle goede zorgen tijdens het optreden en net gedaan of het bezoek hem vermoeide, in de hoop dat de verpleegster haar zou wegsturen.
Het was niet de verpleegster geweest die haar had weggestuurd.
Híj had haar weggestuurd. Met opzet. Hij had ook opdracht gegeven dat niemand mocht weten naar welke kliniek hij werd overgebracht. Alleen zijn moeder en de bandleden wisten waar hij was. Bijna iedere dag kwam een van hen wel op bezoek. Ze bedoelden het goed, maar eigenlijk had hij liever dat ze wegbleven. Ze herinnerden hem aan alles wat hij niet meer kon. Niet meer optreden, niet meer gitaarspelen, niet meer zien.
Marilou zei dat het een fase was waar hij doorheen moest. Dat het allemaal beter zou worden als hij eenmaal had geaccepteerd dat hij blind was en de dingen zou gaan zien die hij nog wel kon. Als zijn toestand niet verbeterde, zou hij braille moeten gaan leren, had ze gezegd. Er waren zoveel mogelijkheden voor een visueel gehandicapte, mogelijkheden die hij nu nog niet zag, maar die er wel degelijk waren. Ze had het zelfs gehad over een blindengeleidehond. Een hond! Als hij ergens een hekel aan had, dan was het wel aan honden. Er zou heel wat moeten gebeuren voor hij zo’n beest in huis zou halen.
Kreunend probeerde Nick een wat makkelijkere houding te vinden.
Hoe laat zou het zijn? Dat was ook zoiets. Een normaal mens keek gewoon op de klok, maar dat was er voor hem niet meer bij. Hij had geen idee. Door zijn blindheid was zijn slaapritme volledig verstoord. Voor zijn gevoel moest het bijna ochtend zijn, maar hij hoorde nog geen geluiden op de gang die erop wezen dat het ontbijt rondgebracht zou worden.
Hij haatte het, deze afhankelijkheid. De simpelste dingen waren een onoverkomelijk probleem geworden. Als hij de rest van zijn leven zo door moest brengen, hoefde het voor hem niet meer. Dan was hij liever dood. Hij zag als een berg tegen iedere nieuwe dag op. Door het zware revalidatieprogramma in de kliniek was elke minuut gevuld met frustraties en martelingen die hem er alleen maar aan herinnerden dat niets meer was zoals het was geweest.
Kon hij die fatale avond nog maar een keer over doen! Dan zou hij wachten tot Lucy met haar werk klaar was en de nacht in haar flat doorbrengen. Nee, de nacht in haar ármen doorbrengen. Hij zou haar beminnen tot de morgen aanbrak en vanuit haar bed zouden ze zien hoe het langzaam licht werd. En dan zou hij haar weer beminnen.
O, Lucy!
Nick voelde zijn blinde ogen vochtig worden. Hij slaakte een diepe trillende zucht. Hij zou nooit meer een tweede kans krijgen. Dat hoofdstuk was voor hem voorgoed afgesloten. Geen Lucy. Nooit meer Lucy.
Kieran Barnes nam zijn vriend bezorgd op. Nick zag er slecht uit. Niet zo vreemd natuurlijk na alles wat hij had meegemaakt. Wat hem echter het meeste zorgen baarde, was het feit dat alle levenslust uit zijn vriend leek te zijn weggevloeid.
Hij en de andere bandleden hadden al van alles geprobeerd om hem weer een beetje bij de mensen te krijgen, maar alle goedbedoelde adviezen en raadgevingen werden grimmig afgeweerd. Zodra het intensieve revalidatieprogramma het ook maar even toe liet, keerde Nick onmiddellijk terug naar zijn kamer, waar hij lusteloos in een stoel hing of op zijn bed lag. Zelfs muziek leek hem niet meer te interesseren. De nieuwe cd-speler op het nachtkastje was nog steeds ongebruikt.
Volgens de arts die Kieran zojuist had gesproken ging het niet goed. Lichamelijk was Nick best in staat om langzaamaan weer deel uit te gaan maken van het leven buiten de kliniek, maar de zware depressie waarin hij verkeerde, duwde hem steeds verder het zwarte gat in.
“Er moet iets gebeuren,” had de arts gezegd. “Het mooiste zou zijn als hij een poosje ergens naartoe kon. Ergens waar niemand hem kent. Een plek waar hij in alle rust kan verwerken wat hem is overkomen, maar ook een plek waar hij gedwongen wordt om uit zijn apathie te ontwaken. Dat zou hem beslist goed doen. Hier kunnen we verder weinig voor hem doen.”
