11

Voetbal in de pub

“Ha, bij mij gaat-ie wel over,” zei Antoinette, koffie in de ene hand, mobieltje trots omhoog in de andere. Ik had natuurlijk de gebruiksaanwijzing weer niet gelezen en had dus ook geen enkele vordering gemaakt met mijn nieuwe speeltje. Antoinette had echter geen problemen en kreeg verbinding met wie het ook was die ze nu belde.

“Hallo, Peter?…Ja, alles goed. Je raadt nooit wat we net gedaan hebben…shit, hoe weet jij dat nou?…O…Luister, wil je nog steeds die voetreflex doen?…Ja…oké…Ja, ik zal het hem zeggen.”

“Was dat ‘wijze Peter’?” vroeg ik, terwijl ik de telefoon bestudeerde die Antoinette me overhandigde.

“Ja, hij zei dat je gelijk na mij kunt komen, waarschijnlijk zo rond halfdrie.”

“Oké.” Ik wachtte een moment. Ik had geen idee waar ik ‘oké’ tegen had gezegd, en hoopte nu op een verklaring die niet kwam. “Eh…waarvoor moet ik precies bij hem komen?”

“Nou, voor een voetreflexmassage natuurlijk. Hij zei dat je gisteravond heel graag een afspraak voor vandaag wilde, als hij nog een gaatje kon vinden.”

“O ja, natuurlijk, heel graag.” Eng hoor. Ik herinnerde me absoluut niet dat ik dat gezegd had. “Maar eh, weet je…”

“Wat?”

“Nou, de FA-cupfinale begint om drie uur.”

Antoinette trok een gezicht dat alleen meisjes kunnen trekken als ze genoeg hebben van jongens met hun eeuwige voetbal.

“Tony, het ergste wat er kan gebeuren is dat je het eerste kwartier mist. Je moet tot rust komen na alles wat je hebt meegemaakt. Wil je echt de kans op zo’n volkomen nieuwe ervaring laten schieten voor een potje voetbal?”

Hoe doen ze dat toch? Hoe kun je een woord met zo veel venijn uitspreken? Voetbal. Uiteraard had ze helemaal gelijk. Cupfinales zijn er in overvloed en meestal vallen ze tegen, terwijl hier de mogelijkheid lag om iets nieuws te ervaren. Ik had m’n voetzolen nog nooit eerder laten masseren. En zeker niet door een vent die ik de vorige avond in de kroeg had ontmoet.

“Maar voordat je dat allemaal gaat doen, moet je eerst nog de Glen zien,” zei Bingo. “Voor je hier weggaat, moet je de Glen gezien hebben.”

“Wat is dat, de Glen?”

“Zul je wel zien. Jullie hebben een auto, toch? Het duurt maar een halfuurtje.”

En zo werd het ononderbroken programma van evenementen voortgezet met een bezoekje aan de Glen. Noch Antoinette, noch ikzelf had enig idee wat het was, maar ons was verzekerd dat we hier niet weg mochten zonder het gezien te hebben, en als twee aanhangers van het ‘geloof’ wisten we dat we zo’n gelegenheid niet voorbij mochten laten gaan.

Bingo kreeg waarschijnlijk zo z’n bedenkingen toen hij de auto van Antoinette zag. Hij zei niets, maar gezien zijn gelaatsuitdrukking dacht hij zoiets als: moet ik écht hierin?

In het verleden had Bingo aan vakantiegangers gedetailleerd de weg uitgelegd, maar geen van hen was erin geslaagd de Glen te vinden. Het was een soort geheime plek die niet vermeld werd in reisgidsen en die alleen toegankelijk was voor een select gezelschap dat van het bestaan ervan op de hoogte was. Na tien minuten rijden boog de weg zich rond een heuvel, waarbij we uitzicht hadden op de prachtige baaien en inhammen in de kust rechts van ons, en steile grashellingen aan de andere kant.

“Oké, stop hier maar aan de linkerkant,” zei Bingo.

Hij leidde ons over de weg naar een klein poortje dat bijna helemaal verborgen lag tussen struiken en hoog gras.

“Hier is het.”

