36

Zona de guerra

Onderweg naar de ranch van Zuniga

   Juárez, Mexico

 

Het lage gebouw waar Border Plus in was gevestigd, een winkel waar je elektrotechnische onderdelen kon kopen die eigendom was van Zuniga, had aan de achterkant een laadplatform voor vrachtwagens met oplegger. Naast dit laadplatform was nog een tweede ingang met een betonnen helling waar een auto op kon rijden. Toen Moore de helling op reed, werd hij al opgewacht door een van Zuniga’s sicarios. De roldeur stond open en de sicario, een jongen met een mager gezicht, een plukje haar onder zijn onderlip en een grijze capuchon op, gebaarde dat hij naar binnen kon rijden. Moore parkeerde zijn auto, werd door een andere sicario met de benodigde body-art en piercings gefouilleerd op wapens en stapte vervolgens achter in dezelfde Range Rover als waar de dikke Luis Torres in had gereden. Moore kreeg de rillingen toen hij terugdacht aan Torres’ dood in San Cristóbal. De raampjes van de Rover waren onlangs getint, en in de auto zaten drie mannen die hij niet kende. De man die naast hem zat, richtte zijn pistool op Moore en zei: ‘Hola.’ Hij glimlachte alsof dit zijn eerste grote klus was en hij het ongelooflijk leuk vond Moore onder schot te houden.

   Zuniga gebruikte deze winkel graag als overlaadplek, zodat de spotters van het Juárez Cartel niet wisten wat er gebeurde. Zij zagen de Range Rover wel naar binnen rijden, maar wisten nooit precies hoeveel mensen in of uit de auto stapten. Soms werden er voor één transfer wel vier voertuigen gebruikt. Het was een eenvoudige maar effectieve manier om te verbergen wie echt naar Zuniga’s ranch kwamen en hoeveel producten er in- en uitgingen.

   Moore nam aan dat het Juárez Cartel de Rover goed kende. Deze wagen werd waarschijnlijk nog steeds gebruikt als het belangrijkste transportmiddel om de spotters te doen geloven dat Zuniga en zijn mensen zich niet van hun aanwezigheid bewust waren. Hoe dan ook, Moore leunde achterover om van de rit te genieten.

   Ze hadden hem zijn smartphone laten houden, zodat Towers continu kon meeluisteren. Dat, in combinatie met de gps-zender in zijn schouder, moest hem een veiliger gevoel geven. Maar ook al liet je je in een slangenkuil zakken met een fles antigif, zou een beet toch nog steeds behoorlijk pijnlijk kunnen zijn.

   Hij keek naar de sicario die hem onder schot hield: de jongen was hoogstens achttien en had een doodshoofd in zijn rechteroorlelletje. ‘What’s new, bro?’

   De jongen schoot in de lach. ‘Ik mag je wel. Ik hoop dat hij je laat leven.’

   Moore trok zijn wenkbrauwen op. ‘Hij is best wel slim.’

   ‘Hij is altijd verdrietig.’

   Moore snoof. ‘Dat zou jij ook zijn als je vijanden je vrouw en zoons hadden vermoord.’

   ‘Is zijn gezin vermoord?’

   ‘Ik kan wel merken dat je nieuw bent.’

   ‘Vertel eens wat er is gebeurd,’ vroeg de jongen.

   Moore keek hem alleen maar met een scheve grijns aan.

 

Nog geen kwartier later waren ze bij het hek van Zuniga’s ranch en reden via de oprit de garage binnen. Moore werd naar de woonkamer gebracht die Zuniga in een zuidwest-sfeer had laten inrichten: kruisen, pijlkokers, veelkleurige gekko’s en kunstwerken van zandsteen hingen in de buurt van een indrukwekkende veldstenen open haard waarvan de vlammen de granieten schoorsteenmantel verlichtten. De kamer lag vol Navajo-tapijten en voor de haard stond een varkensleren bankstel.

   Dante Corrales zat op een van de banken. Hij droeg een zwartzijden overhemd en had zijn arm in een mitella. Zijn ogen waren bloeddoorlopen en hij stond moeizaam op toen Moore binnenkwam.

   Zuniga stond achter de bank, met een biertje in de hand. Hij slaakte een diepe zucht en zei: ‘Señor Howard, ik heb net een copieuze maaltijd achter de rug en val al bijna in slaap. Laten we dus maar snel ter zake komen.’