De woorden van de dokter hadden Kieran onmiddellijk aan de cottage doen denken waar hij een groot deel van zijn jeugd had doorgebracht. Rose Cottage lag in Connemara, aan de westkust van Ierland, vlakbij het dorpje Leenane. Als er ergens een plekje was waar iemand tot rust kon komen, dan was het wel daar.
Hij had het huis een paar jaar geleden geërfd van zijn tante Rosemary en het helemaal laten renoveren. Het was gelijkvloers, van alle comfort voorzien en het lag midden in de heuvels rond de baai van Killary. Er was maar één toegangsweg, een smal geasfalteerd pad dat vanaf het dorp naar de cottage leidde. Met een beetje hulp van de dorpelingen zou Nick daar best zelfstandig kunnen verblijven.
Hoe langer Kieran erover nadacht, des te enthousiaster hij werd. Natuurlijk kon Nick er niet alleen naartoe reizen, maar dat was geen probleem. Hij zou hem zelf met de auto brengen en net zo lang blijven als nodig was.
Hij had toch alle tijd. Alle optredens van de band voor de komende maanden waren na het ongeluk meteen geannuleerd. Gijs, hun manager, had vorige week voorzichtig geopperd dat ze misschien op zoek zouden kunnen gaan naar een tijdelijke vervanger voor Nick, maar dat voorstel hadden ze meteen van de hand gewezen. Nick wás Red Valley. Een ander in zijn plaats neerzetten, was uitgesloten. Ze waren het er allemaal over eens dat ze een poosje pas op de plaats zouden maken tot Nick weer helemaal beter was. Na tien jaar onafgebroken werken hadden ze geen van allen bezwaar tegen een time-out.
Een paar weken naar Ierland zou voor hem dus geen enkel probleem zijn. Of Nick ook zo enthousiast zou zijn, was natuurlijk nog maar de vraag. Maar waar moest hij anders naartoe? Naar zijn boerderij in Groningen, waar hij constant belaagd zou worden door opdringerige fans en nieuwsgierige verslaggevers? Bij zijn moeder in huis was ook geen optie. De oude dame woonde in een serviceflat die net groot genoeg was voor haar alleen. Nee, als hij het een beetje aantrekkelijk bracht, zou Nick ook wel inzien dat hij in Rose Cottage het beste af was.
Nick dacht er echter heel anders over.
“Ben je vergeten dat ik blind ben?” snauwde hij toen Kieran het voorstel voorzichtig ter sprake bracht. “Blind, weet je wel. Ik zie niets. En dan wil jij dat ik in een wildvreemd huis ga zitten in een wildvreemde omgeving. Om over de reis ernaartoe maar niet te spreken. Je bent gek, man. Dat is onmogelijk.”
“Het is helemaal niet onmogelijk,” zei Kieran fel. “De enige die het onmogelijk maakt, ben jij zelf. Denk daar maar eens over na. Je zult toch iets moeten, want eind van de week zetten ze je op straat. Ze hebben je inmiddels zover opgelapt dat je weer aardig uit de voeten kunt. De rest is aan jou.”
“Ik zorg wel voor mezelf,” gromde Nick.
“O ja? Hoe denk je dat te doen?” informeerde Kieran. “Kom op, vertel me dan maar wat je plannen zijn. Ik luister.”
Nick zweeg.
Hij had geen plannen. Hij wilde hier niet weg. De kamer in de kliniek was een veilige haven geworden waar hij wilde blijven tot hij dood zou gaan. Er werd goed voor hem gezorgd, hij kreeg op tijd z’n natje en z’n droogje en de mensen hier wisten dat hij blind was. Ze staarden hem niet aan alsof hij een rariteit was en hielden rekening met zijn beperkingen.
“De dokter zegt dat je de laatste tijd af en toe lichtvlekken ziet,” ging Kieran verder. “Het zou een teken kunnen zijn dat je gezichtsvermogen langzaam terugkeert.”
“Vergeet het maar.” Nick draaide zijn hoofd in de richting van Kierans stem. “Mijn gezichtsvermogen komt niet terug. Nooit meer. En daarom ga ik ook niet met je mee naar Ierland. Het heeft geen enkele zin. Ik ga terug naar mijn eigen huis. Als ik ergens een nieuw begin moet maken, dan doe ik dat daar wel. In mijn eigen oude vertrouwde omgeving. In ieder geval weet ik daar de weg. De kans dat ik met mijn kop tegen een muur oploop als ik een deur wil openmaken, is daar iets minder groot dan in een vreemd huis. Dus bedankt voor je aanbod, maar nee, dank je wel.”