Na een korte wandeling over een smal paadje kwamen we uit op een uitzonderlijke plek. Net als drie kinderen op avontuur daalden we afin een smalle doorgang aan de voet van twee hoge rotswanden. Er waren twee theorieën over wat deze enorme breuk in het kalksteen, die zo ongeveer uit de Ijstijd stamde, veroorzaakt had: ofwel een aardbeving, ofwel de rots was weggezakt in een onderaardse rivier. En wij waren nu de gelukkige getuigen van het spectaculaire resultaat. De vegetatie die tegen de rotswanden op groeide en het water dat neerdruppelde over stalactieten van kalksteen hadden op microniveau Sligo’s eigen regenwoud geschapen. De smalle stralen licht die zich een weg baanden door de takken en bladeren boven ons, het geluid van stromend water en de echo’s van onze stemmen gaven de plek iets mystieks, hetgeen ons dwong om niet meer te spreken en alleen maar te luisteren. Luisteren naar de stem van de natuur.

Ik liep verder, ging op een boomstronk zitten en keek omhoog naar de hoge kalksteenwanden die ons omsloten en beschermden. Terwijl ik het frisse water van een watervalletje naar beneden zag stromen over een smalle reep steen, liet ik me door het vredige geluid ervan in een ietwat meditatieve toestand voeren. Een zeldzaam moment van rust tijdens een reis die een hectisch en glamourachtig feest van absurditeiten was geworden. Plotseling voelde ik me dankbaar voor alles wat me overkomen was, en ik keek omhoog en fluisterde zachtjes: “Dank u.” Het was gericht tot niets of niemand in het bijzonder, maar tot iets of iemand die luisterde en zich aangesproken voelde. Ik keek om me heen en zag dat ook Bingo en Antoinette een plekje gevonden hadden voor een rustig moment van contemplatie, en ik voelde me erg bevoorrecht dat ik hier in deze unieke, spirituele omgeving had mogen binnentreden.

Maar als ik hier in de Glenn al een kortstondig evenwicht, innerlijke rust en verlichting had opgedaan, dan was mijn volgende actie toch wel een teken dat ik niet blijvend tot het spirituele pad bekeerd was. Ik keek op mijn horloge en zag dat de cupfinale over iets minder dan een uur zou beginnen.

Met de onwelkome, doordringende scherpte van een claxon doorsneed mijn stem de vredige atmosfeer. “Als ik de cupfinale nog wil halen, dan kunnen we nu beter gaan.”

De andere twee draaiden zich om, eerst opgeschrikt door deze verstoring van hun solitaire overdenkingen, maar toen werden ze zich er plotseling bewust van wie ze waren, waar ze waren, en vooral met wie ze daar waren. En helaas voor hen waren ze daar met een vent die weg wilde om naar het voetbal te kijken.

“O, oké, geen probleem,” zei Bingo meegaand. Antoinette zei niets, maar hoefde dat ook niet.

Terwijl we naar de auto terugliepen zagen we dat er bomen waren omgehakt die als brandhout gebruikt waren.

“Dit is een populaire plek voor raveparty’s, en helaas behandelen de kids de plek niet met het benodigde respect,” legde Bingo uit.

“Hebben jullie hier overlast door drugs?” informeerde ik.

“De politie zegt van niet, maar het is er wel.”

Hij vertelde hoe een impopulaire politiecommissaris trots had opgeschept over de afwezigheid van een drugsprobleem in Sligo, in een citaat dat door de plaatselijke krant tot kop was verheven.

WE HEBBEN GEEN PROBLEMEN MET DRUGS

De wind was hem enigszins uit de zeilen genomen door een opportunist die de kop had uitgeknipt en hem had gebruikt als eerste regel voor een gekopieerde poster die door de hele stad was aangeplakt.

WE HEBBEN GEEN PROBLEMEN MET DRUGS

WE KUNNEN ZE OVERAL KRIJGEN

Wat je ook van drugs vindt of denkt, het was duidelijk wie deze slag gewonnen had.

We hadden niet veel tijd meer, maar ‘Bingo Tours’ had nog een kort oponthoud geprogrammeerd bij een vervallen huis van een vroegere landeigenaar, dat nu door een zakenman werd hersteld in de vroegere extravagante grootsheid, met de bedoeling er een hotel van te maken. Het landschap van Ierland is vergeven van de vervallen landhuizen zonder dak, die daarmee een bepaald voorval uit lerlands getroebleerde geschiedenis markeren. Een door de regering opgelegde belasting op daken van huizen had tot gevolg dat de Engelse landeigenaren de daken hadden laten verwijderen van hun Ierse bezittingen die ze niet meer konden onderhouden of die ze toch niet meer bezochten. In Groot-Brittannië zelf had men ook al zo’n eigenaardige en onooglijke manifestatie van de obsessie om de belasting te ontduiken meegemaakt toen de ‘ramenbelasting’ werd ingevoerd, en veel eigenaren van grote huizen hun ramen hadden laten dichtmetselen. Hoe groter de privileges waren die men in de samenleving had, hoe meer men zich vastbesloten in sluwe bochten wrong in pogingen om te voorkomen dat er ook maar een penny moest worden teruggegeven. De littekens in het Ierse landschap van deze oude, dakloze huizen van de grootgrondbezitters zijn monumenten van de menselijke zwakheid om persoonlijke rijkdom te vergaren ten koste van sociale rechtvaardigheid. Op hetzelfde moment in de geschiedenis dat grote groepen in de Ierse gemeenschap het grondrecht van ‘een dak boven je hoofd’ werd ontzegd, werden daken bewust vernietigd opdat op een eiland aan de andere kant van de Ierse Zee de banksaldo’s gezond konden blijven.