   ‘Wie is dit?’ vroeg Corrales.

   ‘Een zakenrelatie,’ snauwde Zuniga.

   Corrales’ frons werd dieper. ‘Nee, nee, nee. Ik heb u verteld waarom ik hier ben en wat we samen kunnen doen; alleen wij tweeën, verder niemand.’

   ‘Dante, als je even waardevol bent als je zegt, dan verkoop ik je aan hem.’ Zuniga begon te grinniken.

   ‘Me verkopen? Wat ís dit?!’

   Moore hief zijn hand. ‘Rustig maar, we zijn hier om elkaar te helpen.’

   Moores smartphone begon te trillen. Hij schrok en besloot de telefoon niet aan te nemen.

   Maar voordat iemand nog iets kon zeggen, hoorden ze buiten schoten en keek iedereen door de ramen naar de voorkant van het huis.

 

Dollar Tree

   Sherman Way

   Noord-Hollywood, Californië

 

Samad, Talwar en Niazi liepen ieder met een boodschappenmandje door de winkel en probeerden hun verbazing niet te laten blijken. De andere klanten van de Dollar Tree letten niet op hen. Ze waren gekleed als Mexicaanse migrantenarbeiders: een spijkerbroek, een flanellen overhemd en een honkbalpetje, en ze praatten Spaans met elkaar.

   Talwar keek Samad regelmatig met een ongelovige blik aan en vroeg dan: ‘Eén dollar? Voor alles? Eén dollar maar?’ Hij hield een potje jalapeño-kaasspread omhoog, en een zakje Burger King Uienringen.

   Niazi snoof en zei met een begripvolle blik: ‘Eén dollar.’ Hij zwaaide met zijn zakje gedroogd vlees, met ‘50% gratis’ en zei: ‘Zie je? Eén dollar. En nog meer gratis.’

   Talwar bleef met tranen in zijn ogen in het gangpad staan. ‘Alles in Amerika is verbazingwekkend. Iedereen heeft zoveel. Je kunt al dit goedkope spul kopen. Ze hebben geen idee hoe het voor ons is. Zelfs water is een luxe. Ze weten het niet half. Waarom hebben zij dit alles wel en wij niet?’

   Samad keek hem even aan en slaakte een diepe zucht. Hij had wel verwacht dat zijn mannen zo zouden reageren, omdat ze nog nooit over de grens waren geweest. Wat zij van Mexico hadden gezien, leek op de sloppenwijken in het Midden-Oosten. Maar dit deel van Amerika was totaal anders. Tijdens de rit door Los Angeles waren ze over Rodeo Drive gereden met zijn designerwinkels − Chanel, Christian Dior, Gucci, Jimmy Choo, Valentino en tientallen andere − en hadden ze een blik kunnen werpen op een hebzuchtige cultuur die verbijsterend moest zijn voor zijn mannen. Ze hadden met open mond naar de huizen gekeken − paleizen eigenlijk − en Samad had het ironisch gevonden dat de rijke mensen in de bergen wilden wonen, terwijl de minder rijken beneden in de vallei woonden. Zijn mannen vonden de auto’s, de kleren, het fastfood en de reclame waanzinnig aantrekkelijk, terwijl hij het juist ontzettend afstotelijk vond. Hij had het namelijk allemaal al eens gezien, in Dubai, tijdens zijn studie. Hij wist dat onder het dunne laagje rijkdom vaak mensen zaten die in moreel opzicht vaker wel dan niet totaal bankroet waren.

   Rijkdom was niet iets waar goede moslims van moesten houden; zij moesten van Allah houden en hun rijkdom gebruiken volgens de geboden van Allah en als een manier om Hem te vereren.

   Samad zei streng: ‘Talwar, je mag geen waarde hechten aan materiële dingen. Dat is niet wat Allah voor ons wil. We zijn hier met een doel. We zijn de instrumenten van Allahs wil. Dit alles leidt alleen maar af.’

   Talwar dacht hier even over na en knikte toen. ‘Ik kan er niets aan doen, maar ik benijd hen. Als je hier wordt geboren... als je hier wordt geboren en niet je hele leven hoeft te zwoegen...’