Zo gemakkelijk gaf Kieran het echter niet op. “Dat begrijp ik allemaal best en in principe heb je gelijk. Maar wat jij niet weet en ik wel, is dat de pers al weken op de loer ligt om een glimp van je op te vangen. En is het de pers niet, dan zijn het de fans wel. Op het moment dat jij in Groningen een voet over de drempel van je boerderij zet, komen ze met busladingen naar je toe. Is dat wat je wilt? Jouw ongeluk heeft in geuren en kleuren in de kranten gestaan, het is uitgebreid op het nieuws geweest. Je bent een beroemdheid, Nick, en dat betekent dat je in de schijnwerpers staat. Of jij die nu wel of niet kunt zien.”
“Ik sla ze gewoon van mijn erf af,” mompelde Nick stuurs.
“Lijkt me geen goed idee.” Kieran stond op en liep naar de deur. “Ik zie de foto’s al. Ooit vroeger dat spelletje blindemannetje gespeeld? Mooi, dan weet je precies wat ik bedoel. Denk er nog maar eens over na, Nick. Ik kom morgen terug en dan hoor ik wel wat je hebt besloten. Mijn aanbod ligt er, maar de keus is aan jou.” Met een klap viel de deur achter hem dicht.
Nick kon de neiging om iets tegen de muur kapot te gooien maar net onderdrukken.
Waarom lieten ze hem niet met rust? Hij wilde niet geholpen worden. Waarom zagen ze niet in dat zijn wereld voortaan beperkt was tot een paar vierkante meter? Meters die hij kende? Kieran kon zich er werkelijk geen enkele voorstelling van maken hoe het was om blind te zijn.
Dat hele idee om samen naar Ierland te gaan was belachelijk. Alleen de reis was al onoverkomelijk. Urenlang opgesloten zitten in een auto, niet kunnen zien wat er om je heen gebeurde…
Het zweet brak hem uit alleen al bij de gedachte. En dan op de boot. Nee, twéé boten. Eerst naar Engeland en daarna nog eens de oversteek naar Ierland. Hij zou overal tegenaan lopen, struikelen over opgerolde kabels, niet weten waar de nooduitgang was. Er kon altijd iets gebeuren. Zo’n ferryboot kon best zinken, dat was toch al eens eerder gebeurd?
“Nick?” Marilou stak haar hoofd om het hoekje van de deur. “Mag ik binnenkomen?”
“Als ik nee zeg, luister je toch niet,” mompelde Nick stuurs
Marilou grinnikte en stapte de kamer binnen. “Waarschijnlijk niet, nee. Maar ik ben netjes opgevoed, daarom vraag ik het toch altijd maar even.”
Ze schoof een stoel bij en ging tegenover hem zitten. “Ik hoorde dat Kieran net hier was. Hij wil dat je met hem meegaat naar Ierland, hè?”
“Ik ga niet,” zei Nick fel. “En als hij jou heeft gestuurd om me op andere gedachten te brengen, dan kun je beter meteen opkrassen.”
“Zo gemakkelijk kom je niet van me af.” Marilou nam hem peinzend op. Ze had Nick de afgelopen weken goed leren kennen. Dat kon ook niet anders. Ze had hem vanaf het eerste moment dat hij in de kliniek was gekomen begeleid en hem stapje voor stapje wegwijs gemaakt in de donkere wereld waarin hij zo plotseling terecht was gekomen.
Samen hadden ze gescholden, gehuild en ja, ook gelachen bij de strijd om hem weer enigszins weerbaar te maken. Ze had feilloos aangevoeld dat hij een vechter was, ondanks het diepe gat waarin hij nu zat. Haar aanpak was hard geweest en hij had haar regelmatig uitgescholden als ze hem meedogenloos had gedwongen om over zijn grenzen te gaan. Ze had het niet erg gevonden. Ze wist dat het de enige manier was om hem uit zijn zelfmedelijden te krijgen.