Een belangrijk moment in mijn eigen geschiedenis werd gemarkeerd door het eerste gerinkel van mijn mobiele telefoon. Het was Nordi West Radio die me naam en adres doorgaf van een vrouw die een bed and breakfast had in Ballina, en die me gratis onderdak aanbood als ik daar langskwam. Een dak boven m’n hoofd, jawel.

Antoinette schudde haar hoofd in ongeloof. “Echt, de deuren die voor jou opengaan! Ik denk dat ik een broodrooster koop en ook door Ierland ga reizen.”

“Is Ballina je volgende reisdoel?” vroeg Bingo.

“Ja, nu wel.”

Ik ben er echt niet trots op dat ik mijn massageafspraak met Peter heb gemist. Dat ik een voetbaluitzending in een rumoerige pub in Sligo had verkozen boven een rustgevende massage van een natuurgenezer was een onvolwassen en oppervlakkige keuze geweest, maar een FA-cupfinale was nu eenmaal een FA-cupfinale, en als je er eentje mist, dan betekent dat een leemte in je persoonlijke ervaring die je ergens in de toekomst in een kroeggesprek op serieuze achterstand kan zetten.

Toen we hem afzetten bij de Strand Pub kreeg Bingo als eerste de eer om de koelkast te signeren. Met een groene viltstift schreef hij de woorden: ‘Cheers! Love Bingo’, de eerste stap in een proces dat een gewone keukenkoelkast in een persoonlijk curiosum deed veranderen.

De irrationele behoefte om een voetbalwedstrijd te zien had me opgezadeld met een deadline, zodat ik nu in de ongebruikelijke situatie verkeerde dat ik een strategie nodig had.

“Ik dacht dat jij die niet nodig had,” zei Antoinette, terwijl ik haar mijn plan de campagne uitlegde.

“Heb ik ook niet, maar vandaag is anders.”

Eigenlijk was dat helemaal niet waar. Vandaag was precies hetzelfde als de vorige dagen, in die zin dat ik om drie uur ergens moest zijn.

Door me weg te haasten van de rust en de schoonheid van de Glen, en door m’n voetzolen de luxe van een goede massage te ontzeggen, had ik genoeg tijd vrijgemaakt om nog vlug wat te eten voor de wedstrijd. Toen we het centrum van Sligo bereikten en ik voor de laatste keer uit Antoinettes auto stapte, wilde ik eerst de Abrakebabra zien te vinden om mijn gratis lunch op te halen en mijn koelkast bij ze achter te laten, zodat ik vervolgens in de dichtstbijzijnde pub de wedstrijd kon bekijken. Het was een goed plan, hoewel ik de enige persoon in de auto was die dat vond.

Antoinette en ik omhelsden elkaar en wensten elkaar geluk.

“Bedankt voor het vreemdste weekend van m’n leven,” zei ze, en reed toen terug naar Dublin en het relatief normale leven. In sterk contrast daarmee draaide ik me om, hees m’n rugzak op m’n rug en reed m’n koelkast door het haastige winkelpubliek in het centrum van Sligo.

De Abrakebabra bleek een fastfoodrestaurant te zijn, en hoewel dat niet helemaal was wat ik me ervan had voorgesteld, was het ‘fast’—element van de service van cruciaal belang voor mij, want de seconden tikten weg. De baas, die het fantastische marketingplan had ontworpen om iedereen die met een koelkast zijn zaak binnen kwam rijden een gratis lunch te geven, was er niet, maar een verwarde dame genaamd Mary kwam de afspraak na en vond het ook goed dat ik de koelkast en de rugzak achter in de zaak parkeerde.