   ‘Dit is de reden dat ze zwak zijn geworden, dat hun god is gedood en hun hart en ziel zijn vergiftigd, en hun maag. Maar oké, als je hun ongezonde eten en hun frisdrank wilt proeven, ga je je gang maar. Maar je mag je missie niet uit het oog verliezen én je mag niet jaloers zijn op deze mensen. Hun ziel is zwart.’

   Zijn mannen knikten en liepen verder. Samad bleef even staan voor een paar zakken met plastic actiefiguurtjes: achtenveertig onderdelen, bruin-groen-zwarte soldaten in allerlei houdingen. Hij had bewondering voor de manier waarop de Amerikanen hun soldaten aan hun kinderen toonden, vereeuwigd in plastic. Eén soldaat had een raketwerper op zijn schouder; Samad grinnikte, zo ironisch vond hij dat. Hij besloot ze te kopen. Eén dollar.

   Met hun winkelmandje vol ongezond eten, toiletartikelen en wat ze verder nog leuk vonden, liepen ze naar hun Hyundai Accent en reden terug naar Studio City. Ze woonden daar in een flatgebouw van twee verdiepingen aan Laurel Canyon Boulevard. Rahmani’s team hier in Los Angeles − vier mannen die al vijf jaar in de Verenigde Staten waren − had hen met open armen verwelkomd. Tijdens hun eerste avond in de stad hadden ze samen gelachen en gegeten en gepraat over de ontsnapping van de groep uit Mexico. Rahmani’s Amerikaanse vriend Gallagher, de cia-man die hij had gerekruteerd, had de pick-up in Calexico georganiseerd en ervoor gezorgd dat de voertuigen werden gespoten, en hij had geregeld dat het team zich verkleedde als agenten van de plaatselijke politie. Het was een slimme actie waardoor ze veilig naar het vliegveld van Calexico konden komen. Daar hadden ze afscheid genomen van de rest van de groep, waarna Samad zijn luitenants het grotere plan had verteld. Hij dacht nu dat de kans klein was dat ze werden gearresteerd en verhoord. Rahmani had erop gestaan dat de teams pas op het allerlaatste moment hoorden wat er stond te gebeuren, voor het geval een van hen gevangen werd genomen. Ze kregen de opdracht zich niet levend te laten oppakken...

   Het was de bedoeling geweest dat ze met achttien man waren, zes teams van drie man. Maar die stomme Ahmad Leghari was niet verder gekomen dan Parijs, waardoor ze één team met slechts twee man hadden. Leghari zou worden vervangen zodra de beide teamleden hun bestemming hadden bereikt: de stad San Antonio.

   Zes teams. Zes raketlanceerders.

   ‘Wat zijn de doelwitten?’ had Talwar steeds gevraagd, want hij had een uitgebreide training gehad in het werken met en het afschieten van mpad’s (Man-Portable Air Defense Systems, oftewel draagbare luchtafweersystemen).

   Het Pakistaanse leger had hem onder zijn hoede genomen, samen met vijf andere mannen, en hen naar het halfwoestijngebied in de buurt van Muzaffargarh gebracht, waar hij twee weken lang had geoefend met het afvuren van raketten op vaste doelwitten. Rahmani had het leger ruimschoots voor die opleiding betaald.

   ‘Gaan we overheidsgebouwen beschieten? Scholen?’ vroeg Talwar.

   Toen ze in hun eenmotorige Cessna klommen om door een piloot die natuurlijk ook voor Rahmani werkte naar Palm Springs te vliegen, had Samad grijnzend gezegd: ‘Maar Talwar, ons plan is wel íéts ambitieuzer.’

   Nu ze terugreden naar het appartement in Studio City ging Samad in gedachten alle details nog eens na. Hij had het tijdschema in zijn geheugen gegrift, en zijn hartslag versnelde toen hij aan de komende dagen dacht...