Toen Kieran haar met zijn Ierland-voorstel had benaderd, was ze meteen enthousiast geweest. In tegenstelling tot Nick zelf geloofde ze niet dat zijn blindheid permanent was. Het feit dat hij af en toe lichtvlekken zag, was een goed teken. Lichamelijk was hij er klaar voor om de buitenwereld tegemoet te treden, maar geestelijk had hij nog een flinke duw nodig.
Ze begreep zijn angsten heel goed en normaal gesproken zou ze haar twijfels hebben om een patiënt bij zijn eerste terugkeer naar het dagelijks leven meteen een buitenlandse reis te laten maken. Maar Nick was een beroemdheid. In zijn eigen vertrouwde omgeving zou hij de kans niet krijgen om langzaam te wennen aan zijn beperkingen. Daar zouden de media wel een stokje voor steken. Ze zouden aan hem trekken en duwen, zijn onbeholpenheid duizend keer uitvergroten en hem uiteindelijk keihard laten vallen als het nieuwtje eraf was.
Net als Kieran had ze het gevoel dat Ierland voor Nick een betere omgeving zou zijn. Ver van alles en iedereen zou hij daar in zijn eigen tempo de kans hebben om zichzelf terug te vinden en te bepalen hoe hij zijn verdere leven wilde inrichten. Ja, Marilou stond helemaal achter Kierans voorstel. Het zou alleen niet makkelijk zijn om Nick zover te krijgen. Zijn koppigheid was iets waarmee ze al vaker te maken had gehad.
“Nou?” Nick hield zijn hoofd een beetje schuin. “Wat zit je daar nu te zitten? Als je me niets te vertellen hebt, hoepel dan maar op. Ik word er doodzenuwachtig van als je me zo aan zit te kijken.”
Marilou lachte. “Hoezo? Bang dat ik het mooi ervan afkijk? Laat me toch even. Over een paar dagen ben je hier weg en moet ik het weer doen met gerimpelde oude mannetjes. Zulke mooie mannen als jij krijgen we niet zo heel vaak hier in de kliniek.”
“Het is wel goed met jou,” bromde Nick verbolgen. “Met vleierijen bereik je niets bij mij. Ik ga echt niet naar Ierland.”
“Oké, dan ga je toch niet,” zei Marilou laconiek. “Het is jouw keuze.”
Verbaasd keek Nick in haar richting. “Ga je niet proberen om me tot andere gedachten te brengen?”
“Nee, waarom zou ik? Je bent een volwassen man die heel goed in staat is om zijn eigen beslissingen te nemen. Ik neem aan dat je er goed over nagedacht hebt en als jij vindt dat je zoiets niet aankunt, dan hebben wij dat gewoon te accepteren.”
“Precies,” zei Nick, maar in zijn stem klonk iets van onzekerheid door. “Het is een belachelijk idee.”
“Belachelijk,” stemde Marilou in. “Alleen de reis al. Eerst met de auto, dan de boot. Vervolgens heel Engeland door en nog een keer overvaren. Nee, ik begrijp heel goed dat je dat niet ziet zitten.”
“Op zich is het natuurlijk beter dan vliegen,” merkte Nick peinzend op. “Kijk, in zo’n auto ben je maar met z’n tweetjes. Eten bijvoorbeeld is geen probleem, we zouden onderweg gewoon een broodje kunnen kopen en dat in de auto opeten. In een vliegtuig ziet iedereen wat je doet en dan is het toch knap vervelend als je je eigen mond niet kunt vinden.”
“Dat is zo.” Marilou probeerde haar stem zo vlak mogelijk te houden. “Maar ja, die boot, hè?”
“Kieran wilde de nachtboot nemen vanuit Hoek van Holland,” zei Nick. “Die vertrekt laat. Als je er eenmaal op zit, kun je gewoon je kooi induiken en gaan slapen. Als je wakker wordt, ben je al aan de overkant en stap je weer in de auto. Eigenlijk stelt het niks voor.”
“Nee, maar dan ben je er nog niet,” hield Marilou hem voor. “Dan moet je weer een paar uur rijden, weer op een boot, weer rijden. Ik word er al moe van als ik eraan denk.”
“Je moet zoiets ook niet in een keer doen,” betoogde Nick. “We zouden onderweg best ergens een hotelletje kunnen nemen. We hebben toch de tijd aan onszelf?” Hij grimaste. “We hoeven geen van beiden op tijd terug te zijn voor een optreden of een studio-opname. Dat was altijd een probleem als een van de bandleden er een poosje tussenuit wilde.”
Hij zweeg even en voegde er toen spottend aan toe: “Dat heb ik toch maar mooi voor ze opgelost.”