Om twee minuten voor drie haastte ik me de straat op met een broodje rosbief in m’n hand, en liep naar de eerste de beste pub die ik zag. Die was helemaal leeg, en de reden daarvoor werd me snel duidelijk. De wedstrijd werd er niet vertoond. Het was bijna tijd. Ik stormde naar buiten en zag geen enkele pub. Wat moest het worden, links of rechts? Ik ging naar links.

Links afslaan bleek een vergissing, en het voerde me naar de enige vierkante kilometer in dit hele land waar geen enkele pub te vinden was, maar ik rende m’n longen uit m’n lijf en bereikte er een in een tijd die in een officiële atletiekwedstrijd een persoonlijk record had betekend. Er stond een schoolbord buiten waar ‘Chelsea-Middlesburgh’ op stond. Ik keek op mijn horloge, het was een over drie. Niet slecht. Helemaal niet slecht.

Dat wil zeggen, onder normale omstandigheden. Onder normale omstandigheden hielden de beide teams elkaar de eerste drie kwartier in toom in een nerveuze en saaie eerste helft, en kwam de wedstrijd pas tot leven in de laatste enerverende twintig minuten, die de hele wedstrijd de moeite waard maakten. Op de dag dat ik een minuut te laat was—een miezerige minuut te laat—scoorde Chelsea al na 35 seconden. Vijf-en-dertig seconden! Dat gebeurt nooit, niet in een cupfinale. Ik was des duivels. Ik had dringend behoefte aan wat voetmassage om me te kalmeren. In plaats daarvan koos ik voor een ander rustgevend middel, ging zitten, en nam er af en toe een slokje van. Ik hoopte maar dat dit vroege doelpunt de wedstrijd zou openbreken en dat ons een waar doelpuntenfeest te wachten stond.

De pub was groot en het leek net alsof er drie aparte ruimtes waren doorgebroken om een ruimtelijk effect te creëren. Ieders aandacht was gericht op twee grote schermen aan elke kant van de ruimte. Ieders aandacht, behalve die van de huisdronkelap. Maar eigenlijk denk ik dat deze man een gast-dronkelap was, waarschijnlijk geleend van een andere pub, terwijl over de transfersom nog onderhandeld werd. Door de confetti in z’n haar en z’n nette pak wekte hij de indruk dat hij zo van een bruiloft kwam. Waarschijnlijk had hij daar de bar leeggedronken, zodat hij zich genoodzaakt had gezien om zijn goede werken elders voort te zetten. Op dat bewuste moment was hij de meest dronken man van Ierland, en de voorsprong die hij op zijn rivalen had was aanzienlijk. Hij gebruikte zijn das als microfoon en stond aan het ene eind onder een van de tv-schermen zijn interpretatie van Bob Geldofs ‘I don’t like mondays’ ten beste te geven. Onwelluidend, erg hard, en onplezierig—naar mijn smaak te veel conform het origineel. Vervolgens begon hij rond te springen alsof er iemand vijfduizend volt op hem had gezet. Als hij er niet wat bij geroepen had, dan had niemand in de pub geweten waar hij mee bezig was.

“MAAK JE BORST MAARNAT, MICHAEL FLATLEY,” brulde hij zo hard als hij maar kon.

Aha, dus dat was het. Hij deed ‘River Dance’ na, het succesnummer van de Ierse danser Michael Flatley. Hij spande zich dermate in dat ik dacht dat hij ter plekke een hartaanval zou krijgen. In plaats daarvan nam hij een enorme teug uit z’n bierpul, waarbij hij een grote hoeveelheid bier gelijkelijk tussen z’n mond en z’n pak verdeelde.

Deze man was een grote bron van afleiding voor de meerderheid van degenen die, zoals ik, vooral naar de pub waren gekomen om de voetbalwedstrijd te zien. Maar niemand leek het hem kwalijk te nemen. De drinkers grijnsden of lachten of schudden goedmoedig hun hoofd. Dat was nou niet mijn eerste reactie, maar ik besefte algauw dat met de rest mee glimlachen de beste manier was om mijn irritatie te laten verdwijnen. Als je niet tegen de bierkaai wil vechten, kun je er maar het beste om lachen.

En eigenlijk was ik hem wel dankbaar. Hij was in ieder geval onderhoudender dan de voetbalwedstrijd, en zijn ‘liedjes’ overstemden de nietszeggende analyses van de commentator.

“Dat is de vijfde keer dat Ravanelli buitenspel staat—hij is niet echt in goeden doen.”