 

Zuniga’s ranch

   Juárez, Mexico

 

Moore liep snel naar het raam en trok de jaloezieën open. Zuniga had sterke schijnwerpers met bewegingsmelders rondom het huis laten aanbrengen en in het felle licht zagen ze twee witte pick-ups naar het hek scheuren. Ze waren beschilderd in de kleuren en met het logo van de politie van Juárez, maar de mannen die achter in de laadbak zaten droegen burgerkleren. Eén man in elke truck had een wapen bij zich waar Moore van schrok: een M249 licht machinegeweer dat 750-1000 kogels per minuut kon afschieten. De M249’s, die veel mensen nog altijd een Squad Automatic Weapon noemden, waren bedoeld voor militaire operaties. Hoe deze agenten aan deze wapens kwamen, was een vraag die Moore meteen opzijschoof, omdat ze het vuur openden op twee andere trucks die hen achtervolgden, voertuigen van de Mexicaanse federale politie. Waarom zou de lokale politie het vuur openen op de federale politie?

   Het antwoord op die vraag kwam in de volgende paar seconden.

   Moore durfde er zijn leven onder te verwedden dat die lokale agenten helemaal geen agenten waren en toen ze door het hek reden, was hij daar zelfs nog zekerder van. Ze hadden allemaal een kaalgeschoren schedel en zaten onder de tatoeages. Ze hadden de voertuigen gestolen of van corrupte agenten gekregen.

   Zuniga’s bewakingsteam, een man of zes die langs het hek stonden, en twee mannen op het dak, openden het vuur op de trucks. Moores hartslag versnelde toen hij al die wapens hoorde knallen en knetteren.

   Corrales kwam naast Moore staan en riep: ‘De Feds proberen me te beschermen!’

   ‘Waarom zouden ze dat doen?’ vroeg Moore sarcastisch. ‘Heeft je vriendje inspecteur Gomez ze soms gestuurd?’

   ‘Verdomme, waar ken je hem van?’

   Moore greep Corrales bij zijn nekvel. ‘Als je met mij meekomt, bied ik je volledige immuniteit aan. Geen gevangenisstraf. Niets. Jij wilt het Juárez Cartel vernietigen? Ik ook.’

   Corrales was een jonge man die, nu hij oog in oog met de dood stond, niet over details zeurde. ‘Oké, ik vind alles prima. Laten we maken dat we hier wegkomen!’

   De truck reed stuiterend op het raam af en het leek er niet op dat de chauffeur van plan was te stoppen. Toen Moore en Corrales opzij sprongen, ploegde de truck het huis binnen; bouwstenen, kalkzandstenen en glas werden naar binnen geblazen. De motor van de truck brulde en de mannen in de laadbak schreeuwden en probeerden het vallende puin te ontwijken.

   Een paar van Zuniga’s mannen die in een ander deel van het huis waren geweest, renden naar de truck toe die nu in de woonkamer stond. Zuniga’s verse troepen beschoten de mannen in de laadbak. Toen Moore even achteromkeek, zag hij dat de chauffeur van de truck zijn portier opende en met een AK-47 op Zuniga’s mannen schoot. Hij raakte een van hen in de schouder.

   Moore en Corrales renden naar Zuniga die al in de keuken was en een Beretta van het aanrecht pakte.

   Buiten en zichtbaar door een gapend gat in de muur, sloeg de tweede politietruck links af, naar de zijkant van het huis, in de richting van de garage. De beide trucks van de federale politie reden erachteraan. ‘Als ze de achterdeuren blokkeren, kunnen we niet naar buiten!’ riep Moore; zijn telefoon trilde weer. Towers, waarschijnlijk, om hem voor deze aanval te waarschuwen, maar hij wist vrijwel zeker dat hij geen waarschuwing meer nodig had.

   Zuniga’s mannen in de woonkamer − eentje was in orde, de ander was geraakt maar had nog steeds een geweer in zijn handen − begonnen op de chauffeur van de pick-up te schieten. Deze schoot terug, net als de mannen in de laadbak.

   Op het moment dat de man met het machinegeweer het vuur opende en de kogels in de open haard sloegen, renden Moore, Corrales en Zuniga een gang in, naar de achterkant van het huis. Moore vloekte. Meer motivatie had hij niet nodig.

   Door de schietpartij in de woonkamer en buiten kreeg Moore een flashback naar Forward Operating Base Pharaoh in Afghanistan, waar de goden van de donder en de bliksem de hele nacht met elkaar hadden gestreden. De media noemden Juárez al jaren een oorlogsgebied, maar Moore had de betekenis daarvan tot nu toe nog niet echt begrepen.