“Hoe zit het eigenlijk met de band?” wilde Marilou weten. “Hebben jullie het er nu al over gehad hoe het verder gaat?”
Nick maakte een afwerend gebaar met zijn hand. “Het gaat niet verder. Punt uit. Dat de anderen dat niet willen accepteren is hun probleem. Ze willen het een jaar aankijken voor ze definitieve stappen gaan ondernemen. Als zij zo nodig een jaar op non-actief willen staan, dan moeten ze dat maar doen. Ik heb ze gewaarschuwd.”
“Over een jaar kun je er wel heel anders tegenaan kijken,” merkte Marilou voorzichtig op. “Kieran zei dat jullie er voor het ongeluk al een paar keer over hadden gesproken om een time-out te nemen, maar een echte beslissing steeds uitstelden. Wat is er op tegen om die time-out samen te laten vallen met jouw herstel?”
“Ik kom niet meer terug in de band.” Nick schoof zijn stoel met een ruk achteruit en stond abrupt op. Zonder enige blijk van onzekerheid liep hij naar de tafel waarop een kan met ijsthee en een paar glazen stonden. Zijn vingers gleden nauwelijks merkbaar langs de tafel tot hij de kan voelde. “Wil jij ook iets drinken?”
“Graag.” Ze keek toe hoe hij twee glazen vulde en zonder morsen met de volle glazen terugkeerde naar de zithoek. Haar praktijklessen waren niet voor niets geweest. “Dank je.”
Ze pakte het glas van hem aan en nam een slokje. “Wat ga je dan doen als je niet meer terug wilt in de band?”
“Doen?” herhaalde Nick terwijl hij weer ging zitten. Hij lachte schamper. “Er valt weinig te doen voor een blinde. Voorlopig moet ik eerst maar eens zien dat ik de gewone dagelijkse dingen onder de knie krijg.”
“Maar niet in Ierland,” merkte Marilou droogjes op. Ze glimlachte verstolen toen ze een kleine glimp van aarzeling op zijn gezicht zag. “Waar dan wel, Nick?”
Hij haalde stuurs zijn schouders op. “Weet ik veel.”
“Heb je geen vriendin waar je een poosje kunt logeren? Die Lucy waar Kieran het een poosje geleden over had. Ik had de indruk dat…”
“Lucy is mijn vriendin niet,” onderbrak Nick haar fel.
“Maar ze is wel erg met je begaan. Kieran vertelde dat ze hem heel vaak belt om te vragen hoe het met je is.”
“Laat Lucy hier buiten.” Zijn stem kreeg een rauwe klank. “Er is niets tussen ons. Niets, hoor je me?”
“O ja, ik hoor je heel goed.” Marilou zette rustig haar glas neer. “Lucy is verboden terrein, dat heb ik allang begrepen. Ik begrijp alleen niet waarom. Als er niets tussen jullie is, waarom mag ze dan niet gewoon een keertje voor de gezelligheid op bezoek komen?”
Dat Nick alleen bezoek wilde hebben van de bandleden en zijn moeder was een onderwerp waarover ze al eerder strijd hadden gevoerd. Het was heel belangrijk dat hij leerde om zich ook in het gezelschap van anderen zelfstandig te bewegen en vrienden en kennissen konden daarbij uitstekend helpen. Nick had ‘vreemde’ bezoekers echter steeds geweigerd. Het was een van de weinige dingen waarin ze voor zijn koppigheid had moeten buigen.
Nick antwoordde niet. Hij nam een paar slokken van zijn ijsthee. Het smaakte naar niets. Als hij straks thuis was, ging hij zich eerst eens flink bezatten. Hij was beslist geen alcoholist, maar na het alcoholloze verblijf in de kliniek snakte hij naar een echte borrel. Een Jack Daniel’s met ijs bijvoorbeeld. Desnoods een koud biertje, dat zou ook al prima zijn. Alles behalve die smakeloze drankjes en sapjes waar hij het nu al wekenlang mee moest doen. Als hij weer thuis was…
Hij voelde een huivering door zich heen gaan. Eenmaal thuis zou de verleiding om Lucy op te bellen nog groter zijn dan het nu al was. Hoe vaak had hij zijn hand niet uitgestrekt naar de telefoon om haar te vragen naar hem toe te komen omdat hij zich wilde verschuilen in haar armen, haar wilde smeken zijn angsten te smoren met haar kussen.