Ja, m’n neus. Hij was juist wel in goeden doen, ik had gelezen dat hij twintigduizend pond per week verdiende.

Chelsea won met 2-0. Ze scoorden hun tweede doelpunt terwijl ik naar het toilet was. Ik had wel medelijden met Middlesborough. Tenslotte waren ze dit seizoen in twee cupfinales gekomen, die ze allebei hadden verloren, en bovendien waren ze gedegradeerd uit de Premier League. Wat zegt een trainer tegen zijn spelers na die derde afgang op rij? Volgens mij is er geen bevredigend eufemisme voor ‘jullie zijn een zootje losers’.

Waarschijnlijk was het niet zozeer erg voor de spelers als wel voor de supporters. De meeste spelers zouden binnen een week bij een andere club voetballen, maar de supporters moesten in Middlesborough blijven wonen met hun aan stukken gevallen dromen. Het is waarschijnlijk maar goed dat je daar niet zoiets als de death notices op de radio hebt.

Terwijl ik daar in die pub in Sligo zat, vergat ik even waarvoor ik in Ierland was, zo veel medelijden had ik met de supporters van Middlesborough. Ik kende de pijn. Ik had het ook meegemaakt. De laatste club die in één seizoen degradeerde en de finale van de FA-cup verloor, was Brighton and Hove Albion. Ik was in Wembley geweest, alleen om mijn club met 4-0 te zien verliezen, het grootste scoreverschil sinds de Tweede Wereldoorlog. Het was werkelijk gênant geweest. Maar in ieder geval had ik m’n speelgoedgeweertje niet bij me gehad.

Toen ik de pub verliet, was de meest dronken man van Ierland net bezig z’n voorsprong op z’n rivalen te vergroten. Hij was er zojuist net niet in geslaagd om een pul bier in één keer leeg te drinken, en stond nu naar het barpersoneel te schreeuwen om twee glazen brandy. Waarschijnlijk had hij een sterke constitutie—maar slechts weinigen zouden ontkennen dat die wel aan een wijziging toe was.

Bij de Abrakebabra haalde ik mijn spullen op, zei dat ik van de wedstrijd genoten had hoewel dat niet zo was, en bestelde een taxi met m’n mobieltje.

“Kunt u me afzetten op de weg naar Ballina?” had ik gevraagd.

“Geen probleem, we zijn er over vijf minuten,” logen ze.

Twintig minuten wachtte ik buiten de Abrakebabra. Uiteindelijk kwam er een zwaargebouwde man van in de twintig naar me toe, die de koelkast met belangstelling had staan bekijken.

“Was jij niet op de televisie gistermiddag?”

“Klopt.”

“Ik dacht al dat ik je…eh, de koelkast herkende. Waar moet je heen?”

“Ik sta te wachten op een taxi die me naar de weg naar Ballina moet brengen. Daar begin ik met liften.”

“Wacht hier op me, dan haal ik m’n auto. Ik breng je er wel heen.”

Prima. Ik had de kunst nu al zover onder de knie dat ik een lift kreeg zonder te liften.

Kieran bezorgde groente en fruit. (Maar met zijn drukke dagindeling had hij blijkbaar nog wel tijd om overdag televisie te kijken.)

“Ik was net op weg naar huis toen ik je zag. Ik dacht dat ik klaar was, maar toen bedacht ik me dat ik nog zes komkommers moest bezorgen, en toen moest ik er weer uit.”

Allemaal onderdeel van de stress van het vak. Dus ik dankte deze lift aan zes komkommers. Zoiets verzin je toch niet.

“Erg aardig van je dat je me wegbrengt.”

“O, het genoegen is mijnerzijds. Je komt niet elke dag een idioot tegen zoals jij.”

Daar had hij gelijk in.

Kieran bracht me tot zo’n acht kilometer buiten Sligo, voorbij de prachtige Ballysadare Bay.

“Kijk,” zei hij, “Gods televisie.”

We kwamen aan bij een splitsing in de weg waar de kleinere N59 afboog naar Ballina, en dus was het tijd om uit te stappen en in de berm te gaan staan. Het was even na halfzes, en ik was weer op weg. Letterlijk. Ik wist niet wat me nu weer te wachten stond. Ik begon verslaafd te raken aan de onvoorspelbaarheid van deze koelkastervaring. Er was maar één ding waar ik zeker van kon zijn, en dat was dat het niet lang zou duren voordat een van de vriendelijke automobilisten van dit vriendelijke land me uit de berm zou plukken om me steeds weer verder te brengen.