   ‘Geef me verdomme een wapen!’ schreeuwde Corrales. ‘Ik wil verdomme nú een wapen!’

   Zuniga negeerde hem.

   Ze renden naar de grootste slaapkamer, waar een hemelbed stond dat zo groot was als een zwembad. Aan de muren hingen ingelijste silhouetten van naakte vrouwen en bizarre art-decoschilderijen van Zuid-Amerikaanse landschappen die Zuniga een fortuin gekost moesten hebben. Moore had hooguit twee seconden om deze kunstwerken te bewonderen, voordat hij op een ladekast een ander pistool zag liggen: een Belgisch politierevolver. Hij greep het pistool, ontgrendelde het en draaide zich om toen hij in de gang zware voetstappen hoorde. Een van de mannen uit de pick-up was aan Zuniga’s mannen ontsnapt en rende recht op hen af, met beide armen geheven en een pistool in elke hand.

   Moore vuurde twee kogels af en raakte de man in zijn linkerborst en lies. Daarna rolde hij opzij omdat hijzelf werd beschoten, maar de kogels sloegen in het plafond van de slaapkamer zodat er stof in zijn ogen dwarrelde.

   ‘Holy shit!’ schreeuwde Corrales, vol bewondering voor Moores schietkunst.

   ‘Schiet op!’ riep Moore.

   Zuniga gebaarde dat ze naar de badkamer moesten gaan. Links van hem was een kastdeur met erachter een gigantische, minstens drie meter brede kledingkast met een kaptafel in het midden. Hij stopte een sleutel in het slot van een paar hoge houten kastdeuren, zwaaide ze open en greep een geweer dat hij Corrales in de hand drukte. Daarna pakte hij er nog een dat hij aan Moore gaf, die verbaasd vloekte.

   ‘Waar heb je dat in vredesnaam vandaan?’ riep Moore.

   ‘eBay, gringo. Nu opschieten!’

   Hoofdschuddend en verbijsterd keek Moore naar de Colt M16A2 met een magazijn met dertig kogels, een standaardwapen van de Amerikaanse marine en in feite een grotere, zwaardere uitvoering van de M4A1-karabijn die hij als seal had gebruikt.

   Wat zou Zuniga hun hierna laten zien? Had hij in een geheime ondergrondse garage misschien een M1A1 Abrams bepantserde tank staan?

   De Colt M16A2 kan semiautomatisch of in salvo’s van drie patronen schieten. Moore drukte op de schakelaar, koos semiautomatisch en zei tegen Corrales: ‘Alsjeblieft, domkop, de veiligheidsgrendel zit hier.’ Hij liet het hem zien en stak met een sarcastisch gebaar zijn duim omhoog.

   De jongen stak zijn middelvinger op.

   Op dat moment hief Moore zijn geweer, langs Corrales’ gezicht, en schoot op de dikke man die in de deuropening verscheen en zijn pistool met beide handen vasthield.

   Corrales schreeuwde, draaide zich vliegensvlug om en zag de man als een bloederige hoop neergaan.

   ‘Wat ís dit verdomme?’ vroeg Corrales geschrokken. Hij rende naar de man toe, bukte zich en bekeek de tatoeage op de bovenarm van de man: het was de ronde afbeelding van een Azteekse strijder met zijn gepiercete tong uitgestoken. ‘Dit zijn niet Fernando’s gewone jongens,’ zei Corrales. ‘Hij is een Azteek. Uit de gevangenis. Een moordcommando.’

   ‘Ingehuurd door je oude baas?’ vroeg Moore.

   ‘Hier hebben we geen tijd voor!’ riep Zuniga. ‘Kom mee!’

   Corrales stond op en liep naar Moore toe. ‘We zijn verdomme dood, man. We zijn dood.’

   ‘Dat denk ik niet.’

   Ze liepen achter Zuniga aan naar de andere kant van de kast, waar hij zenuwachtig met een sleutel bezig was en na een tijdje een andere deur opende. In de kast draaide hij de lichtschakelaar om.

   ‘Waar gaan we nu naartoe?’ vroeg Corrales.

   ‘Naar boven,’ antwoordde Zuniga.

   ‘Naar boven? Je maakt een grapje zeker? Je bent gek, ouwe vent! Hoe komen we er dan uit!’