Hij had het niet gedaan. Nog niet. Maar als hij weer in zijn eigen omgeving was…
Misschien had Kieran toch gelijk. Misschien moest hij er inderdaad voor zorgen dat er minstens twee zeeën tussen hem en Lucy zaten. Misschien dat het hem dán zou lukken om haar uit zijn systeem te krijgen.
“Nick?”
“Ik wil geen bezoek, Marilou. Niet van Lucy en niet van anderen. Ik ben ervan overtuigd dat ze het allemaal goed bedoelen, maar ik heb geen behoefte aan hun medelijden.” Zijn stem klonk beheerst, maar het adertje bij zijn kaak klopte sneller dan normaal. “Ik wil pas weer mensen ontmoeten als ik zonder morsen een kop koffie van tafel kan pakken of zelf mijn biefstuk kan snijden. Of liever gezegd: als ik mijn bezoek iets anders te bieden heb dan deze schim van de man die ik vroeger was. En als jij en al die andere hulpverleners dat niet kunnen begrijpen, dan moet je zelf maar eens een poosje met een blinddoek voor door de wereld lopen.”
Marilou stond op en liep naar hem toe. Ze pakte zijn hand vast en hield hem tegen haar gezicht. “Voel je dit litteken op mijn wang?” vroeg ze kalm.
Langzaam stuurde ze zijn vingers langs het ruwe weefsel dat doorliep tot over haar voorhoofd. “Toen ik achttien was, kreeg ik een auto-ongeluk. Net als jij werd ik in het ziekenhuis wakker. Blind. Bij mij heeft het drie jaar geduurd. Toen begon ik af en toe lichtvlekken te zien. Mijn gezichtsvermogen kwam geleidelijk aan terug, maar geloof me, op het moment dat ik mezelf voor het eerst in de spiegel zag, wenste ik dat ik nog steeds blind was. Dankzij een aantal operaties is mijn gezicht niet meer zo afstotelijk als het toen was, maar het heeft heel lang geduurd voor ik me zonder enige schaamte onder de mensen durfde te begeven. Je hoeft het mij niet uit te leggen, want ik begrijp donders goed welke angsten jij moet overwinnen.
Het enige wat ik je uit eigen ervaring kan zeggen, is dat het niet helpt om jezelf te verstoppen. De man die je voor het ongeluk was, is er nog steeds, ook al botst hij regelmatig tegen iets op en morst hij soms koffie op zijn broek. Ik heb je de afgelopen weken een stukje op weg geholpen, maar het is helemaal aan jou om de persoon die je was en die je weer zou kunnen zijn tevoorschijn te halen. En als ik je een goede raad mag geven: het gaat een stuk sneller als je mensen toestaat om je daarbij een handje te helpen. Mensen zoals je moeder, als Kieran, als Lucy. Mensen die echt om je geven.”
Ze legde zijn hand weer terug in zijn schoot en richtte zich op. “Je bent niet de enige wiens leven niet helemaal verloopt als verwacht, Nick, maar de keuze om er alsnog iets van te maken ligt bij jezelf. Daar kan geen dokter iets aan doen, geloof mij maar.”
Het bleef dramatisch stil na haar felle woorden.
Toen Nick bleef zwijgen, draaide Marilou zich zuchtend om. Langzaam liep ze naar de deur.
“Marilou?” Nicks stem klonk schor.
Met de hand al op de deurknop bleef ze staan. “Ja?”
“Je hebt gelijk. Die preek had ik hard nodig. Dank je wel.”
“Graag gedaan.”
“Marilou?” Nick schraapte zijn keel. “Zeg maar tegen Kieran dat ik… dat ik zijn aanbod graag aanneem.”
Marilou’s gebalde vuisten ontspanden zich. Ze kon nog net een triomfantelijke vreugdekreet onderdrukken. Zo vlak mogelijk zei ze: “Oké, ik zal het hem zeggen. Op één voorwaarde.”
“En die is?”
“Dat ik in mijn vakantie bij je op bezoek mag komen.”
Hij lachte. Een volle, warme lach die ze nog niet eerder van hem had gehoord. “Daar hou ik je aan,” zei hij, “want anders…”
“Anders wat?”
“Anders kom ik je persoonlijk halen.”
Marilou begon te grijnzen. “En daar hou ik jóú aan!” zei ze. Met een stralend gezicht stapte ze de gang op.
Het zou beslist goed komen met haar koppige patiënt.