   ‘Kop dicht!’ Zuniga zei tegen Moore: ‘Nu, señor Howard? Doe de deur achter ons op slot!’

   Dat deed Moore.

   Zuniga liep voor hen uit door een gang die zo smal was dat hun schouders de muren raakten. Ze kwamen bij een metalen trap met ongeveer twaalf treden die naar weer een andere deur leidde. Nu begreep Moore het: ze gingen naar het platte dak van de garage en konden dekking zoeken achter de dakrand. Slimme vent. Zuniga was kennelijk op de hoogte van Sun Tzu’s De kunst van het oorlogvoeren: ‘Val nooit een vijand aan die een hoge positie heeft. Val nooit een vijand aan die de heuvels achter zich heeft. Achtervolg nooit een vijand die doet alsof hij op de vlucht slaat.’

   Toen de deur naar het dak openzwaaide, zagen ze Zuniga’s twee man sterke bewakingsteam in een vuurgevecht met de mannen beneden. De tweede witte pick-up stond voor de garagedeuren in een poging ten minste twee ervan te blokkeren, terwijl de twee trucks van de federale politie ongeveer tien meter terug waren blijven staan. De agenten zaten op hun hurken achter hun pick-ups en schoten op de anderen in een poging ze tegen te houden. Ergens in de verte hoorden ze het ritmische gedreun van een helikopter.

   Corrales rende naar de dakrand en schoot met zijn M16 in één hand op de truck beneden, waar de man met het machinegeweer dekking had gezocht achter het achterwiel.

   Moore sloeg zijn arm onder Corrales’ kin en sleurde hem bij de dakrand vandaan toen de man terugschoot en de kogels insloegen op de plek waar Corrales zojuist nog had gestaan. ‘Blijf verdomme uit het zicht!’ schreeuwde Moore. De stomme idioot zou zichzelf nog laten doodschieten voordat hij de kans had gehad zijn mond open te doen. En dat, dacht Moore, kon hij nou net niet gebruiken.

   Zuniga riep tegen zijn mannen dat ze hem moesten dekken, terwijl hij langs de dakrand naar de achterkant van het huis rende waar de regenpijp naar beneden liep. ‘Hier!’ riep hij. ‘Hier kunnen we naar beneden klimmen!’

   Moore knikte dat hij het ermee eens was, wilde zich omdraaien naar Corrales...

   Toen de deur naar het dak openzwaaide en een van de Azteken, met zijn gezicht half in de schaduw, een AK-47 hief en een salvo afschoot dat Zuniga in de borst raakte en hem achteruit deed wankelen in de richting van de dakrand.

   Moore was een halve seconde te laat, hij kon hem niet redden. Hij pompte ten minste tien kogels in de Azteek, zodat de man achterover tegen de deur aan viel en in elkaar zakte, waarbij hij een bloedspoor achterliet.

   Tegen de tijd dat Moore zijn hoofd omdraaide, was Zuniga al verdwenen: hij was over de dakrand gestruikeld en naar beneden gevallen.

   Moore rende naar de rand van het dak en keek naar beneden. Zuniga lag op zijn rug, terwijl het bloed zijn overhemd doorweekte.

   Hebt u ooit iemand verloren die u na stond? U bent nog zo jong. Weet u hoe het is om echt verdriet te voelen?

   In de Sacred Heart Church had Zuniga deze vraag aan Moore gesteld. Beiden hadden echt verdriet gekend en nu had een van hen eindelijk verlichting gevonden.

   Corrales kwam naast Moore staan, keek even naar Zuniga, vervloekte de mannen beneden en rende naar de dakrand aan de voorkant van het huis. Daar begon hij te schieten voordat Moore hem kon tegenhouden. Hij had zijn mitella afgedaan, gebruikte zijn rechterarm en zwaaide woest met zijn wapen.

   Moore klemde zijn kaken op elkaar en rende naar de idioot toe die nog steeds stond te schieten en als schietschijf diende voor iedereen beneden. Moore tackelde Corrales, trok het wapen uit zijn handen, rolde hem op zijn rug en gaf hem een keiharde kaakstoot. ‘Daar kun je heel wat meer van krijgen als je dat nog eens doet! Hoor je me?’

   Corrales knikte.

   En Moore realiseerde zich dat hij in het Engels had geschreeuwd.

   ‘Jij bent een verdomde gringo! Wie ben je?’

   Het gedreun van de naderende helikopter en het zoeklicht ervan trok hun aandacht, en de aandacht van de schutters beneden die meteen op de heli begonnen te schieten zodra hij boven hun hoofd vloog en met zijn zoeklicht het huis bescheen. De piloot maakte een bocht en vloog naar de achtertuin, waar hij genoeg plek had om te landen. Er was geen vergissing mogelijk in de tekst op de helikopter: policia federal; de woorden werden verlicht door de kogels die van de romp af ketsten.

   Waren dit Corrales’ bondgenoten die hem kwamen halen? Als dat zo was, wist Moore niet zeker of hij mee mocht. Hij viste zijn smartphone uit zijn zak en las het laatste bericht van Towers: ik zit in de helikopter. ga ernaartoe.

   Dat zal wel lukken, dacht Moore.

   ‘O, verdomme, kijk toch eens,’ zei Corrales met een blik op de helikopter. ‘Het is voorbij. We gaan allemaal naar de gevangenis.’

   ‘Nee, dit zijn mijn mannen,’ zei Moore.

   ‘Ben je een gringo die voor de federale politie werkt?’

   ‘Ze geven ons gewoon een lift. Sluit je bij mij aan. Mijn deal met jou is veel beter dan de deal die jij met hem had. Dat zul je zien.’

   Moore stond op en riep tegen de mannen op het dak dat ze hem nog een keer moesten dekken, maar de mannen riepen terug dat hij de pot op kon en renden weg, het huis weer in.

   Terwijl Moore Corrales overeind hielp en hem meenam naar de dakrand, hoorde hij gedempte schoten vanuit het huis. Zuniga’s mannen waren natuurlijk nog meer Azteken tegengekomen en hij kon veilig aannemen dat ze het gevecht hadden verloren en dat de Azteken naar boven kwamen.

   ‘Daarlangs kan ik niet naar beneden klimmen,’ riep Corrales.

   De wind van de rotorbladen sloeg hen nu al in het gezicht, de helikopter zou over een paar seconden op de grond staan.

   ‘Klim langs die regenpijp naar beneden!’ schreeuwde Moore, met een strenge stem uit het verleden, de stem van een van zijn eigen instructeurs van bud/s. Hij herhaalde dit bevel nog twee keer.

   Rillend klom Corrales over de dakrand en zette zijn schoen op de eerste beugel. De beugels fungeerden als de sporten van een ladder, maar Moore betwijfelde of Corrales dit met zijn slechte arm en schouder zou redden.

   ‘Dit kan ik echt niet,’ zei Corrales en hij zocht steun met zijn voet bij de volgende beugel.

   Weer brulde Moore een bevel.

   De deur op het dak zwaaide open.

   ‘Schiet op!’ brulde Moore en hij keek op naar de deur. Twee Azteken verschenen, een van hen gewapend met een geweer en de andere met een machinegeweer. In eerste instantie zagen ze Moore niet, omdat ze door de windvlaag die de helikopter veroorzaakte hun ogen moesten dichtknijpen en Moore zich op zijn buik had laten vallen en tegen de dakrand schoof. Hij bleef plat liggen, met zijn hoofd naar beneden en de loop van de M16 naast zich.

   Het was echt een prachtig stuk staal en voelde perfect in zijn handen. Heel even was hij weer bij de seal’s en leefde Frank Carmichael nog.

   Daarna, van de zenuwen of louter instinctief, zette hij de schakelaar op salvo’s van drie patronen en richtte de loop op de man met het machinegeweer.

   Door de eerste drie kogels viel de klootzak opzij, bij zijn buddy vandaan die zich vliegensvlug omdraaide toen hij de schoten hoorde. De Azteek draaide zich om en dat was zijn allerlaatste vergissing, want nu had Moore hem prachtig in het vizier. Alle drie de kogels raakten de man in zijn linkerborst en als zijn hart nog klopte toen hij op de grond viel, was dat een wonder.

   Toen Moore zich omdraaide om te kijken hoe het met Corrales ging, zette de man zijn voet op de volgende steun, verloor zijn greep en viel de resterende drie meter tot de grond. Zijn voeten kwamen hard neer, daarna viel hij achterover boven op Zuniga en slaakte een kreet. Hij jammerde van de pijn.

   Mooi. De domkop leefde nog.

   Twee federale politieagenten kwamen in vol gevechtstenue uit de helikopter gerend, met hun Heckler & Koch MP5 9-millimeter submachinegeweer in de aanslag. Moore schreeuwde tegen Corrales: ‘Loop naar ze toe! Loop naar ze toe!’

   Hij wist niet zeker of de jongen hem wel had gehoord of dat hij bewusteloos was, maar hij verroerde zich niet. De beide agenten lieten zich op de grond vallen toen er vanaf de hoek werd geschoten, er flitsten ten minste twee lopen. Moore stond op en rende langs de dakrand naar de hoek, waar hij precies neerkeek op de beide Azteken die de agenten hadden klemgezet. Ze hebben nooit geweten wat hen overkwam, tenminste... tot ze in een plas van hun eigen bloed lagen en omhoogkeken naar de bewaker die zich terugtrok van de dakrand. Het laatste wat ze ooit zouden zien. ‘Jullie zijn veilig, doorlopen!’ schreeuwde Moore tegen de agenten. Daarna rende hij langs de andere dakrand in de richting van de garagedeuren, waar hij nog eens drie auto’s van de federale politie zag aankomen, met zwaailicht en sirene.

   ‘Staan blijven! Verroer je niet!’ zei een stem achter hem.

   Hij overwoog om langzaam achterom te kijken, maar ach, hij wist het wel. De Azteken namen niemand gevangen, dus zij zouden hem nooit opdracht geven te blijven staan. En die stem... bekend?

   ‘Señor, ik ben van de federale politie, net als u,’ zei Moore tegen de man.

   Het wapen werd uit Moores handen gepakt, net als het pistool achter zijn riem. Moore stak zijn handen niet omhoog. Hij draaide zich snel om, verraste de man omdat iemand die bij zijn verstand was zoiets nooit zou doen, niet als er een wapen op hem werd gericht. De man was niet van de federale politie en ook geen Azteek; het was de jonge vent uit de Range Rover, de jongen die had gezegd dat hij hoopte dat Zuniga hem in leven zou laten, de jongen met dat doodshoofd in zijn rechteroorlelletje.

   ‘Jij hebt dit gedaan,’ schreeuwde de jongen. ‘Ik heb hem beneden zien liggen. Mijn baas is dood en dat is jouw schuld!’

   Met één vloeiende beweging gaf Moore met de muis van zijn hand een klap tegen de neus van de jongen. Een oude mythe luidt dat je iemand op die manier kon doden, maar dat is onzin. Moore wilde de jongen alleen maar verdoven, en bovendien was hij veel te knap. Toen de jongen achteruitdeinsde en wilde gaan gillen, pakte Moore zijn geweer terug, drukte de loop tegen het hoofd van de jongen en sloeg hem neer. Eén sicario neer.

   Moore rende terug naar de regenpijp, schouderde het geweer en klom over de rand. Hij was nog maar halverwege toen de beugels het onder zijn gewicht begaven en de hele regenpijp loskwam van de muur. Hoewel het maar een val was van anderhalve meter, deden zijn benen toch pijn toen hij op de grond terechtkwam. Maar er was geen tijd meer, want er kwamen meer Feds de oprit op. Hij rolde op zijn zij, stond op en met zijn nog steeds pijnlijke benen rende hij naar de helikopter, bereikte de deur en werd door Towers naar binnen getrokken. Corrales zat er al, met een van pijn vertrokken gezicht. Een van de agenten sloot de deur, waarna de helikopter opsteeg.

   Towers legde zijn hand om Moores oor en zei: ‘Ik kan alleen maar zeggen: ik hoop dat dit joch talloze geheimen kent.’

   Moore knikte. Nu Zuniga dood was, zouden de operaties van het Sinaloa Cartel − voorlopig in elk geval − verstoord zijn, en waren ze kwetsbaar voor nieuwe aanvallen en voor een overname door het Juárez Cartel. Als dat gebeurde, was de missie van de joint taskforce om het Juárez Cartel te ontmantelen niet alleen mislukt, maar zou Rojas’ criminele imperium zelfs ook nog sterker worden.

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml